Nazinderen van een tijdperk
Kritiek
Kinderen van de oorlog*
Collaboratie en verzet, repressie en epuratie
Dit boek zorgde meer dan 20 jaar geleden voor debat en controverse omdat de auteurs nogal wat lacunes over collaboratie, repressie en epuratie tegen het licht hielden. |
Canvas
zond dit najaar een reeks uit met gesprekken met kinderen van mensen die voor
hun keuzes tijdens de bezettingsjaren, collaboratie, gestraft werden, soms
minder zwaar voor zwaardere feiten. De keuzes gingen samen met ideologische
ontwikkelingen tijdens het Interbellum, waarbij mensen die vandaag eerder links
van centrum actief zijn, vaak hun verleden als kind van collaborateurs afwijzen
of er slechts moeizaam mee om kunnen. Johan Sanctorum pleit voor een catharsis,
wel wetende dat iedereen niet vatbaar is voor dat moment van indringend inzicht
en een eigen omgaan daarmee. Zuivering? Het is wellicht moeilijk iemand aan te
praten. Omdat discussies over wat nu goed zou zijn, wat goede politieke
inzichten zouden zijn, vaak uitkomen bij de verhalen van toen, de collaboratie
en de politieke ontwikkelingen tijdens WO I en het interbellum, is het wel
nuttig te overdenken hoe we daar nu iets mee aan kunnen vatten.
In
1991, toen het Vlaams Blok, nu Vlaams Belang in Antwerpen een grote
verschuiving in de politieke verhoudingen liet zien, werd mij duidelijk dat de
politiek in Vlaanderen niet voldoende oog had voor wat mensen van de overheid
verwachten. Toch stelde ik toen ook vast dat de oorlogsjaren, naar het boek van
Gerard Walschap, een kwestie van Wit & Zwart bleek en bleef, terwijl maar
weinig mensen over dat boek spraken. Een andere kwestie die me toen duidelijk
werd, was dat we de Belgische situatie en ipso facto de keuzes van Vlamingen
voor het VNV en later voor collaboratie te zeer als een bijzonder geval zien.
In Europa, zou men nu moeten inzien dat overal wel specifieke historische
reminiscenties meespelen, maar dat de aantrekkingskracht van totalitaire
bewegingen te vaak onbelicht is gebleven.
Bruno
De Wever schreef met zijn doctoraat “Greep naar de Macht”, een standaardwerk
dat ons wegwijs maakt over de evolutie na 1918, toen de koning, Albert I, de Vlaamse eisen
niet wenste op te nemen in het programma dat hij de regering en het politieke establishment
voorlegde (Loppem 11 november), waarmee hij de katholieke partij – die voor WO
I sinds 1881 onafgebroken de meerderheid had gevormd en tegelijk een aglomeraat
vormde, eerder dan een partij met een gezamenlijk programma – wenste te
verzwakken. De banden tussen de voormannen van de Frontbeweging en de
katholieke Vlaamse beweging, bleven lang onduidelijk. In de loop van de
volgende jaren konden Staf de Clercq en anderen zetels verwerven, maar een
greep op het electoraat verwerven, daar slaagden ze niet in. Het conflict
tussen maximalisten die onverwijld zelfbestuur eisten en de minimalisten, die
de Vernederlandsing van de Samenleving nastreefden: “in Vlaanderen Vlaams”.
Tijdens
het interbellum vormde de Bormsverkiezing in 1928, de verkiezing voor de nog
steeds in gevangenschap levende August Borms, die in Berlijn de
onafhankelijkheid van Vlaanderen was gaan bepleiten en niet vrij wenste te
komen onder voorwaarde geen politiek meer te bedrijven, een hoogtepunt, maar
bleek toch dat de achterban van de Frontbeweging niet afdoende was om politieke
macht te verwerven, nodig om het zelfbestuur te realiseren. De economische
rampspoed na 1929 zorgde voor nieuwe verhoudingen en inzichten[i].
De
Grote Depressie had diepgaander gevolgen dan de crisis van 2008, omdat er
minder institutionele remmen waren, toch had ook in 2008 de crisis
mogelijkerwijze grote en groteske gevolgen gehad. Alleen, hoe reageren op de
bankencrisi? Europa is toen op haar limieten gebotst en heeft oplossingen
gevonden, die men niet vooraf had bedacht, dat betekent, dat niemand in de
regelpolitiek een oplossing had gezien. De gebeurtenissen vergden, zoals
generaal Charles de Gaulle had ten toon gespreid, net als Winston Churchill
daadkracht en verantwoordelijkheidszin. Dat is wat we vandaag zouden ontberen,
besluitvaardige politici. Het verschil? Vandaag leven we in een wetgevend kader
dat veel verder reikt dan ooit tevoren. De Gaulle en Churchill erkenden wel hun
electorale of politieke nederlaag en trokken zich terug, ietwat verbitterd,
maar toch bleven ze de instituties trouw.
Onze
samenleving is meer dan ooit geordend, al valt de leiding moeilijker dan ooit te verbinden met een figuur van een leider,
terwijl veel mensen daar net een probleem mee hebben. Politici, Bekende lieden
roepen het graag uit, dat ze een sterke leider willen, iemand met charisma en
die mensen kan meetrekken, die iets kan regelen. Het verbaast me wel vaker dat
men vergeet dat we die ervaring met sterke leiders zeventig jaar geleden als onwerkbaar
hebben afgeserveerd. Bijna alle beelden van autoritaire bewegingen en partijen,
zoals ook het VNV laten zien dat die sterke leider vaker dan nog met de
omstandigheden onderweg in conflict komt, omdat de inzichten te rigide zijn en
een open debat over een betere keuze niet goed mogelijk zijn. Uiteraard laat de
sterke leider geen ruimte voor kritiek, correcties of alternatieven. Hitler
vond in zijn Testament dat Duitsers de grootse taak en opdracht niet waardig
waren gebleken. Leiders hebben we wel eens nodig, maar ze blijven best
bescheiden.
De
andere kant van de medaille van de sterke leider bestaat er ook in dat de idee
van verantwoordelijkheid die uiteindelijk door beate verering en/of hondse
trouw wordt afgekocht. De leider, prins, baas kan geen fouten maken, zijn
ondergeschikten ook niet, zolang naar ze naar diens pijpen dansen. Men moet dus
niet zomaar macht geven aan een persoon en ons hele systeem is er juist
opgericht dat niemand geheel alleen macht kan uitoefenen. De vraag is dan
waarom men rond 1930 zo hard ging zoeken naar mensen die een oplossing voor
alle problemen zouden brengen en, uiteraard, de ideale staat uit de grond
zouden stampen. Er is geen eeuwige oplossing voor alles, omdat beleid nieuwe
realiteiten schept, net als het handelen van mensen. Toch moet men dan, gezien
de aandacht die onder meer “Die Untergang des Abendlandes” van Oswald Spengler
kreeg, maar ook werk van de Duitser door adoptie, Houston Stewart Chamberlain,
Grundlagen des XIX. Jahrhunderts, drukte behalve een virulent antisemitisme een
bewust afwijzen van de moderniteit, van de massasamenleving ook, die net door
allerlei evoluties en revoluties onontkoombaar was gekomen. Ook Ortega y Gasset
die het over de opkomst van de horden (barbaren) had, kon zijn bezorgdheid niet
onder stoelen en banken steken. Deze boeken kenden enig succes, vooral bij
mensen die toegang hadden tot middelbaar en hoger onderwijs en zich niet zomaar
bij de massa lieten tellen. De angst voor de massasamenleving drukte zich uit
in een pseudo-medisch taalgebruik, men sprak over parasieten, over ziektekiemen
en degeneratie. Dat ook het communisme niet vies was van stoer taalgebruik,
maar met andere potentiële slachtoffers mag men niet uit het oog verliezen.
Totalitaire stromingen en hygiëne, het ging wonderwel samen.
Het
feit dat zowel in Frankrijk, Nederland als België al voor de oorlog bewegingen
en partijen ontstonden die zich in het Nazisme konden vinden of minstens vonden
dat een autoritair leider al dat weke en slappe gedoe van de democratie,
geteisterd door schandalen rond banken en corruptie, van tafel zou vegen en
eindelijk eens serieus maatregelen zou nemen, moet ons ervoor hoeden de
situatie in Vlaanderen als uitzonderlijk te zien. Er was een grote afkeer ontstaan
voor de zwak geachte democratie, zoals ook het aanzien van legerleiders hoog
bleef, ondanks de desastreuze militaire politiek tijdens WO I. Maar niemand
wilde erkennen dat die generaals, zoals Foch, Haig en anderen, maar ook
politici geen andere oplossing, eventueel een vrede door vergelijk, had
mogelijk geacht. Men zou de vijand helemaal terneer slaan. Jusqu’au bout! Ook
aan Duitse zijde hoopte een Ludendorff, zeer lang dat hij met zijn legers de overwinning
zouden halen. Na de intrede van de Amerikaanse troepen en het mislukte
voorjaarsoffensief besloot hij de macht over te laten aan een burgerregering.
Hij werd wel door de Keizer ontslagen als generalissimo en zou proberen, na een
ballingschap in Zweden de zaken weer naar zijn hand te zetten. Hij kon niet op
tegen Hitler en co, maar had wel mee het klimaat geschapen waarin de republiek
van Weimar onwerkbaar leek…
In
Vlaanderen ken men wel de uitzonderlijke situatie dat de Frontbeweging en het
Activisme door de Belgische overheid onterecht over een kam geschoren werden,
terwijl in de oorlog groepen van geschoolde Vlaamse soldaten en officieren uit
pure wanhoop de Belgische staat als schuldig aan de misstanden waren gaan
beschouwen. Tijdens de crisis van de jaren 1930, die in België maar moeizaam
overwonnen werd en waarbij politieke partijen ook soms neigden naar autoritaire
oplossingen, waarbij banken over kop waren gegaan en de werkeloosheid voor
grote ellende zorgde, kon het VNV van die onvrede met België als bron van
verontwaardiging, de crisis, de armoede en uiteraard ook het zwakke presteren,
in de ogen van een argwanend publiek in 1936 een mooie score halen, net als
Rex, de autoritaire beweging van Léon Degrelle. In Vlaanderen had je daarnaast
ook nog de beweging Verdinaso, onder de leiding van Joris van Severen, ook een
oudgediende van het leger en van de Vlaamse Beweging, die zou eindigen in een
min of meer Belgicistisch programma en dan kwam er nog DeVlag bij, een
Duitsgezinde militante organisatie.
Wat
waren dan, vraagt een mens anno 2017 zich af de drijfveren om te kiezen voor
een nieuw activistisch avontuur? Bij het VNV probeerde men in het gevlei te
komen bij de bezetter, maar of dat echt op steun van de bevolking kon rekenen,
zou volgens Bruno De Wever wel zijn tegengevallen. Wat we niet uit het oog
mogen verliezen is dat als je manifestaties kan organiseren met enkele
duizenden mensen die mee de ordewoorden opvolgen, dan kan je een massabeweging
genoemd worden, terwijl de zwijgende meerderheid probeerde de eigen boontjes te
doppen. En toch mag men niet uit het oog verliezen dat er mensen waren die
geloofden dat met het VNV nu eindelijk alle hinderpalen voor een voorspoedig en
vernieuwd Vlaanderen zouden opgeheven worden.
Mijn
vader was op college lid en als ik het wel heb ook leider in de KSA, maar ik heb
er weet van dat hij en zijn medestudenten van retorica 1943 wisten dat collaboratie
na de oorlog – toen was het al duidelijk dat de Nazi’s de oorlog wel eens
zouden kunnen verliezen – bestraft zou worden, maar ook, heb ik van hem en zijn
vriendenkring vaak te horen gekregen dat ze boven de autoritaire verleiding
toch voor democratie kozen. Ook onder het lerarenkorps van het college was de
aandrang niet zo groot om de jongemannen in de collaboratie te duwen. Er zou
een leraar geweest zijn die de Nieuwe Orde gunstig gezind was. Nu, eerlijkheidshalve
is dat kennis die naderhand werd meegedeeld, waarbij wij geen weet hadden van
eventuele discussies hierover. Echter, uit de besluitwetten die via de radio en
andere kanalen het bezette land bereikten, werd wel duidelijk dat men ernstige
vormen van collaboratie, zoals wapendracht voor de vijand en ondersteuning van
de ideologie zwaar gestraft zou worden. Na het afleggen van zijn laatste
examens ging mijn vader even werken voor het gemeentebestuur in Sint-Margriete
maar de burgemeester zou hem en zijn vader ervan overtuigd hebben dat het geen
zin het risico te lopen na de oorlog niet te mogen studeren. Onderduiken was de
enige oplossing – wat volgens sommige onderzoekers ook een daad van verzet was.
Economische
collaboratie werd om pragmatische redenen via de keuzes van een comité onder
leiding van Alexandre Galopin minder zwaar aangerekend. Wel zou in 1944 via de
muntsanering de oorlogswinst vernietigd worden, als die excessief was geweest. Dat
had tot doel te vermijden dat het Belgische industriële apparaat en capaciteit
na de oorlog niet opnieuw helemaal gesloopt zou blijken, zoals men in 1918 had
moeten ondervinden. Het was dansen op een slappe koord, die na de oorlog vaak
tegen industriëlen en handelaars werd genegeerd, want zij hadden wel en zonder
schuld voor de Duitsers kunnen handelen. Graanhandelaars kregen na de oorlog
dan ook wel hakenkruisen op hun voorgevel, terwijl er wel eens in stilte
onderduikers van voedsel en kleren had voorzien. Ook dit is anekdotisch, maar
daarom niet minder betekenisvol.
Blijft
het feit dat mensen inderdaad geloofden in de boodschap van het VNV, omdat het
wel aansloot bij hun intieme overtuiging van wat goed is voor henzelf, hun
kinderen en het land. In 1933 kwam Hitler aan de macht en kwam het VNV tot
stand, waarbij het leiderschap van Staf De Clercq niet in vraag werd gesteld…
leren we altijd weer. Intussen, moet ik vaststellen, zwijgt men over andere
evoluties in dit land na WO I, zoals de taalwetgeving die Frans van Cauwelaert
realiseerde in het parlement, die voor Vlaanderen een ongekende invloed heeft gehad,
de Vernederlandsing van de samenleving. Het inzicht kon de tijdgenoot niet
altijd charmeren, zo blijkt uit de scherpe tegenstelling die er bestond tussen
de Frontpartij, die zich maximalisten noemden en precies Frans van Cauwelaert
en diens medestanders in het parlement die mee de Vernederlandsing van de Rijksuniversiteit
Gent heeft helpen realiseren, maar ook taalwetten voor de administratie, het
bedrijfsleven en zo ontstond een kader dat men niet meer ongestraft het
Nederlands als omgangstaal kon miskennen. Die wetgeving is onder meer door
vooraanstaanden in de Frontbeweging en het VNV afgedaan als doekjes voor het
bloeden, terwijl ze wel degelijk cruciaal waren. Zo kon mijn vader in het
Nederlands college lopen in Eeklo en later in Gent.
Een
ander altijd weer herhaald verhaal was de strijd tegen het communisme, dat
mensen naar het Oostfront zou gelokt hebben. Men vergeet dat iedereen weet had
van het pakt tussen Von Ribbentrob en Molotov, zonder alle details te kennen.
Wanneer in West-Europa de strijd tegen Rusland als thema is opgedoken, blijkt
vooral voor personen van belang in hun afwegingen, want pas dan werd die strijd
een motief voor eigen ambities. De RKK vond net als andere christelijke kerken
het communisme en de USSR een gevaarlijk vehikel, die het christelijke Europa kon
bedreigen en de christelijke cultuur… Het merkwaardige is dan altijd weer dat
het nazisme en vooral de SS het atheïsme
voorstond. Men stelt het graag voor alsof het nazisme in wezen conservatief zou
zijn geweest, maar het mens- en wereldbeeld van de Nazi’s putte ook inspiratie in het
futurisme. De ideeën over een te zuiveren samenleving, waarbij Joden, mensen
met een ernstige beperking en of een psychiatrische aandoening, homo’s – ook in
het UK golden daarover strenge wetten, die niet altijd werden toegepast – en zigeuners,
Roma’s geviseerd, want zij zouden het corpus van de (Duitse) besmetten, zoals onder
meer Victor Klemperer in zijn “Lingua tertii imperii”, vaststelde.
Klemperer
wees ook op de fascinatie voor techniek in het nazisme en voor metaforen die te
maken hebben met kracht, energie, snelheid ook en vooral, zo bleek, wilde men
dat mensen “fanatisch” in het leven stonden. Van de fascisten van Mussolini tot
en met het Franquisme, maar ook in de gelederen van de collaborateurs stond men
niet ongevoelig voor de verlokkingen van dit utopisme, waarbij de zuivering van
de wereld van ziektekiemen de garantie was voor een gouden toekomst. Het spreekt
voor zich dat redelijke mensen die belofte niet konden omhelzen en zich
afvroegen wie allemaal nog gegrepen zou worden door deze ideologie. De kritiek
op de Herderlijke brief “Mit brennender Sorge”, waarvan paus Pius XI de intellectuele
auteur was en de latere Paus Pius XII de pen voerde, het Nazisme als strijdig
met het natuurrecht afwees, gaat vooral over het feit dat de paus Pius XII niet
voldoende gedaan zou hebben tegen de holocaust en vooral na WO II nazi’s
logistiek en diplomatiek zou hebben bijgestaan in de vlucht en hen te laten
ontkomen aan vervolging. Kwam die brief ook bij de Belgische bisschoppen
terecht? Wisten leraren van de colleges van deze brief? Feit is dat er in bijna
alle kerken, ook en zeker de Lutherse grote meegaandheid bestond, terwijl
priesters en dominees vaak ten individuele titel het nazisme afwezen. Nog eens,
in Vlaanderen bestond er een zekere ontvankelijkheid voor het nazisme, terwijl
ons lang werd verteld dat men vooral Vlaanderen van België wilde bevrijden. De
discussie over het nazisme werd pas goed mogelijk door series en films als “Shoa”
en “Holocaust”, naast de verspreiding
van werken over het overleven van de kampen.
Mensen
die kozen voor de collaboratie hadden, aldus Bruno De Wever meerdere motieven
en de kwestie hoe omvangrijk die groep was die collaboreerde bleef ondanks dat
onderzoek wel stof voor discussie leveren, maar de wet van de grote getallen
maakt dat relatief kleine percentages grote groepen impliceren. De mensen die
we zagen over de rol die de keuze van hun ouders hadden gemaakt, de collaboratie
in de reeks “de kinderen van de collaboratie” gaven blijk van de verschillende
standpunten die men naderhand is gaan innemen. Velen waren inderdaad gedreven,
maar zoals Eric Defoort vaststelde in verband met de activisten in Antwerpen,
onder meer Herman Van den Reeck en Paul van Ostayen, waren zij vooral jong en
avontuurlijk en wat Van den Reeck eerder links dan rechts geïnspireerd, zodat men
zich wel moet afvragen of een deel van de Oostfronters zich wel echt verdiept
hadden in de ideologie. Echter, wie zich aanmeldde werd, zeker kandidaat-officieren
grondig gevormd in het denken van de NSDAP en de ideologie van de SS.
Vandaag
kunnen we niet volstaan met een moreel veroordelen, als we willen begrijpen hoe
mensen zich bewogen in de kringen die zich wensten in te zetten voor de Vlaamse
zaak. Hoewel velen de Vernederlandsing van de samenleving niet zo hoog wensten
te waarderen, want het was niet de vurig gewenste onafhankelijkheid, hadden de
minimalisten meer invloed dan de Vlaamse Beweging ook na de oorlog bleef
claimen. Platbroeken? Het was een verwijt aan onder meer van Cauwelaert. Of de
strafvorderingen na de oorlog een kwestie van wrok was en hoe de epuratie, die
buiten de rechtbanken haar beslag kreeg, moeten we ook weer niet zomaar van tafel
schuiven. Het boek van Luc Huyse en Steven Dhondt, Onverwerkt verleden, liet
zien dat de bestraffing in de loop van de tijd milder werd en dat vooral wie in
de eerste periode na de bevrijding berecht werd, kreeg gemakkelijker de
doodstraf, terwijl de daders van verregaande collaboratie vaak pas later
opgepakt konden worden, of zelfs helemaal niet, zoals Cyriel Verschaeve, die in
1946 bij verstek veroordeeld werd en in ’47 van de Belgische Nationaliteit
vervallen verklaard. De man, kan men alleen merkwaardig noemen, als men
welwillend is, bizar en zelfingenomen: als priester leek hij buiten de hiërarchie te
staan, tijdens WO I was hij mentor van de leiders van de Frontbeweging; als
auteur had hij bekendheid verworven bij de conservatieve achterban, terwijl
veel van zijn teksten vandaag niet meer te lezen vallen, laat staan te
waarderen. Hij kon toch maar in Tirol na WO II overlijden aan ouderdom, weliswaar ver van
zijn volk. Zoals Bruno De Wever eens stelde, was hij relatief veilig voor alle
kritiek en hadden anderen jaren in kampen en gevangenissen ook zijn zonden
uitgezeten.
Wat
moeten we daar nu allemaal mee, want er zijn nog wel kinderen over, de tweede
en soms derde generatie nam in de loop van decennia, vooral vanaf de jaren
zeventig met grote gebaren afstand van de “erfenis”, het beladen verleden van
hun ouders en grootouders. Sommige namen een vooraanstaande positie in aan de
linkerzijde, als schrijvers, journalisten en in andere hoedanigheden. Anderen
bleven net hun verleden trouw en vonden dat de collaboratie te zwaar was
gestraft. Met Luc Huyse weten we dat de staat vrij vlug de straat kon temmen en
de vervolging werd dan door militaire rechtbanken aangepakt, wat tot een
relatief beperkt aantal uitgevoerde doodvonissen aanleiding gaf. Echter, de ambtelijke
gevolgen van de epuratie bleken mensen veel harder te treffen: ontzet uit
burgerrechten, verbod om in overheidsdienst te treden en/of ontheffing uit
ambten waar men in benoemd was geweest. De naweeën van een complex gebeuren,
zoals de oorlog was, waar persoonlijke overwegingen en maatschappelijke
gebeurtenissen iedereen in beweging bracht, waar mensen konden worden weggevoerd
om in Duitsland arbeidsdienst te doen, anderen onderdoken op risico van hun
leven en dat van de mensen die hen hielpen, hebben onze voorzaten lang proberen
te verstoppen, waarbij men om politieke redenen de Vlaamse collaborateurs als
alibi hanteerde om niet over de eigen Waalse toestanden – met burgeroorlog in de
streek van Charleroi – te negeren. De Koningskwestie vormde ook een mooie
charade om politiek te bedrijven tot behoud van de eigen macht. Het heeft de
Vlaamse Beweging niet belet, tot spijt ook van veel Vlamingen om in de
Belgische politiek via de VU gedurende dertig jaar de politiek te beïnvloeden,
als zweep- en als bestuurspartij een stem in het kapittel te hebben. De
scheldwoorden, “zwartzakken” bleven dan ook nog lang rondzoemen in het zwerk en
bij confrontaties.
Hoe
belangrijk de reeks “de kinderen van de collaboratie” ook is en dat het een positieve
zaak is dat het verhaal verteld wordt, kan men toch vragen stellen of we niet
teveel bij anekdotiek zijn blijven hangen. Nu goed, niets belet dat we daar nog
eens aandacht voor opbrengen. De VRT durft het blijkbaar niet meer aan gedegen
programma’s te maken, zoals Secrets d’histoire of in Nederland Andere Tijden,
met Hans Goedkoop. De verhalen van andere tijden verdienen aandacht, niet om
verontwaardiging op te roepen, of anders
om de zaak opnieuw op te poken, want aan dat verleden kunnen we niet veel
veranderen, wel ligt het in onze handen welke keuzes we vandaag maken. Het is
niet zonder belang de motieven, hoe obsceen ook, van collaborateurs na te gaan,
want ook in deze tijd kan het gebeuren dat ons vragen worden voorgelegd:
meelopen, verzet plegen of, met veel risico’s, onderduiken om nadien het leven
weer op te kunnen pakken[ii].
Bart
Haers
·
Het verhaal van de kinderen van Collaboratie laat
zien dat er ook anderen zijn, die niets met de collaboratie te maken hadden,
wegens te jong of omdat ze kozen voor een overleven in stilte. De weggevoerden
die in Duitsland arbeidsdienst hadden te verrichten, werden erkend als
slachtoffers van de oorlog, terwijl een aantal mensen kozen voor de onderduik,
zonder te weten of en hoe ze het avontuur zouden overleven. Ook zij hadden deel
aan het oorlogsverhaal, toch.
[i] De
geschiedenis van het interbellum, waarin zowel economische, internationale als
Vlaamse ontwikkelingen hun eigen dynamiek hadden, die elkaar ook beïnvloeden, blijft
in de discussie over de collaboratie vaak onbesproken, maar dat kluwen zorgde
wel voor allerlei argumenten die mensen in de collaboratie dreven. Bovendien
blijft het de vraag of aanblijven als burgemeester erger was dan kiezen voor
wapendracht voor de vijand. Wat met mensen die bereid waren in Breendonk en
elders het vuile werk van beulswerk te verrichten? Voor ons zijn het verhalen,
maar voor de overlevenden van de kampen bracht de herkenning van een dader wel
heel wat mee. Dat verhaal dient toch eens goed bekeken, van avonturiers en
bevlogen schoolmeesters…
[ii]
Vandaag leven er generaties die geen zwaarwichtige keuzes hebben hoeven te
maken, want we bleven gelukkig van oorlog gespaard en de politiek bleek ruimte
te laten voor zeer verscheiden stromingen. Wel kan men niet om de vaststelling
heen dat politieke discussies, ideologische confrontaties met veel meer emoties
worden behandeld dan dertig jaar geleden. Oh ja, een tafel in de
studentenrestaurant aan de Gentse Overpoort werd wel eens overhoop gegooid,
omdat men er boekjes uitdeelde die de collaboratie afkeurde, amnestie eiste en
de Jodenvervolging ontkende. Men steunde ook het Apartheidsregime in
Zuid-Afrika en dat gebeurde wel eens op scherpe toon. Toch is de polarisatie
vandaag veel groter dan rond 1985, ook al omdat we nu over internet beschikken.
Cultuur, debat en technologie beïnvloeden het debat, maar blijkbaar is het zo
lekker eens goed te schelden.
Reacties
Een reactie posten