Waldsteinsonate


Kleinbeeld

Het salon
Het luisteren brengt klaarheid

De piano in het salon en de discussie over de uitvoering (eigen foto)
Het volgt uit de gang dat een mens af en toe in een fauteuil naar een avondje piano kan luisteren. Ach zo, dat is niet iedereen gegeven? Uiteraard kan ik niet om deze spijtige vaststelling heen. Het is natuurlijk zo dat je Beethoven anders hoort als je in een salon zit, terwijl een pianiste zich voor ons inspant de Waldsteinsonate zo goed mogelijk uit te voeren.

Muziek spelen is volgens sommigen een zwaar karwei, maar als het alleen dat was, bedenk ik mij tussen twee delen, een fractie dus van tijd, zou niemand er zo mee bezig blijven. Natuurlijk, nog maar eens, velen zijn geroepen en weinigen uitverkoren. Uitverkoren dan om verder te gaan en te proberen de muziek voor het publiek levendig te maken.

Ik hoor wel eens vertellen dat de muziek uit de pruikentijd echt niet meer kan aanspreken. Er worden redenen voor aangehaald die me niet zo vaak aanspreken, laat staan overtuigen. Het punt is namelijk dat we inderdaad vragen kunnen stellen over de hedendaagse muziek, die aan de ene kant bijna onbeluisterbaar lijkt, of aan een zekere banaalheid moeilijk kan ontsnappen. Het ene is dan muziek door ernstige componisten voor ernstige uitvoerders en een ernstig publiek. Het andere is muziek voor de miljoenen. Kan wel eens geestig zijn,  maar toch is de voorstelling van zaken problematisch, want de muziek, als ze goed is, oud of uitermate actueel heeft kwaliteiten die het net onderscheiden van de banaliteit. Wetende dat alles banaal kan worden…

Maar toen klonk weer die muziek die we al kennen en toch, door de uitvoering en de fysieke nabijheid van de muziek plots iets anders was dan wat we op de radio of via de hifi-installatie kunnen horen. De dynamiek van de muziek, de opbouw was ons zelden zo helder en toch waren we er niet mee bezig dat te verkennen. De muziek klonk, maar al luisterende zagen we plots hoe sterk het wel was.

Vaak vraag ik me als leek af hoe je al die bewegingen van vingers en handen kan kennen, maar blijkbaar is het van belang voor de pianist of pianiste dat die zich vooral geen zorgen hoeft te maken over de vingerzettingen, ritme wellicht ook en andere aspecten. Hoe meer de uitvoerder in de vingers heeft, hoe meer de muziek kan klinken.

Het blijft elke keer een bron van verwondering als je bekende lui hoort spreken over muziek, hun muziek die soms ontstellend basaal en banaal is. Men vertelt dan hoe gemakkelijk het wel niet is met drie of vier akkoorden iets moois te maken, wat ook klopt, maar tegelijk, vergeet men wel eens dat er iets op het spel moet staan. Voorheen dacht ik wel eens dat de urgentie in de kunst een cruciaal element zou zijn, maar nu ik de Waldsteinsonate hoorde, luisterend en toch veel horend waar ik niet op gericht dacht te zijn, kwam ik tot de idee dat muziek inderdaad boven het dagelijkse kan blijven. Maar dan moeten we toch wel eens bedenken, meen ik, dat we soms teveel horen en te weinig luisteren.

Ik weet het, dit zijn bedenkingen die al dertig, veertig jaar tegen de populaire muziek ingebracht worden, maar daar gaat het mij niet om. Het aanbod vandaag is enorm, ook van klassieke muziek en niemand kan daarover klagen. De vraag is veeleer hoe iemand daar zelf mee omgaat. Er is het Franse chanson, waarbij zangers als Moustaki, Brassens of Brel, maar ook Edith Piaf niet zomaar met andere in een zak gestopt kunnen worden. Er zijn er die er vanaf staan en toch bijzonder, zoals Boris Vian, terwijl anderen dan weer gewoon zingen over een zacht kabbelend meer.

Men kan – zoals Micheal Foley het stelt – niet beweren dat alles gelijk is aan alles. Dat er mensen zijn die van zeemzoete deuntjes houden, dat is inderdaad zo en soms komen die deuntjes gewoon ook voor in zogenaamde hoge muziek, zoals Mozarts vogelman, Papageno. Dat is het punt niet. Want de betere volksmuziek is wel degelijk soms complexer dan wat de rock ’n roll of erger, de pop te bieden heeft. Het is niet de complexiteit van de partituur waar het om gaat, want soms klinkt de muziek dan precies zo helder en klaar, maar om de wijze waarop de luisteraar meegevoerd is geworden.

Muziek blijft iets wat ons direct kan aanspreken, maar naarmate iemand de verleiding van een zangstem, een viool of sax heeft ervaren, zal het al gauw duidelijk worden dat behalve die stem zelf ook datgene wat hij of zij zingt of speelt van belang blijkt. Vandaag is een groot deel van de muziekproductie een kwestie van vlug, vlug en nog eens vlug. Maar net de aanpak van De Wereld Drrraait Doorrr laat zien dat zo een studio-opera van nauwelijks een minuut bij bijzondere gelegenheid, zoals Verkiezingsdag laatst, dat muziek toch aanspreekt, hoe kort ook.

Het kan best dat een melodietje aanspreekt, maar de context, de vertelling, of gewoon het spel van klanken, heel abstract, zonder een boodschap, kan het luisteren tot een avontuur maken. Het gaat om het overwinnen van langere spanningsbogen, een kwartier voor een deeltje, een half uur voor een hele sonate.

Aan de pianiste om ons mee te nemen. Aan de luisteraar, toehoorder om zich te laten meevoeren. Het zou niet van deze tijd zijn, die manier van muziek maken. Men kan vandaag uren naar muziek luisteren zonder nog een handeling te stellen. Op de trein, lopend of wandelend kan men uren naar muziek luisteren en niets meer horen van wat er in de vrije lucht gebeurt. Soms is er veel lawaai, maar soms ook zingen vogels of spelen kinderen in een plantsoen. Zich afsluiten, zegt men dan, is als men naar klassieke muziek luistert. Ik zou het niet weten, want ik hou niet van oortjes of van lawaai dat te dicht komt.

De zaak is, denk ik, dat het lastig lijkt een kwartier te luisteren naar die eerste beweging van Van Beethovens Waldsteinsonate, want het vergt op het eerste zicht aandacht. Nu weten we dat diezelfde Ludwig wel eens weg zou zijn gelopen omdat een toehoorder niet zou gezwegen hebben, maar men kan zich afvragen of dat wel in zo een aristocratisch salon kan zijn geweest, want juist die aristocraten zochten voor hun ontspanning en ontplooiing de meest geavanceerde muziek van hun tijd.

Het kan dat men die muziek niet lust, daar is niet zo heel veel mis mee. Maar het valt op dat de media die men gemakkelijk vindt graag meewerken aan het onderuit halen van de charme van goed uitgewerkte en doordachte muziek, waarin de emotionele betrokkenheid niet ontbreekt. Nog eens, het gaat ons niet om de uitvoering door Daniël Bahrenboim wel om het kunnen bijwonen van een uitvoering, in een residentie of in het salon van een ondernemer.

De cultuur, waartoe ook dit soort muziek behoort, werd al veel vroeger gedemocratiseerd dan sommigen ons graag voorhouden, want de mensen die het vaak ver schopten, waren niet altijd zonen van bankiers of industriëlen, aristocraten. Kinderen van dagloners en schoolmeesters kwamen op 11 jaar terecht in het conservatorium en leefden zoals de kliek van La Bohème, met weinig en toch gestaag doorgroeiend naar een Prix de Rome en andere belevenissen. Het valt op dat men vandaag er veel voor over heeft pop en jazz in het conservatorium binnen te brengen. Het is een dubbele contradictie, want eigen aan Jazz is dat het voortkomt uit grote spontaneïteit, waarbij het oefenen op standards en het improviseren daarmee een andere benadering vergt dan het oefenen van de klassieke bladmuziek. Het kan zijn dat men dat aan het conservatorium kan bijbrengen, maar tegelijk blijft het opvallend dat in Jazz de perfectie niet de norm is, wel de dynamiek en het transport, het overdragen van de eigen aandrift om muziek te maken.

Wat de cultuur, misschien zelfs cultus van de muziek uit de pruikentijd en later aangaat, blijkt dat men daar op enig moment het middel en het doel is gaan verschuiven. Men doet het af als elitisme aan de ene kant en de andere kant maakt er een snobisme van zich uit te laten over de perfecte uitvoering. Te jong om Jacqueline Du Pré te hebben gekend als optredend muzikante, maar toch blijft haar naam nazinderen. Niet omwille van haar ziekte of haar (overspelige) echtgenoot – shit happens – maar omwille van een opname van het celloconcerto van Dvorack, die in onze discotheek te vinden was net als wel nog andere werken. Het aanbod, het feit dat we academie volgden, zal er wel toe bijgedragen hebben, dat we vertrouwd werden met die muziek.

Maar wie beweert dat die academie elitair was, in de vroege jaren 1970, vergist zich en miskent de realiteit dat er in vele gemeenten een academie was en dat jongeren naschools les gingen volgen. De ene volgden dan een blaasinstrument, anderen gitaar of viool, cello, piano. Sommigen gingen daarnaast, eens ze voldoende niveau hadden naar de fanfare en later naar de kunsthumaniora. Er zijn veel muzikanten opgeleid in dit land en velen van hen bereiken een zeer behoorlijk niveau van meesterschap. Het komt me dan ook vreemd voor die muziekcultuur te miskennen of van elitisme te beschuldigen.

Het verwerven van meesterschap, het moet gezegd, de term klinkt vreemd dezer dagen, vraagt veel, zoals ook van de jonge pianiste die ik zaterdag mocht horen. Het verwerven van meesterschap brengt ook vreugde in haar leven. Vanzelf gaat dat niet, want ze moet veel oefenen en niet zomaar alleen vingeroefeningen doen, maar ook tegelijk met andere aspecten van de te spelen partituur bezig zijn.

Daarom is het heerlijk voor een toehoorder iemand in levende lijve te horen spelen. Het is anders dan de soms wel verdienstelijke sterren op een podium, maar het is vooral een aanzet om nog meer met muziek bezig te zijn. Niet omwille van het snobisme iets af te weten van het stuk van Max Bruch Kol Nidrei of een pianosonate van Ludwig von.

Dat, zo komt het me voor komt in de huidige debatten over muziekcultuur weinig aan bod. De gemeentebesturen dienen er meer aan te doen om jongeren naar de academies te laten gaan, maar het kan geen verplichting zijn. De zaak is dat men jongeren die er niet vanzelf toe komen toch de kans te geven het te leren kennen. Men kan niet beweren dat die muziekcultuur elitair zou wezen en er niets aan doen om jongeren de kans te geven ervan te proeven.

Luisterend naar de jongedame bedacht ik mij, terwijl ze Fasshingswank aus Wien vertolkte, dat het meester worden over de technische hindernissen nieuwe hindernissen brengt, die van de uitvoering en merkwaardig genoeg, ook dat pad is ze gegaan en met opvallend resultaat. Kracht, dynamiek en prosodie, het zat er allemaal in en kan ons zeer bekoren. Hopen maar dat zij haar weg verder kan gaan, aan toewijding en talent ontbreekt het haar niet. Het is wel talent in ontwikkeling, niet zoals bij sommige sporters: iemand die veel belooft maar er nog niet veel van gebakken heeft.

Bart Haers 

Reacties

Populaire posts