Waarom helden zo hard vallen
Reflectie
De
bedrieglijke charme
van
zuiverheid
![]() |
Odysseus en de Sirenen. Hij luistert naar de lokstemmen maar kan niets doen, zijn bemanning roeit, maar kan de stemmen niet horen. |
Werkelijk, over Lance Armstrong wil ik het niet
hebben, of toch niet over zijn faits et
gestes, laat staan over zijn bekentenissen. De zaak is, denk ik, dat we het
niet weten, waarom de idee post heeft kunnen vatten dat hij zuiver op de graat
was. Het gaat erom dat we de sport wilden zien. Het volk wilde spelen? Het kan
dat we geloven dat iemand over superkrachten beschikt. De betekenis van
heldendom in onze tijd vormt een ander element in het verhaal. Maar meer nog
dan over een sportheld, moeten we het wel hebben over politieke leiders en
misschien zelfs over helden van deze tijden, intellectuele helden. De vraag is
of we wel zoveel zuiverheid mogen verwachten en moeten willen. En dan komt die
andere vraag, wie mag het willen?
Baggerend in de halfheid en compliciteit zijn
journalisten niet altijd het best geplaatst om zuiverheid van hun sporthelden
te wensen. Op dat vlak heb ik Mart Smeets altijd gezien als iemand die het
wist, niet wegstak, dat er in de sport, de wielersport een en ander gebeurde
dat het daglicht niet kon zien, maar hij accepteerde niet dat men zomaar
beweringen de lucht in strooide. Heeft Lance hem bedot en wist hij dat? Hij kon
toch zelf geen inquisiteur worden? Sommige journalisten hebben hem al vlug aan
de schandpaal genageld en toch kwamen er geen positieve dopingtesten. Nu zegt
men dat het anders gaat, maar toen was er al behoorlijk veel inzet om
dopingzondaars te pakken, wat men ook mag verwachten. Het probleem is immers
dat men niet dezelfde wedstrijd speelt als men beter geprepareerd is. Nu, sinds
Rasmussen heeft ook dat een wrange betekenis.
Maar wij die keken naar Pantani op de zwaarste
hellingen, die iedereen eraf reed, maar er uiteindelijk zelf door het leven
werd afgereden, hebben wij dan boter op het hoofd? In zekere zin wel: snoepen van superzware ritten en onmogelijk
zware strijd doet het lijden van de held vergeten, want om dat lijden ging het.
Voor Armstrong was er maar één doel: winnen. Daar zeg ik niets nieuws mee, maar
hij controleerde het spel en soms leek er geen sprake meer was van een
wedstrijd. Ulrich legde zelfs de wedstrijd stil toen Lance gevallen was …
dankzij een toeschouwer.
Voor mij is Armstrong geen gevallen held, maar
iemand die de allures heeft van een tragische protagonist. Wie hoog opklimt kan
diep vallen, dat weten we maar geloven we nooit. Nu vergelijken we dat eens met
de houding die we aannemen tegen de heer Lippens, ooit bankier, topbankier bij
Fortis en die nu liefst door vriend en vooral vijand vergeten wil worden.
Gelukkig is er een onderzoeksrechter die de dossiers tegen Lippens en de zijnen
aan het opbouwen is. Ook Lippens was een held, zij het voor een ander publiek.
In de salons van de Brusselse Haute Finance was hij de held, de man die na het
debacle van de raid van Carlo de Benedetti de bank Generale en de verzekeraar
A.G bij elkaar bracht, die ook ASLK wist op te slorpen en ook in Nederland een
interessante bankactiviteit kon incorporeren. Pas toen Lippens en co de strijd aangingen
om ABN AMRO, het Nederlandse kroonjuweel en erfgenaam ook van de voormalige VOC
en de Nederlandse Handelsmaatschappij samen met Royal Bank of Scotland en Banco
Santander bleek het te hoog gegrepen: De hybris, dat was het mevrouw, waarom
hij wel moest vallen.
Hybris, het is een bekend woord en we weten uit
de lessen Grieks, enkelen dan toch, of uit de lessen filosofie, eventueel
cultuurgeschiedenis wat dat is: het gevoel of de indruk te hebben alles aan te
kunnen en voor niemand hoeven onder te doen, zelfs niet voor de goden. Dan gaat
het mis, zegt men, maar anderen noemen het gebrek aan zelfbewustzijn ook iets
wat men niet moet koesteren. Zelfvertrouwen is inderdaad niet hetzelfde als
overmoed. Maar kunnen we van sommige industriëlen en ondernemers niet denken
dat ze wel eens meer overmoed aan de dag leggen dan zelfvertrouwen? En
politici? Ook zij moeten altijd weer blaken van zelfvertrouwen en aangeven dat
ze echt wel weten waar het om gaat. Maar als we de zaak beter bekijken dat
blijkt dat niet altijd mee te vallen. Al in de jaren 1990 vroeg Hugo Schiltz
zich af of en hoe politici met hun onzekerheid en gebrek aan helder inzicht om
moesten springen. Vandaag is een politicus moeilijk in staat te beweren dat men
weet hoe men de economie aan de praat moet krijgen. Een toverformule is er
zeker niet, maar toch, men kan moeilijk aangeven dat men door de zure appel
heen zal moeten bijten. De tijd dat een leider alles in een keer kon oplossen…
Ach, die leiders van weleer, die hadden ook hun zwakheden, waarbij ik denk aan
Napoleon of Robespierre, maar u mag ook denken aan Jozef II of beter,
Maria-Theresia.
Er valt op die helden van weleer altijd wel
iets aan te vangen, denk ik, want de kwestie blijft maar wie hier wie kon
bedotten. Dat we fair play mogen verwachten op het speelveld, tijdens de
competitie, ligt voor de hand. Reglementen voor voetbal zijn alsmaar verfijnd
en toch lijkt men te twijfelen aan de haalbaarheid van een sport die
aantrekkelijk is om naar te kijken en ook nog eens fair gespeeld wordt. Bij het
wielrennen, waar de renner in theorie in een ploeg rijdt maar altijd
persoonlijk geëvalueerd wordt, door de ploegleiding, natuurlijk, maar ook door
God en klein pierke, van de journalist tot de leden van de supportersclub is
het van belang om steeds naar verwachting te presteren. De teleurstelling kan
groot zijn als de eigen held niet wint, zoals Roger De Vlaeminck eens mocht
ervaren toen hij op een diefje – enfin – de Ronde van Vlaanderen won.
De liefde voor de held is soms aandoenlijk,
maar ook is het soms een vergoddelijking die geen mens verdient. Het gedoe rond
sport, de analyses vooraf en achteraf, het moet wel wat doen met sportlui en
als er dan iemand is die zich helemaal inzet voor de zaak, zich verheft boven
iedereen en zich daar naar gedraagt, dan ontstaat een idolatrie die alleen maar
ontgoocheld kan worden.
Maar kan het voorwerp, de persoon die vereerd
wordt er dan aan ontsnappen of het in de kiem smoren? Hij – of zij – zal dat
bij aanvang niet doorhebben en vervolgens zich gevleid voelen zodat het proces
niet echt meer te stoppen valt. Eddy Merckx is voor velen nog steeds een idool,
maar hij is er na zijn loopbaan in geslaagd opnieuw op de begane grond te
komen, al zal men dat niet altijd van hem aanvaarden. De houding van de media
tegen Merckx vind ik overigens nog altijd behoorlijk overdreven respectvol.
Hijzelf kan daar in beeld, op televisie zelfs kregelig over doen. Maar behalve
een paar akkefietjes kon men de man weinig aanwrijven.
In de politiek verwijt men nu Bart de Wever dat
hij een idool is geworden. Wie hem enkele keren als een overwinnaar heeft zien
binnenkomen in een publiek van gelijkgezinden, merkte al onmiddellijk hoe
sommigen hun lot aan het zijne wensten te verbinden. Door zijn optreden kon hij
velen overtuigen, onder andere met zijn column in De Morgen, later in De
Standaard. Het feit dat hij niet altijd een kwestie direct te lijf gaat, maar
wel eens probeert er een visie over te brengen die niet direct de aperςue is
die men zou verwachten, heeft hem veel vertrouwen opgebracht. Aperçu is dan een
hoofdinhoud, een beknopte visie op iets, waarmee men een eigen standpunt uit de
doeken doet. Toen de Wever een lans brak voor het Algemeen Secondair onderwijs,
Algemeen vormend dus, was het Vlaams Parlement haast te klein. Maar in feite is
de term verkeerd gekozen omdat verre van Algemeen vormend door de onderwijsvorm
in kwestie een zeer sterk geaccentueerde taal- en wetenschappelijke vorming
wordt aangedragen. Door af te stappen van de term humaniora, tja, verdacht want
oud, heeft men ook het begrip algemeen vormend laten schieten dat zich uitte in
zeer diepgravende vorming. De Wever getuigde daarbij van zijn idee dat hoe
lastig die zes jaar Latijn en Grieks ook waren, hij er toch blij om was dat
gevolgd te hebben. Nota bene, De Wever wees ook nog eens fijntjes op het feit
dat hij vandaag tot een kansengroep zou behoren. In de jaren zestig en zeventig
was men nog aan het zoeken naar een definitie.
Idolatrie schijnt verleidelijk te zijn, want
mensen, verstandige mensen lenen er zich toe en beseffen niet dat wanneer het
misloopt met het voorwerp hunner verering zijzelf niet vrij te pleiten vallen.
Vrij van schuld aan dat mislopen? Ik denk aan hare Majesteit de Koningindouairière
die een deel van haar dotatie verliest omdat ze zich niet aan het rolmodel zou
geconformeerd hebben. Het rolmodel dat zijzelf gekozen had of dat haar plots
werd opgelegd? Prins Philips van Vlaanderen, de broer van Leopold II en vader
van Albert I blijkt een goed beheerder van fondsen te zijn geweest, ondanks
zijn doofheid, of was het dankzij, want dan hoorde hij geen Lippens oproepen
aandelen van Fortis te kopen en men weet hoe het daarmee is afgelopen. Maar
goed, van Boudewijn is niet direct geweten hoe hij met het familiefortuin is
gesprongen, wel dat hij wel wat vastgoed heeft verworven buiten de eigendommen
van de Koninklijke schenking. Waarom zou die oude dame haar bezit niet naar
eigen inzichten en als een sobere huismoeder beheren en wegschenken? Maar, de
monarchie is niet a priori een goede zaak voor dit land in deze tijd, toch is
het minder erg dit koningshuis te zien dan politici die van hun piëdestal
vallen, zoals Steve Stevaert of merken hoe kwalijk beleid is geweest.
Er zijn vandaag nog politici, die zich working
class noemen en daarom gerespecteerd willen worden. Zij hebben moeten knokken
om minister van onderwijs te worden. Anderen weten goed te verbergen dat ze tot
een socialistische nobilionsfamilie behoren. Enfin, er is geen aanwijzing dat
er een familiale band zou zijn tussen Charles Magnette, een Luiks progressief
liberaal politicus die kamerlid en senator is geweest voor de liberalen en een
erfprins van de socialistische partij. Charles Magnette was ook rattachist.
Verre van ons om te veronderstellen dat nazaten de opinies van de voorgangers
moeten volgen, als ze al zouden weten wat die precies waren en hoe die te
actualiseren zouden zijn. Maar het valt wel op dat een Vlaamse krant, De
Standaard schreef dat Paul Magnette niet te demoniseren valt. Maar daar gaat
het in ’s hemelsnaam toch niet om. Magnette heeft op enig ogenblik Europa en de
EU de wacht aangezegd, terwijl hij aan de ULB bezig was met Europese studies en
het probleem van het Europese burgerschap. Nu vraag ik u of men dit geen
populisme mag noemen? Aan demoniseren doe ik niet, maar het was een
eigenaardige vaststelling van de standaard, bijna een heiligverklaring.
Kan men de fouten van een wielergod of andere
sportman nog beperken tot de eigen
ondergang, in zaken van de res publica is dat minder evident en kan er bij fout
beleid veel verloren gaan. Ik vind het steeds een gemakkelijkheidsoplossing als
men zegt dat rechts algauw neigt naar extreem-rechts en dat elke conservatief
aan dezelfde aandoening zou lijden, namelijk dat hij of zij meteen ook naar het
Ancien Régime terug zou willen. Een Ancien Régime dat men verguist, maar
tegelijk kan men niet zwijgen over de verdiensten van de Verlichting, waar onze
progressieve medemensen vandaag de nazaten van zouden zijn. Ergo, Edmund Burke
behoort niet tot juiste stamboom, maar ook over een interessante figuur als
Bernard Mandeville spreekt men evenmin.
Ik weet het wel, sommigen zullen aan de hand
van mijn keuzes wel een of andere lignage kunnen opmaken, maar dat is onzin,
want het gaat niet om de namen, wel om de werken. En dat is wat we nog wel
kunnen verdragen van sportlui of beter, ten aanzien van sportlui, dat men namen
scandeert. Maar in de politiek en de geesteswetenschappen, de filosofie
moet men niet zo eenhandig zijn of een
lijn willen volgen. Waarom niet heerlijk meanderend door het gedachte land
getrokken?
Nog een tijdje zullen we berichten krijgen over
Lance Armstrong, want iemand die van zo hoog kon vallen, dat is gesneden koek
voor de media en voor ons, kijk- en luistervee. Alle beschuldigingen van doping
en vooral de boel belazerd te hebben, of verneukt, houden in wezen geen steek.
Hij kon maar zo groot worden omdat van de Tourbaas tot de gewone volger de wens
geuit werd weer eens een grote kampioen te krijgen. Die wens is vervuld. Nu
komt de andere wens: een heerlijke tragedie. Alleen is het koor nog niet goed
in staat haar eigen rol te vervullen. Toch nog maar eens Sophocles gelezen,
denk ik.
Misschien beter nog de Odyssea en de commentaar
van Adorno afgewogen aan die van Susan Neiman. De eerste zag in Odysseus een
beknibbelend burgertje zonder veel grandeur. De andere, Susan Neiman, ziet in
Odysseus een held die precies ook weet zijn verstand te gebruiken. In plaats
van iedereen te verslaan met het zwaard, met spierkracht, wist Odysseus zijn
posities veilig te stellen en doorzicht (in het gevecht) aan te wenden om niet
door het noodlot in de maling te worden genomen. En wil nu net ook dat de
aanpak geweest zijn van Lance Armstrong, winnen, met verve en toch, vooral
winnen. Dat hij en zijn collegae daarbij naar bijzondere producten grepen
vinden we erg, telkens weer, maar niemand kan ontkennen dat het bijna
onmogelijk is zo goed voorbereid aan de start te verschijnen. Edwig van Hooydonck
vond het te ver gaan, die preparatie en stopte gedesillusioneerd de sport. Maar
merkwaardig genoeg is iedereen die man bijna vergeten. Zo groot niet als de
Texaan? Natuurlijk niet, daarom is het een Texaan. De zaak? Wij hebben hem de opportuniteit hebben
verleend want we zochten een tegenstander. Nu we zien dat de kampioenen iets
minder kampioen zijn, richten we onze woede op Lance, van Eddy Merckx tot bijna
iedereen. Ik denk dat het beter is even niet te mikken. Want de adelaar is
neergestort en een aasgier wil toch niemand zijn – al zijn ze nodig om de
natuur op te ruimen. Merckx laat (terecht?) weten dat hij de vriendschap niet
opzegt. Ik denk nog altijd niet te weten wat Merckx nu eindelijk gezegd heeft over
het interview.
Het is niet echt nodig te hopen op het helle
wit van de onbezoedelde maagdelijkheid, noch in de sport en noch minder in de
politiek, maar wie probeert niet nodeloos het bloed van anderen te storten, kan
zich wellicht nog rechtzinnig noemen – als men daar al om geeft, want hoe vaak
worden dat soort waarden niet verguisd als relicten van een duister verleden.
We weten dat in Frankrijk er een bijzonder
instituut bestaat, dat van de maître de
pensée, de meester die de weg in het denken toont. Juist zij worden pas
interessant als de volgelingen niet te volgzaam zijn. Het ontbreken van kritiek
en weerwoord, enige subversie maakt hun denken zelfingenomen en de kans groeit
dan dat de stroom stilvalt, dat er zelfs geen sprake is van meanderen. Maar
vooral, we weten dat stilstaand water drabbig wordt en alles behalve puur is.
De beweging, de weerstand en de uitdaging, zij mogen het beeld minder helder
maken, de mens wint erbij. De kritiek valt al eens stil, denk ik uit pure
bewondering, bij werken van oude meesters kan dat geen kwaad voor het oeuvre,
voor hedendaagse kunstenaars kan het wel degelijk geestdodend zijn.
De zuiverheid van een held, zo weten we uit het
bezoek van Odysseus aan het schimmenrijk, wanneer Achilles hem zegt dat zijn
heldendom niet belet heeft dat hij in het schimmenrijk is terecht gekomen. Maar
Armstrong, lijkt die dan wel op Odysseus? Zijn er geen politici, zelfs
filosofen die meer dan een karaktertrek gemeen hebben met Odysseus, al zijn er
nu eenmaal veel mensen die net dat zo ontluisterend vinden. Adorno schreef
denigrerend over de Griekse held, maar hij schreef dat in een tijd toen de
democratieën, het UK en de VSA alle hens aan dek moesten brengen om de oorlog
te winnen. Dat vergde alle organisatorische middelen en inzet, logistiek en qua
productie maar ook diende men ruimde te geven aan de troepen, van commando’s
zodat men de oorlog niet mooi kan vinden, maar ruimte voor bewondering is er
wel. De strijd te voeren als die zich aandient, maar niet te zoeken. Dat lijkt
me wel het onderscheid dat men vandaag, ten aanzien van helden kan laten gelden.
Zo kunnen ze alleen de verheerlijkte Achilles wezen, maar achteraf is er alleen
nog treurnis omdat men niet klaar was, niet goed doordacht optrad, enkel deed
wat moest, domweg vechten. Een zuivere held of een geslepen en sluwe vos?
Iedereen kiest de eerste, maar probeert heimelijk het tweede te wezen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten