Daisne kan nog bekoren
Kleinbeeld
Johan
Daisne en de moderniteit
De Trap van steen en wolken herlezen
Wie
leest het werk van Daisne nog? Wie durft er nog iets waarderends over te
melden? Het valt niet te ontkennen dat auteurs uit een recent verleden al gauw
uit beeld geraken, vaak terecht, maar in een aantal gevallen valt dat te
betreuren. Daisne was een nogal eigengereid schrijver, die zich helemaal buiten
de stroom der dingen en de vaart van de geschiedenis lijkt te bewegen, terwijl
hij, de auteur in zijn roman juist sfeerbeelden brengt van de wereld zoals die was.
Het geval wil dat de roman tegelijk een schepping van de protagonist bevat, een
roman over twee vluchtelingen uit de oude wereld die in het Verre Westen een
nieuw leven zoeken te leven. Ook Plato komt erbij kijken: paradeigmata. En de
oorlog is aanwezig… maar blijft buiten beeld.
De
taal van Daisne, daar zou men werkelijk een en ander over moeten vertellen
dezer dagen, gewoon omdat de auteur probeert de zinnen en uitdrukkingen te
zuiveren van idioom, of het moest een zekere geaffecteerd wezen, die eventueel
wel eens zou kunnen ergeren, maar dan moet ook weer een onderscheid gemaakt
worden, want de verschillende stemmen hebben een eigen taal. Het kan bijna niet
anders of de roman was voor de leraar Daisne ook een aanbeveling om de taal te
cultiveren, zoals ook de referenties aan Louis Couperus suggereren.
De
roman(s) onthullen een tijdgeest, die ver af staat van wat een tijdgenoot als
Louis Paul Boon de lezer wilde meegeven. Daisne was eerder burgerlijk en als
econoom ook wel niet geneigd, zou men denken het linkse gedachtengoed op te
pikken, laat staan te waarderen. Toch kan men Daisne niet op die manier
benaderen, was hij wel degelijk niet blind voor de economische verhoudingen en
werd hij zelfs met August Vermeylen en Jules Bordet naar Moskou afgevaardigd in
1935. Hij zou in 1947, na een vredescongres in Wroclaw breken met het
communisme, wegens de neiging tot doctrinaire verstarring. Ook schreef hij voor
linkse bladen, zoals Louis Paul Boon. Waarom men Boon dan als enige
vertegenwoordiger van die generatie wenst te beschouwen, blijft mij een
raadsel. Mocht het zijn omdat Boon volksere verhalen schreef, terwijl in de
figuur van Evert Ter Wilgh nu net de spanning tussen een man uit een vermeend adellijk
geslacht en zijn democratische inborst verscheen, dan nog kan sociaal realisme
toch niet de enige literaire stroming zijn die ertoe doet. Het hele verhaal
door zien we hoe Daisne de familie Ter Wilgh idealiseert tot hoofsheid, tot een
zekere vorm van verhevenheid, nobilitas die in hedendaagse romans niet te
vinden is, maar of Daisne daarom onsympathiek moet lijken, gaat wel erg ver. Of
het oeuvre zijn gang naar het zuivere en het schone weergeeft, staat buiten
kijf, maar kan men niet zonder meer verwerpen. Over het ware zou dan toch wat
af te dingen vallen, al was het maar omdat elk van de figuren op de oude heer
Ter Wilgh na, die helemaal door de wetenschap lijkt opgeslorpt, maar voor
mensen buitengewoon vriendelijk is, leven de figuren met hun eigen gebroken
illusies. Overigens, die oude heer Ter Wilgh zou ooit nog Couperus ontmoet
hebben en ja, Couperus kende mensen in Gent en omgeving, Cyriel Buysse om te
beginnen.
Wie de
roman leest van de familie Ter Wilgh merkt
dat er weinig plaatsnamen in voorkomen, maar het kan bijna niet anders of men
komt er wel aanwijzingen in tegen die sterk aan Gent doen denken. Natuurlijk hoeft
men die genius loci niet te herkennen, toch denk ik, gezien de pogingen van
Daisne om een universele roman te schrijven, waarbij plaatsbepaling niet
noodzakelijk is, kan men de idee van de Oost-Vlaamse hoofdstad niet negeren, al
blijkt het dan weer moeilijk bepaalde facetten van een Brusselse setting niet
te zien. Ook al is de trein tegen 1940 al goed en wel ingeburgerd en is het reizen
werkelijk goed mogelijk, bovendien speelt de auto al een grote rol, net als de
radio.
Het
meest opvallende aan de roman vormt het tijdmoment waar we die kunnen situeren,
waarbij de geschiedenis van Evert, diens aanwezigheid aan een (ver) front en
uiteindelijk het feit dat hij in een (andere) oorlog naar veiliger gebied wordt
gestuurd, na klachten over tbc of erger, ons wel erg in het ongewisse
laat. Hoe het voertuig, een ambulance
wordt beschoten, men vermoedt dat alle inzittenden dood waren, terwijl, zo
blijkt veel verder in de roman. Evert wordt weggevoerd naar de VS. Herman
Thiery, de auteur Daisne dus, had WO I beëindigd weten worden in 1918, toen hij
zes jaar oud was, in 1940 had hij deelgenomen aan de Achttiendaagse veldtocht
en was toen naar Frankrijk, Carcassonne gedirigeerd, om zijn eenheid bij te
staan. Toen lag hij niet ver van de zee…Verveling en afwachten speelde
blijkbaar ook een rol in dat tijdelijke toeven aan de Aude.
De
roman gaat echter ook over moderne inzichten, gekapseld in een reflectie over
hoe, naar het beeld van Plato, naast onze wereld een ideale voorstelling, de
originele voorstelling ervan zou bestaan. Echter, aangezien die ideale wereld
niet onderhevig is aan gebeurtenissen, waar ongevallen en incidenten de pret
niet bederven, kan men de roman ook niet echt als een naïef overnemen van het
beeld bejegenen. Eerder laat Daisne in de spiegelingen van figuren iets van
natuurlijke verwantschappen zien, die met elkaar idealiter harmoniëren, maar
het zou te saai wezen als het allemaal rozengeur en maneschijn zou lijken. Gun
Sedgwick en Ra, zij vluchten uit Europa, omdat de verveling en uitzichtloosheid
van een goed geordend leven hen tegen de borst stoot. Ze willen in de wildernis
een nieuw leven beginnen, wars van saaiheid, maar ook dat blijkt geleidelijk
een sof te worden. Doch, in hun bestaan spelen de wetenschappelijke kennis van
de twee figuren een roman, waarbij men bedenken moet dat hier wel een
optimistische kijk op de plaats van vrouwen in de samenleving gepresenteerd
wordt, waarmee al een van de aanzetten van moderniteit in de roman expliciet
wordt gemaakt.
Het
gaat over meer dan dat alleen, de roman gaat precies over wat de samenleving,
de moderniteit met mensen doet en dan niet enkel in termen van vervreemding.
Misschien gaat het er net om wat mensen aanvangen met vervreemding, zoals Evert
die een roman verzint en schrijft en waar zijn Schwesterlein aan mee gaat
schrijven. De verwijzingen naar de film als het medium van het interbellum,
maar ook uiteraard de escapistische mogelijkheden die de film biedt, brengt
Daisne zonder schroom naar voor. De vraag is dan wat Daisne met deze roman
anders beoogde dan zuiver escapisme? Voor critici vandaag is Daisne met zijn magisch
realisme de gids voor het futiele escapisme, waarin sehnsucht en gedroomd
avontuur, rêvaseren en parodiëren de kaarten zijn waar hij vol op inzette.
Het is
zoals met Couperus’ romanfiguren, niet enkel Eline Vere, maar ook Constance van
der Welcke (De boeken der kleine zielen) en de roman “Lang lijnen van
geleidelijkheid” en dus Cornélie de Retz van Loo, die Daisne ook goed kende. Daisne
zelf moet bij het schrijven van De Trap van Steen en Wolken, na zijn (bevolen)
verblijf in Carcassonne wellicht ook geraakt zijn geweest door de schok die de
oorlog voor mensen betekende, niet enkel het oorlogsgeweld en de ideologische
conflicten, maar ook dat het burgerlijke bestaan berust op aannames die plots
onjuist bleken te zijn.
Vervreemding
was er zeker een van, want in de roman zoeken ook Pavel en G.M. hun eigen
receptuur om aan de verveling en de schijnbare vergeefsheid van het wetenschappelijke
bedrijf te ontsnappen. Verveling wordt de bron waaruit Evert, Daisne zijn
verhaal puurt, waarbij een vermeien in de literatuur van de Belle Epoque ons
licht op het verkeerde spoor zet. Opvallend is hoe Daisne uitgesproken meisjesboeken
als referentie naar voor schuift. De moeder van de auteur was lerares en later
directrice werd van een school en dan nog eens inspectrice van het Rijksonderwijs
en het kan best dat hij gecharmeerd werd door de boekjes van Tine van Berken,
die jong stierf aan TBC in 1899. Voor ons is die literaire wereld, als kinderboeken
al als literatuur mogen bestempeld worden – wat mij betreft zijn er jeugdboeken
die wel het etiket literair mogen krijgen, vooral als ze de jongenswereld dan
wel meisjeswereld weten te belichten – van Daisne al lang verdwenen en kunnen
we er maar moeilijk toegang toe vinden. Maar goed, Daisne zelf is voor ons al
bijna ontoegankelijk, heet het.
Het
heeft te maken met een eigenaardige benadering van het feit dat boeken altijd
gedateerd zijn want geschreven in een bepaalde tijd. Men kan dan vinden dat “Mijn
kleine oorlog” tijdloos zou wezen, waarom zou “De trap” niet tijdloosheid
vertolken, hoezeer de roman toch weer gebonden is aan de omstandigheden waarin
het boek uitgegeven kon worden. Tegelijk, vooral de referenties aan films en
boeken maken het moeilijk, zou men denken, in zijn wereld binnen te gaan en dat
nu vergt een betoog om het tegendeel onder de aandacht te brengen, dat de Trap ons
net toelaat een voor ons onbekende wereld te betreden.
Literatuur
als toegang tot het verleden heden van – in dit geval – Johan Daisne, maar dus
ook die van mijn vader en zijn generatie. Hoe kennen we de geschiedenis van de
jaren Dertig? Juist, als de tijd van de Grote Depressie en de stalen zolen van
soldatenlaarzen op het beton en de kinderkopjes. Toch is die tijd, voor
jongeren en jongvolwassenen van toen niet enkel daardoor getekend, maar we
krijgen slechts af en toe een glimp ervan te zien, zoals een oude film, met cowboys
en indianen, met dames en heren in avondkleding, Gone with the Wind, en
uiteraard ook Daphne Du Maurier, die Daisne dus verrassend snel in handen moet
hebben gekregen. Rebecca, met Max De Winter, die in de roman(s) hun opwachting
maken, krijgt in de Trap een ereplaats. Met andere woorden, de roman lijkt
belegen, voor ons, maar toen bood het lezers de kans die andere literatuur te
leren kennen, voor zover er ze niet in thuis waren. Rebecca verscheen als roman
in 1936, kwam uit als film in 1940… en de vraag is of de verfilming door Alfred
Hitchkock in 1940 Daisne nog bereikte voor mei ’40 of dat de film kon vertoond
worden.
Hoe
dan ook, een auteur vertolkt inzichten die leven in een bepaalde tijd en gaat
er al dan niet kritisch mee om. De communist Daisne, die in 1935 Rusland had
bezocht met August Vermeylen, stond in het verzet via het O.F. en leverde als
koerier hand- en spandiensten. Dit komt niet aan de orde in deze roman, die in
1942 kon verschijnen. Maar het boek blijft ook zonder die informatie over de
auteur een toegang tot een wereld waarvan we vooral de grote feiten menen te
kennen. Hoe belangrijk filmbezoek in die periode was, valt niet zo gemakkelijk
terug te vinden, terwijl Daisne zelf gegrepen was door het medium, er zelfs
later veel tijd aan zou besteden, aan het opvolgen van de filmproductie en het
recenseren van films. De vader van Daisne, Thiery dus, heeft het schoolmuseum
opgericht om kinderen met de natuur vertrouwd te maken. Leo Michel Thiery heeft
dat museum voor aanschouwelijk onderwijs in 1924 opgericht en leerde kinderen,
die in een stedelijke omgeving leefden hoe de natuur in elkaar zat. Zie het
verhaal over de atlas van Ducastel, waarin die aandacht voor de natuur een belangrijk
thema wordt. Het is overigens ook meer dan een suggestie dat Daisne dan wel
zijn vader het werk van Alexander von Humboldt gekend en gewaardeerd moeten
hebben.
Het
magisch realisme bij Daisne staat veel dichter bij de observeerbare werkelijkheid,
dan bij Hubert Lampo het geval lijkt, ook al kan men beide auteurs een grote interesse voor hun
leefwereld niet ontzeggen. De vrije liefde, of beter, de liefde zelf krijgt in
beide oeuvres een plaats die we nu voor gedateerd houden, maar die toen
wellicht nog voor enige spanning zorgde, al was het precies bij Daisne dat een
belangwekkend vraagstuk op de voorgrond komt: het herinrichten van een Indiaans
Rijk in de VS, door herovering van de verloren gegane territoria en door het
aanwenden van de technieken van de veroveraars, de blanke Europeanen. Ook daar
komen stemmen opzetten die verbonden zijn met de tijd waarin Daisne opgroeide
en studeerde. De roman geeft niet de samenleving of zelfs maar een culturele
dwarsdoorsnede weer van de samenleving toen in Vlaanderen, over Hitler en
trawanten, over Amerikaanse presidenten of het marxisme-leninisme wordt niet
gesproken. Toch kan men het aannemelijk achten dat de roman van Daisne voor de
tijdgenoten een moment van herkenning bracht. De aanwezigheid van de auto, het
genoegen van het chaufferen, dat ook bij Couperus en Cyriel Buysse apert
aanwezig was en de gang van zaken in de wetenschappen.
De roman
gedateerd noemen diskwalificeert het werk niet, omdat men geen roman kan
schrijven, zelfs als die onder de noemer science-fiction vallen, zoals Brave
new World, of “Het kralenspel” van Herman Hesse, zonder zich op de kennis en
inzichten van het moment te beroepen. Hoe gedurfd ook, Jules Vernes had zich
geen beeld kunnen vormen van de Spoetnik, het ISS of de Saturnus V-raket die
Neil Armstrong naar de maan bracht. De fantasie vormt geen hinderpaal, maar om
geloofwaardig over te komen, handelen mensen zoals mensen plegen te handelen,
ten goede en ten kwade. In die zin kan de erotische lading van de “Trap van Steen
en Wolken” als modern gelden. Ook de gedachte aan een geboorteprogramma is me
altijd vrij modern voorgekomen, al was het natuurlijk al langer gebruik al eens
een bastaard in de familie op te nemen of iemand buiten de eigen kring, om de bloedlijnen
te verruimen. Dat is wat Lovelace verlangt van Gun Sedgwick en daarmee speelt
Daisne in op gevoerde discussies, zelfs op zoiets als Lebensborn, het programma
van de Nazi’s om een ideaal volk te vormen. Maar het programma mislukt. Ook al
omdat men na de oorlog zich geen blijf weet met de kinderen die in het
programma zijn verwekt geworden. Dat kon Daisne uiteraard niet weten toen hij
de roman schreef, net zoals onduidelijk is of hij wist dat bij groepen van de
First Nation in Canada al langer inbreng van vreemd, Europees bloed is
vastgesteld. Zo bleek een aantal jaren geleden dat een band, groep van First Nation-mensen niet zo zuiver “indiaans” naar
voor kwam als ze zelf hadden verwacht en ook de Canadese onderzoekers, want er
bleek behoorlijk wat Deens en Duits, Engels genetisch materiaal in hun weefsels
te zitten.
Overigens,
waarom bedenkt Evert ter Wilgh een opgezet programma om een nieuwe Natie op te
bouwen in de VS, door de inheemse bevolking, die de vernederingen en
onderwerping moe zijn? Daisne moet hier toch wel aanwijzingen voor gehad hebben,
zou men denken, of was het precies zijn kennismaking met het Nazisme dat hem
voor deze ultieme escapade en verleiding deed bezwijken. De indiaan in de roman
is nobel, bekend met de natuur en met de modernste techniek van toen. Toch
lijken ze nog altijd, gezien de strijd tussen de blanken en de omgeving van
Lovelace, de oude strijdtechnieken te verkiezen, sluipend de vijand benaderen.
Een
roman hoeft niet modern te zijn en bovendien valt het lastig een aantal parameters
te bedenken dat een roman modern maakt, terwijl anderzijds de gedachte dat men
alleen hedendaagse romans zou horen te lezen komaf maakt met de eigen literaire
geschiedenis. Daisne schrijft voor zijn publiek, heeft zijn eigen demonen en verwachtingen,
laat figuren verdwijnen op een natuurlijke manier – een ongeval na een
beschieting was toen best denkbaar – en verwisseling van personen is een oud
literair thema, waarbij mensen de identiteit van een ander aannemen, zich als
imposteur voordoen – het woord bedrieger geeft niet weer wat in het spel is –
of men kan zich die andere identiteit aangemeten krijgen. Spiegelde Herman
Thiery zich ook niet aan de verre afkomst van een adellijk geslacht uit de
Aisne? Al bij al spiegelt de roman ons een wereld voor waarin de moderne
omstandigheden mensen tot verveling en vervreemding, waarom niet een burn-out
of zelfs een bore-out brengen. Evert ter Wilgh wil wetenschappelijk onderzoek
doen en komt niet verder dan het onderzoeken van haringen zonder dat men er een
touw aan kan vastknopen wat er nu onderzocht wordt, hijzelf nog het allerminst.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten