Het goede leven

 Reflectie  

Gezondheid
Hoe we de zegeningen van de geneeskunde
in ons leven weten mee te nemen


Oscar Pistorius, die dankzij moderne technologie
leren stappen en lopen, haalde zelfs de Olympische
Spelen. Die kennis en dat kan kunnen kan niemand
versmaden, wat tegelijk ook weer andere vragen
oproept.  
We wensen elkaar welgezind en gemeend een goed jaar en een goede gezondheid toe. Bij deze. Tegelijk merken we dat we de zin uit het oog verliezen van wat een goed jaar zou kunnen zijn, wat een goed leven…

Oeps, een filosofische vraag, zo vroeg op het jaar, dat mag men een mens toch niet aandoen. Maar anderzijds, los van de berichtgeving uit Syrië, voor ons vooral een virtuele oorlog, waarmee ik vooral bedoel dat we van de ellende van de oorlog niet veel merken. Maar ook is er geen beweging in de internationale gemeenschap te krijgen. Maar goed, dat is een ander domein, maar het gaat toch ook over het goede leven voor die mensen.

Het verhaal is bekend, zegt men, dat de dingen des levens ons al dan niet in de schoot vallen, maar hoe het wel is, blijkt niet altijd zoals we hadden verwacht of zoals we hadden gepland. En met dat plannen en organiseren gaat het goed, zeer goed zelfs. Ik denk, maar kan mij vergissen dat we daar best gaan kijken wat de passende maat van plannen zou kunnen zijn. Wie bovendien merkt dat sommige mensen het leven voor anderen wensen te plannen, maar daarbij al eens de eerste stappen in het leven, zoals het onderwijs niet voldoende wensen te plannen. Maar over onderwijs willen we het deze keer niet hebben, al komt het dan toch weer om de hoek kijken. Het gaat ons inderdaad om de betekenis van gezondheid en hoe we ons leven inrichten. Staat er iemand te zingen in een koor, die de dood in de ogen heeft gekeken en dan toch weer alle levenskrachten heeft weten te verzamelen, dan merk je hoezeer we verlangend in het leven staan. De idee van Spinoza is dat we sterven moeten en weinig redelijke mensen zullen dat ontkennen. Maar tegelijk is de wetenschap bezig de mogelijkheden te onderzoeken het leven eindeloos te verlengen en de dood hoe dan ook te overwinnen. Christenen zijn het, maar dan in het ondermaanse en misschien mag het een droom zijn, de gedachte eeuwig te leven zou ook wel eens ondragelijk kunnen zijn. Zie je iemand veel te jong sterven, door ziekte of door geweld dan wel door het veronachtzaming van het eigen welbevinden, dan voelt men de pijn dat zo iemand vertrekt, vertrekken moet en is die dood niet meer een gebeuren veraf, maar niets minder dan een mysterie. Ach, sommigen zullen het woord mysterie aanstippen en mij katholieke of andere gedachten aanwrijven. Maar mag men het woord mysterie niet meer hanteren of de ervaring dat de dood, van onbekenden iets heel vreemd is, waar we niet van weten wat het betekenen kan voor ons. De dood in het eigen leven heeft een andere betekenis, maar in het eigen leven betekent ook dat het kan gaan om het leven, het overlijden van anderen. Ik denk dat we daar op een soms vreemde manier licht over gaan. Daarom kan ik wel begrijpen dat mensen aangedaan zijn als ze een bericht krijgen over een zwaar ongeval in een Zwitserse tunnel, waar 22 kinderen en volwassenen overlijden. Maar het moet ook duidelijk zijn dat het meeleven van ons, de natie – die dan plots wel bestaat – met die mensen vaak overtrokken overkomt. Als een mens sterft in Merkem of Diepenbeek dan is dat een zaak van de betrokken familie, maar hier is het plots een zaak van emoties. Vergeleken met de gebeurtenissen in Newtown en Utoya gaat het over een accident. Maar goed, zelfs een accident in India met vele doden haalt vele media, terwijl pas nu het protest van Indische vrouwen om zich heen grijpt wij iets te horen krijgen over het gebeuren, c.q. de veelvoudige voorvallen van vrouwen die verkracht worden. Het heeft wel zin, denk ik, te berichten over de kinderen die terugkeren van sneeuwklassen en niet thuis komen, daar kan geen twijfel over bestaan, maar kan men wel de emotionaliteit aanwakkeren?  Men dient toch goed in overweging te nemen of het niet anders kan. Zwermen journalisten rond de scholen van de kinderen, zwermen journalisten die ouders willen bereiken en spreken, het dient nergens toe. Ten gronde gaat het om ongezonde nieuwsgierigheid naar de emoties van mensen die net hun kind verloren hebben. In Newtown of Dendermonde, waar een wilsact aan de basis lag van dood en verdriet, was die emotie terecht, maar via de media toch ook overtrokken. Praten, praten en nog eens praten en het onvatbare, het mysterie van de dood, van de moorden zelf blijft onopgelost. Uiteraard kan men het aan de halsslagader voelen en dus vaststellen dat iemand sterft of dood blijkt, daar is geen mysterie aan. Het punt is dat hoezeer we ons aan feiten vastklampen, het verscheiden van persoon die ons nabij staat blijft hoe dan ook nawerken. Hier speelt, denk ik, wat Hannah Arendt te melden heeft over het verschil tussen kennis, kennen, weten en wat zij onder denken verstaat. Denken kan betrekking hebben op feiten, vanzelfsprekend, maar ook op wat men ervaart. Als het dan gebeurt dat iemand sterft, dan wordt men geraakt en raakt niet enkel het verdwijnen van een wereld, maar nog veel meer, het feit dat de interacties met die persoon stilvallen. Helaas is ook dat een te klinische uitdrukking.

Waarom mensen als Breyvik, Kim de Gelder en Adam Lanza, alle jongeren dit doen, terwijl anderen niet tot geweld komen, blijft een bijna onmogelijke kwestie. De vragen zijn legitiem, het onderzoek dient, denk ik, omzichtig aangevat te worden. En bovendien, zonder de ouders van deze daders ter verantwoording te roepen, speelt de omgeving in het welbevinden een rol. Maar als illusies gebroken zijn, kunnen ouders vaak niet meer dan de scherven samenrapen. Dan komt er iets anders aan de orde, de veerkracht van een persoon en die kan men doorgaans niet alleen terug vinden. Ook hier moeten we door nood gedwongen vaststellen dat er elementen het gebeuren bepalen die men niet als wetenschap zal voorop stellen.

Gezondheid is voorwerp van veel onderzoek, maar vaak is het werk van de experten niet enkel waardevol in het algemeen, ook kan het voorkomen dat er vragen te stellen vallen bij de manier waarop artsen, verpleegkundigen, maar ook verzekeraars en ziekenhuisbeheerders naar een patiënt kijken. Bert Keizer schreef over een patiënt in zijn verpleeghuis: een man van 94 was voor een kleine aandoening naar het ziekenhuis gebracht en heeft daar behalve de bevoegde huidarts ook nog eens zeven andere specialisten zien passeren. Longen, hart, spijsvertering en wat al niet meer werd onderzocht. Maar, zegt Bert Keizer, arts en filosoof, die man wil niet meer opgelapt worden. Hij is levensmoe en men had er rekening mee kunnen houden. Waarom het niet gebeurde? Omwille van de eed van Hypocrates? Het zou een redelijk antwoord zijn, maar is misschien te oppervlakkig. Omwille van de technologische vooruitgang op het vlak van diagnose en behandelingen, niet enkel inzake medicijnen, maar ook instrumenten voor het operatiekwartier en wat al niet meer. Men kan aan deze evolutie niet voorbij, zegt men dan, maar ik meen dat het niet voldoende is. Jawel, onze zegeningen moeten we tellen en tellen we dan ook niet altijd voldoende, wel vergeten we dan nog dat dit problemen oproept van een nieuwe behandelingswijze, niet van de ziekte of aandoeningen maar van de persoon die de patiënt is. Over het versmaden van de medische mogelijkheden om de kwaliteit van leven gaat het niet, maar net zoals Bert Keizer het stelt, kunnen we niet voorbij aan de persoon als we het hebben over de persoon die patiënt is geworden en soms heel oud.

Waar schuilt het probleem dan wel? De kennis op verschillende terreinen is enorm uitgebreid en voor leken helemaal onoverzichtelijk. Toch krijgen we een massa berichten over vernieuwende inzichten, benaderingen maar kunnen die niet altijd goed plaatsen. Het verhaal is niet dat de kennis niet doorkomt maar wel dat de informatie over die wetenschap voor een leek lang niet altijd relevant is. Nu weten we natuurlijk ook wel dat de media dat proberen op te vangen, zeker als het om preventie gaat, door grote lijnen mee te geven. Echter, de volgende stap die men vaak neemt, bestaat erin dat men via wetten het gedrag van mensen wenst te sturen. Inzake tabak lijkt er een zekere logica in te zitten, maar ook inzake ongezond eten en zo meer zien we dat er groeiende tendens bestaat mensen via wetten of zeer discreet via het niet meer vergoeden van gezondheidszorgen aan het verstand te brengen dat het gedrag niet past. Obesitas is een lastige kwaal en sommige mensen lijden aan zeer heftige vormen, maar het is vaak net dan een gevolg van een combinatie van problemen met het stofwisselingsproces en moedeloos van alle inspanningen niet meer te letten op wat men eet. Maar hier brengt men mensen in een lastig pakket, vrouwen en mannen die vaak al een half leven met pesterijen te maken hebben gehad. De schuld zomaar op hun schouders leggen, kan dan ook ethische vragen oproepen.

Het punt lijkt te zijn dat we de kennis hebben, maar dat de omgang ermee moeizamer verloopt dan sommigen wensen. Men houdt er vaak geen rekening mee, als men roept dat het verouderingsproces vertraagd kan worden, zozeer dat het mensen toelaten zou 150 jaar of ouder te worden, maar vergeet dat we daar ook een aantal problemen mee zouden hebben, namelijk dat we met onze tijd geen blijf zouden weten. Nu al is de samenleving niet aangepast aan het ouder worden van zoveel mensen en voor jongeren is het tijdsperspectief in de uitbouw van het leven al behoorlijk overhoop gehaald omdat de fasen van jeugd en jonge jaren, maar ook van het leven zelf enorm opgerokken lijken te worden.

Ik denk dat gezondheid een groot goed is, maar meen dat het ontbreken van de volle 100 % een mens niet minder hoeft te maken. Nu, we hebben bewondering voor sporters die op blades de 100 meter lopen, maar niet voor mensen van 77 die al eens last hebben om de weg over te steken. Het zal er dus op aan komen dat we de vergrijzing, die men ook als last ziet voor de begroting te zien als een correlatie van de verbeterde hygiëne, voedingsgewoonten, gezondheidszorgen zodat we begrijpen dat het ouder worden niet enkel een last hoeft te zijn. Maar dit speelt op verschillende niveaus, het persoonlijke, de omgeving en de samenleving, met dus andere implicaties. Het is goed, aangezien niet alle aspecten van het medische vermogen ons voor ogen staan, na te denken over wat dat allemaal kan betekenen. Maar de dilemma’s op het persoonlijke vlak zijn er niet minder om en ook mag duidelijk zijn dat we het langere leven van anderen toejuichen, van onze dierbaren, maar dat we ons afvragen… zonder het durven uit te spreken.

Ik denk dat we die overwegingen liever niet uitspreken, maar de contradicties in het discours zijn wel opvallend. Zo wil men voorkomen dat ouderen door hun kinderen of anderen mishandeld worden, maar anderzijds doet men voorstellen om ouderen te bewegen hun huis te verlaten, als de kinderen uitgevlogen zijn… maar weet men ook dat er niet voldoende ruimte is voor nieuwe woningen en weet men ook dat wonen in serviceflats en homes voor de middenklasse te doen is, maar niet voor iedereen. Maar het belangrijkste geval van contradictorisch discours blijft het toedienen van zorgen bij het levenseinde, omdat het geval wil dat mensen zelf over hun lot beschikken, zeker de laatste beslissing, maar bij de voorgaande beslissingen, die ook zin aan het leven kunnen geven minder in te brengen hebben en dat is wonderlijk.

Zoals Bert Keizer het stelde, was het voor zijn patiënt genoeg geweest, vond hij dat zijn leven over was en dat al die zorgen niet meer hadden gehoeven. Wat is dan de plicht van de artsen en wie voert de regie? Dat is de hamvraag en niet bepaald gemakkelijk. De patiënt zelf heeft zeker het laatste woord, maar hoeft niet alleen te beslissen, over de onderzoeken of de behandelingen, therapieën. Het beste is dan dat in het hospitaal iemand behalve het delen van de dossiers over gevallen ook de patiënt volgt en bespreekt of bepaalde onderzoeken nodig zijn. De discussie over de patiëntenrechten blijft dan ook onderbelicht en wat het allemaal te betekenen heeft, mag echt wel meer onder de schijnwerpers gebracht. Niet alleen de grote thema’s, zoals bij gevallen van kanker of dementie, maar ook de meer courante kwesties.

De geneeskunde waarover we beschikken kan een mensenleven veel bijbrengen, maar we weten dat er domeinen zijn waar de kosten hoog oplopen voor de ziekteverzekering, ziekenhuis en patiënt. Soms zou men die kosten beter kunnen beheersen, soms blijken het kosten op het sterfhuis, maar ook dat moet kunnen. Nu goed, de rekenmeesters zullen mij wel tegenspreken, maar zit er niet een angel in het budgettaire beleid rond de gezondheidszorg? Die kan opgelost worden, maar als we blijven dansen rond de hete brij en niet aannemelijk maken dat bepaalde zorgen op enig moment niet meer hoeven, geen baat meer hebben, dan kan men de patiënt bij het levenseinde vooral beter omringen met zorg zonder nog (zware) medische ingrepen. Iemand van 85 jaar, met diabetes en een onderbeen dat was geamputeerd bijna vijftig jaar vroeger, was zo een dilemma waar ik weet van had. Maar voor de eigenlijke beslissing hoefde te vallen, was de dame gestorven.

Voor de leek die ik ben is er veel uitleg nodig over een concrete situatie die mij of mijn naasten aangaat, opdat ik me een begin van een oplossing zou kunnen voorstellen. Maar goed, nu ben ik nog niet op een leeftijd dat die beslissingen niet meer eenduidig op het behoud van het leven gericht zijn. Het gaat er pas om spannen, denk ik, als de vragen talrijker worden, moeilijker worden en de implicaties onoverzichtelijker. Toch is dan ook iedereen gerechtigd de nodig zorg te ontvangen. Het blijft me opvallen dat in de media altijd weer de extreme situaties bekeken worden, terwijl, zoals Bert Keizer met zijn stuk  aan heeft gegeven, het ook wenselijk is te begrijpen dat een goede gezondheid een goede zaak en een groot goed is, maar dat het welbevinden ook in rekening moet gebracht worden.

Blij zijn te leven? Het lijkt een evidentie, maar het is wel van belang te beseffen dat een 90-jarige best nog blij is met zijn leven, maar tegelijk weet dat het mag ophouden, maar dan onmiddellijk. Nee, niet nu, sito presto, maar geen lange doodsstrijd. Dat is wat het leven kan bieden soms. Sinds ik in de jaren 1990 hoorde over de pil van Drion en de gedachte van Hugo de Ridder leerde kennen dat mensen een middel zouden moeten hebben om er zelf een proper einde aan te maken, heb ik daar wel al vaker over nagedacht. Men kan denken, zoals de wondarts in Goethes roman Wilhelm Meisters Lehrjahre die een zwaar gif voor persoonlijk gebruik bij zich had voor het geval dat de last der jaren te zwaar worden zou  en dus om te ontkomen aan een depressie ofte melancholie, dat zo een middel mensen wel eens langer op de been zou helpen. Maar de gedachte lijkt ook te zijn dat men geen beroep wil doen op anderen. Dat punt is misschien nog het moeilijkste.

Al bij al geef ik mij er als leek wel rekenschap van dat de kennis van artsen, generalisten en specialisten heel veel omvat en veel mogelijkheden biedt voor een goed leven. Evenzeer kan men niet om de kwestie heen dat al die mogelijkheden voor het persoonlijke leven van elkeen, gezond of patiënt, niet alleen een medische betekenis heeft. Ons welbevinden hangt van veel factoren af, maar het is wel zo nuttig na te denken over wat de langere levensverwachting met ons doet. En hoe we die langere leeftijd ook gaan invullen tot groter welbevinden, blijft een belangwekkend vraagstuk.

Bart Haers



Reacties

Populaire posts