Resignatie

 



Brief

 

 

Na de woede de wijsheid

Alexandrine Zola en haar resignatie

 

 

Adelheid,

 

Het huis dat Emile Zola kocht in Médan, aan de Seine, in 1878 
en liet verbouwen. Een toren Germinal en een Toren Nana... 

Moeten we het nog over Emile Zola hebben? Een boeiende aflevering van Secrets d’histoire bracht mij het verhaal van de bekende, beroemde schrijver Zola, al te engdenkend beperkt tot zijn “J’Accuse” in het blad l ‘Aurore, het blad van Georges Clémenceau, want die publieke stellingname en het proces hadden ook voor Zola grote gevolgen, gezien de afloop, een verstikkingsdood omdat iemand de schoorsteen had afgesloten. Maakt het hem tot held? In feite werd toen voor het eerst duidelijk waartoe een massasamenleving kan leiden, waarbij individuen – vaak genoeg aangestuurd vanuit het verborgene – zich en masse in de openbare ruimte gaan bewegen tegen iets of iemand, waar ze in wezen nauwelijks bij betrokken zijn en ook niet veel van begrijpen.

 

De beschuldiging aan het adres van de Franse regering en de militaire staf door Emile Zola geeft ons een aardig beeld van waartoe nationalisme kan leiden, want Alfred Dreyfus, afkomstig uit Mulhouse, dat sinds 1870 in het Duitse keizerrijk dat Otto von Bismarck had gegrondvest was geïncorporeerd, was veroordeeld in 1895 door een militaire rechtbank achter gesloten deuren voor (vermeende) spionage en landverraad. Nu moet het leger natuurlijk altijd beducht zijn op spionage en verraad, maar het was vanaf 1894 dat de legerchefs wisten dat een medewerker van het Deuxième bureau, Ferdinand Walsin-Esterhazy de werkelijke spion was, maar het leger hield het stil en Walsin-Esterhazy werd in een besloten zitting van een militair tribunaal vrijgesproken. Toen dus schreef Zola in 1898 zijn bekende diatribe. 

 

In mijn jeugd en jonge jaren, Adelheid, heeft men mij vaak om de oren geslagen met dat manifest, zonder mij evenwel echt te overtuigen van de inzet en het belang, omdat men het stuk instrumentaliseerde. Eenmaal zelf op zoek gegaan naar de betekenis van het stuk, via encyclopedieën en historiografische referenties kwam ik tot het inzicht dat men Zola een manmoedig man kon noemen, maar werd zijn biografie zo mogelijk nog interessanter dan die al was. Staat er achter elke “grote” man een sterke vrouw, Zola wist toen hij haar huwde in 1870 dat hij zo een steun en toeverlaat kon gebruiken en hij kon haar een beter leven schenken, dan wat voor haar normaal in het verschiet lag, een levenslang leven als dienstbode-linnenmeisje. Nu weet ik niet of wij het belang van zo een functie kunnen vatten voor een bourgeoisgezin, een vertrouwenspositie namelijk, maar toch in nederig dienstverband. Als echtgenote van een uitermate succesvol auteur, die met “Les Rougon-Macquart” een literaire genealogie van het Second Empire, le petit Napoléon dus, te boek stelde, waarmee hij het naturalisme muntte, tot ergernis van aanhangers van de meer “vormende” literatuur, lui die waken over de goede zeden in de literatuur en die willen dat de gore dingen des levens, zoals uitbuiting van koolmijners en textielarbeidsters niet aan het licht gebracht worden, had ze deel aan zijn schrijven en vooral zorgde ze voor de veilige sfeer waarin hij kon werken. De literatuur moet de schone schijn van het leven glans bijzetten, wat Emile Zola, met zijn armoede-ervaringsdeskundigheid na het plots overlijden van zijn vader, uiteraard een aanfluiting van wat literatuur kan betekenen vindt.


Zola ging zeer grondig te werk, ging zelfs de mijn in, met kompels en probeerde zelfs zelf in zo een mijnschacht, waar het grote werk van het ontfutselen van steenkool aan de ader, hem leerde hoe zwaar dat wel niet was en hoeveel vaardigheid het vergde, wat hem dus niet te min was. De schrijver bereidde zich goed voor, ging zelfs naar bordelen, of beter, na eerdere ervaringen vond hij dat niet meer passend, maar onder meer door Guy de Maupassant uit te vragen, kwam hij er wel achter, wat hij vergeten was. Nana, werd onderhouden door welstellende heren uit de hoogste kringen, maar is het zo dat dit altijd fataal moet aflopen, zoals Zola laat verstaan? Keetje Tippel, wiens verhaal doorgaans beperkt blijft tot haar jaren in Brussel als tippelaarster, eindigde haar dagen in Genk in een opulente villa, nagelaten door haar man. Kan het zijn, Adelheid, dat Zola begreep dat men mensen niet gemakkelijk mag laten leven in een roman? Zelfs in het echte leven, zegde je niet zo lang geleden, is het geluk niet iets dat ons bijblijft?

 

Zola kende de diepste dalen waar een mens, een kind kan terecht komen, door ongeluk of een plotse dood, zodat plots een redelijk welstellend gezin aan de bedelstaf kan geraken, zoals het zijn eigen moeder was overkomen. De vader, bezig met projecten, had zich geëngageerd in allerlei ondernemingen en plots komt magere Hein. Dus kwamen aandeelhouders en schuldeisers opdraven om hun tegoeden op te eisen, waardoor de jonge Emile van zijn zevende af in armoede leefde. Toen hij faalde voor zijn eindexamen, le bac, raakte hij helemaal alle grond kwijt, maar hij kon op zeker ogenblik bij Hachette terecht en daar leerde hij schrijvers en uitgevers kennen. Toen had dat onderwijs op secondair niveau dus wel degelijk echt wel betekenis voor iemand als Zola, die met een beurs mocht studeren. Het niet halen van de bac was een ramp voor zijn verwachtingen, maar hij kon met zijn vaardigheden bij een uitgeverij terecht.

 

Een jeugdvriend in Arles was niemand minder dan Paul Cesanne, maar toen Emile zich als criticus ging inlaten met de schilderkunst, had hij het voor de impressionisten, maar met Cesanne kwam het niet meer goed, al lag dat er wellicht aan dat Emile snel de wind in de zeilen kreeg en tegen zijn dertigste, in 1870 begon zijn periode van welstand, waaraan Alexandrine, die als “lingère” haar bestaan plots zag omslaan in een steeds meer burgerlijke welstand. Bekijken we data dan merkt men dat de imaginaire Nana van dezelfde generatie was als Neel Doff, maar Alexandrine en Emile waren net een generatie ouder. Overigens had Alexandrine een voorkind, dat zij had moeten afstaan, wegens gebrek aan middelen. Het is voor ons klaarblijkelijk miserie, het zal ook voor Emile een verhaal geweest zijn waar hij het leed van meedroeg, maar toen zij het gingen zoeken, bleek het meisje ook nog eens overleden.

 

In het verhaal dat ik zag blijkt Emile Zola niet de typische macho, die vrouwen najaagt, want met Alexandrine voert hij wel een burgerlijke staat en vanaf 1878, na de aankoop van het huis in Médan, ontvangen ze daar ook gasten, waar Alexandrine als gastvrouw eergierig zorgt voor de aankleding en het eten. Bovendien is zij de eerste lezer van Zola en weet ze hem ook goed te omringen. Naast Guy de Maupassant en Joris-Karl Huysmans was ook Ivan Toergenjev een graag geziene gast. Het is wel zo boeiend die literaire compagnie goed te bekijken, al kan men niet voorbij aan de blijken van na-ijver tussen de auteurs, waarvan een enkeling, Zola vanaf de jaren zeventig en zeker na het aanvatten van de reeks Rougon-Macquart, hoge inkomsten kon beuren, terwijl we, zoals gezegd, weten hoe nauwgezet de auteur zijn onderwerpen documenteerden. Men kan het naturalisme ideologisch duiden, want vanuit zijn ervaringen met armoede wist de auteur wat armoede was en hoe moeilijk het is eruit te komen. Overigens weten we dat in die jaren de literatuur en boekenproductie voor schrijvers als Zola, Toergenjev en voor componisten als Verdi een toegang bleken tot het goede leven van de burgerij[i].

 

Echter, een kamermeisje heeft vaak een vertrouwenspositie, want het linnengoed is belangrijk, net als de overkleding, waarvoor zij instaat, want er moet voldoende reserve zijn, want was is een lastige bezigheid. Alexandrine brengt zelf een nieuw linnenmeisje binnen en geleidelijk kan ook Emile er zijn ogen niet vanaf houden. Tot hij vaststelde dat hij werd wie hij niet wilde zijn, een hypocriete bourgeois met een maîtresse ergens op een flatje in Parijs, maar die ook nog eens kinderen had, terwijl Alexandrine kinderloos was gebleven, wat voor hem ook wel een lastig geval was.

 

Alexandrine werd geïnformeerd via een anonieme brief en in eerste instantie kon zij haar woede en verdriet niet voor zich houden en confronteerde ze hem, die ze zo na stond, voortdurend met zijn misstappen. Maar ergens, zo gaat de aflevering, moet zij begrepen hebben dat hij haar niet zou laten vallen noch de maîtresse Jeanne Rozerot. Nu kan men een vrouw niet kwalijk nemen dat ze zich bedrogen voelt, maar het feit dat zij de kinderen laat echten, zijn naam laat dragen na Zola’s plotse dood, getuigt van een warme liefde, ook voor de kinderen die ze zelf niet had. Alexandrine heeft nog bij leven van haar man contact gezocht en gevonden met de kinderen, maar men zegt niets over Jeanne en Alexandrine. Wellicht is het geen thema, maar in 1894 verzucht Emile Zola dat hij niet gelukkig  is met de situatie. Aangezien hij beide huishoudens aanhoudt en Alexandrine blijkbaar weet dat hij die contacten heeft, zelf de kinderen ziet, zou men kunnen veronderstellen dat er tussen de vrouwen een verstandhouding ontstaat.

 

De erkenning van de kinderen van Emile Zola die ook zijn naam kregen, diende voor een rechter gebracht en na diens fiat diende de president van de Republiek ook nog eens tussen te komen om de nieuwe situatie te sanctioneren. Erfrecht is vanouds een zaak van beschermen van het patrimonium en dus zou men kunnen denken dat Alexandrine wist dat er toch voor haar genoeg restte, maar dat is te zeer gekeken naar de geldbeugel. Dat men ‘bastaarden’ kan echten, was een pragmatische zet van de overheid, omdat men anders wel eens met veel betwistingen te maken zou kunnen hebben. Het zou boeiend zijn meer over die relatie te vinden, want ik kan me niet van de indruk ontdoen dat nog bij leven van de auteur de verstandhouding mogelijk is gebleken.

 

Adelheid, we horen dat woord resignatie zo zelden, dat men zich kan afvragen of we er als mensen toe in staat zijn. Veeleer komen we op hoge poten onze rechten opeisen, want we zijn nu eenmaal gerechtigd. Waartoe, op welke grond? De roman kan passen in het naturalisme, al loopt het allemaal niet slecht af, de kinderen stellen het goed en de kleinkinderen komen de twintigste eeuw door. Het vergt verbeelding het dubbele gezinsleven te zien nadat alles uitgekomen is.

 

Resignatie blijft voor ons een nederlaag, het blazen van de aftocht, maar als men bij moeilijkheden en lastige omstandigheden blijft spartelen, loopt men het risico nog erger in de knoop te geraken, zoals de hoofdrolspeelster in “l’Assommoir” Gervaise Macquart. Alexandrine is eerst woest – hoe zou men bij zo een bedrog en nog eens de kinderen, die zijzelf niet kon krijgen – maar kiest dan, nog bij leven van haar Emile voor vreedzame co-existentie, zoekt ze ook de kinderen op. Overigens, van strijd weet die vrouw alles, want is ze niet mooi aan een lot van linnenmeisje en later, tja, hulpje in de keuken, ontkomen. Heeft ze ook niet Emile bijgestaan, bij de ontvangsten van de schrijverskring van Médan? Resignatie geeft ook kracht, vermoed ik dan, want het komt alvast in dit geval met een grootmoedigheid, die Zola in zijn romans ook niet altijd een plaats wist te geven, omdat we er net vanuit gaan dat grootmoedigheid zelden aangetroffen wordt. De grootmoedigheid van de verliezer, zou men kunnen overwegen, maar wellicht was het Alexandrine menens toen ze haar woede opborg, want veel had ze te verliezen als ze haar Emile het leven zuur zou maken, want de uitkomst van onvermijdelijke vervreemding was voor haar een groter risico.

 

Tot slot, Adelheid, valt het me op dat we nog weinig aandacht besteden aan enige deugdenleer. De verhalen die we vertellen, laten zelden zien waartoe mensen in staat zijn, hoe beproevingen ons pad kunnen kruisen en hoe lastig het kan zijn daarmee om te gaan. Montaigne schreef ook over grootmoedigheid, maar zelf wist hij zich te onthouden van een heilloze partijdigheid in een strijd die Frankrijk toen verscheurde, in 1572 uitliep in een bloedbad en waar wraakoefening de rede verblindde. Dat we die deugden, als het om vrouwen gaat, zelden vertellen zoals wat we weten over Alexandrine Zola, ook niet in de documentaire van “Secrets d’histoire”, bracht me aan het denken. Nadenken over deugden, niet om de deugden zelf, maar in functie van het goede leven en goede samenleven, lijkt me in deze tijden geen overbodige luxe.

 

Hartelijk,

 

Bart Haers

 

P.S. Worden meisjes nog altijd opgevoed met de idee dat ze bescheiden, dienstbaar en onderdanig moeten zijn? Me dunkt dat er gelukkig veel veranderd is, maar vergis ik me als veel verhalen die meisjes te lezen krijgen toch nog altijd onderliggend dat oude deugdenstelsel meekrijgen, om nog te zwijgen van wat er op televisie en in de film te zien en vernemen valt. Nadenkend over Alexandrine Zola kan ik er niet omheen dat vrouwen die zich veroordeeld zagen tot een bescheiden lot of levend met een nietsnut van een vent – die ze niet altijd zelf hadden gekozen – wel degelijk de normen en waarden dorsten te tarten. Zoals een goede vriendin van jou eens zegde: “ik bepaal wanneer ik me verbindt met een ander… tot die ene komt die me helemaal inpakt en me weet uit te pakken”. We hebben graag het lot in eigen handen, van ons mannen wordt dan verwacht dat we actief gaan strijden, maar in het onderwijs blijkt dat meisjes nu beter om kunnen met de discipline om leerstof te verwerven en verwerken. Het zal de verhoudingen in de samenleving nog verder veranderen, waarbij we ook onder ogen moeten zien dat het geweld tegen vrouwen net uit die nieuwverworven superioriteit voortkomt. Dat is geen excuus noch verschoning voor geweld en achterbakse listen met drugs in drankjes. We zullen nu net, denk ik moeten overwegen hoe we deugden definiëren, niet als ijzeren discipline, wel als handvaten. De naturalistische romans werden door behoeders van de moraal als smerig en goor afgedaan en ontraden aan de lezers, maar Zola verdiende meer dan een grijpstuiver aan Les Rougon-Macquart en ander werk. Dat hij de haat van diezelfde moralisten over zich heen kreeg om zijn inzet voor kapitein Dreyfus moet ons niet verbazen, want mensen zijn tot veel bereid als hun wereldbeeld in duigen dreigt te vallen, vooral als hun de macht waar ze menen recht op te hebben, hen dreigt te ontglippen. Zola, Dreyfus, de wetten van 1905 over de scheiding van Kerk en Staat in Frankrijk, het zijn meer dan weetjes, maar men kan dan over Emile Zola niet spreken zonder over Alexandrine en Jeanne te spreken, toch?

 

Nog eens, hartelijk en uitkijkend naar je tegenwerpingen,

 

Bart

 

 

    

 



[i]  https://kwestievanverwondering.blogspot.com/2021/07/kunstenaars-ondernemerschap-en-europese.html 


Reacties

Populaire posts