Begrijpend lezen en kritisch vermogen
Reflectie
Lezen,
begrijpen, weergeven
Wat is technisch lezen?
Vlaamse
kinderen van 10 kunnen niet meer begrijpend lezen, wel technisch lezen. Wat is
het verschil? Of moet het over leesstrategieën gaan, wat ook alweer een lege
huls zou kunnen zijn. Lezen is inderdaad belangrijk, weten wat men leest en
begrijpen dat je als lezer inhoud en lading aan het gelezene geeft. Zonder
begrijpend lezen kan men ook geen kritische zin ontwikkelen.
Wat
krijgen we al niet te lezen, van gebruiksaanwijzingen over
verzekeringscontracten tot en met de bezielende gedichten van Hans Andreus,
voor sommige toch. Sprekende titels kunnen de lezer op het verkeerde been
zetten en dan wordt het wel lastig, recensies en aanbevelingen – blurbs evenzeer
– zodat je zelf uiteindelijk bepaalt of een tekst je interesseert dan wel
mishaagt. Zelfs mishagend kan een tekst nog wel belangrijk blijken, omdat er
een kwestie behandeld wordt die je als lezer wel na aan het hart gaat. Hoe je
dat verschil kan maken en accepteren leer je al vroeg, naarmate je boekjes
leert lezen.
Ik kan
mijn lectuurlijst als tienjarige niet meer herinneren, al weet ik wel dat
bepaalde boeken mij niet aanspraken, zoals Karl May of de boeken van de Rode
Ridder, niet de strips, wel een reeks die zich in en om Antiochië afspeelden.
Soms was het wel eens leuk, maar al snel sloeg de verveling toe omdat ze zo
voorspelbaar waren. De reeks met boeken rond “Jan zonder vrees” kon me wel enige
tijd behagen, tot ook dat vervelend werd, te voorspelbaar… tot ik dat weer vergeten had en dan kon ik het nog eens
genieten.
Toch
las ik veel, ontiegelijk veel in mijn kinderjaren en was de jeugdbibliotheek al
helemaal doorgelezen tegen dat ik twaalf was. Intussen deed ik ook wel aan
sport en ging ik naar de Chiro, even toch, daarna de KSA. Ook ging naar de
tekenacademie en speelde piano. Toch was lezen mijn grote vreugde, maar niet
alles, als gezegd, kon ik waarderen. Begonnen met Pietje Puk, met een reeks
over een jonge indiaan en Klaas Norels reeksen over zeevaarders, over oorlogen,
over hoe een jonge deugniet een welvarend schipper kon worden. Het lezen nam me
mee naar andere horizonten. We hadden toen natuurlijk
de Goede Pers Averbode, waar Vlaamse Filmpjes elke week voor een paar uur leesplezier
zorgden, al viel het steeds vaker tegen.
Het lezen van boekjes over jongeren in de late
steentijd, de bronstijd en de IJzertijd, het ging er allemaal vlot in en ik kon
het navertellen, want ik had me de teksten eigen gemaakt. Het ging om
begrijpen, om uitleggen waarom de schrijver of schrijfster ons onderhield over
de levensomstandigheden van die mensen. Begrijpend lezen? Het ging bijna
vanzelf, bedenk ik me, omdat het lezen van teksten altijd weer meer was dan een
technische bezigheid, zien van letters, woorden, zinnen, alinea’s. Je kon bij
het lezen niet anders of je stapte in een andere wereld binnen, zoals in Bomans
“Erik of het kleine insectenboek”. Een verhaal over een jongen en een elf,
Windekind? De Kleine Johannes. Het duurde even voor ik ermee weg was, maar het
bleef me wel jaren bezig houden, omdat het mooi leek, maar ook wel gruwelijk.
Welke
rol speelden schoolmeesters bij dat leesavontuur? Het is moeilijke kwestie,
want waar ze medeleerlingen hadden aan te sporen een boek ter hand te nemen,
was het plots een kwestie mij wat in te tomen. Er was toen nog een katholieke
bibliotheek, met aardig wat boeken, doch de kinderbibliotheek had ik al gauw
gezien en te min bevonden. Dus begon een schoolmeester wat boeken opzij te
leggen als hij wist dat ik langs zou komen. Ook thuis stond er een grote
bibliotheek en hadden we heel instructieve boeken, over figuren als JFK en Dr.
Barnard, die als eerste een harttransplantatie lukte. Kortom, er was voldoende
aanbod en geleidelijk werd het mij duidelijk dat een boek lezen of een korte
tekst twee verschillende bezigheden vormen.
Begrijpend
lezen maakte deel uit van een ruim aanbod aan taallessen, waarmee we ons
geleidelijk konden inwerken in het leven in de taal. Ondanks het feit dat niet
alle leraren, schoolmeesters even goed Algemeen Nederlands spraken, werd er wel
op aangedrongen daar de nodige zorg aan te besteden. Ook was er nog eens het
verplichte uurtje zingen in de klas, waar we dus liedjes moesten leren, zoals
het Loze Vissertje en iets van een sneeuwwit vogeltje. De teksten werden op het
bord geschreven en dienden we over te schrijven in ons schrift. Maar hoe zat
het nu met het sneeuwwit vogeltje en die doornstruik. Ook nonsensgedichten
passeerden de revue, zodat we leerden te spelen met taal. Begrip bevorderend
werkte dat wel, zoals spelletjes dat wel vaker doen, omdat ze ons alert voor
maakten dat we er zelf een betekenis aan moesten geven.
De
aandacht voor taalvaardigheid werd niet
eenzijdig begrepen als kunnen spreken en op zich kan men spreekvaardigheid niet
onderwaarderen zonder de ontwikkeling van jongens en meisjes te fnuiken. Toch
is het spreken zelf ook wel verbonden aan inhoud. Sinds lang al beweert men
zonder schroom dat men kinderen in hun wereld moet benaderen, terwijl de boeken
van Jan Terlouw, zoals Oorlogswinter, of verhalen van Thea Beckman wel degelijk
de lezertjes binnen konden leiden in nieuwe universa. Het is van belang te
begrijpen dat je niet veel kunt bereiken als je in je eigen bubbel blijft
hangen. Natuurlijk zal men wel erkennen dat goede documentaires, beeldmateriaal
minstens even belangrijk is als wat in boeken verteld kan worden. Toch zien we
nog steeds dat ook daar een begrijpend luisteren en kijken nodig is, want je
kan bijvoorbeeld niet goed begrijpen hoe vulkanen mee het leven op aarde beïnvloeden
als je niet tegelijk al enige kennis hebt van hoe organisch leven mogelijk is
geworden op aarde. Het is niet zo en het kan ook niet de bedoeling zijn dat een
kind van 10 weet hoe vulkanen op aarde functioneren, wel dient men er de
basisprincipes van bij te brengen, over hoe de aarde er in dwarsdoorsnee
uitziet en laten zien hoe onder de stabiel lijkende aardkorst een massa energie
in beweging is. Ik vond het in elk geval onweerstaanbaar erover na te denken
hoe dat allemaal zo in elkaar bleek te zitten.
Begrijpend
lezen, het is en blijft dubbelop, kan men maar beter onder de knie trachten te
krijgen en hoe moeten leraren dat aanpakken? Juist, vraagjes stellen na het lezen
van een tekst, wat op verschillende manieren kan. Zelf vond ik het opvallend
dat we regelmatig aan het bord moesten komen om iets te vertellen, soms
voorbereid, dan weer niet. Spreken werd ons wel degelijk bijgebracht, zoals het
declameren van een gedicht, zonder papiertje, uit het hoofd. Men heeft al die
leermiddelen geleidelijk uitgerangeerd, omdat men vond dat het allemaal niet
goed uitpakte voor kinderen die niet goed meekonden. Doch, een tekst uit het
hoofd leren en kunnen voordragen geeft ook een bijzonder genoegen, je kan zelfs
wat show verkopen.
Laten
we dus maar eens proberen opnieuw het belang van begrijpend lezen te
onderkennen en leraren, die hopelijk eens op masterniveau moeten presteren – al
kleeft daar wellicht het nadeel aan dat we niet voldoende gekwalificeerde leraren
zullen vinden – de kans geven dat bij te brengen. Leren lezen is dus meer dan
een technische kwestie, want wie kan duidelijk maken wat dat kan betekenen
zonder dat het begrijpen van de gelezen tekst in het geding komt. Toch is dat
noodzakelijk, begrijpen wat men hoort, leest, ziet, om mee te kunnen
functioneren in het systeem.
Niet
iedereen zal filosofische teksten lezen, heet het, maar een goed artikel in een
krant of magazine kan ook maar beter goed gelezen worden. Nu we voortdurend
spreken over fake news en zelfs kranten als NRC moeten toegeven zich te hebben
laten ringeloren door fake news, moeten we als lezers ook op onze qui-vive blijven.
Kunnen inschatten of een bericht correct is of ons inderdaad wil manipuleren,
kan men slechts als men een tekst kan plaatsen in een context en men over enige
nevengegevens beschikt.
Lezen
is geen passieve bezigheid, waarbij men met de ogen over de lijntjes glijdt,
want het lezen roept meteen een aantal reacties, goede en andere. Het begrijpen
van de gang der dingen vergt voortdurende nieuwsgierigheid en het aangenaam
vinden iets nieuws te vernemen, kan helpen het lezen zelf aangenamer te maken.
Dat men meent dat technisch lezen anders is dan begrijpend lezen, voorwaarde
voor kritisch lezen, het verwerken ook van verworven inzichten. Dat blijkt dan
ook de crux van deze situatie, dat men wel betreurt dat jongeren van 10 niet
meer goed zouden zijn in begrijpend lezen, terwijl het aan het einde van de
basisschool een verworvenheid zou moeten zijn. Net daarom lijkt het me bizar
dat men die vaardigheid meent wanneer het lezen pas goed begint voor jonge
lezertjes.
Tot
slot, lezen kan een bron van aangename ervaringen vormen, maar dan moet je er
al enige energie ingestoken hebben. Waarom geeft men verdienstelijke leerlingen
geen prijsboeken meer? Juist voor leerlingen die thuis weinig boeken en
interesse voor lezen ervaren kan het hen over de streep trekken. Ik weet niet
hoe het zit met het bibliotheekbezoek van kinderen die uit gezinnen komen waar
kennis en cultuur niet hoog aangeschreven staan – ook welstellende mensen
hebben er niet altijd nog afdoende aandacht voor – dan wel of kinderen met een Kindle
aangespoord worden boeken te zoeken en te lezen. Is lezen een saaie bezigheid,
voor sommigen zelfs iets asociaals, dan zal men toch ook moeten vaststellen dat
lezen een bezigheid is, met eigen kenmerken, met eigen mogelijkheden ook. Daar
zou men niet enkel de school op moeten aanspreken, maar ook bijvoorbeeld
mediamensen. In weinig programma’s op radio 1 wordt voor jongeren en anderen
duidelijk gemaakt wat het betekent te lezen. Het is wel niet zo dat een auteur
er zeker van zijn kan dat de lezers er hetzelfde vinden wat hij of zij als
schrijver in gedachten hadden. Soms kan spijtig zijn, maar vaak blijkt dat
lezers met het gelezene aan de slag gaan. Niet enkel de bijbel wordt door
sommigen beschouwd als een tekst die men maar op een manier kan lezen, een die
vooral antwoorden geeft, terwijl er vaak boeiende vragen uit voortkomen, of men
nu gelooft of niet. Juist geoefende lezers leren te spelen met het gebodene en
er wel eens eigengereid mee aan de slag te gaan.
Laten
we dus maar hopen dat we van lezen geen kadaverdiscipline van maken, want daar
is lezen niet vatbaar voor. Neem “De la démocratie en Amérique” van Alexis de
Tocqueville, waarin we een beeld krijgen van een samenleving in een andere
eeuw, in een andere cultuur, dan zal men toch bemerken dat een eenduidig beeld
van de ideale democratie niet werkbaar is, net omdat democratie ook een flinke
dosis contingentie bevat, elementen die niet altijd noodzakelijk zijn en
onvermijdelijk. Democratie blijft gediend met mensen die zorgzaam met concepten
en ideeën kunnen omgaan, met begrijpend lezen als minimum minimorum, niet enkel
bij politici en het commentariaat, maar ook de burgers. Die geven vaker blijk
van een goed begrip van wat ze horen en lezen, terwijl anderen al eens een
loopje nemen met wat ze vernemen. Of denk inderdaad aan “De Officiis” van
Cicero, dat mensen kan helpen zich rekenschap te geven van wat het betekent
openbare ambten te bekleden. Alleen, hier begeven we ons op het pad van de
leesbaarheid… Talenkennis kan helpen de horizon te verbreden, te verleggen. In
die zin valt het te betreuren dat nog maar weinig dagbladen te onzent ernstige
inspanningen doen over belangwekkende publicaties iets zinvols te brengen,
blijk te geven van het vermogen de lezer over te brengen waarom een boek belangrijk
zou wezen.
Doorgaans
moeten we die recensenten op hun woord geloven. “Er is Wieder da” van Timur Vermes
vond en vind ik nog steeds een belangwekkend werk, doch in de Vlaamse media
ging men vooral in op de controverse die het boek had veroorzaakt. Een van de
lijnen van de roman? Dat de media zelf graag met de al dan niet echte Hitler
aan de haal gingen, omwille van de kijkcijfers natuurlijk. Populisten kunnen
aardige deuntjes ten gehore brengen en kritische zin is niet nodig, tot de
verkeerde populist verkozen wordt, bij gebrek aan kritisch vermogen de tekst te
begrijpen, te willen begrijpen, in hoofde van onder meer journalisten.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten