Algemene Kennis als onvoltooide symfonie
Onderwijsbeleid
Het
verhaal begrijpen
Wat is weten en hoe
oriënteren we ons
![]() |
Wie kan emblematischer aangehaald worden als het Algemene kennis gaat dan Simon Stevin, wier naam nog nauwelijks een belletje laat rinkelen? |
Alvorens men het over de feiten en inzichten
kan hebben zal men toch moeten aangeven waartoe die kennis zou moeten dienen of
wat die voor een persoon kan betekenen. Men weet dat ik het nog steeds betreur
dat men de term humaniora heeft laten vallen, omdat de term ASO in wezen geen
mensbeeld meer voor ogen heeft staan. Natuurlijk, men kan ertegenin brengen,
tegen de humaniora dus dat het uit de katholieke sfeer komt, van paters Jezuïeten
en andere heren die naar men zegt wel eens te veel van jonge jongens hielden.
Ook Maeterlinck hield eraan te vertellen hoe dat werd besproken werd op het
college Sint-Barbara te Gent, in de jaren 1870 (uitzoeken) maar hij lijkt het,
althans in Bulles Bleues niet helemaal ernstig te hebben genomen. Evenals
Stefan Zweig laat hij wel zien dat men de zes jaar college in ellendige
omstandigheden moet doormaken, maar vervolgens blijkt dat het toch iets
betekent heeft. Stefan Zweig vertelt in zijn laatste werk, De wereld van
Gisteren hoe hij als gymnasiumstudent altijd weer naar het koffiehuis Central holde
om er de kranten en bladen te lezen, want daar stond het werkelijke leven in.
Wie Wenen noemt kan niet om indrukwekkende cultuur aan het einde van de 19de
en begin 20ste eeuw heen. De enorme creativiteit in alle kunsten en
de snelle groei van de stad. Maar, zoals Joseph Rot het beschrijft in zowel
Radetskymars als in de Kapucijner Crypte, het Habsburgse rijk dat zo welig
tierde van het leven kon de inherente spanningen tussen het Sein en Sollen
niet meer overbruggen. Of liever, wat hoorde was niet meer eenduidig. Je
had de burgerlijke moraal, de trouw aan de keizer maar ook een sterk
ontwikkelde zin voor wat men vandaag het bourgeois-bohémien-bestaan noemt. Je
had ook de groeiende tegenstellingen tussen de volkeren die geen oplossing
heeft gekregen, wat Benno Barnard er ook over zegt. De Duitstaligen werden er
zich van bewust een minderheid te vormen, de Tsjechen waren bezig aan een
heroveren van hun cultuur en van hun samenleving, onder meer door de nieuwe
industrieën te omarmen en de Hongaren zochten de band met Wenen nog verder te
slaken… Kortom, terwijl we ons over de betekenis van de humaniora bogen komen
we bij een domein van kennis, het Habsburgse Kakanië uit en dus bij een grote
cultuur, die flirtte met de ondergangsgedachte.
Kennis en Denken
Het debat over de notie Algemene kennis en het
belang ervan voor jonge mensen te openen is een belangrijk element in niet enkel het onderwijsdebat maar ook het
algemeen maatschappelijke belang. De
vraag is immers of we te maken hebben met weetjes, dan wel of het niet zo is
dat sommige kennis zomaar een weetje mag heten. Als we denken aan Darwin of
Newton, dan is het duidelijk dat die kennis een invloed heeft op de
maatschappijvisie die men kan ontwikkelen. Zo is het onvermijdelijk als men een
eenzijdige lezing geeft van de ontstaansgeschiedenis van de EU en met name maar
blijft hameren op de begintijd toen men mikte op economische samenwerking, op
kolen en staal. Het is van belang denk ik, dat we begrijpen dat die aanpak de
enige mogelijkheid vormde om een vijandschap van 80 jaar (1870 tot 1950) op te
lossen. Het misbruiken van dat gegeven kan maar omdat veel mensen de
ontwikkelingen van Duitsland na WO II niet begrepen hebben maar meer in het
algemeen kennen we zowel van de Duitse, Franse maar ook Belgische geschiedenis
slechts een aantal highlights en vooral, helaas, dieptepunten. Bijvoorbeeld is
de geschiedenis van het leerplichtonderwijs toch wel belangrijk, maar kennen we
nog maar weinig van de discussies in het parlement, bijvoorbeeld over de
toepassing of invulling van het begrip vrijheid, in het bijzondere geval de
vrijheid van de huisvader, omdat dit nu eenmaal vandaag niet meer van tel lijkt
of net te evident.
Het kan niet anders dan op deze wijze aan te
geven dat er veel is dat we zouden moeten kennen of weten. Niet om het weten,
want dan gebeurt er niets. Het is zoals in de film van Steven Spielberg Lincoln, door de recensent van de
standaard blijkbaar vergeleken met de grote blocbusters. Het belang van de film
ligt er nu net in dat het vertelt hoe een Amendement tot stand kon komen, hoewel
de tegenstand bijzonder groot was. Dat de film te lang duurt en teveel momenten
zou kennen met een vertragende redevoering van een arme huisslavin, lijkt mij
naast de kwestie. Mensen houden soms wel redevoeringen, geven uitgebreid weer
waar het hen om te doen is en we weten dat mensen, ook zogenaamd eenvoudige
mensen soms zeer goed bedachte en doordachte inzichten kunnen weergeven. Het
slavinnetje ontzeggen iets te zeggen te hebben, het blijft voor mij een vorm
van dédain.
Want het vraagstuk ligt daarmee wel op tafel:
heeft die recensent zich wel een beeld gevormd van de Amerikaanse geschiedenis
en van het feit, om maar iets te zeggen, dat Thomas Jefferson die in Virginia
een eigen exploitatie had met slaven maar tegelijk de grote humanistische boodschap van
de constitution had geformuleerd en ondersteund en voor de gezindten in Virginia
– dus ook de Joden - een gelijke berechtiging had gegeven. Diezelfde Jefferson
had er mee voor gezorgd dat er over Slavernij in de grondwet niets gezegd werd,
zodat het eenmaal de USA verder naar het Westen nieuwe Staten vormde, duidelijk
een vraag werd of die nieuwe staten ook slavenhouderij zouden goedkeuren of
niet. Dat er uiteindelijk een burgeroorlog uit voortkwam – de Zuidelijken
noemden het gewoon een oorlog tussen twee staten – die ook beëindigd zou worden
ligt dan ofwel in de lijn van de verwachtingen dan wel was het gevolg van
keuzes van de verschillende partijen. In de film Lincoln zien we die verschillende aspecten, het proberen te
ontkomen aan de fataliteit van de gebeurtenissen en het redden van de inzet,
c.q. de afschaffing van de slavernij en het herstel van de vrede. Uiteraard is
dat voor ons van geen belang meer.
Nu, het blijkt uit de recensie en uit andere
aspecten dat mensen vandaag de wreedheid van slavernij niet meer lijken te
onderkennen. De film gaat niet over een banale moordpartij maar over de wijze waarop
een fundamentele wet werd geschreven en gestemd. Dat laat zien hoe democratie
werkt en het valt op dat er een scène is, een slechts waarin Abraham Lincoln
zijn autoriteit als president laat gelden, dat is bij het werven en dus kopen met kleine doch lucratieve ambten. Met andere
woorden, de recensent van de Standaard is zo vriendelijk te laten weten dat er
veel op aan te merken valt. Kan zijn, maar er zijn tal van boeken en films die
de wetten van het metier overstijgen
konden en net daarom zo puik waren.
Als ik in dit kader de film van Spielberg wens
voor te stellen als een bijzondere film dan is het omdat het verhaal zelf deel
uitmaakt van onze Atlantische cultuur. We weten dat de afwijzing van de
Slavernij in Engeland begonnen was in de late achttiende eeuw en in de
negentiende eeuw is de strijd uiteindelijk succesvol gebleken. Met andere
woorden moet men zich afvragen waarom men van de film alleen de esthetische
ervaring zou laten spelen. Toen ik dinsdag in de UGC Brouckère zat, te gast van
de Amerikaanse Ambassade in België, merkte ik dat veel mensen de film zagen als
een adequate vertaling van een ingrijpend historisch gebeuren, de
Secessieoorlog en het XIIIe amendement oftewel het universele verbod van
slavernij.
De kennis van de feiten? Welke feiten, waar te beginnen,
hoe ze te ordenen in een logisch verband heeft belang voor het begrijpen van de
latere en meer recente Amerikaanse politiek, maar er is meer, in het bestuderen
van de problematiek, van de slavernij kan men processen onderkennen in de
samenleving, bijvoorbeeld de opkomst van de industrialisatie die het Noorden
van de VSA onvoorstelbaar snel hebben beïnvloed. Het gaat er niet om
historische feiten erin te stampen, wel geeft het de student – en zijn we niet
allemaal levenslang student? – de kans in het menselijke handelen meer inzicht
te krijgen. Het gaat dan om het reilen en zeilen van de politici, van de
Leiders, maar ook van mensen op andere niveaus. En niet om lessen in marmer
gebeiteld. Dat soort lessen kan de geschiedenis niet geven, hoogstens degene
die in de sokkel van een standbeeld voor een held van alles graveren, dat voor
de held misschien eerder beschamend is dan eervol.
Het gaat om een kennis die als denkding gaat
dienen, zoals Hannah Arendt dat beschrijft in Denken, het leven van de geest.
Het is van belang te beseffen dat men vandaag nog bijzonder weinig spreekt over
geschiedenis als een domein waar we het contingente en het eindige haar
betekenis heeft. Men kan de grote structuren en processen op de lange termijn niet
uit het oog verliezen, naast dat wat door de macht van het grote getal speelt.
Ook wat de filosofische reflecties op het menselijke handelen aangaat, moet men
goed de samenhang van ideeën en feiten onder de aandacht blijven brengen. Goed
historisch onderwijs? Het is moeilijk dit voor elke onderwijsvorm van bovenaf
op te leggen. Maar als zovele jongeren – zoals het altijd al het geval was –
geschiedenis zien als een blokvak, als een zaak van papegaaien, dan is er iets
mis… maar niet per se in hoofde van de leerkracht. Wel is het zo dat zij
misschien te weinig inspanningen doen Geschiedenis te presenteren als een
voorwerp van reflectie, over oorzaken, aanleiding, gevolgen van feiten op een
eerste niveau. Maar er zijn ook andere niveaus die de student kan meenemen.
Uiteraard mag de lezer voor geschiedenis ook
taalkunde of literatuur, aardrijkskunde en wetenschappen lezen en begrijpen dat
de kennis an sich van belang is, maar dat het ontwikkelen ervan als denkding
het mogelijk maakt ermee om te springen en het zich eigen te maken. Het studeren,
zo leren geleerde mensen mij, is van de opgedane kennis iets maken waar men mee
aan de slag kan. In die zin is Wikipedia niet zomaar een instrument. Men moet
wel leren wat betrouwbaar is, maar het is wel zo nuttig het belang van de
encyclopedie niet te onderschatten, al gaat ook dat niet zonder
gebruiksaanwijzing. Of nog, men gelooft niet alles wat men hoort als men zelf
over enige betrouwbare kennis beschikt.
Oriënteringsdenken
Algemene kennis helpt in het courante leven
weliswaar om bepaalde voorvallen te begrijpen, maar heeft daarom nog geen nut
in algemene of bijzondere zin. Want de algemene kennis is op zich niet te af te
lijnen. Geografische, historische of literaire referenties, enige inzichten in
de basis van de natuurkunde of – inderdaad – de evolutieleer kan men maar beter
in het achterhoofd hebben, tegelijk zou duidelijk moeten zijn dat die kennis
nooit een vaststaande eenheid vormt.
Natuurlijk, wil men er zich toe bepalen de
feiten als feiten te zien en alleen de feiten van belang te achten, waarbij al
het andere tot sprookje of verzinsel verschrompelen zou, dan ontgaat het hem of
haar dat de mens nu eenmaal een wezen is dat zeer goed in staat is zich beelden
van de dingen te vormen en er zelfs woorden, betekenis aan te geven. Bovendien
valt tegen die benadering, die men als sciëntisme kan aanmerken in te brengen
dat het geen oog heeft voor het contingente, voor feiten en voorvallen die niet
in de grote orde van de eeuwige dingen – de wetten van Newton, de Euclydische
meetkunde, het Standaardmodel … - onder te brengen vallen. Het menselijke lot?
Daar zegt u zoiets. Ik denk dat de gebeurtenissen die voortvloeien uit de
menselijke competitie of coöperatie wel degelijk hun betekenis hebben en in
talloze verhalen aan de orde kwamen.
In sommige opzichten kan men wel eens pronken
met wat men in de loop van jaren heeft opgeslagen, maar dat kan, denk ik, maar
als die kennis niet alleen maar opgeslagen is, maar gaandeweg ook verwerkt. Het
verwerken van een roman als Oorlog en Vrede of De Idioot? Er is het verhaal,
maar er zijn de vele elementen die de toon van het verhaal maken en die men wil
onderzoeken, wil begrijpen. Het getuigt dan ook van weinig inzicht in wat men
algemene kennis zou noemen als men beweren zou dat dit boek of dat essay het
beste is wat men ooit gelezen heeft. Na lectuur van bijvoorbeeld de boeken der
kleine zielen van Couperus, vond ik het een schitterend portret van een vrouw,
Constance, maar kon ik het slechts naast de Toverberg zetten of bij Stendhal,
Le Rouge et le noir. Later kwamen daar nog andere titels bij, of liever
herinneringen aan het lezen van dit of dat boek, waarbij de titel het waarmerk
is, maar vooral de vertrekbasis. In deze ben ik ook zo vrij boeken te situeren
zoals de Komst van Joachim Stiller, Joachim van Babylon of De trap van Steen en
wolken, waar dan ook telkens weer naar andere titels verwezen wordt.
Nu is het lezen als activiteit vaak een
escapistisch genoegen, dat wil zeggen dat men helemaal in het lezen kan opgaan,
waardoor het heden even verdwijnt, aan de andere kant kan het lezen van het
boek ons later weer bezoeken. Het begrijpen van het boek gebeurt immers na het
lezen. Ooit zat ik op de trein Brussel – Zurich en was ik bezig, voor de
zoveelste keer, met Tolkien, In de ban
van de Ring, dat een goede vriendin een jongensboek noemt, waar ik kan
inkomen. Maar wie het gewoon fantasie
noemt, zal niet begrijpen dat het boek voor Tolkien zelf een poging was de
moderne tijd en de moderniteit te begrijpen en aspecten ervan ook af te wijzen.
Er zijn aanwijzingen in het boek dat hij probeerde aan te geven dat macht en
gezag niet zomaar verkregen worden, maar ook dat het niet goed is dat duistere,
door mensen onbegrepen krachten de wereld bepalen. Hoewel hij op het oog een
sprookjeswereld schiep, waarin de taal en de taalkunde maar ook de oude poëtica
zo prominent aan bod komen, blijkt het werk een vraagstelling over wat we als mensen
nu moeten willen. De hoge heren worden wel eens minder sympathiek beschreven en
de gewone mensen krijgen ook hun
plaats. De spanning tussen individu en het geheel vormt in deze kolossale
verbeelding een belangrijker thema dan men vaak wil voorhouden. Toen ik naar
Zurich reisde zat ik dus een hele namiddag op de trein, van 12:00 tot 20:00 en
na een uurtje begonnen mensen in de coupé – het was nog zo een trein met een
gang opzij en afgesloten hokjes met zes plaatsen. Lezende lette ik er eerst
niet op maar de dame tegenover mij deed veel inspanningen om mij op te vangen.
Toen de trein in Luxemburg halt hield, keek ik op en er ontspon zich een
gesprek dat een hele tijd voortkabbelde. Die dame vond Tolkien een Fascist, met
zijn Sauron en Gandalf en de orken. Ik vond dat een vreemde benadering maar
omdat ik het werk wel wilde verdedigen tegen zo een aantijging, moest ik wel
elementen bij elkaar pakken en ze bovendien in het Frans debiteren. Algauw
bleken ook de andere reizigers best geïnteresseerd in de discussie. Ook al
omdat niet iedereen op dezelfde manier naar het fascisme keek – zonder het goed
te keuren. Dat Tolkien absolute macht afwees, kon zij eerst niet vatten en dat
de idee van de Ring die allen bestuurt een metafoor kon zijn was wel duidelijk
maar niet waar die naar verwees. Toen ik haar vertelde, het was kort na de val
van de Sovjet-Unie, dat ik in de machtsuitoefening van dat systeem iets zag van
die aanspraak op macht, bleek zij te begrijpen dat Tolkien in de woelige tijd
van het Interbellum en de Koude Oorlog. Mag men eraan herinnerd worden dat
Tolkien streed aan de Somme en dus de oorlog van heel dichtbij heeft meegemaakt
en zelfs gevolgen heeft ondervonden van de oorlog, dan zal men ook begrijpen
dat Tolkien redenen had om het oorlogsgebeuren zelf te zien als een spel van
hoge heren die zelf hun zielezaligheid niet waagden maar soldaten in het vuur
stuurden.
Later heb ik nog vaak over dat soort gesprekken
nagedacht, want ze bleken dat de beste manier om zich van een boek een beeld te
vormen. De verschillende meningen, de spanning tussen verwachting en
teleurstelling, het kwam in dat gesprek aan de orde. Maar nu blijkt het vaak
moeilijk om zomaar een gesprek over een boek te beginnen, omdat veel mensen
heel onderscheiden boeken lezen. Op zich kan dat geen kwaad, maar aan de andere
kant, als we naar de literaire pagina’s in de bladen kijken, dan zal men een
gedachteoefening van Nir Baram, Goede Mensen, nauwelijks vinden.
Toch is nadenken over het gelezene geen opgave,
in tegenstelling tot wat we in school dachten
te leren. Maar de dag herinner ik mij nog dat iemand mij in het Salon zat uit
te leggen dat Reve met De Avonden een beeld van de jaren vijftig had
geschilderd trok ik even mijn wenkbrauwen op en dacht er het mijne van. Google
was er nog niet maar in de bibliotheek kon ik gemakkelijk vinden dat het boek
in 1947 was geschreven of verschenen, wat betekent dat de kijk op het werk best
even bijgesteld werd. Maar telkens weer botste ik op mensen die iets zegden
over een boek, neem nu Het verdriet van
België waarna ik mij afvroeg of ik
het wel lezen moest. Ik begon dan maar met mijn verdere verkenning van Franse,
Engelse en Duitse literatuur en wat al niet meer.
Als we de gedachte van Hannah Arendt vast
houden, dan is het opnemen van algemene kennis, al zal blijken dat we misschien
beter een andere term hanteren, een voorwaarde is om over de dingen die ons
treffen, raken of overvallen in een verbeelde wereld na te denken en kan dit
voor gebeurtenissen in de realiteit zoniet leidend dan toch helpend zijn. Ik
weet dat men de omgang met fictie en dergelijke niet ziet als een goede
benadering van de werkelijkheid. Soms kan het erop neerkomen dat mensen met hun
kennis uitpakken, maar er zijn omstandigheden waarin die kennis helpt zich te
oriënteren bij een persoonlijke kwestie, maar ook bij kwesties van algemeen
algemene, maatschappelijke aard. Neem nu de vluchtelingenproblematiek, waarbij
men vooral de hinder van de vluchtelingen voorop stelt, maar dan vergeet men dat
er hoe dan ook, voor de Wende, voor 1989 een wetgeving bestond om mensen op te
vangen. Ook wat immigranten uit de Magreb en uit Turkije betreft was er lange
tijd een nood aan ongeschoolde arbeidskrachten, maar precies in die periode,
rond 1990 werden vele van die jobs weg gesaneerd. Franςois Mitterand zelf
stelde ooit dat Frankrijk niet meer mensen van vreemde origine kon opvangen,
terwijl in de jaren 1930 de Fransen vluchtelingen uit Spanje, Duitsland en
Oost-Europa had opgevangen. In het hele debat over immigratie en de opvang van
vluchtelingen is men onder druk van het Vlaams Belang hier, van Pim Fortuyn en
dus een socialist de instroom van vluchtelingen en de uitbreiding van de families
van immigranten als een probleem gaan beschouwen. Een naam moet hier nog
vallen, Ayaan Hirsi Ali was een dame die gevlucht was uit Somalië en voor een
gedwongen huwelijk, maar zich zeer snel de Europese, Nederlandse cultuur had
eigen gemaakt. Men bestond het om Rita Verdonck haar zin te geven en de
zogenaamde leugen, een wijziging in haar naam, als reden aan te grijpen om haar
de Nederlandse nationaliteit te ontnemen.
Zelf begreep en begrijp ik de problematiek wel,
maar het valt me op dat de politiek in Europa, ook vanwege partijen die anderen
wel eens wijzen op de betekenis van de Holocaust, mensen die hierheen komen,
berooid maar vol hoop geen kans krijgen. Zij liegen over het land van herkomst,
over leeftijd en over de omstandigheden van hun vlucht. Het is handig om daarin
een middel te zien om anderen te
culpabiliseren, maar het is veel moeilijker om de houding tegenover de
Endlösung te laten sporen met de eigen kijk op die vluchtelingen en
immigranten. Het kan toch niet dat men zegt dat deze mensen slechts getallen
zijn, terwijl absoluut duidelijk is dat het om even zoveel mensen gaat die een
eigen verhaal hebben.
Mag men vaststellen dat de instroom van
vluchtelingen op een bepaald moment de mogelijkheden van de onthaaldiensten ver
oversteeg, dat illegalen te gemakkelijk werden gelegaliseerd bij een generaal
pardon, dan moet men ook vaststellen dat de crisis in de opvang vaak het gevolg
was van een dubbelzinnige houding. Concreet betekent dat niets anders dan dat
die vluchtelingen voor rechts en links eindelijk handige argumenten boden om de
anderen te demoniseren. Aangezien in de Europese Verklaring van de Rechten van
de Mens in de Universele verklaring van de Rechten van de mens staat dat mensen
zich vrij mogen bewegen, tenzij voor kwaadwillige doelen – als die bewezen zijn
voor de rechter – kan men de pogingen van mensen om Pakistan of Afghanistan dan
wel Congo Brazzaville te ontvluchten en in Europa heul te vinden, niet
bestraffen. De mensenhandelaars hebben inderdaad boter op het hoofd, maar als
men de trajecten ziet die deze mensen afleggen en men bedenkt hoe Jozef Roth in
Job beschreef hoe een familie in stukken en brokken en doorheen vele van ’s
heren landen trokken om vanuit Oekraïne in de VSA uit te komen, dan begrijpt
men dat de motieven van de vlucht van de mensen vandaag even gecompliceerd,
riskant en soms hopeloos uitpakken.
Hoe zal men dan het probleem menswaardig
oplossen? De kwestie blijft actueel, al blijkt de stroom van vluchtelingen te
vertragen. De politiek van de lidstaten van de EU heeft er bovendien voor
gezorgd dat de tamtam toch werkt. Wie er nu is, heeft geluk gehad. Toch zien we
dat de debatten over de wijze waarop zij kunnen integreren in onze cultuur
steeds weer op zeer beperkte schaal en zeer generaliserend worden gevoerd. Op
beperkte schaal, dat wil zeggen dat we de integratie, bijvoorbeeld van Ayaan
Hirsi Ali niet op prijs stellen. We? Ik wel, maar goed, de Nederlandse politiek
vond geen middel om haar de kans te geven haar integratie verder vorm te geven.
Wel integendeel. Generaliserend want iedereen moet blijkbaar aan eenzelfde
beleving van de Europese, c.q. de Vlaamse beantwoorden. Net voor hen blijkt de
notie Algemene kennis van belang.
Het is niet met de enkele feiten dat we over zo
een probleem kunnen nadenken. Want er vallen vele facetten aan te onderkennen
en te onderzoeken. Maar als veel migranten vandaag maar matig geïntegreerd zijn
– en andere wel zeer goed – dan moet men dat echt wel beter overdenken. Zonder
achtergrondinformatie en een kijk op de verscheidenheid, de uniciteit van
mensen gaat het niet.
Moet er een canon van een algemene kennis
wezen?
Algemene kennis linkt men vaak aan een aantal
canons, bijvoorbeeld de literaire canon, de historische canon of een
wetenschappelijke canon, waarbij men dan wel eens discussies krijgt of men nu
Freud al dan niet in die canon moet opnemen. Ook al zijn een aantal van zijn
inzichten naderhand door onderzoek opzij geschoven of bijgesteld, toch kan men
zich afvragen waarom de vernieuwing in de psychologie die hij bracht niet een
plaats heeft. Sommigen zullen dan weer het Behaviorisme zonder meer opnemen in
de canon, terwijl lang niet zeker is of kan zijn, hoe het functioneert. Daarom
is het hanteren van een canon, zoals bijvoorbeeld met de evangelies gebeurd een
handige zaak voor wie de canon kan vastleggen, het is ook een beperking van het
speelveld.
Het domein omschrijven van wat men algemene
kennis noemt, waarbij de ene misschien de geschiedenis van de sport een grote
plaats kan laten innemen en een ander meer gaan zal voor de schilderkunst, de
filosofie, het Franse Chanson of het Nederlandse Cabaret… blijkt inderdaad zeer
onoverzichtelijk en niet altijd systematisch te bundelen. De ontwikkelingen in
de fysica aan het begin van de 20ste eeuw? De verdere verkenning van
de verschillende krachten, het bekende besluit van Albert Einstein E = mc2
maar ook het werk van Niels Bohr… vallen niet zomaar onder de knie te
krijgen omdat het wel enige kennis van wiskunde vraagt om ze begrijpelijk te
maken en er zelf enig begrip over te krijgen – ik spreek hier uiteraard voor
mezelf.
Is het domein zeer veel omvattend dan kan men
inderdaad beter systematisch onderzoeken waar het om gaat. Het is niet enkel de
kennis opslaan, maar ook kunnen reproduceren wanneer het er toe doet. Of als
vergelijkingsmateriaal voor nieuwe informatie, om te kunnen filteren. Het was
en blijft opvallend hoe mensen rijke en complexe culturen willen vinden in
tijden waar er van landbouw nog geen sprake is. Nu is het wel mogelijk dat het
ontwikkelen van het graan en andere vormen van landbouw – peulvruchten – iets
vroeger van start is gegaan dan lang is gedacht, zowel de vruchtbare sikkel,
het gebied van Egypte en het Tweestromenland als India en China zijn wellicht
ongeveer 4000 jaar voor christus tot ontwikkeling gekomen, terwijl de landbouw
in die streken wellicht aan het einde van laatste ijstijd mogelijk is geworden
en ook ontwikkeld in die gebieden. Toch kan men ook zien dat de gouden era van
die culturen ongeveer 800 BC en doorging tot het begin van onze jaartelling een
eigen denkkader ontwikkelde in de verschillende cultuurgebieden. Boeddha,
Confucius en Socrates, Plato, maar ook Zarathoustra mag men niet uit het oog
verliezen.
Nu zou men er kunnen mee volstaan Confucius van
naam te kennen, maar in feite is er een probleem dat de naam alleen niet
volstaan kan. Want dan komt nergens uit. Het is dus nuttiger te onderzoeken wat
Confucius te vertellen had, of wat in de Veda’s, wat India aangaat, te lezen
valt. Maar ook hier durven we nauwelijks
verder op de zaken in te gaan, want we zouden bladzijden kunnen vullen over
Zoroaster, over allerlei vormen van syncretisme en zoveel meer, want dan
vergeten we nog iets te zeggen over filosofie, over Nietzsche en wie Nietzsche
zegt… inderdaad, er zijn vele paden en ze hebben veel om het lijf.
Omdat zo bekeken het begrip algemene kennis zeer breed is en zelfs
grenzeloos kiest voor een of meerdere canons
om die onbegrensdheid in te perken, maar het kan ook aanleiding geven tot een
negatief invullen van kennis, wat tot de canon behoort is van belang, wat
erbuiten valt is niet het noemen waard. Zo zien we vandaag dat kennis van de
Middeleeuwse geschiedenis en zeker de ontwikkeling van het recht niet meer tot
de canon behoort. Of moeten we het hebben over Simon Stevin?
Het punt is dat er inderdaad zoiets bestaat als
gedeelde kennis over zaken die in onze samenleving en cultuur van belang zijn,
maar die zaken zijn dan ook meer dan alleen data, namen of feiten. De Slag der
Gulden Sporen kennen vele Vlamingen, de slag bij Nieuwpoort is al wat
moeilijker en het drie jaar aanslepende beleg van Oostende is uit onze
geschiedenisboekjes geschrapt, terwijl het voor de tijdgenoot toch wel een
belangrijk gebeuren was en meer dan nog de verovering door Farnese van
Antwerpen in 1585 een verklaring voor het feit dat de Nederlanden niet meer
herenigd werden. De slag der Gulden Sporen overigens is als feit maar van
belang omdat het de Franse Koning, Filips IV de Schone middelen uit handen
sloeg om de uitbreiding van het kroondomein mogelijk te maken. In Vlaanderen
zelf liet de evolutie van de gebeurtenissen de steden toe een nog grotere greep
op het staatsbestuur te krijgen. De betwistingen over de compensatieregelingen
in het verdrag van Athis-sur-Orge behoren dan weer tot de exquise kennis van
enkele rari nantes. Moet men daar fier op zijn? Kan men er zich op laten
voorstaan dat te weten? Of wat aangevangen met de discussie over de vraag of
Donkere materie en donkere energie nu wel bestaan, dan wel dat de dame, Vera Rubin
die de zaak bedacht om een onverklaarbaar verschil tussen de gekende
hoeveelheid materie in het heelal en de veronderstelde hoeveelheid als men de
wetten van Newton helemaal zou volgen? Daarbij werd ook het melkstelseldraaiingsprobleem
vastgesteld.
Precies omdat er zoveel domeinen zijn waarover
men iets moet weten, kan men het alleen maar onbegonnen werk noemen zo een
algemene canon vast te stellen. Laat men specialisten in de vroege geschiedenis
of in de wetenschappen bepalen wat men moet weten, dan zal men vaststellen dat
dit heel veel is. Maar finaal zal blijken dat zo een lijsten van te kennen
zaken, als zij niet vooral aanleiding geven tot het verwerven van inzicht, niets
opleveren. Anderzijds, zoals Umberto Eco het stelde, kan men maar moeilijk
buiten catalogi om van wat mooi is, lelijk of …waar wil men nog enige greep
houden op wat er toe zou doen. De catalogus is dan ook niet zo normatief als
een canon.
Het open einde
Daarom is het van groter belang vast te stellen
dat men kennis kan verwerven door gedetailleerde studie over een kwestie,
bijvoorbeeld de ontwikkeling van de Romeinse municipia, de autonoom bestuurde
steden die voor buitenlands beleid en recht onder Rome vielen. De autonomie van
de steden had voordelen ook voor het centrale bestuur omdat de kwaliteit van
het bestuur sterker was dan een bestuur van bovenaf. Toch zal men dit
uiteindelijk pas goed kunnen volgen als men eerst een globaal beeld heeft van
de geschiedenis van dat rijk. Hoe het algemene toelaat bijzondere aspecten
beter te begrijpen,en hoe omgekeerd de algemene kennis vaak nauwelijks meer is
dan een geraamte, een skelet, zonder veel vlees en vet aan tenzij men meer
specifieke aspecten gaat verkennen.
Verder weet men intussen dat veel mensen klagen
dat ze zo weinig geschiedenis, aardrijkskunde of andere vakken kregen. Nu kan
het best dat sommige jongeren wel de krant lezen, naar de radio luisteren of –
in mijn geval - volgden hoe het bijvoorbeeld in Nicaragua ging begin jaren
1980, waarom er zoveel stennis was over Raketten in Florenne en dat soort
zaken. De discussie over de verdienste van het Navo-dubbelbesluit zou men
vandaag, denk ik als historische kennis moeten aanbieden. Ook hier blijken
details, zoals het feit dat Vlaamse Socialisten heftig tegen Helmut Schmidt
ingingen. De man was SPD-leider, Bondskanselier
– toen nog in Bonn - en voorstander van dit plan tot plaatsen van raketten,
gericht op de Sovjet-Unie en het aangaan van besprekingen over de reductie van
kernwapens voor de middellange afstand.
Maar men kan dat niet brengen zonder goede
uitleg over de Koude Oorlog en die heeft dan weer haar voorgeschiedenis vanaf
1914, al zal er wel menig Fransman zijn die beweert dat het in 1870-1871
begonnen is, toen Pruisen tegen Frankrijk optrok en de koning plots Keizer werd
gekroond. Het spreekt voor zich dat daarnaast nog enkele elementen ter
verklaring aangedragen moeten worden.
In de humaniora, het ASO leert men, denk ik,
niet van alles iets, want dan zou algemene kennis betekenen dat men van alles
iets weet en niets grondig. Men dient immers een facet van het gebeuren mee te
geven, dat is het plezier van het leren, de flow van het bezig zijn met een
oefening beschrijven van een functie, een vergelijking en dus met afgeleide en
de tweede afgeleide.
Kennis mag men evenwel niet als doel op zich
beschouwen, want dat wordt het iets als de encyclopedie die Isidorus van
Sevilla schreef Etymologiarum libri viginti, een verdienstelijke poging de kennis die hem
toen ter beschikking stond te bundelen. De bibliotheek van Alexandrië was
natuurlijk vernietigd en verder waren de mensen met kennis van het oude Rijk of
verdwenen of kopschuw voor de nieuwe meesters. De encyclopedie van Isidorus
heeft wel mee een basis gelegd voor het hogere onderwijs, zoals de artes
Liberales en Grieks en Hebreeuws in het toenmalige Spanje.
De vaststelling van Francis Fukuyama dat in het westen de
universiteiten geacht werden volgzame dienaren voor de kerk en de staat op te
leiden, maar dat precies het programma er aanleiding toe gaf dan menigeen de ex
cathedra meegedeelde kennis in twijfel ging trekken. Het waren vaak de knapste
koppen die de officiële leer in twijfel trokken en men kan de Renaissance en
het humanisme best zien als een periode waarin de algemeen aanvaarde stellingen
en inzichten werden afgewezen. Aan de ene kant krijgt men dan figuren als
Marcilio Ficino, Giordano Bruno en anderen die zich verliezen in gnostische
teksten, maar uiteindelijk een visie ontwikkelen op de samenleving die best wel
interessant kan uitpakken. Aan de andere kant heb je figuren als Jan Hus – in
een vroege fase -, Luther en Calvijn, die de kerk zelf in het hart aanvallen om
dan ook nog figuren te ontmoeten als Copernicus, Vesalius en Galileo Galilei die het wereldbeeld van het
heersende bestel evenzeer onderuit gingen halen.
Men kan niet Hugo de Groot, tot slot, een groot Nederlander
noemen als men zich geen rekenschap kan geven van het belang van zijn werk als
jurist en rechtsfilosoof, maar ook kan men zich terdege bewust worden van het
gevaar van de Nederlandse politieke zeden en de politieke twisten aldaar in het
eerste kwart van de 16de eeuw.
Ik noteer dit alles in het bewustzijn dat ik die kennis niet
zomaar heb opgesnoven in de lucht. Bovendien kan het voor iemand anders
gemakkelijker zijn iets zinvols te beweren over Thomas Edison of de
ontwikkeling van de stoomtram. Het interesseert de ene meer dan de ander, maar
dat is niet het punt. Wil men over een en ander van gedachten kunnen wisselen,
dan kan het handig zijn de gedachten zo te formuleren dat zij voor anderen een
vergelijkbaar referentiekader oproepen en dus begrijpelijk zijn. In het huidige
klimaat waarbij politici en opiniemakers hun gedacht zeer gevat weergeven,
ontbreekt er vaak een passende aanwijzing over het referentiekader. En volgt er
doorgaans ook geen gesprek meer over dat referentiekader. Zou het dan vermetel zijn
te veronderstellen dat brede interesse en een min of meer diepgravende kennis
van een paar terreinen mensen toelaten met meer zin voor nuance over hangende
kwesties te spreken?
Algemene kennis en cultuur
Tom Naeghels noemt veel van de kennis die ik hier gul tentoon
spreidde hoge cultuur die men pas gaat waarderen als men ouder wordt, ouder dan
30, 40. Hoogleraren en andere hoog geplaatste mensen zouden het afwezig zijn
van de kennis die men als common knowledge voor de beschaafde mens beschouwen
kan, betreuren. Maar als die oudere heren – waarom zouden de dames dat niet
betreuren – daar eens goede redenen voor hebben en zich vooral betrokken weten
bij het welzijn van die anderen.
Vanouds zijn gymnasiasten en collegejongens graag bereid
ofwel op te snijden over hun kennis dan wel juist te doen alsof die kennis van
geen betekenis is. De democratisering van het onderwijs heeft de positie van de
collegeleerling uiteraard wat genivelleerd, maar de conclusie van bijvoorbeeld
pedagogen was en is dat er geen verschil mag bestaan. Soms valt het voor dat
iemand van de straat in een totaal andere wereld terecht komt, De Wereld draait
door en plots wordt die kerel meer dan een rapper die nauwelijks de manieren
van de straat achter zich heeft gelaten. Aan de andere kant zien we dat nogal
wat intellectuelen graag doen alsof ze niet van de Academie komen en willen zij
gewoon zijn. Maar ook wil men vaak met ruimhartige breeddenkendheid jongeren
vertellen dat het niet erg is dat zij John Rawls of Amartya Sen niet kennen. Uitleggen?
Dat hoeft nu ook weer niet. Dat is in feite het wezenlijke probleem in media en
onderwijs: men voedt noch de nieuwsgierigheid naar hoe de dingen eruit zien en
zich tot elkaar verhouden noch voedt men wat ik hoger het Oriënteringsdenken
heb genoemd, naar Hannah Arendt.
Het is niet verplicht alle mogelijke details te verzamelen,
want het leven is geen quiz, wel is het nuttig denk ik, wil men over prangende
vragen nadenken, een voorraadje aan verhalen en inzichten bij de hand te
houden. Kwestie van bij soms moeilijke kwesties toch een voorlopig antwoord te
hebben, dat men altijd nog kan bijstellen. Algemene kennis rijmt dus niet op
encyclopedische kennis, maar eerder op het vermogen zich snel in meerdere
domeinen thuis te voelen en er toch iets van af te weten. Wil men dat een
bourgeoiscultuur noemen? Geen probleem, het gaat eerder om een cultuuropvatting
die men wel eens ontmoet bij mensen die van huis uit interesse voor de dingen
en de mensen hadden. Nee, de burger, de aristocraat in Mozart’s of van
Beethoven’s tijd waren geen droogstoppel. Zij wilden muziek, zoals Baron van
Swieten. Maar het gaat dan over burgers, over personen die interesse hebben
voor kunsten, wetenschappen en filosofie. En zij waren thuis in die sferen, zo
dat ze er niet mee hoefden te pronken.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten