Politiek, journalistiek en hooggeschoolde dummies
Reflectie
Redelijkheid betrachten
Of
Polariseren/ Juist en fout
De
discussies lopen uit de hand, of blijven dovemansgesprekken, waarbij iedereen
op zijn ponteneur blijft staan. Point d’honneur? Men kan het als prioriteit vertalen,
maar het gaat inderdaad om een punt, een stelling die men niet kan opgeven
zonder zijn of haar eer te verliezen, zonder gezichtsverlies te lijden. Sommige
mensen zouden voor dat inzicht hun leven in de waagschaal leggen. Toch kan men
nooit helemaal zeker zijn van de juistheid van dat zo gekoesterde inzicht. Voor
de een is identiteit cruciaal, voor de ander gender en individuele identiteit
en moet de samenleving daaraan aangepast worden. Wat juist is, heeft
bestaansrecht, de rest moet op de schop. Tolerantie voor niet juist geachte
inzichten?
Iets
wat juist is, vermoeden we, is ook waar en moet niet per se argumenten bewezen
worden, terwijl net daar de achilleshiel van het debat over wat juist zou zijn
schuilt. Wat waar is, kan men observeren, kan men via deductie afleiden uit
andere uitgangspunten en kan zelfs botsen met wat we als juist achten. Waarom
achten we iets “juist”, nemen we aan dat het ook rationeel waar zou zijn? Het
is een vraag die men zich kan stellen rond identiteit, rond wat we als een volk
beschouwen en hoe we iets juist vinden als het rechtvaardig is, fout als het net
onrechtvaardig zou zijn. In Indignez-vous, betoogde Stéphane Hessel dat we ons
zouden verzetten, op vreedzame manier, tegen de almacht van financiële spelers
op de politieke besluitvorming, tegen de cumulatie van rijkdom in de handen van
enkelen, zoals Bill Gates en de groep ondernemers rond Silicon Valley. Tegelijk
kan men ook andere financiële machten onderkennen, die achter schermen de publieke
zaak beïnvloeden. Soms gaat het over zeer gerichte invloed, dan weer om een
algemene greep, waarbij spraakmakende opiniemakers vermeende morele waarden zeggen
te verdedigen. Of die waarden omzetten in politieke macht echt wel goed is, kan
men aflezen aan het beleid van Donald Trump, die men als een liberatair moet
bestempelen, die de staat wil ontmantelen, afschaffen, tenzij om de horden in
toom te houden natuurlijk.
Wat
juist is, het bleek bij de discussie over een plaquette voor Leopold II, in een
Londense bibliotheek. Maar behalve dat het leek dat de plaquette de verkeerde
persoon eerde om verkeerde daden, bleek nog iets anders: studenten voelden zich
pijnlijk getroffen, ze lijden onder dat stukje memoriaal en daarom moet het
verdwijnen. Leopold II blijft wie hij altijd was, alleen hoeft men er niet meer
na te denken. En wat dan met Kabila, vader en zoon? Hoe we iets definiëren als
juist, zou dat nog rationeel beargumenteerd moeten worden? Het hoeft zelfs
niet, want we hebben het recht niet moreel verstoord te worden.
Hessel
had het over bestrijden van onrechtvaardigheid, maar men ziet hoe mensen met die
gedachte aan de haal gaan, die elke vorm van rijkdom aanvallen, die vinden dat
men het geld moet halen waar het zit. Dat was de slogan van Amada rond 1970.
Laat de rijken de crisis betalen, dat was er ook zo eentje. Men vond dat bezit
diefstal was en had er veel voor om aan die trieste situatie, het kapitalisme
dus, een einde te maken. Intussen heeft nog geen enkel land bewezen op
vreedzame wijze en zonder totalitaire aanspraken zo een systeem in stand te
houden, zonder vrijhandel, contractuele overeenkomsten en rechtszekerheid. Het
neoliberalisme bedreigt dan ook het kapitalisme, net als de omschakeling naar
financieel kapitalisme.
Nu
valt er op het kapitalisme in de ruwe, niet getemperde vorm heel wat aan te
merken en kan men ook vaststellen dat zonder rechtsstaat, zonder rechtsregels
die door onafhankelijke rechters voor iedereen gelijkelijk en billijk worden toegepast,
zodat de arme niet zonder meer gepluimd kan worden. Rechtsregels bepalen wat
recht is en wat tegen het recht ingaat en nogal wat mensen die zich verzetten
tegen onrechtvaardigheid, vinden de rechtsbedeling helemaal niet correct en
menen dat de slachtoffers van het systeem a priori goedgunstig behandeld moeten
worden. Het is een moeilijke zaak iemand te bevoordelen, al moet men in feite,
uit hoofde van zetelende rechters altijd de elementen à charge bekijken
evengoed als de elementen à décharge. Wie handel drijft, heet het wel eens, zal
altijd wel sjoemelen, maar anderen zeggen dan weer dat mensen alleen op hun
directe voordeel uit zijn, maar wat is er mis mee? Het verzekeren van de
bevoorrading in Venezuela is wel stil gevallen, terwijl in andere landen de
inkomensverhoudingen en bezitsverhoudingen inderdaad scheef zitten door
corruptie en andere kwalen. De falende staat kan immers geen weerwerk bieden
als de rechtsregels onder vuur komen te liggen. Corruptie maakt een
rechtvaardige samenleving onmogelijk, een onafhankelijke rechtspraak is daarom
onontbeerlijk.
Dit is
een behoorlijk redelijk inzicht, lijkt mij, dat ik ook als standpunt kan
presenteren, zonder dat ik zou polariseren. Alleen, zal blijken, zal een Peter
Mertens Venezuela een fout voorbeeld vinden en menen dat in Europa en de VS,
Japan en Australië de rijkdom te veel geconcentreerd zit in de handen van 1 %
van de bevolking. Regelmatig zien we daar data over verschijnen en meent men
dat die mensen meer moeten bijdragen aan het algemeen belang. Als er sprake is,
zoals van enkele grote bedrijven, van belastingontwijking, kan men de wet veranderen,
maar het fiscale stelsel is zo complex geworden dat er ook veel ongewenste
neveneffecten onvermijdelijk zullen opduiken, zoals het feit dat men de
verkeerde mensen en groepen raken zou. Een libertaire opvatting, dat men niets
van de staat moet verwachten, geen onderwijs, geen bijdrage in de
gezondheidszorg, ook niet voor infrastructuur en dat men in het eigen streven
niet gehinderd mag worden door wetten, zoals ook Ayn Rand betoogde in haar
romans, wekken de indruk, zoals het sociaal contract denken poneerde – maar andersom
– dat mensen in wezen eenzaten zijn en dat men zich om de samenleving niet
hoeft te bekommeren.
Dit
zijn uiteraard zeer polariserende standpunten, maar minsten op het punt van de
sociale aard van de menselijke persoon, dat die in wezen eenzaam leefde in de
brousse of de savanne tot hij – uiteraard – met anderen in contact kwam en een
sociaal contract hebben gesloten – wat de mensen in de wereld van Ayn Rand niet
deden – klopt langs geen kanten met wat we weten over de geschiedenis van de
mensheid in de primaire fase, maar ook later: men leefde in groepen die gezamenlijke
voorgangers had, en werd een groep te groot, dan vertrok een deel, vrijwillig
of net niet. Zo moeten ook de trektochten van mensen uit de ontstaansgebieden
begonnen zijn. Succesvolle groepen splitsten zich en soms gingen er verloren.
Waarom
die groepen succesvol waren? En wat dat inhoudt? Juist, dat ze groeien en dus
dat de precaire levensomstandigheden daar geen hinderpaal voor vormden. Kennis
van de omgeving, verzekering van voedsel en brandhout, kennis ook van
technieken om goede wapens te maken, moeten daarbij van doorslaggevend belang
geweest zijn. Maar men ziet bij “primitieve volkeren”, bij jagers-verzamelaars
zelden individuen alleen optreden, zeker niet bij jacht. Hoe het individualisme
ontstond bij deze mensen, blijft mij fascineren. Helaas kunnen evolutionair
psychologen niet helpen, net omdat zij ook de mens alleen als individu in de
geschiedenis zien verschijnen. Ook kan een soort niet volstaan met
veranderingen bij een individu, want wezenlijke evolutie ontstaat als een
populatie zich geleidelijk positieve mutaties eigen maakt door via voortplanting
en via de grotere overlevingskans van die individuen die al iets van die
verbetering, meer voor de omstandigheden geschikte veranderingen heeft meegekregen.
Het is niet zo dat de mensengroepen met sterkere individuen bevoordeeld waren,
wel zij die zich het best aangepast hadden aan een veranderend menu – omdat bepaalde
voedselbronnen verdwenen of niet voorhanden waren in nieuwe gebieden.
Toch
kreeg het individu in de groep en het handelen van individuen groter belang
omdat de snelheid, wijsheid, vaardigheid voor de anderen van belang kon zijn
bij het overleven. De overgang naar de landbouwtijd heeft zo te zien ook
gevolgen gehad voor de menselijke soort, omdat bepaalde vaardigheden nu meer
belang kregen dan andere, zoals kracht, maar ook uithoudingsvermogen, het
vermogen om langdurig dezelfde handeling uit te voeren, afwegingen kunnen
maken, om nog te zwijgen van de verbeeldingskracht. Ook het creëren van nieuwe
instrumenten als ploegen en bijlen, zwaarden of het domesticeren van dieren
vergden vaardigheden die niet iedereen ter beschikking had en dus ontstond,
zoals antropologen merkten en ook Adam Smith aannam, specialisatie, waardoor de
groep met al die vaardigheden over een zekere autarchie kon beschikken.
Handelaars voerden dan aan wat ontbrak. Ook handel drijven, goede
ruilverhoudingen herkennen is uiteindelijk ook een vaardigheid, al vond Karl
Marx dat het om sjacheraars gaat, om uitschot en parasieten. Dat het marxisme
wel andere voorstellingen heeft gebracht, die wetenschappelijk niet
onderschreven kunnen worden, al moet gezegd dat zijn benadering van de economische
en sociale verhoudingen veel nieuwe inzichten heeft gebracht. Het blijkt
moeilijk over de visie van Marx omtrent de feodale samenleving te discussiëren, want we kennen er doorgaans
alleen enkele flarden van. Op basis daarvan nemen we dan vanzelf uitgesproken
en polariserende standpunten over in. De complexiteit van het samenleven nam
toe in ongeziene mate sinds 1789, omdat we uit min overzichtelijke samenlevingen,
steden en dorpen waren min of meer op maat van mensen. Uitzonderingen als Londen
en Parijs, die reeds aan het eind van het Ancien Régime grootsteden waren, worden
nu middelgrote steden, vergeleken met megapolissen als Rio de Janeiro, Shangaj,
Mexico City. Nu leven we in samenlevingen waar we een miniem aantal mensen
kennen, een groter aantal mensen op allerlei manieren ontmoeten, al dan niet
onverschillig, maar die deel uitmaken van eenzelfde samenleving, al menen we
net dat zij of anderen niet echt erbij kunnen horen. Van de samenlevingsverbanden
van een vorige era, de landbouwtijd of die van de jagers-verzamelaars houden we
beperkte inzichten over, die ons ertoe brengen de aard en identiteit van de
samenleving waar we toe behoren scherper te formuleren, waarbij we angst voor
verdrijving en ontkenning van het individuele, maar ook de identiteit van de
eigen gemeenschap aangepraat worden. Of beter, we ervaren dat we als individuen
miskend worden, terwijl tegelijk de discussie over identiteit en de aard van de
gemeenschap waar we toe behoren ook als irrationeel terzijde wordt geschoven.
We
komen dus bij vragen over de condition humaine terecht, vanzelfsprekend, want
de vaak hevige debatten, als het al geen ruzies zijn, gaan over wat wij
verwachten van de samenleving, die ons geen strobreed in de weg zou staan, maar
die we zelf buiten onze overwegingen kunnen laten, als het ons zo uitkomt.
Individualisme, zo zegt men, is te ver doorgeschoten, terwijl mensen
vanzelfsprekend individuen zijn en dat de relaties met anderen, de naasten,
maar zeker ook derden, die anoniem zijn voor ons, berust op verwachtingen,
emoties ook, naast rationele overwegingen. Individualisme, dat betekent niet
enkel dat men het “ego” als maat van alle dingen bejegend, maar wel, kan men
stellen, dat men het “individu” in de samenhang met anderen, de bekenden en
onbekenden bejegent en zich vanuit die visie op het ik en op de omgeving ertoe
kan leiden dat we ons niet aan egotisme overleveren. Hoe we omgaan met anderen
blijft inderdaad een kwestie van opvoeding, van ervaring allicht ook, waarbij
het opvalt dat opnieuw soms moeilijk te argumenteren beleefdheidsregels
opduiken, die al een halve eeuw onder stof hadden gelegen; etiquette kan het
leven aangenaam maken, vergt enige fijngevoeligheid en dus ook spontaneïteit,
terwijl anderzijds lomp gedrag het samen komen kan verbrodden.
Redelijkheid
betrachten in het debat, in het oordelen vergt onder meer de erkenning dat we
niet alles kunnen weten, terwijl bij polariseren juist de redelijkheid terzijde
wordt geschoven en vooral de gedachte dat men het bij het verkeerde einde kan
hebben geen toegang krijgt. De sociale media, denk ik, zijn niet de rivieren
van vitriool, niet meer dan correspondentie en pamfletten vroeger te zien gaven,
spotprenten en spotdichten. Het is nu alleen zoveel gemakkelijker, maar toch, naast
de scheldpartijen krijgt men er ook andere soorten gesprekken. Er is overigens
wel degelijk negationisme, niet enkel in verband met de Tweede Oorlog maar ook
rond klimaat. Ook op andere terreinen botsen we vaak met botte, ongefundeerde
voorstellingen van zaken, terwijl men die niet mag weerleggen, omdat men
zichzelf dan uitsluit. Men kan hopen dat mensen er een persoonlijke visie op na
houden en zich bewust blijven van het feit dat die ontoereikend is. De standpunten
van het feminisme over gelijkheid, willen wel eens voorbij gaan aan de wensen
van vrouwen om zich op een tweede plan te houden, terwijl andere dames er
perfect in slagen vanuit die onzichtbaarheid veel invloed uit te oefenen. Hoe
de verhouding tussen mannen en vrouwen er dan moet uitzien? Afhankelijk van de
levensdomeinen waar vrouwelijkheid en mannelijkheid in het geding zijn, kan men
proberen een modus vivendi te vinden als de gelijkheid niet mogelijk is. Mannen
kunnen geen kind dragen of baren, toch? Aan de andere kant, vrouwen die
kinderen wensen mogen daar in hun loopbaan geen slachtoffer van zijn, maar dat
blijkt moeilijk hard te maken, want als zij alle mogelijkheden van zwangerschapsverlof
en bevallings- en borstvoedingsverlof opnemen, zullen mannen zeggen, dan moet
men daar de gevolgen van dragen, zoals gemiste promoties. Maar dat hangt erg af
van de soort jobs die vrouwen krijgen en waar ze hard voor werken. Redelijkheid
gebiedt dat men erkent dat levenslopen niet parallel verlopen, dat in
verschillende levensfases mensen ook andere verwachtingen koesteren en dat men
zich moet afvragen of een algemene balans voor alle vrouwen, voor alle mannen
mogelijk is.
Gaan
we af op discussies in de media, dan weten mensen domweg niet wat ze moeten
doen en hoe ze dat moeten doen. Wij, het publiek en vulgum pecus, zouden van al
die opspelende kwesties niets begrijpen. Hooggeschoolde dummies? Men kan niet
alles weten, maar de permanente druk op mensen inzake gezondheid,
voedingsgewoonten en zelfs slaaphygiëne terwijl experten in allerlei domeinen niet
altijd tot zelfkritiek bereid zijn en jaren later moeten toegeven dat bepaalde
bevindingen niet correct waren, betreffende het smeren van volle boter.
Bovendien, verder in de keten van raadgevingen kan men ongewild milieuschade
toebrengen. Palmolie werd enige tijd gepromoot als gezonder, maar het regenwoud
in Indonesië, alsook de orang-oetang schoot er zwaar bij in.
Men
moet niet beweren dat experten er niets van kennen, maar vaak blijkt dat hun
specialisme voor hen zo belangrijk is, dat ze andere overwegingen niet onder
ogen willen zien. Onder meer wetenschapsfilosofen brengen hier dan vraagtekens
bij aan en menen dat een inzicht wellicht meer belooft dan aanvaardbaar is.
Bovendien kan op die manier een publiek debat gevoerd worden en krijgt men
minstens een inzicht in de lading en de vlag. Men kan, zoals Trudy Dehue
terecht aangeeft dat ook specialistische inzichten best aan de vergadertafel
besproken worden, om na te gaan of een idee of inzicht wel stand houdt. Mediamensen,
journalisten geven graag wetenschappelijke inzichten weer, zonder wederhoor, al
is dat de laatste jaren wel verbeterd en ook feiten controleren, doorgaans dus
uitspraken van deze of gene. Niettemin, als het over alcoholgebruik, gezondheid
in het algemeen aan komt, blijft men graag ongefilterde berichten doorsturen,
waarbij de redelijk ver te zoeken is. Wat redelijk is, blijft altijd nog
bewerkelijk om vast te stellen, want men moet niet alleen nagaan of men
voldoende argumenten aandraagt maar ook of mensen er werkelijk iets mee
aankunnen en vervolgens of er geen tegenargumenten in te brengen vallen. Meer
debat over wetenschappelijke inzichten zouden wel wenselijk zijn en dan niet
achter de gecapitonneerde deuren van de Universiteitsaula.
Wat
juist was en is? Het blijft een bijzonder heikele vraag en de band met waarheid
valt nog moeilijker onmiddellijk te onderkennen. Toch zien we dat in debatten
over de omgang met migratie de stellingen aan de fronten haast onneembaar zijn,
want wie voor open grenzen zegt te zijn noemt de standpunten van de ander,
zonder ernstig onderzoek, irrelevant en irrationeel. Dat maakt een redelijk
debat onmogelijk. Beter is het aan te nemen dat aan de ene kant migratie des
mensen is, dat er politieke, sociale, religieuze redenen kunnen zijn, ligt voor
de hand, economische worden doorgaans als onvoldoende reden weggezet, omdat de
internationale regelgeving vooral een ethische bekommernis had, mensen die om
redenen van vervolging wegens politieke redenen vervolgd werden, vrije toegang
te verlenen. Dissidenten kregen gemakkelijk toegang. Na de val van de Muur en
het IJzeren gordijn, na de demografische boom in Afrika kwamen stromen van
migratie op gang, in de regio, maar ook naar Europa. De mengeling van hoop,
verwachting, ambities, ze verhullen nauwelijks de economische redenen voor
migratie en wie zal hen het recht daartoe ontzeggen? Wij dus. China krijgt een
steeds grotere vinger in de Afrikaanse pap, wij geloven nog steeds in
ontwikkelingssamenwerking, dat vaak niet veel soelaas heeft geboden, behalve
dat de kindersterfte terug gedrongen werd. De bevolking in vele landen in
Afrika blijft toenemen, zonder dat economische mogelijkheden toenemen. Is het
dan juist verder te gaan op dat pad, of moet men overleg starten met Afrikaanse
leiders, vertegenwoordigers en denkers om te zien hoe de problemen aangepakt
kunnen worden? Wat willen de Afrikanen zelf bereiken en hoe kijkt men tegen het
politieke aan, waar vooral veel geweld, strijd op leven en dood te bespeuren
valt, weinig debat en overleg? Falende staten? Men klaagt erover, maar leiders
doen er niets aan.
Juist
daarom moet men niet enkel kijken naar wat juist zou zijn, als men er al consensus
over kan bereiken, maar ook hoe men een gewenste of meer gewenste toestand kan
bereiken. De ingezette middelen kunnen ook behoorlijk nefast blijken. Zich alleen
richten op wat juist is, bedreigt daarom ook het debat en neigt naar
fundamentalisme. Hoe we tegen de dingen aankijken, vergt overleg, waarbij
consensus niet altijd mogelijk is, maar toch, men moet iets doen… Daarom is het
redelijke betrachten niet saai, wel uitdagend.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten