Energiepact: onzekerheden als aannames
Dezer Dagen
Politieke keuzes maken
Nuklear? Nein, Danke
Randvoorwaarden
genoeg om een goede productiemix voor elektriciteit te vinden: duurzaam,
betaalbaar, veilig, productiezekerheid, voldoende aanbod dus. We zouden ons
energiegebruik moeten aanpassen, maar wie gamet, gebruikt wellicht niet eens
zelf zoveel energie, maar de servers die het spelen mogelijk maken, gebruiken
massa’s energie om te koelen, anders lopen ze vast. Om nog te zwijgen naar de
roep om elektrische auto’s…
De debatten
verlopen alles behalve sereen, want iedereen in de politiek moet een standpunt
hebben en liefst zo duidelijk mogelijk formuleren waar het op staat. De mantra
luidt dat zolang men investeert in nucleaire energieproductie, de andere, meer
duurzame en hernieuwbare energie te produceren achterop blijft hinken, wegens
geen zekerheid voor de investeerders. Er spelen vele actoren mee in het debat
en niemand kan zeggen objectief tegen de kwestie aan te kijken, want er is
domweg niet een eenduidige waarheid. Politici, commentariaat, wetenschappers, wetenschapsjournalisten
brengen elkaar met groot genoegen in vertwijfeling, want als op een dag de beschikbaarheid
terug zou vallen, omdat men overhaast of onvolledig ingelicht foute besluiten
genomen heeft, zelfs met de beste bedoelingen, zal hen dat zwaar aangerekend worden. Het gaat
over meer dan nudging en sturen, want dan vergeet men, bewust, dat mensen mogen
doen wat ze doen, willen doen. Dat we tegelijk bereid moeten zijn minder in te
teren op de aardse levensomstandigheden, zal men ook in rekening moeten
brengen. De discussie wordt gevoerd, als naar gewoonte achter de vierde wand,
maar toch, het koor van reflecties wordt sterker.
Wat er
aan de hand is, kan men niet met een groots gebaar oplossen, want aan de ene
kant is er de vraag naar energie, voor verwarming van woningen, bedrijven, voor
productieprocessen en mobiliteit, die voorhanden is als elektriciteit, via hernieuwbare
processen, van waterkracht over windenergie tot zonnewarmte of via thermische
centrales, nog altijd ook nucleaire centrales inbegrepen. Dat betekent evenwel
dat een ander domein in beeld komt, namelijk dat van het uitputten van de
aardoliereserves, al bleken de paniekmeldingen twintig jaar geleden enigszins
voorbarig, waarbij men er zich nog geen
rekenschap had gegeven van technieken als fracking en de exploitatie van
teerzanden om bijkomende bronnen aan te boren, de bevoorrading heeft gewijzigd,
de markten ook. Dat heeft dan weer gevolgen voor het leefmilieu, omdat
grootschalige exploitatie bijna altijd morsig verloopt en men dus meer aandacht
zou moeten hebben voor het voorkomen van verlies en vervuiling van rivieren en zeeën.
De
uitstoot van CO² is een ander element dat in de discussie moet wegen en waarbij
men een aantal theoretische modellen hanteert om te bepalen wanneer we de thermostaat
van de biosfeer wat omlaag zouden gekregen hebben. We zouden dus kunnen
vermoeden dat men alles in het werk stelde om minder CO² uit te stoten, door
minder technieken op basis van verbranding van fossiele brandstoffen in te
roepen als middel om de nodige energie te verwerven. Op dat vlak zijn
kerncentrales uiteraard de beste kandidaten, vooropgesteld dat er geen accidenten
gebeuren, die grote gevolgen kunnen hebben, zoals in de centrales van Three
Miles Island (Pennsylvania), in Tsjernobyl in Oekraïne, 1986 en laatst dus de
ramp in Japan, Fukushima. Ook waren er wel kleine incidenten die onder de radar
bleven, terwijl de Britse centrales over verrijking van uranium tot plutonium,
een thermonucleaire centrale Calder en een opwerkingsfabriek sinds 1952 in
Windscale, later Sellafield zijn gebouwd, met de nodige slordigheid helemaal niet
zo veilig bleken als verwacht, met vervuiling met het element technetium 99 dat
tot in de Noorse wateren voor vervuiling zorgde.
Men
heeft sinds ik mij herinner altijd veel afwijzing gezien van thermonucleaire
centrales, omwille van de gevaren, omwille van de mogelijkheid dat men uranium
kon opwerken tot plutonium om atoomwapens ter beschikking te hebben. De
technologie van nucleaire centrales kan men tegelijk toch maar moeilijk anders
zien dan als hoogtepunten van technologie, van menselijk kunnen, op het randje
van de hybris, wellicht. In mijn jeugd en jonge jaren zag men volkswagenbusjes
en kevers met een grote opvallende schildering in rood en geel, met als slogan:
Nuklear, Nein Danke – Atoomenergie, neen bedankt. De groene beweging heeft hier
altijd een strijdpunt van gemaakt en in 2003 kon Agalev (nu Groen) een wet gestemd krijgen in het
Belgische parlement waarin de sluiting vanaf 2015 werd opgelegd van alle centrales,
maar men heeft nagelaten de nodige flankerende maatregelen te nemen om dit ook
daadwerkelijk mogelijk te maken, zodat de prijs van elektriciteit, de aanwendingszekerheid
en duurzaamheid over lengte van jaren verzekerd zouden zijn. Groen is ook nu de
grote aanjager van het verdict en de uitvoering ervan. Ook de liberale partijen
willen die sluiting, terwijl men toch niet kan garanderen dat andere
productieprocessen voldoende bedrijfszeker zijn en betaalbaar.
In het
debat valt op dat men de parameters die men onder controle wil hebben, van
duurzaamheid (onder meer minder of geen CO²-uitstoot meer), bedrijfszekerheid
en betaalbaarheid, naast veiligheid, niet afdoende exact kan vastliggen en
bovendien kan men niet goed aangeven waar een optimum bereikt kan worden tussen
deze parameters, dan wel welke prijs men sowieso zal moeten betalen. Neem de
veiligheid als een parameter, dan is duidelijk dat de inplanting van centrales,
zeker nucleaire centrales altijd weer door geologische en meteorologische
omstandigheden bepaald is en dan nog weten we niet of er niet ergens een
ongeval kan gebeuren. Ook menselijke factoren kunnen uiteraard een rol spelen,
wat in Oekraïne het geval was, maar tegelijk is ook duidelijk dat er wel grote
rampen zijn geweest, met Wakefield incluis waren het vier, wat in feite weinig
is, maar een samenleving, geobsedeerd door absolute veiligheid verdraagt zelfs
dat niet.
Het
nucleaire avontuur wordt nu gezien als een mislukking of een tragische
vergissing, maar men zou toch kunnen overwegen dat het winnen van energie op
basis van mineralen, uranium, een vorm van technologisch kunnen is en blijft.
Men noemt het verouderde technologie en dat lijkt mij een straffe uitspraak.
Wellicht staan we nog maar aan het begin van de mogelijkheden, omdat er ook
andere brandstof dan uranium denkbaar is, zoals thorium, waar in de media
weinig over gesproken wordt, terwijl er ingenieurs zijn die menen dat het
eerlang mogelijk moet zijn bruikbare, efficiënte en bedrijfszekere centrales te
bouwen, die veel meer minder zwaar radioactief vervuild afval zou nalaten. Er
zijn duidelijk redenen waarom de brede media en politici niet graag over deze
nakende mogelijkheid spreken, zonder dat iemand aangeeft dat het niet echt een
goede piste zou zijn? Wellicht zijn de objectieve bondgenoten die de groene beweging
vormt met de producenten en uitbaters van uranium gedreven centrales te sterk
om andere pistes mogelijk te maken. Onder meer Nicolas Sarkozy (2007) stelde in
zijn verkiezingscampagne dat er een nieuwe generatie kerncentrales op komst
was, die veilig zouden zijn en bedrijfszeker en heel wat minder duur dan de bestaande. Maar
nucleaire energie is voor veel burgers een gevaar en mag niet verder uitgebouwd.
Dus komt ook de vraag naar de mogelijkheden van thoriumcentrales niet aan de
orde.
Opvallend
is ook dat men voor wind- en zonne-energie via fotovoltaïsche cellen alleen de
eindfase, het produceren zelf van de energie en niet de aanmaak van waterturbines,
windmolens, fotovoltaïsche cellen in rekening brengt. Dan is de duurzaamheid al
wat minder zuiver, want om bijvoorbeeld waterkrachtcentrales te bouwen is er
een hoop beton nodig en hoeveel cement heeft men daarvoor nodig, wetende dat
cement produceren veel energie vraagt en belastend is voor het milieu. Over het
algemeen moet men als burger vaststellen dat dit soort balansen niet zo vaak in
kaart gebracht worden, waarbij men het hele proces bekijkt. Staal maken voor
windmolens vergt ook hoogovens…
Geen
enkel proces kan op zichzelf bekeken worden en de netto baten van elektriciteitsproductie
voor het milieu, de gebruikers en het macro-economisch kader, zoals
concurrentieel blijven van de ondernemingen worden altijd gecompenseerd door
nadelen of kosten, gevaren die het allemaal niet zo eenvoudig maken om te
overzien, laat staan om zonder tot een snel en eenduidig besluit te komen. De
technologische facetten en de niet altijd even heldere berichtgeving zorgen
voor onrust. Zo wil men zich ook niet uitspreken over de gevolgen van het
inzetten van het internet of things. Het heet te leiden tot een slimme woning,
tot slim aanwenden van de energie voor de vaatwasser, de frigo en de diepvriezer,
digitale televisie en wat al niet meer en dan stelt men vast dat er alweer
nieuwe, grote servers nodig zullen zijn wil men dat veralgemenen. De elektrisch
aangedreven auto wordt gezien als de redding van de mensheid, maar mobiliteit
wordt gezien als vloek, behalve om het toerisme te bevorderen. Dan vergeten we
nog op mondiale schaal, maar ook te onzent de demografische evolutie, met
veroudering, die volgens sommigen nog niet ver genoeg gaat, want zij willen dat
we 150 jaar worden, gezond en wel, goed verzorgd dus en ook wel als
energievreters.
Echter,
veronderstellen we even dat die bijna zes miljoen personenwagens die nu in
België zijn ingeschreven op elektriciteit zouden rijden, hoeveel productie zou
er nodig zijn om te spreken van bedrijfszekerheid van de eigen auto?
Afhankelijk van het aantal km dat we verrijden zal dat wel een zekere
bandbreedte te zien geven, maar voor zover ik weet heeft men er nog niet echt
een bruikbare simulatie van gemaakt. Er is natuurlijk ook nog altijd waterstof,
die geen uitstoot geeft van CO² en toch kan de productie van waterstof
vooralsnog nog niet zonder elektriciteit, al is men in Delft bezig met onderzoek
naar waterstofproductie op chemische wijze met minder
behoefte aan energie om het proces op gang te brengen en te houden.
Conclusie
zou dus moeten zijn dat bij de besluitvorming rond het energiepact veel
onzekerheden als aannames worden voorgesteld. Dat men de mentaliteit van mensen
wil veranderen, siert politici niet echt, want op het vlak van mobiliteit geven
politici bepaald niet het goede voorbeeld, want ze zijn voortdurend ‘up de boane”,
voor lezingen, recepties, partijoverleg en wat al niet meer. Mobiliteit van mensen beperken wil men in
overweging nemen, maar het is moeilijk zomaar te verbieden dat mensen die niet
direct bij de deur wonen elkaar nog gaan bezoeken – want dan zou het probleem
van de eenzaamheid weer de kop opsteken. Ook ons internetverkeer kost en vreet
energie, waar men niet direct een rem op kan zetten, zeker niet als men handel
via het internet wil bevorderen. Dat overigens geeft dan weer nieuwe
verkeersstromen voor gevolg, van kleine(re) bestelwagens die voortdurend
rondrazen om iedereen binnen de twaalf of 24 uur de aangekochte goederen te
bezorgen.
Zou
men dan echt zonder kernenergie kunnen, dan zou men van mensen eisen moeten
stellen die wellicht met de universele verklaring van de rechten van de mens in
botsing komen en met de burgerlijke vrijheden. We hebben het punt van
kernfusie, waarnaar onderzoek verricht wordt in Itter, niet vernoemd, wetende
dat voor veel mensen de bouw zo’n centrale in de buurt wellicht nog minder
aangenaam zou zijn dan een gewone centrale.
Dus toch thorium? Roept ook vragen op, de media noch politici willen er veel
over kwijt en dus valt het moeilijk voor burgers zich een oordeel te vormen
over het energiepact. Zeker is het allemaal niet en de becijfering vergt uitleg
over parameters, over de gebruikte algoritmes. Laten we dus politici, experten
verzoeken zo spoedig mogelijk het hele plaatje in overweging te nemen en bij
twijfel over de vraag of zonder nucleaire centrales voldoende vermogen voorhanden
zou zijn om aan de groeiende vraag te voldoen. En mensen die voor de sluiting
zijn van de kerncentrales moeten dan toch de eerlijkheid hebben af te zien van
de afwijzing van windmolens in het achtertuin.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten