Euthanasie tussen particuliere zaak en publiek belang
Reflectie
Waarom
ethische vragen
Het
publieke domein appelleren
De gedachte dat we in een samenleving leven,
blijkt zich vaak te beperken tot het al of niet erkennen van wetten. Wetten
waaraan anderen zich dienen te houden, maar het zou kunnen dat als we wat meer
afstand nemen men aan de vraag niet voorbij kan waarom het handhaven van een
aantal wetten, inzake fiscaliteit of drugsgebruik zo moeilijk te handhaven
vallen en andere wetten als betutteling beschouwd worden? Het
gemeenschappelijke in ons leven, dat wil zeggen dat wat we delen met anderen,
ideële goederen bijvoorbeeld, werd uitgebouwd in relatief goed omschreven
gemeenschappen, maar ook practische voorzieningen, een kliniek per zoveel
100.000 inwoners met een goede dienstverlening, vergen die relatie tot een
collectiviteit voor een verzekerde werking. Ik weet het, volgens zekere logici
mag men aan de hand van een voorbeeld, een singulier geval geen algemene
conclusies trekken. Maar als ik spreek over één hospitaal per x 100.000 dan
gaat het over de systematische aanpak die aan gezondheidszorg ten grondslag
ligt, dan is het voorbeeld niet singulier maar betreft het precies een
belangrijk facet van de welvaartstaat. In het kader van de discussie die onder
andere de Tea Party aan heeft gezwengeld, kan men vaststellen dat de rol van de
overheid in het systeem van gezondheidszorgen niet zonder meer alleen maar
particuliere belangen zou dienen, van de patiënten, de artsen en de
verzekeraars om de farmaceutische industrie niet te vergeten. En dus kan ik de
idee niet onderschrijven dat gezondheidzorg volledig aan de particuliere sector
kan worden overgelaten. Maar het blijft altijd een stevige discussie om over
bepaalde behandelingen eenstemmigheid te bereiken, vanwege de kostprijs.
Net de vaststelling dat de farmaceutische
industrie volgens sommigen te weinig doet om nieuwe antibiotica te maken, om
mogelijke resistente bacteriën nog te behandelen. Maar we weten dat
onoordeelkundig voorschrijfgedrag en overdadig toedienen in de veeteelt wel
gevolgen heeft gehad, zoals mutaties bij bacteriën en bij de mens zelf. We
gebruikten het woord onoordeelkundig en willen het hier nuanceren, omdat de
instantie die dat heeft uitgesproken wel degelijk ook belangen had of de genade
kende later te zijn gekomen. Een wijsheid achteraf kan men het niet noemen, wel
een vaststellen naderhand dat de medici bepaalde keuzen te weinig in vraag
hebben gesteld. Maar ook hier is het blijkbaar zo dat de informatie via
wetenschappelijke nascholing niet iedereen bereiken kon. Maar ook patiënten
waren wel eens vragende partij om penicilline, om snel van de kwaal verlost te
zijn.
De conclusie moet dan ook niet zijn dat in deze
een groep of club de schuld moeten
krijgen. Schuld betekent intentioneel schade toebrengen. Voortschrijdend
inzicht? Men zou het niet weten maar het is wel van belang omdat we een goede
analyse van node hebben om zinvol een goede behandeling voor de toekomst
mogelijk te maken. Uiteraard hebben experten hier het eerste woord.
Terwijl een aantal wetenschappers zich zorgen
maken om de toekomstige beschikbaarheid van antibiotica, zijn er andere die
zich buigen over de kwestie van het uitzichtloos lijden. Het punt blijkt te
zijn, schrijft dokter Wim Distelmans dat de arts zeer betuttelend dreigt op te
treden. Het probleem is dat we inderdaad naast de autonomie van de arts de
autonomie van de patiënt vaststellen en ook de eigen dynamiek van de ziekte of
aandoening blijft in het spel. Het is net omdat we niet goed weten wat voor een
persoon het leven, met een aandoening of ondanks de aandoening betekent, dat
sommigen dat probleem van het vermijdbare lijden – doorgaans gebonden aan de
strijd tegen de leer van een oude, in Europa op de achtergrond verdwijnende
religie – boven alles stellen. Die visie staat regelrecht tegen de inzichten
van de Stoa. De Stoa die precies een grote apathie tegen het lijden aan de dag
leggen, maar ook de vreugden van het leven niet echt ter harte nemen wilde.
Opmerkelijk blijft dat we de aanname dat we elk
lijden als overbodig moeten beschouwen, want het lijden vormt een inbreuk op
het geluk. De vraag werd mij voor het eerst gesteld tijdens mijn collegejaren
in verband met eugenese en euthanasie. Door het leven al wat wijzer geworden
vond ik toen al niet, in tegenstelling tot anderen, dat een gezondheidsprobleem
het geluk in de weg kon of kan staan. Het blijft frappant, ook zoveel jaren
later, na mijn afstuderen aan de universiteit de kwesties op een zeer pertinente
wijze aan de orde kwamen, bij familieleden, mijn grootmoeder in de eerste
plaats, maar voordien ook een tante. De ziekte als besluit van onderzoek
meekrijgen, kanker dus, was een heel zware slag en soms, zo heb ik mij door
meer beslagen artsen laten vertellen, werden aandoeningen ook nog eens
mismeesterd en daarmee de patiënt.
Het is evenwel precies mevrouw mijn
grootmoeder, die op jonge leeftijd een zwaar accident mocht overleven, waarbij
ze een been verloor, die mij van de onmogelijke houding van een professor
Distelmans overtuigde: ondanks het zware verlies van dat been, van een dochter die
met een hartaandoening 17mocht worden en twee jonge baby’s. twee zoontjes, was
zij altijd ook een dame die goed in het leven stond. Haar leed hoefde ze niet
te verstoppen, want het was geaccepteerd. De hele discussie die professor
Distelmans voert, zo meen ik, snijdt elke poging van een persoon de weg af met
eindigheid, met kwetsbaarheid om te gaan. Jawel, ten titel van provocatie, mijn
grootmoeder was gelovig en aan het eind zelfs wat bijgelovig, maar wie zal dat
een vrouw van 85 jaar kwalijk nemen, als ze voelt dat het onvermijdelijke
nadert en de pijn steeds erger wordt. De idee dat er maar een uitkomst was,
speelde mee, dat wil zeggen, men kon aanvaarden dat er een einde kwam en het
was niets te vroeg. Het leven werd een last.
Ik weet het, uit een geval kan men geen
algemeen besluit trekken. En toch, dat is nu de kern, dat leven is altijd weer
een zeer singulier geval. Maar toch gaat het om een publieke kwestie, niet dat
ene geval, maar de ziekteverzekering, de ziekenhuizen, artsen en de
regelgeving, om niet te vergeten de handhaving. Bijgevolg zullen we ons over de
publieke aspecten van het levenseinde bekommeren, zonder te vergeten dat er een
persoon bij betrokken is. Autonomie is dan het toverwoord. Nu wil ik aannemen
dat een mens op den duur een zekere mate van autonoom denken en handelen kan
bereiken, maar dat mensen hoe dan ook nog altijd leven met andere mensen, om
wie zij geven, die om hen geven, of net niet.
Het lijden van een persoon is geen publieke
zaak, tenzij als het om een publiek figuur gaat, maar dan krijgen we ook elke
dag een medisch rapport, terwijl ons dat maar in beperkte mate aangaat. Nee,
het lijden is bepaald persoonlijk, lijden door ziekte of handicap. Maar kan het
zijn dat men dat niet kan verdragen, terwijl men het ook tot enige acceptatie tracht
te komen? We hebben het niet over onbehandelbare pijnen, maar het gaat om wat
mensen op hun levenspad overkomt en dan is het de vraag of die acceptatie
mogelijk is. Ooit las ik een jeugdverhaal over een jongen die blind werd. De
moeilijkheden om daarmee over de baan te komen, vormde de kern van het verhaal.
Was het een stichtend verhaal? Wellicht wel, uit de tijd toen jonge lezertjes
met maatschappelijke kwesties om de oren werd geslagen. Toch leek het wel waarheidsgetrouw
of liever waarachtig. Het blijft het tere punt van een goed verhaal, dat het
waarheidsgetrouwe niet altijd als waarheid erkend wordt. De verhalen die dr.
Wim Distelmans vertelt, zullen ongetwijfeld waar zijn, te verifiëren blijken,
wat betreft zijn rol of de rol van de arts. De andere kant valt vaak moeilijker
te bekijken. Tot altijd? Ook daar was het doel van het verhaal de mogelijkheid
van euthanasie onder ogen te zien.
Vaak klinkt het dat wie leed in het (eigen)
leven aanvaardt eindelijk nog zwaar onder de invloed staat van Rome, maar het
zou ook kunnen dat men op grond van het denken van Spinoza en van de Stoa,
Socrates… tot andere inzichten komt. De moeilijkheid is dat men euthanasie mogelijk
maken en uitbreiden wat er nu in de wet is opgenomen, als een verlengde ziet
van de Verlichting. Daarmee zou dan ook alles gezegd zijn. Al wie lijden
accepteert als deel van het bestaan, zo lijkt, keert zich dan ook tegen de
gedachten van Diderot en de zijnen. In meer dan een opzicht kan de wetgeving
rond euthanasie verkeren in het tegendeel, in plaats van ontvoogdend en
bevrijdend kan het dan tot (zachte) dwang worden. Men ziet als het een opdracht
van de staat mensen niet onnodig te laten lijden en dus dient men de
geneeskunde zo ver mogelijk te drijven, wat tot nog toe tot prachtige
resultaten heeft geleid. Maar op een punt, denk ik, kan dat verkeren in het
ondergeschikt maken van de persoon aan het algemeen geluk.
Wat iemand persoonlijk overkomt, kan hij of zij
niet altijd alleen aan, maar het hoeft niet altijd het einde te zijn. Ik denk
niet dat ik lichtvaardig deze dingen benader, wanneer ik hier te berde breng dat
het voor iemand van groot belang kan zijn te weten niet alleen te staan met een
ongeval of ziekte. Het kan ook van groot belang zijn als men erop vertrouwen
kan, dat artsen het best mogelijke zullen doen. Als het dan mis loopt, voelen
de patiënt en diens of haar omgeving inderdaad de doodsklokken luiden.
Aanvaarden? Kom op, dat is niet aan de orde, maar dringt zich op. De keren dat
ik het al mocht meemaken, leken mensen die door zware ziekte geveld waren en op
het oog op het einde wachtten, vaak wel in staat die fataliteit te onderkennen.
Net zoals ook de omstanders begrepen dat dit einde niet triest mocht heten. Ik
denk dat hier het verschil in opinie met de voorstanders van euthanasie berust
op het feit dat men in het leven van een nabestaande wel degelijk de
verschillende afwegingen gaat maken, erover denkt en spreekt en begrijpt hoe
erg het kan zijn, moet zijn. Maar de ziekte is gekomen omdat er leven was.
Het blijft noodzakelijk, denk ik, het
persoonlijke van dit gebeuren in de wetgeving niet te onderschatten, maar tot
dat persoonlijke behoort ook de kring rond een patiënt. Vaak lijkt die
uitgesloten of niet aangesproken. Een persoon leeft niet alleen, want laten we het
er met elkaar over eens zijn, wie helemaal solitair zou leven, zou geen grond
meer hebben om een leven te bouwen en ertoe komen een vriend te zoeken. Vandaar
dat ik het vreemd vind, dat men in het euthanasiedebat altijd de autonome
persoon centraal zet – omdat de omgeving die op verkeerde gedachten kan brengen?
Of die mensen voor iemand kunnen zorgen, mogen zorgen is van geen tel. Terwijl
men mantelzorg wil bevorderen om de toenemende nood aan bedden in
woonzorgcentra op te vangen – wat dus een zeer utilitaire benadering van de
zorgwens moet heten – blijkt men aan het advies die nabestaanden te wantrouwen,
vast te houden.
Terug naar het publieke, want men merkt
bijvoorbeeld dat het gebod “Gij zult niet (nodeloos) Lijden” in de wetgeving
enkel van tel lijkt als het om de gezondheidszorg en het levenseinde gaat. Het
valt veel moeilijker slachtoffers van machtsmisbruik, verkrachting of pedofilie
te verdedigen tegen verkrachters en geweldenaren. Het valt op dat men de term
Nodeloos lijden eindelijk niet kan omschrijven. Maar juist daarom is het
interessant bij iemand als Albert Camus te rade te gaan, die in de Mythe van Sisyphus
nu net te kennen geeft, dat we ons de man met zijn rots als een gelukkig mens
moeten voorstellen. Hij moet telkens weer zijn rots de berg opduwen en als hij
boven is, rol de rots terug omlaag. Voor Camus aanleiding om na te denken over
hoe we met het absurde kunnen omspringen. Ons Sisyphus voorstellen als een
gelukkig mens, kan een begin zijn.
Even belangrijk is het dus in te zien dat
sommige graadmeters naar het geluk in een regio nooit kan peilen naar het
vermogen van mensen om gegeven de omstandigheden toch iets van het leven te
maken en er vooral iets, veel goeds aan te vinden. Als graadmeters peilen naar
materiële omstandigheden die het menselijke geluk zouden bepalen, dan is
ziekte, zeker een slepende ziekte een ernstige hinderpaal, waarbij ik dan, in lijn
met wat ik er vroeger over zegde, de idee niet van mij af kan schudden dat de
vooruitgang in de geneeskunde en andere omstandigheden nu net vaak een
ongehoorde nieuwe situatie hebben geschapen. Alleen, de ziekte kan men
overwinnen, sommige gevolgen niet altijd. De vraag die men dan niet stelt: bent
u niet blij, ondanks het ongemak, nog te leven? Mocht dit nu eenduidig en
altijd een negatief antwoord krijgen – quod non – dan zou men de verregaande
mogelijkheden van de geneeskundige zorg niet meer ter beschikking hoeven te
stellen, denkt men dan. Toch zal men dit niet afwijzen, omdat men tegelijk,
terecht, de kwaliteit van leven voor zoveel mogelijk mensen zo optimaal als
mogelijk wil houden. Alleen, voor wie door het oog van de naald is gekropen en
daar blij, verheugd om is, heeft de term geluk een andere invulling gekregen.
En dat maakt dat de overheid die zich laat leiden in het beleid door een
concept van geluk dat neerkomt op de afwezigheid van lijden, die mensen die een
ziekte of ongeval te boven komen niet meer in rekening zou kunnen brengen als
het om het berekenen ging van het bruto nationaal geluk, wat mij een bizarre
logica lijkt. Iemand die sterft, zal noch ongelukkig noch gelukkig zijn. Iemand
die enige tijd het bed moet houden, niet meer normaal kan functioneren als Tony
Judt blijft het maximum doen, het optimale gegeven de omstandigheden. Het is
die gedachte die mij er wel eens toe brengt kregel te reageren op al dat
pleiten voor een uitbreiden van de wet die euthanasie mogelijk maakt. En ja,
iemand die kan doorgaan en gelukkig kan blijven of worden, bewijst dat de
overheid haar rol goed vervult.
Het sterven is de uitweg en aangezien die maar
eenmalig kan genomen worden, zal men er denk ik toch ernstig over nadenken. En
als behandelingen geen baat meer brengen, zou men dan uitzichtloos leven?
Volgens sommigen, zoals Professor em. Etienne Vermeersch wel. Ik weet het niet,
want ik ben nooit in die situatie geweest, maar ook weet ik dat die
uitzichtloosheid voor iemand als Spinoza een gek attribuut voor het lijden zijn
geweest. Tinneke Beekman laat in Door de
lens van Spinoza zien dat voor Spinoza de dood weliswaar het onafwendbare
einde is, maar dat juist daarom niet enkel het gedoe post mortem voor hem niet
hoeft, maar ook dat dit juist de intensiteit van het leven kan versterken.
Zoals men gemakkelijk kan zien, kan men de
kwestie over euthanasie niet zomaar in een handomdraai oplossen, al zeker niet
als het concrete personen zijn die erom vragen. Maar door elk lijden
uitzichtloos en onnodig te noemen, ontstaat er wel een paradox dat de overheid
mensen niet meer hoeft te beschermen. Men kan zich moeilijk over die twee
mensen van 45 jaar oud uitspreken. Over de artsen dus ook niet, want men kent
het medisch geheim niet. Maar als de logica is dat men iedereen moet helpen die
een doodswens heeft maar niet terminaal is, dan denk ik niet zozeer dat het hek
van de dam is, maar de vragen over het goede leven voor arts en patiënt een
andere betekenis zullen krijgen. En nog eens, toen de wet kwam die onder goed
omschreven omstandigheden euthanasie toeliet, dacht ook ik, dat het een goede
zaak zou zijn. Maar de zelfbeschikking die hier in het spel is, lijkt mij niet
bevrijdend en de vraag is of de staat er zich wel toe lenen kan, mensen te
helpen aan een doodswens tegemoet te komen. Dan vrees ik dat een mens van zijn
leven niet meer zeker kan zijn… en dat men bepaalde behandelingen niet meer zal
opstarten, niet omwille van de kostprijs, maar omdat de patiënten daarna toch
kiezen voor de Exit.
De rol van de staat als beschermer van het
leven en borg voor elke burger geen geweld te hoeven doorstaan, lijkt hier niet
aan de orde. Maar precies omdat zoveel kan, zal men zien, dat het behandelen
van patiënten voor de staat en de samenleving, zeker de beperkte kring rond een
persoon met een ernstige aandoening een andere betekenis heeft. En toch, de
staat is betrokken partij en dus is minstens dat aspect een publieke zaak. Maar
goed, mensen die menen dat we autonoom kunnen zijn, lijken wel te vergeten dat
elkeen nog een burger is, vader of moeder of partner. Er zit dus aan dat
levenseinde zowel een volstrekt persoonlijk en privaat aspect, maar er is ook
veel dat de publieke zaak raakt en dus politieke implicaties heeft. De wet over
het toelaten van euthanasie en de opvolging ervan laten zien dat men nog steeds
betreurt dat er zoveel beperkingen op zitten. De vraag presenteren als een
strijd tussen vrijzinnigen en gelovigen lijkt me zeer kort door de bocht.
Laten we dus de term publiek belang vanuit de
discussie over het levenseinde bekijken en het wordt wel heel complex, vooral
voor wie ondanks de pijn toch aan het leven hecht, want dat blijkt vandaag een
adunaton, iets dat ingaat tegen elk redelijk denken en tegen elke kennis van de
natuur.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten