Ontlezing tegengaan? Lezen bevorderen
Dezer Dagen
De lezer geen consument
Lezen als genoegen is goed genoeg
Vorig jaar had Arjan Lubach het over het ontlezen bij de schoolgaande jeugd, iets waar al jaar en dag over geklaagd wordt en waar de digitale media vooral toe bijdragen, zegt men. Maar tegelijk wijst men op de verkoop van boeken, alsof men die in bulk kan verkopen en dus ook aankopen. Boekhandelaars worden druk bevraagd, maar de pandemie en de veranderende omstandigheden zorgen ervoor dat mensen al eens een boek kopen. We moeten evenwel vaststellen dat er ruis zit op het gesprek over boeken. Een boek is nu eenmaal niet altijd een boek.
Moeten recensenten bollen of sterren of andere icoontjes
toekennen aan een boek, alsof zo een visuele waardering ook maar iets zegt over
wat er te zeggen valt over een boek. Bovendien zien we tot onze verbazing dat
er over klassieken niet meer gesproken wordt. Vallen er nog wel eens
verwijzingen naar Anna Karenina of Vaders en Zonen van Ivan Toergenjev, dan houdt
het vaak ook meteen op, want wat valt er te zeggen over de jagersverhalen van diezelfde
Ivan Toergenjev? Jawel, er zijn mensen die hoog oplopen met het werk van Joseph
Roth, van Marcel Pagnol of Louis Couperus, maar het blijkt moeilijk een mooi
gesprek te hebben over die werken. Men noemt de titel en klaar is kees. Niet
dus.
Het gaat er wellicht om dat we het lezen als
activiteit als een bezigheidstherapie zien, waar niets aan gewonnen of verloren
is, maar toch, lees je dat werk over bomen van Richard Powers, dan merk je
algauw dat je zelf ook verschillende bewegingen maakt, je denkt terug aan je
jacht op herfstbladeren voor een of andere schooltaak, aan het planten van een
beuk in de tuin van de familie en wandelingen in de Jura, waar je de schade van
de plantages ziet en tegelijk ook oude bossen aantreft. Er is veel waarover je
kan denken en het lezen over de strijd van activisten in Oregon tegen het
massale, machinale rooien van oerbossen, waarna er alleen verbrande aarde
overblijft, droge, rulle , maar dode aarde en je denkt aan de discussies over
het rooien van halve hectare bos ergens in de buurt, dan merk je dat Richard
Powers de gefragmenteerde wereld goed weet te vatten. Tegelijk ga je op wandel
ook denken aan de wereld waarin zo een beuk van driehonderd jaar – hoe kon die
zo oud worden? – opgroeien kon, wat de omstandigheden waren waarin uit een
nootje zo een gigantische – enfin, naar onze maatstaven – boom kon groeien.
Het wekt bij mij een toenemende ergernis dat boeken
vaak gewoon gepresenteerd worden om hun amusementswaarde, terwijl een auteur,
ook al weet hij of zij dat de lezer zich wil kunnen verliezen in een verhaal,
ook wel weet dat het niet meer volstaat de al te gekende handgrepen van de
verteller te hanteren, eventueel met wat meer vernuft. Literatuurwetenschappers
hebben ons geleerd dat er maar een vijftal thema’s zijn waarover men iets kan
vertellen, dood, liefde, geweld, jaloersheid en Bildung. Acht men dit voldoende
om een boek, een fictiewerk te karakteriseren, dan merkt men zoiets weinig
vertelt als het werk nu net een weefsel blijkt waarin verschillende thema’s hun
plaats krijgen, omdat ze in een leven nu eenmaal altijd wel ergens aan bod
komen. En valt er heel wat over de liefde te vertellen, dan kan men ook nog
altijd kiezen voor Turks Fruit in plaats van 50 tinten grijs, want tja, die Jan
Wolkers, dat is toch wel erg genant hoor en zo een boek leg je niet op je koffie-
of conversatietafel. Hoe kan ‘Een soort van Liefde’ over iets anders gaan dan
over liefde, terwijl Alicja Gescinska net laat zien dat die liefde maar kan
bestaan in een context die je als auteur en dus als lezer probeert te vatten.
Of wat met de trofee van Gaea Schoeters? Wat is daar het verhaal? Over een uit
de hand lopende jachtpartij? Over dekolonisatie? Er is wellicht meer over te
vertellen, maar dat vraagt wat tijd.
Waarom zou men een boek lezen? Men kan dat niet zomaar
aan de grote klok hangen, dat men een uurtje in een hoekje met een boekje van
de wereld bent geweest. Moeten we niet vooral alert zijn voor wat er gebeurt.
Op de trein laatst las ik een nogal ernstig lijkend filosofisch boek en een
jonge dame vroeg me wat ik las. “Democratie op wankele bodem”. Toegegeven, er zijn
meer aansprekende werken, maar ze vond het net interessant, want maakte zich zorgen
over de toestand van de politiek. Goed, ik heb tussen Oostkamp en Leuven – zij reisde
naar Genk – niet zo heel veel gelezen, maar het gesprek was aangenaam genoeg
waarbij ik haar nog iets bijbracht over Machiavelli, over Spinoza en de
Founding Fathers. Men voelt zich natuurlijk gevleid bij het afscheid te horen
dat de jongedame mij als leraar wel zag zitten. Nu, zoveel aandacht en open
dialoog, dat verlang je wel als leraar, want laten we dat nu toch even onder
elkaar afspreken, wanneer je iets heel grondig overdacht hebt en je komt in
omstandigheden waarin je dat iemand of een groepje mensen kan uitleggen, dan
treed je ongewild in de positie van leraar, maar is men zich daarvan bewust,
dan kan men proberen zonder dat al te vet aan te zetten ernstig te nemen.
Kijk, zo is het gesteld met recensenten, die de boeken
die ze het publiek voorstellen als aanbevelenswaardig, dat men er zich ervan
bewust wordt dat zij zich er vanaf maken met algemeenheden of fulmineren omtrent
puntjes van kritiek terwijl jezelf het boekwerk hebt gesavoureerd, wat heel wat
ruis op het verhaal brengt. Is een ideeën gelardeerd met tal van inzichten niet
een voor de hand liggende uitkomst? Een leraar kan al eens parmantig uit de
hoek komen, of net heel bescheiden om dan tegengas te geven. Want de dingen
vlak voorstellen, zoals de media met boeken doen en vaak ook met wetenschappen,
daar is niemand bij gebaat. Kijkt men naar La grande Librairie op de Franse
openbare televisie dan komen er niet alleen madeleines bij te pas, terugdenken
aan de tijd van Bernard Pivot en Apostrophes of naar Nederland, met Michael
Zeeman, waarbij een boek even geen product was, maar een bijna levend wezen. Nu
kan men gelijk ook terugdenken aan Willem Frederik Hermans of Gerard van het
Reve, Eduard du Perron en de heftige polemieken die gevoerd werden en nu
volkomen afwezig lijken, terwijl ik dan ook wel eens stiekem iets opzoek over
en vooral van Karel van het Reve.
Ontlezing is niet iets van de afgelopen maanden of paar
jaar, maar werd ook in de jaren 1980 aan de orde gesteld, bezorgd en ernstig. Toen
ik prof. Raymond Vervliet vertelde bij een examen omtrent een keuzeboek, de
Uitverkorene van Thomas Mann, over het leesplezier dat ik ervaren had, was de
zeer erudiete hoogleraar verbaasd, want de meeste zijner studenten v/m (toen
volstond dat nog) haalden hun kennis over een boek vaak uit van jaar tot jaar
doorgeven fiches over het boek zodat hij vaak twintig keer iets over Kaas
hoorde of Titaantjes, terwijl hij wel wist dat zelfs die werken niet echt
gelezen waren. De redenen waarom ik Thomas Mann al vroeg ben gaan waarderen en
waaruit het leesplezier voortkomt is dat zijn romans en novelles, zoals Dood in
Venetië altijd weer een panoramisch beeld ophangen van wat mensen kunnen
betekenen en hoe ze interageren met anderen en de omstandigheden.
In de Uitverkorene we een hervertelde gouden legende
over incest tussen broer en zus, over een fatale pelgrimage van de vader en
broer, waarna een een kindje gebaard wordt, in een ton gelegd, op een bootje gebonden
en toevertrouwd aan de golven. Eens aangespoeld
op een Kanaaleiland – groeit het baby’tje
op en leeft dan wel met de dorpsjeugd, maar ook krijgt hij onderwijs, met
Latijn en digesten. Geconfronteerd met
zijn status van onbekende vreemdeling die door zijn opvoeder, de abt van een
klooster op het eiland wordt bijgepraat waarna hij een marmeren schrijftablet
met zijn verhaal meekrijgt en na een reis over een mistige zee aanspoelt op de
kusten van Vlaanderen, een hertogdom. Enfin, ik kan hier de hele historie niet
overdoen, zonder al die finesses mee te geven. In de werkkamer van prof.
Vervliet kwam het tot een boeiend gesprek over wat zo een boek allemaal te
bieden heeft. Het gesprek ging uiteraard over de leerstof, over filosofische
aspecten van literatuur en of zo een boek autonoom in de wereld staat dan wel
met alle vezels gebonden is aan de werkelijkheid waarin het ontstaat. Thomas
Mann dacht zelf dat hij mocht hopen dat zelfs uit het grootste kwaad – raden hoeft
niet, hij schreef het boek pas na WO II en na Dr. Faustus – iets goed kon
voortkomen. Toch lijkt het nog altijd een weinig gewaardeerd werkt, terwijl het
zich laat aanziend dat de auteur er zich ook nog mee geamuseerd heeft.
Het gebeurt wel eens dat je in een gesprek een boek
ter sprake kan brengen of zoals laat op de trein een lange uiteenzetting kan
geven over een thema dat je aan het hart gaat, de omstandigheden van de
democratie. Het is handig dat je een mobieltje bij je hebt, zeker met die CST-toestanden
en evengoed kan men, zeurend over sociale media ook wel een en ander opsteken
van berichten van anderen. Soms een riool kunnen sociale media ook wel eens een
heldere beek blijken en kan men, o wonder, over boeken spreken en vindt men
toegangen tot boeken die men nog niet kende.
De boekhandel is een bijzondere handel en ik denk aan Wildevrouw,
waar Antwerpen net als boekenstand in de zestiende eeuw een belangrijke rol
vervult in het uitwisselen van inzichten. Het mag ons niet ontgaan, zoals ook
Umberto Eco stelde, dat boeken maar leven als ze gelezen worden en ter sprake
gebracht worden. Natuurlijk vindt men altijd wel boeken die gemakkelijk
weglezen en daar is niets mis mee, want soms kan het leuk zijn eens helemaal in
zo een boek te verdwijnen. Er bestaat immers veel racisme onder lezers, want
sommige vinden dat alleen scifi ertoe doet en anderen dat je de betere
literaire werken moet lezen, maar dan niet de Nederlandse. Er is in Vlaanderen
ook een vorm van marktafscherming, protectionisme ontstaan bij de media, ook de
betere kranten die over Nederlandse nieuwe publicaties nauwelijks spreken.
Boomuitgevers biedt zowel historische als filosofische werken van niveau, de
Historische uitgeverij ook, maar men zal lang zoeken naar recensies in onze Vlomse
bladen, ook niet in de kwaliteitsbladen. Hoe kan men dan een open besprek
beginnen?
Boeken zijn ook consumptiegoederen, dat is nu eenmaal
zo, maar ze zijn veel meer dan dat. Om tegen de ontlezing in te gaan, kan men
kinderen en jongeren wel met verhalen verleiden. Maar opvallend is wel dat men
nogal dubbelzinnig blijft kwakkelen over het belang van leescultuur op school.
Hoe kan je “Leven en Dood in den ast” aan de man en vrouw brengen? Literaire
argumenten zijn er te over, maar botsen op onbegrip, terwijl men de wereld van
de chicoreikeerders niet meer kan kennen. Overigens was Cyriel Buysse eigenaar
van zo een chicoreifabriek. “Het recht van den sterkste” zou kunnen beklijven,
net als Bolleken en de Schaatsenrijder, maar zelfs herdrukken krijgen in “De
Standaard der Letteren” nauwelijks aandacht. Er is meer tussen hemel en aarde
dan Zeven zusters of Harry Potter. Lees nu niet dat ik die titels het bestaan
niet gun, maar het kan ook geen kwaad dat men zijn of haar voorkeuren te berde
brengt, maar juist met enige redenen omkleed te berde brengt. Het bevordert het
gesprek over boeken, over literatuur maar ook over het denken. Men hoeft Michel
Foucault niet te lezen om het a priori met zijn bevindingen eens te zijn, maar
men kan het wel onderzoeken wat die veelvormige inzichten wel kunnen betekenen.
Lezen kan tijdverdrijf zijn, ter leringe en vermaeck. Het
was met de Camera Obscura van Hildebrand dat een ander genoegen zich
openbaarde, al had Leonard Huizinga met Olivier en Adriaan in allerlei
permutaties de weg al geëffend. Dat een boek grappig kan zijn, zonder te
grossieren in belegen grapjes, kwam toen aan de orde, net als het onvolprezen “De
memoires van Pieter Bas”, maar ik vrees dat ik hiermee een zeer been raak.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten