Wat met Jan Tollenaere? Bestaat niet virulent antisemitisme?
Dezer
Dagen
Niet virulent antisemitisme
Geschiedenis onbespreekbaar maken
Het
verhaal van de Holocaust, Endlösung, industriële moord gaat niet voorbij en dat
is wenselijk; toch kleven er ook nadelen aan als men zich blijft vastpinnen op
dat gebeuren als mogelijke nieuwe horror. In Myanmar blijft men zonder verpinken
inhakken op moslims, die er al lang wonen en volgens het leger uit Bengalen
zouden zijn ingesijpeld. Ze moeten weg uit hun dorpen. In Afrika blijft het
probleem van falende staten en cynische regeringsleiders die het land als eigen
patrimonium beschouwen, woekeren. Europa worstelt met de gevolgen van de
globalisering, waarop een Thierry Baudet, de politicus 2017 in Nederland, teert.
Soevereiniteit terugnemen, zegt hij, terwijl het om gedeelde soevereiniteit
gaat in de Unie. Maar dat is al te moeilijk om te bevatten. En ja, Nederland
heeft na de moeilijke wederopbouw na 1950 veel aan de Benelux en de EGKS en
EEG, de EU gehad, maar hoe valt dat te becijferen? Slogans zijn gemakkelijker.
Er
zijn vele soorten horror en men doet geen afbreuk aan de gruwel van de Endlösung
als men zich gaat bekommeren om nieuwe vormen van ontmenselijking van anderen.
Want de gesel van het verleden zal zich niet in dezelfde vorm herhalen. We
weten evenwel niet welke nieuwe vormen van massadestructie we moeten vrezen, al
zijn er aanwijzingen, die we evenwel zorgvuldig moeten lezen.
Nu
goed, ene Jan Tollenaere heeft dus nog eens kenbaar gemaakt in een
televisiereeks “De kinderen van de collaboratie” dat hij de zonen en dochters
van David niet moet, dat ze kleptocraten zouden zijn en andere ondeugden zouden
bedrijven. Hij moet ook niet weten van de Afrikaanse autochtone bevolking –
zijn de blanken na 400 jaar metterwoon aanwezigheid aan de Kaap dan nog wel
allochtoon? – want ook zij, die mensen waarvan men zegt dat ze in de loop der
eeuwen naar het Zuiden waren afgezakt en dat de blanke bevolking leeg land
hadden aangetroffen toen ze voor het eerst het anker wierpen voor de Tafelberg,
hebben er hun verhaal en dat leest niet makkelijk weg. Kortom, de heer Tollenaere
versprak zich niet, maar zegde dat hij nog steeds het racisme en antisemitisme
van zijn heldhaftige vader, voor hemzelf en zijn medestanders heldhaftig,
huldigt.
Het is
goed te weten dat sommige kinderen van collaborateurs de ideeën van hun ouders
nog steeds huldigen. Overigens, er zijn ook mensen die menen dat Lenin een kei
was in het organiseren van de revolutie en niet kijken naar het bloed dat hij deed
vergieten. Ook Stalin kan er voor sommigen nog mee door. Wie zegt nog iets over
Maximilien de Robespierre? Had die niet evengoed in naam van de Heilsstaat de
parasieten en hoerenlopers, de bedreiging van de Revolutie op de guillotine
laten sterven, zelfs zijn directe medestanders, zoals Danton?
Zelf kan
ik zeggen dat het antisemitisme in onze kringen niet leefde en van racisme heb
ik ook niet veel gemerkt. Kennis maken met de geschiedenis, onder meer WO II,
verliep eerst via enkele boeken over het verzet in Nederland, waar de
vervolging van Joden niet expliciet in aan bod kwam, wel de strijd voor de
bevrijding van Nederland, ook al eens met hulp aan onderduikers, stelen van
voedsel- en consumptiebonnen en uiteraard de hongerwinter. Pas aan het einde
van de jaren zeventig werd openlijk gesproken over de Jodenvervolging en de
Holocaust. Veel moeilijker was het iets te vernemen over hoe mensen ertoe
overgehaald konden worden te geloven dat een bepaald volk zo doortrapt kon zijn
dat het zowel leiding gaf aan het internationale plutocratendom en aan het
communisme, hoe men mensen, artsen, advocaten en handelaren in luxe- en andere
goederen plots als parasieten, ongedierte ging beschouwen. Dan zegde men dat
Hitler zo populair was dat iedereen hem geloofde. Iedereen is veel gezegd, maar
er waren doorheen de oorlog inderdaad niet zoveel verhalen over verzet in
Duitsland overgeleverd, zoals het dagboek van Ruth Andreas-Friedrich of de
daden van de jongelui die de Witte Roos vormden. Er was ook een boekje, Reünie,
waarin Fred Ullman vertelt hoe een gymnasiast, wiens vader tijdens WO I in WO I
had gevochten, zoals andere joodse jongens en mannen in Duitsland hadden
gedaan. Opgemerkt moet worden dat Hitler en ook wel Erich von Ludendorff de
joden verraad in de voeten hadden geschoven, terwijl geweten is, nu toch, maar
reeds in 1916 werd hierover onderzoek verricht, dat nooit openbaar werd, dat de
Duitse soldaten die ook joods waren in de oorlog niet minder heldhaftig hadden
gevochten dan de andere, of even laf, als het zo uitkwam.
Ik
verkeerde dus lang in de mogelijkheid na te denken over die verhalen, terwijl
in de media vaak het reliëf ontbrak. Het lezen van Reünie ofte “Hereniging”
gaat over jongens in Stuttgart, de ene Hans Schwartz en de andere Konradin von
Hohenfels, een oud adellijk geslacht, wier ouders kozen voor steun aan de Nazi’s,
al viel bij lectuur af te lezen dat de vader voor Hitler en zijn companen niet
zo heel veel respect kon opbrengen, de moeder was onder de indruk van Hitler.
Hans Schwartz werd op zeker ogenblik naar de VS gestuurd en studeerde er, werd
advocaat en kreeg jaren later een verzoek geld te doneren voor een monument
voor de gesneuvelden van het gymnasium in Stuttgart, waar hij college had
gelopen. Bleek dat Konradin von Hohenfels betrokken was geweest bij de aanslag
van 20 juli 1944 in het militaire hoofdkwartier van Hitler in het Oosten. Of Konradin de naam is die de auteur aan Claus
von Stauffenberg had gegeven en waarom hij een naam verzon, bleef me lang
onduidelijk.
Het
lezen van dat boekje leerde me ook hoe men geschiedschrijving kan manipuleren
en in de scholen leraren bereid waren gevonden een zeer gekleurde versie van de
geschiedenis te geven, de Duitse Geschiedenis wel te verstaan en inderdaad in
kapitaal. Pas later ontdekte ik, bij het lezen van een biografie over Henri Pirenne
hoe reeds voor WO I intellectuelen zeer toegewijde pleitbezorgers waren van een
Duits patriottisme, van pan-germaanse wanen en dromen. Ook in Frankrijk, leerde
ik doorheen de jaren waren intellectuelen vaak onnodig virulent in hun ondersteunen
van het Franse nationalisme en chauvinisme. In Parijs, op wandeling met een vriendin
kreeg ik te horen, toen we bij het Elisé kwamen, dat het paleis door Madame de
Pompadour zou zijn aangekocht om er los van Louis XV een eigen hofhouding te
voeren, waaraan de koning nog wel eens deelnam. De hele geschiedenis van Louis
XV evenwel had voor haar weinig betekenis, want op school leerde men nog altijd
dat de koning “execrable”, verwerpelijk en uit te spuwen was geweest. Hij had
inderdaad territoria verloren, maar de finesse van de geschiedenis van het
Frankrijk onder die koning kende ik niet; ik stelde vast dat ik er wel heel
weinig over wist en pas later werd mijn beeld scherper, door me ermee in te
laten.
Dat
alles om uit te leggen dat wie vandaag meent dat men aan de Holocaust niet mag
of kan twijfelen, maar niet over daderschap spreekt, niet over de toedracht van
het virulente antisemitisme in Duitsland, maar ook in Frankrijk, zoals het
tragische verhaal van kapitein Alfred Dreyfus, die de samenleving meer had gespleten
dan mijn Franse vrienden konden toegeven. Ook de toedracht rond Vichy, de
collaboratie aldaar en de wijze waarop de uit Duitsland gevluchte joodse mensen
sinds het begin van de “Drôle de guerre” in september 1939 als vijfde colonne
opgesloten werden in kampen rond Parijs en in het Zuiden. Hannah Arendt was een
van de velen die er gevangen had gezeten. In de loop der jaren merkte ik dat
men de manifeste fouten van de Republiek in die periode nooit echt ter
discussie stelde. Arendt kon vluchten, met onder meer Walter Benjamin, die
zelfmoord pleegde omdat hij vreesde terug gestuurd te worden over de grens, in
Portbou. Na die zelfmoord konden de anderen toch doorreizen naar Portugal.
Vluchten biedt geen eenvoudig en geborgen bestaan.
Het
nazisme had vooral een probleem omdat ze geen manier vonden om de ongeveer
800.000 joodse mensen - anderen spreken
van 500.000, maar er werden door de administratie van Nazi-Duitsland mensen
(opnieuw) als joods bestempeld, terwijl zijzelf of hun ouders zich hadden
bekeerd tot RKK of protestantse gezindten, anderen kozen voor een seculiere
levensopvatting - het land uit te zetten. Toch vluchten heel wat mensen weg uit
Duitsland, tot 200.000, kinderen werden in veiligheid gebracht en anderen doken
onder. De uitvaardiging van de Neurenberger Rassenwetten sloten de joodse
medeburgers helemaal uit de samenleving, zowel sociaal als professioneel.
Huwelijken tussen zogenaamde raszuivere Germanen, dan wel Ariërs, met joodse
mensen werden verboden, wie ook maar voor een achtste of zestiende part joods was,
kon in moeilijkheden komen. Na bijna tweehonderd jaar tolerantie, zo bleek, bijna
90 jaar na de tolerantie die de revolutie van 1848 had bevestigd bleek er niets
van over. Pogingen door groepen als het Alldeutscher Verband hadden in de late
negentiende eeuw en later niet zoveel geholpen om de burgerrechten van joodse
burgers terug te schroeven. De discriminatie bestond wel nog steeds.
Om
maar te zeggen, in Duitsland, maar zowat overal in Europa leefden
antisemitische ressentimenten, ook waar men nog nooit een Jood had gezien of
gesproken. Vanuit Wenen, waar rond 1900 een antisemitische burgermeester de
plak zwaaide, werden pamfletten verspreid en in de VS deelde Henri Ford II tot
rond 1928 openlijk antisemitische opvattingen. Blind zijn voor de blijvende
slagkracht van die inzichten, ook bij linkse politici, helpt niet het probleem dat
de Endlösung stelt te begrijpen noch om in te zien dat ook vandaag nog mensen
rondlopen met deze ideeën en er zelfs nog kracht aan geven. Er bestaat zoiets
als “Vrij historisch onderzoek”, dat met alle geweld de Endlösung probeert te
ontmaskeren als een leugen en minstens de grote aantallen doden te
minimaliseren. Toch is er voldoende documentatie over hoe de Jodenvervolging
door de Nazi’s was georganiseerd.
Soms worden
historici die de Endlösung ontkennen zelfs enige tijd populair in de brede
media, zoals David Irving, terwijl andere historici die ernstig werk maken van
onderzoek naar het karakter en de praktijken van het nazisme en Hitler, zoals John
Lukacs, nauwelijks een vermelding
krijgen, wellicht wegens te goed onderbouwd. Lukacs verzet zich namelijk tegen
eenvoudige schema’s om historische feiten en fenomenen te verklaren. Was Hitler
gek? Historisch inzicht levert een positief antwoord niet op, want dan moet men
onderzoeken waarom de Duitsers, toch zeker 32 % van hen op hem stemden, terwijl
na de machtsgreep nog een behoorlijk aantal mensen die voordien de kat uit de
boom hadden gekeken nu wel aansloten bij het nieuwe regime. De machtsgreep ging
gepaard ook met referenda om de bevolking aan zich te binden en dat lukte
aardig. Behalve de notoire tegenstanders, zoals communisten, die in werkkampen
terecht kwamen, leek er maar weinig oppositie te bestaan.
Thomas
Mann heeft na WO II een brouille met zijn jongste broer en allen die in
Duitsland gebleven waren en stelden dat ze een “innere emigration” hadden
verkozen, dat wil zeggen, in Duitsland levend waren ze toch geëmigreerd. Het
gaat om de gevaren, zegden ze, die ze vanwege hun afwijzende gebaren liepen,
waar iets voor gezegd kan worden, in die zin dat iedereen in de Nazi-tijd via
allerlei organisaties zoals het arbeidsfront, vrouwenorganisaties, Hitler-Jugend
en Bund Deutscher Mädel gemobiliseerd waren geworden, zodat wie er afstand van hield in een fout
daglicht kwam te staan. Collaboratie-organisaties in de bezette landen volgden
de voorbeelden van de NSDAP en organiseerden zoveel mogelijk mensen om ze
gemakkelijk te kunnen mobiliseren. Men kan moeilijk anders dan juist dit zien
als een uiting van de totalitaire aanspraken en – wat de aanhangers aangaat –
de bereidheid van een totale inzet. Men kan ook denken aan Johannes Fest, de
vader van Joachim Fest, die weigerde lid te worden van de partij, wat voor een
directeur van een gymnasium een (morele) verplichting was en hem op broodroof
en beroepsverbod kwam te staan. Toch dienden de man en zijn zonen in het leger,
aan het einde en de broer van Joachim stierf in dienst.
Men
kan niet om de Endlösung heen, om wat een organisatie realiseerde, waarbij de
vernietigingskampen onweerlegbaar blijk gaven van de niets ontziende
barbaarsheid en de bereidheid tot ontmenselijking. Doch, dat stond niet op zichzelf,
maar kaderde in een utopische en millennaristische heilsverwachting, die de
zuivering vergde van de samenleving van alle smetten. De idee van raszuiverheid
was dan ook een obsessie, terwijl het begrip ras, zoals antropologen al hadden
vastgesteld, nogal mager was om mensen in onder te brengen. Sinds Joseph Arthur
de Gobineau (1816 – 1882) en dus een volkomen tijdgenoot van Richard Wagner) het
Darwinisme had aangewend om zich een beeld te vormen van superieure en
inferieure rassen, hadden opiniemakers in onderscheiden landen er alles aan
gedaan om het eigen volk als ras voor te stellen, ook in België, terwijl mensen
zo dicht op elkaar levend als in Europa, dit deel van Europa het geval was,
nauwelijks van elkaar konden worden onderscheiden. Het idee dat volkeren kunnen
ondergaan aan metissage leeft nog steeds en wordt maar deels omfloerst uitgedrukt
in het benadrukken van het gevaar van Islamisering van Europa. Hoe men zich een
idee kan vormen van een ras, blijkt altijd weer tot veralgemeningen te leiden,
die zogenaamd op observaties gebaseerd zijn, maar in werkelijkheid, statistisch
zelden goede bewijzen vindt.
Jan
Tollenaere heeft met zijn uitspraken duidelijk gemaakt dat er nog steeds een
overtuiging leeft die niet enkel de Holocaust ontkent, de Endlösung en de retoriek
errond blijven evengoed levend. We kunnen geen rekenschap meer vragen aan wie
zich daaraan heeft gelaafd, maar we kunnen voor onze tijd wel bedenken wat het
betere is dat we kunnen doen en aannemen. Men heeft de afgelopen decennia,
zeker na het opwellen van de discussie over de Endlösung en het verschijnen van
films en televisiereeksen als “Holocaust” het debat vaak gevoerd als een strijd
tussen rationale mensen enerzijds, irrationele, emotioneel gedreven mensen
anderzijds. Men kan de aanhangers van (neo-)nazisme zonder gevaar voor
overdrijving emotionele, door woede en haat gedreven mensen noemen, maar wat
lost het op? Belangrijker is aan te geven dat het mens- en wereldbeeld van
Hitler, Himmler en co gebaseerd was op een concept van totale macht en dat wie
uit de gratie viel, niet in het heilsplan paste, uitgeroeid moest worden. Over
het plan T4 spreekt men ten onrechte minder dan over de Endlösung en dat blijft
verbazen, want uiteindelijk ging het ook om goed uitgewerkte planning, waarbij
aan het einde alle mensen met een mentale beperking of een psychiatrische
aandoening uitgeroeid zouden worden. Verzet vanwege onder meer Clemens von
Galen, bisschop van Münster, bewoog de Führer ertoe de plannen enige tijd op te
schorten. Dat het om een kleiner aantal gaat, laat onverlet dat ook hier de idee prevaleerde dat
parasieten en “mee-eters” gedood moeten worden.
Mensen
zijn vatbaar voor heilsleer, voor utopische aspiraties de samenleving te
zuiveren en zonder ballast een gouden toekomst tegemoet te gaan. Ook de
strijders die naar het kalifaat trokken, waren niets meer en niets minder dan
bereidwillige aanhangers van een heilsleer. De figuur van de leider, van de
meeste leiders is voor buitenstaanders gemakkelijk iemand die nauwelijks de
aandacht waard lijkt, maar op de een of andere manier voldoende draagvlak vindt
om een hele samenleving in de hand te krijgen en eigen ambities waar te maken.
Men moet Jan Tollenaere dan ook zien als iemand die het betreurt voor die keuze
te hebben gestaan. Het gaat niet enkel om het kiezen voor dictatuur of democratie,
het gaat wel degelijk om een verschil inzake mens- en wereldbeeld, geloof in
democratie is meer dan alleen de aanname
dat mensen zelf autonoom in het leven kunnen staan, dat mensen zich niet moeten
voegen naar wat de meerderheid zegt en denkt. Democratie, rechtsstaat, debat staan
lijnrecht tegenover totalitaire aspiraties, waar de leider en de leidende idee
boven elke twijfel verheven zijn.
De
reeks “de kinderen van de Collaboratie” bood kijkers de mogelijkheid de “Vergangenheitsbewältigung”
van deze kinderen onder ogen te zien. Er was evenwel een element dat bevreemdt,
namelijk dat opiniemakers, die zelf stelling hebben genomen tegen de collaboratie,
nazisme en fascisme, zelf hun verhaal niet hebben ingebracht. Van Bruno de
Wever weten we hoe hij over zijn vader en diens engagement denkt, maar zijn
onderzoek heeft hem zelden tot ongenuanceerde uitspraken gebracht. Men kan, zegt men, niet genuanceerd spreken
over de Holocaust, wat klopt wat de opzet, de uitwerking en de desastreuze
gevolgen van de holocaust aangaat, want daarvan zijn de bewijzen onweerlegbaar.
Wat wel besproken moet worden is hoe mensen in Duitsland en de bezette
gebieden, van Oekraïne en Polen tot in Frankrijk, Italië en Griekenland, mee de
basis en verantwoording hebben gegeven voor de Endlösung, want al bij al waren
weinig mensen bereid joodse mensen te helpen, met onderduik en eventueel op
vluchtroutes te begeleiden. Maar zij waren er wel en gelden terecht als helden.
In Denemarken slaagde men erin joodse mensen naar Zweden te laten vluchten, met
de hulp van het land, inclusief de koning.
In de
wereld van vandaag moeten we wellicht niet verder zoeken naar een herhaling als
een kopie van het nazisme, al kunnen neonazi’s zich wel herbronnen. Jan
Tollenaere bewijst wel dat men zover nog niet is gekomen. Ook Timur Vermes had
dit begrepen, maar er zijn andere verhalen denkbaar, die even desastreus kunnen
uitpakken. Zoals Venezuela een tragische herhaling blijkt van het Cubaanse experiment,
zo moet men wel vrezen dat er ergens een nieuwe poging ondernomen wordt. Maar
dan moet men er zich vooral rekenschap van geven dat de instituties niet
aangevallen worden, zoals de NSDAP en bondgenoten deden in de Republiek van
Weimar. Aanlokkelijke heilswensen zijn van belang als aanwijzing, er zijn nog
andere voorwaarden opdat het verhaal zou aanslaan. Ook Mei ’68 bracht duistere
krachten op gang, bracht terrorisme in Duitsland, Italië en Frankrijk. Men kan
dus niet zomaar aannemen dat een crisis voldoende voorwaarde zou zijn, ook
verveling kan dodelijk zijn.
De VRT,
Canvas bracht een goede reeks, maar de moeilijkheid om mensen van intieme
overtuigingen af te helpen, vraagt meer dan deradicaliseringsprogramma’s. De
gedachte dat we in een samenleving moeten samenleven, dat we niet altijd op
elkaar kunnen vertrouwen, dat zuiverheid en deugdzaamheid geen beste kwaliteit
zijn voor een open samenleving, kwam en komt niet aan bod. Dat deel van de
gesprekken viel in feite tegen. De Holocaust ontkennen is erg, maar komt voort
uit andere motieven en die liggen niet alleen in een doen herleven van een
verloren droom, of beter waan. Daarover zou het debat moeten gaan.
Waarom
is de wereld slecht? Waarom kan er na de Holocaust geen poëzie meer geschreven
worden? Theodore Adorno dacht dat het rationalisme en de Verlichting de grondslagen
boden voor het nazisme, waar wel een paar argumenten voor te vinden zijn, de
zin voor techniek en interesse voor moderne inzichten inzake management en
organisatie. Over het moderne in het nazisme, over het fanatische in het leven
staan, gaan de gesprekken uiterst zelden. Jan Tollenaere deed antisemitische
uitspraken, nonchalant, provocerend en bewees daarmee alleen dat men zo een documentaire
reeks wel moet maken. De idee dat virulente inzichten niet meer leven, moet men
ook achterwege laten, want mensen kunnen de zin voor nuance moe geraken, lak
hebben aan conventie en consensus en ja, de goegemeente op stang jagen. Boos worden
op verkeerde uitspraken op televisie heeft weinig zin, of beter, net dan moet
men goed overwegen wat het beste antwoord kan zijn. De geschiedenis opnieuw bespreekbaar
maken, lijkt me een goede optie.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten