Innovatiebeleid helpt niet zonder goed overleg


Reflectie

Welvaart Morgen 
Innovatie ondersteunen kan helpen? 

Het Institute of Advanced Study, waar
onderzoekers vrij van zorgen kunnen
 werken en een zekere rust genieten,
die hen alerter maken kan om te zien wat
zich opdringt. 
Wie de discussies over de economische prognoses, zoals de beurskoersen en vooral indexen beter volgt, merkt dat die beurzen niet altijd de economische werkelijkheid weergeven. Maar de vraag lijkt soms op een bizarre wijze de indruk te wekken dat de mensen op de beurs maar wat doen. Als het misgaat, zag men bij Barclays, bij Société Generale of heel groot in 2008, toen de hele beurs- en bankwereld op instorten stond. De kwestie is, denk ik, dat de beurzen en andere markten overdrijvingen afstraffen en dat gebeurt eerder vroeg dan laat. De gevolgen evenwel blijken niet altijd henzelf te treffen maar de onwetende derde, het publiek. Het lijkt er evenwel sterk op dat dit publiek niet geheel onwetend is of kan zijn. Ook hier klinkt het gekende Mind the Gap, zoals dat over politiek of andere domeinen geldt. Het publiek, dat zijn de idiotes, soms de nuttige idioten, maar vaak vooral als vervelend ervaren voor de experten. Die experten hebben net als de al de andere niet goed opgelet, want zij zouden kunnen weten dat zij geen rari nantes zijn doch en masse zijn opgeleid aan onze universiteiten. Hun kennis is tot op zekere hoogte bijzonder, maar er zijn vakgenoten die ook de vaardigheden hebben, doch andere richtingen zijn uitgegaan. In het vervolg zullen we dus ook moeten kijken wat kennis, het diploma kan betekenen, omdat we vandaag in een discours verstrikt zijn geraakt waar niemand mee gebaat is. Het gaat er niet om dat een expert niet beslagen is, het kan gebeuren dat de blik van de expert niet verder reikt dan de ivoren toren.


De Betekenis van innovatie

Centraal in het discours staat sinds het begin van dit millennium dat we moeten inzetten op Innovatie en dat zowel om Europa hoger op de ladder te krijgen en vervolgens om Vlaanderen binnen Europa aan de top te brengen. De onderliggende gedachte is dat competitie de dingen doet draaien en dus gaan we benchmarken tot we er bij neervallen, ook als een regio ergens goed, zelfs beter presteert dan de regio’s, landen waarmee men vergelijkt zal men verbeteringen voorstellen.

Een sprekend voorbeeld laat het onderwijs zien, waar men voortdurend benchmarkt op alle mogelijke domeinen. Nu ben ook ik de mening toegedaan dat onderwijs mensen kansen geeft, ook mensen die op het eerste zicht weinig kansen maken. Maar het geval wil dat men vaststelt dat jongens uit migrantenmilieus beduidend minder goed scoren in het onderwijs dan in andere landen. Tegelijk is men niet zo geheel trots dat voor de Pisa-vergelijkingen de Vlaamse jongeren voor wiskunde en begrijpend lezen behoorlijk goed scoren. Vlaamse jongeren? Jongeren die in Vlaanderen goed scoren, wat hun ancestrale situatie ook is. Het onderwijs is goed, maar er is een probleem met zowat 13 % van de jongeren die het secundair onderwijs verlaten zonder diploma. Hoeveel jongeren evenmin een diploma halen in Nederland, Frankrijk of Engeland wordt in dat soort onderzoeken niet vermeld. Maar een tweede facet is nog verbazingwekkender, want men vergeet dat als ons onderwijs goed is, maar er is een groep die het niet haalt, men niet zomaar kan beweren dat elke jongen wier ouders Marokkaan zijn of Turk moet falen. Een derde is dat in die andere landen, die minder goed scoren in de gekende vergelijkingen, ook de besten in feite geen goede kansen krijgen en de zwaksten – in schools opzicht – misschien wel een diploma, maar dan zonder waarde.

Maar het ligt er natuurlijk aan wat men wil bereiken en ook hier zien we een ambiguïteit die een weldenkend mens alleen maar kan schokken: 1) men wil hoogtechnologisch goed presteren maar omdat men het allemaal niet te moeilijk wil maken is het aantal uren wiskunde ingeperkt van 8 uur wiskunde per week tot 6. Nog veel, maar het aantal studenten voor ingenieursopleidingen en het aantal kandidaten wiskundeleraren (m/v) blijft dalen. 2) in de hoop dat studenten middelbaar enige ambitie zouden ontwikkelen voor technische vakken, wil men in het ASO meer op dat niveau mikken, maar dan krijgt men een product dat niet  goed is in het studeren van vooral wetenschappelijke kennis en niet goed in techniek. 3) de vaardigheden die nodig zijn om iets nieuws te bedenken kan men niet zomaar leren. De vraag blijft waartoe men opgeleid wordt en hoe degene die opgeleid wordt daarmee omspringt. Men kan hopen dat een opleidingsprogramma voldoende resultaten oplevert, maar als men een perfect resultaat wil, houdt men geen rekening met degene die opleiding krijgt. Mensen als Brel of Willem Elsschot laten zien dat het resultaat onverwacht kan uitpakken. Zij faalden  op het college of atheneum en de werd een zanger van wereldformaat en de ander een marketeer zonder weerga en ook nog eens een schrijver.

Het moeilijke punt is dat de vergelijkingen van studenten is dat men een bepaald model voor ogen heeft, dat niet voor elke leerling even passend is. Maar bovendien moet de leerkracht in dat systeem ook zeer bij de les blijven, soms ten koste van het vermogen iets over te dragen. Dat iets, denk ik dan, is enthousiasme voor het leren, voor het vak, in een technische school. De veel nivellering of gelijkschakeling, teveel hechten aan een tekstboek, maakt dat het onderwijs inderdaad een plicht is. En het is het enthousiasme van de leerkracht, niet een gespeelde doen alsof, maar het enthousiasme dat bergen verzet en waar leerlingen in kunnen geloven, dat hen ook kan aansteken, al zullen ze doen alsof dat niet het geval was.  

Het helpt niet te zeggen dat het over de kennisoverdracht gaat, die te saai zou verlopen, maar hoewel het wel eens saai kan zijn, zo een bewijs te zien geformuleerd worden op het bod. De vragen, enfin, stellingen behoren inderdaad niet per se tot de dagelijkse leefwereld, maar het is nu net zaak te leren inzien dat die wereld, de dagelijkse leefwereld net saai zou zijn zonder intense activiteiten. Het creatieve van wiskunde? Hou op! Ik hoor het menigeen zeggen, die bij de eerste gelegenheid creativiteit en innovatie zullen aanprijzen. Innovatie komt niet uit de lucht gevallen of daalt niet neer als de nimfen

Vaardigheden en innovatie

De zaak is dat we al jaren horen dat men op school geen papegaaienwerk moet bieden omdat dat afstompend zou werken, terwijl men vergeet dat het nuttig is dingen op te slaan in het geheugen, basiskennis maar ook structuren, die je niet ziet als jonge leerling of leerlinge, maar die later bij het verwerken van informatie iemand vooruit helpen. Ik denk aan het geheugenpaleis  dat op verschillende manieren mensen hielp om complexe inzichten bij te houden. Francis A. Yates heeft onderzoek verricht naar de oefening/kunst van het geheugen, onder andere in verband met Giordano Bruno, maar het gaat over een bepaalde cultuur. Aan de andere kant kan men in de biografie van Voltaire lezen dat hij Engels leerde in Londen, toen hij moest vluchten voor de wraak van kringen rond de koning. Hij leerde de taal zoals hij het Latijn had geleerd, met dus voorbeeldzinnen, taaleigen, werkwoordsvormen en woordenschat. En daaruit kwam dan weer voort dat hij de Engelse samenleving beter ging begrijpen en zijn Lettres Philosophiques schreef.

Men heeft geleidelijk de norm voor de kennis van het Latijn maar ook van moderne talen verminderd, omdat, zoals ikzelf mocht ervaren, men het actieve beheersen van een dode taal overbodig vond. Het Latijn studeren was in eerste instantie een beetje bewerkelijk, maar pas toen het lezen begon van teksten werd het leuk. Er is een probleem ontstaan toen ik merkte dat de kennis wat eenzijdig is, wat wel begrijpelijk kan heten: waarom zouden we nog Latijn moeten spreken? Onder oude grijze vrijgezellen met losse handjes? Maar het feit doet zich wel voor dat ook het leren van moderne talen meestal pas lukt door het leren van de taal te kunnen verbinden met andere sferen, zoals cultuur, het dagelijkse leven, woordspelingen. Het belang van het intens leren van een taal is niet enkel nuttig om een brood in de Rue Saint-Denis te kopen – ik weet het, alweer – maar als je bijvoorbeeld naar Brel luistert of Maxime Leforestier dan leer je niet enkel een tekstje. Lees je Moby Dick van Melville of Reinaert de Vos, leer je fragmenten uit te declameren, dan krijg je ook de kans de prosodie en het ritme, de tonaliteit van de taal beter onder de knie te krijgen.

Kijkt men al eens naar Tedex  dan merk je wat een mens al snel leert dat een goede spreker kennis heeft van zaken en tegelijk ook de woorden, de taal zo beheerst dat het vlot over het voetlicht komt.

Maar creativiteit en innovatie ontstaan niet op TEDex  of andere festivals voor creatievelingen. De vondsten komen ook niet uit de lucht vallen, of misschien toch net maar dan als de omstandigheden er rijp voor zijn. De idee van een nieuw product of een nieuwe procedure, kan men maar vinden als men gewoon is met iets om te gaan. Het maken van de gloeilamp lijkt achteraf een eenvoudige zaak, maar het was nodig de materialen te kennen en met elektriciteit te kunnen opgaan, zodat we ons wel moeten afvragen of we eindelijk wel weten waar het gebeuren kan dat een nieuwe innovatie op vruchtbare aarde zal neervallen. Ik begrijp best dat boeken digitaal lezen een voordeel kan hebben, maar minder en minder ben ik ervan overtuigd of de drager, een digitale drager wel de beste manier is om zaken van belang bij te houden. Het is dan ook de vraag of elke innovatie ook wel nuttig en nodig is. De afgelopen dertig jaar is er een heel nieuwe cultuur ontstaan, dankzij de evolutie van de computer, waar we wellicht het einde nog niet van hebben gezien. Het is een prachtig iets, de mogelijkheden van communiceren waar we nu over beschikken en men kan zeuren over bloggers en twitteraars, soms worden dingen verkeerd gebruikt. Maar de technologie zorgde voor onvoorstelbare veranderingen in de wijze waarop we met elkaar omgaan. Men zegt dat de anonimiteit van het medium toelaat dat mensen harder schelden en pesten, maar wellicht is het in de werkelijke wereld ook harder geworden. Dat hoort men toch voortdurend.

Aan de andere kant zie je dat bedrijven die gaan innoveren ook vaak een herschikking van het personeel in rekening brengen. Herstructureren is sinds de jaren zeventig een woord dat telkens weer opduikt als bedrijven er niet meer uitkomen. Toch zien we op het vlak van de HRM niet altijd veel tekenen van innovatie die het bedrijf, dus ook het personeel ten goede komen. En het sociaal overleg? Ook daar zien we niet zo heel veel sporen van innovatie. Maar het zou kunnen dat dit aan een gebrek aan verbeeldingskracht te wijten is. In feiten is het discours over arbeid, werk en arbeidsverhoudingen in hoge mate abstract zonder dat er een goede feedback aan te pas komt.

Want als er iets is dat innovatie kon aandrijven dan is het wel dat fenomenale vermogen van de mens, de verbeeldingskracht. En nu zegt men dat ingenieurs daar niet over beschikken, dat het droge cijferaars zouden zijn, maar ik ben er lang niet zeker van, dat elke ingenieur zo een droge cijferaar is. En zelfs dan hoeft een cijferaar geen droogstoppel te zijn. Want net de mogelijkheden waarover we beschikken, om ons leven aangenaam te maken, van huishoudelektronica tot ingenieuze homecinema-systemen. Maar ook zijn er nu heel veel camera’s om ons heen, die het leven dan weer in zekere zin verzuren kan. Als je niets verkeerds doet… de veiligheid zal er niet mee staan of vallen. Het valt nog te bezien, want we leven dan wel in een rechtsstaat, men lijkt de grenzen van de formele facetten van een onderzoek steeds weer te willen oprekken, nadat men eerst de procedurele aspecten van een politie- en gerechtelijk onderzoek heeft verfijnd. Heel vaak kon het niet anders, omdat de middelen voor de criminelen toenamen, zodat ook politie en gerecht die ontwikkelingen wel moesten volgen.

De modernisering is niet de oorzaak van de problemen, maar misschien wel het omspringen met de nieuwe mogelijkheden. Het is al vaker gebleken dat mensen soms zeer handig nieuwe instrumenten kunnen hanteren. Maar de andere kant van de medaille is dat moralisten dan een ban gaan leggen op wat er aan nieuws op de markt komt.

Maar dat moet er nog kunnen komen en als we kijken in Vlaanderen hoe aan de ene kant een bureaucratische behandeling van aanvragen voor onderzoek wel eens leiden kan tot stopzetten van belovende onderzoeken. De administratie lijkt het ook wel eens letterlijk te nemen, dat Kennen, kunnen, kassa! zodat men vergeet dat fundamenteel onderzoek wel zo belangrijk is als toegepast onderzoek en beide elkaar ondersteunen.

Het Spontane inzicht

In het wetenschappelijk onderzoek is de mens de enige onvoorspelbare factor:  men ziet het als een probleem als onderzoek tot niets leidt, terwijl het best kan dat onderzoek nu net wel gebaat is bij zo een foute denkpiste. Het ontwikkelen van hypotheses die zichzelf bewijzen, omdat men per se iets te bewijzen, lijkt wel eens voor te komen, maar toch blijkt het verhaal van publiceren of sterven vooral naar snelle resultaten te voeren en wordt onderzoek niet altijd meer iets dat zich geleidelijk ontplooit.

De inzichten die aan onderzoek ten grondslag liggen komen niet uit de lucht vallen, maar toch merkt men in retrospectief dat de vondsten vaak toch bijna spontaan gebeuren. Toevallig is het niet, denk ik, wel is het een zeker samenvallen van omstandigheden… die men niet in handen heeft, maar wel bevorderen kan. De vondsten komen er als men rustig kan werken, terwijl het klimaat er nu niet naar is. Het gaat om de druk  ten allen prijze resultaten te halen. Dat er nu eens een bericht komt van een psychiater die onderzoek naar haar hand zat of een hersenchirurg die overbodige operaties uitvoert, dan blijkt men de band niet te willen liggen met de prestatiedruk. Ook het feit dat veel vrouwen hun doctoraat niet afwerken, lijkt ook te maken te hebben met het uitpakken met resultaten. Het probleem is dat dit wel tot resultaten leidt, maar dat we wel eens zouden moeten kijken hoeveel patenten er gevraagd worden.

De Gentse site waar de biotechnologie uitstekend floreert laat zien dat de samenwerking tussen de universiteit en de industrie kan werken. Maar men kan vaststellen dat Gent op dat vlak een voorloper was, met het onderzoek van Shell en van Montagu waar Plant Genetics Systems uit voortgekomen is en waaruit ook een model is gegroeid voor dat soort spin offs. Het kan het verhaal van een paar wereldvreemde professoren zijn. Maar we weten precies dat het omgekeerde eerder tot de mogelijkheden behoort. Maar het belangrijkste is wel dat beide onderzoekers hun tijd hebben genomen en het noodzakelijk was van de tijd gebruik te maken.

Denken en de tijd stoppen

Het komt hard aan bij Tony Judt als hij moet vaststellen dat hij zijn collegae ziet wroeten terwijl in King’s College in Cambridge, toen hij student was, er mensen waren, professoren die tien jaar of langer niets publiceerden om dan met een interessante idee komen. Het blijft opvallend dat in het begin van de eeuw, de vorige een hoop ontwikkelingen met een razend tempo tot stand kwamen, terwijl de mensen die het deden zo te zien erg rustig werkten. Ook valt op dat bedrijven als Microsoft en Apple in garages ontstonden, zoals ook hier bij ons vaak bedrijven ontstaan zijn in een smidse of een oude loods.

Het blijkt dus noodzakelijk voor innovatief onderzoek dat er wel ambitie is, iets te vinden, een oplossing, maar dat de druk van buitenaf desastreus kan uitpakken. De tijd om na te denken, Alexander Fleming indachtig die een cultuur stafylokokken enkele weken vergeet, waardoor men een begin kan maken met antibiotica, zou men dus een ander financieringsmodel moeten bedenken, waarbij men voldoende vertrouwen kan vinden in de onderzoekers. Controle is uiteraard noodzakelijk, maar de stelling dat het gerund moet worden is niet verkeerd, wel de aard van het bedrijf, want men kan bedrijven hebben die op hypes leven en andere die langzame vooruitgang boeken. De houding van de financiers van het onderzoek, zeker ook de publieke is er te veel druk op snelle winsten – de term quick wins bevalt me niet erg – zodat men kansen niet ziet.

Tijd om te denken lijkt er niet te zijn, terwijl er toch bedrijven en onderzoeksinstellingen blijken te bestaan die wel die ruimte en tijd laten. Zo is Robbert Dijkgraaf sinds vorig jaar directeur voor het Institute for Advanced Studies in Princeton. Dit instituut werd opgericht door filantropen en de onderzoekers hebben er het voorrecht zonder verplichtingen inzake onderwijs of bestuur hebben: een leven voor de wetenschap.

Maar dat denken is niet wat wegdromen, wel, zoals men het wel eens kan lezen een alerte ontspannenheid zijn. Kranten, radio, televisie maken ons echter duidelijk dat het niet hoeft, want de resultaten moeten er komen en wie een boek schrijft over de wiskunde van de fysica, in de vorm van een verhaal, krijgt in de media geen aandacht. Toch is juist dat soort denken dat studenten bijvoorbeeld ervan kan overtuigen de tijd te nemen.

Finale

Het is best moeilijk om over technologische innovaties te spreken als je beseft dat het van belang is dat er nieuwe producten komen, maar tegelijk dat het oude niet per se van belang verstoken is. Elk bedrijf, elke sector heeft baat met een trage ontwikkeling, maar dient ook een aantal verkenners te hebben die vooruit lopen. De productie van auto’s en vliegtuigen is vandaag totaal anders dan een eeuw geleden omdat de ontwikkelingen op verschillende gebieden, niet het minst de materialen enorm gewijzigd zijn. Toch kan men in de hele discussie rond de sluiting van autobedrijven niet voldoende duidelijk maken dat er meer aan de hand is dan aandeelhoudersbelangen. En zo is het op vele terreinen. Innovatie? Uiteraard en wie tegen is, valt uit de toon. Maar ook, wie voor is, zal merken dat de eigen activiteit daardoor op de helling kan komen te staan. Ik denk dat we die visie nog onvoldoende onder de aandacht brengen. Het gaat om de waarden die we hanteren en dan is vooruitgang belangrijk, maar er zijn ook andere facetten, zoals, tja, bezigheidstherapie. Economisch niet rendabel – terwijl een beetje hobby toch een aardige duit kan kosten - en rationeel om zich een breuk te lachen, maar toch, mensen kunnen niet in ledigheid leven, toch? Want dat is wat we in onze haast uit het oog verliezen, dat het van belang kan zijn in een blijvend nu te vertoeven, of anders gezegd: in een flow komen. Want… het is belangrijker even weg te zijn dan tijd zoek te maken voor de buis. Bezigheidstherapie, het klinkt wat cru, maar soms denk ik dat wie er het hardste om lacht, zelf ook wel eens het eigen werk kan bekijken. De boer of smid, die wisten waarom.


Bart Haers

Reacties

Populaire posts