Publiek Wantrouwen
Brief aan
Mieke
Vanhecke,
Over
staatszin
![]() |
Simon Stevin schreef dus ook over Burgerlijke stoffen, i.e. over kwesties van het samnleven, de ordelijke samenleving etc. |
Brugge, 6
september,
Mevrouw,
Ik kon uw
stuk in DS wel smaken, over de overmaat aan regels en wetten die onze
samenleving doet dichtslibben. Ook uw gedachte dat we meer als personen met het
systeem meedenken, wat ook tot kritiek kan leiden en door ons handelen de zaken
doen draaien, kan ik gedeeltelijk volgen. Maar, mevrouw, u zat toch in het
parlement en hebt dus een aantal jaren mee gepolderd om die dichtgeplamuurde
achterpoortjes nog dichter toe te metsen.
Tegelijk
hoor ik op de radio man spreken over de rechtsigheid van de verzuring, maar ik
denk dat wie de ontevredenheid alleen ter rechterzijde situeert, heeft een
probleem. Iemand als Jan Blommaert geeft ook wel een zekere neiging tot
verzuring. Maar Blommaert kan men maar moeilijk rechts noemen. Wie anderen
verwijt rechts te denken en zich zurig te gedragen, vergeet dat zurigheid geen
rechtse hobby kan zijn.
Het komt
verfrissender over als, men zoals u doet, gaat kijken waarom het Staatsblad zo
is uitgedijd. Maar het gaat verder en dan kom ik bij een gesprek over een boek
uit, dat zondag 1 september te zien was
bij boeken: Paul Frissen sprak er over zijn boek, de fatale Staat, waarin hij
aangaf hoezeer de staat alles wil regisseren, organiseren en verzekeren. Het
punt is dat we veel van die regeldrift echt wel zelf willen, voor anderen zoals
ook Guillaume Vanderstichelen in zijn column in Knack liet horen.
De vraag
is of de staat en de burgers, maar dus ook de samenleving als – sommigen zullen
huiveren dit te moeten lezen – gemeenschap. Ach, we weten wel, wie gemeenschap
zegt, komt uit bij Johan Gottfried Herder en dan zal een vriend van Blommaert
zeggen, Ico Maly, dat dit naar antiverlichting riekt. Ik dacht het niet,
alleen, die gemeenschap is vandaag moeilijk te verdedigen vanuit de gedachte
aan autonomie en zelfbeschikkingsrecht, omdat het, verwijzend naar sociale
controle de persoonlijke vrijheid zou opheffen. Welnu, als de staat zovele
regels ontwerpt, hoe is het dan met het zelfbeschikkingsrecht gesteld? En biedt
die regeldrift mensen de kans zich met de res publica te moeien, als iets waar
ze zelf uitstaans hebben. Wetten en regels, instellingen die de besluitvorming
mogelijk maken en kunnen doen naleven, kortom, het wezen van de moderne
ambtenarenstaat zijn zeker van node, maar wie de wetgever noch de ambtenaren in
het hart draagt, zal aan de wetten wel eens lak hebben. Maar de naleving van
wetten en reglementen waarvan het nut niet kan begrijpen of de betekenis, het
doel niet accepteert, vormt een probleem. Wie de politiek versus het publiek
plaatst, wat populisten graag doen maar dan zijn er wel vele populisten in het
land, vergeet dat, zoals het denk ik in de Preambule van de Amerikaanse grondwet
wordt gesuggereerd, de burgers zelf de dragers zijn van zowel de grondwet als
van het concrete wetgevende werk:
Wij, het volk van de Verenigde
Staten, verordenen en vestigen deze Grondwet voor de Verenigde Staten van
Amerika, met als doel een meer perfecte unie te vormen, gerechtigheid te
vestigen, de binnenlandse rust te verzekeren, in de gemeenschappelijke verdediging
te voorzien, het algemeen welzijn te bevorderen en de zegeningen van de
vrijheid voor onszelf en ons nageslacht te beveiligen.
Soms lijkt
het minder dan een illusie, maar ten gronde blijft de gedachte wel levendig dat
wie de wetten maakt evenzeer ertoe moet bijdragen dat de doelstellingen, het
algemeen welzijn, de vrijheid en de veiligheid gewaarborgd blijven. De
betrokkenheid bij dat levendig houden van de doelstelling van de grondwet kan
men patriottisme noemen, maar het is ook tegelijk de concrete uitdrukking van
staatszin bij burgers.
De vraag
die we zullen moeten beantwoorden en die ik me al lange tijd stel, aan de hand
van lectuur als het boek van Ruth Andreas-Friedrich versterkt, luidt niet of
nationalisme nefast is, dat kan helaas best zo uitpakken, maar hoe we als
samenleving van anonieme personen meer kunnen worden, zonder eigenheid,
identiteit op te geven, hoe we dus iets kunnen hebben met de samenleving. De vraag luidt ook of we volmondig kunnen
instemmen met de gedachte dat we een persoonlijk leven hebben maar dat dit
persoonlijk leven zich niet in een (emotioneel) vacuüm afspeelt. De gedachten
van Hannah Arendt over Oordeel en Verantwoordelijkheid spelen hierbij een
moeilijk te overschatten rol. Een van de redenen kan men aflezen uit de
discussie over de klimaatverandering. Men herleidt de vraag tot de vraag of dit
fenomeen vast te stellen valt, doorgaans met een Ja beantwoord en wie nee zegt
heeft het niet bij het rechte einde. Maar de vraag is niet of we hoe en of we
het verleden kunnen herschrijven, de vraag is of en hoe we de toekomst binnen
de voorwaarden van een door de mens overvraagde aarde kunnen herschrijven?
Overbevolking oplossen en mensen dwingen geen kinderen te nemen, het blijft een
moeilijke kwestie. Als we het hebben over het doorgeven van een bepaald concept
van cultuur, waarover gaat het dan? Overbevolking en cultuur?
Mevrouw
Vanhecke, wat u schrijft trekt me wel aan, maar staat in schril contrast tot uw
hervormingsijver voor het onderwijs. Het
onderwijs levert geen pasklare mensen af, maar mensen, tenminste zo was het
toch in het verleden die op meerdere manieren konden passen in het leven, maar
vaak waren het de besten die er niet in pasten of die voor trammelant zorgden,
voor ophef en voor ketterijen, ten aanzien van de heersende publieke opinie.
Soms was die trammelant net niet echt, maar soms was het zeer doordacht en
weloverwogen in vraag stellen van de openbare orde en de heersende opvattingen.
Zoals in de dictionaire des idées reςues, een verschijnsel dat ook de
moderniteit niet vreemd is. We kennen dat fenomeen, valt te vrezen, onder de
term “PC, political correctness”, waarbij vandaag, een paar decennia post natum
rechts en links elkaar verwijten de norm van wat PC is in pacht te hebben. De
analyse van de situatie en de feiten doet er dan niet meer toe.
Maar,
zoals gezegd, het is belangwekkend genoeg vast te stellen dat u zich niet door
PC in laat dutten of dat u er zich door
laat verleiden. Alleen, de concepten van veiligheid, geluk, welbevinden als
afwezigheid van trauma’s zorgen ervoor dat u in het onderwijs en anderen in het
parlement steeds mee die deuren toemetselen die mensen op nieuwe sporen zouden
kunnen zetten, als ze maar eens geopend waren. Ondernemerschap in de cultuur,
zo lezen we, maar men mag niet falen. Falen? Op het vlak van publieksbereik,
want andere criteria zijn er niet.
Dus, als
we over de toekomst willen spreken, komen we bij Rimbaud terecht: “Il faut être absolument moderne”. Wat
betekent dat dan? Volgens Marc de Kesel: goden en afgodsbeelden breken. Voor
mij? Een aantal aannames toch nader onderzoeken. Onze omgang met het verleden
bekijken, het heden evalueren en zoeken naar een weg om een leefbare en
duurzame toekomst voor te bereiden. De aannames die rondzoemen zijn niet altijd
van zin verstoken, maar bieden wel altijd een aangenaam gevoel in de zoete zekerheid
van de juistheid ervan door het leven te kunnen gaan. Als telg uit een
katholieke familie herken ik dat beeld volkomen, maar de interessantste mensen
zijn vaak zij die de geboden zekerheid terzijde schuiven. Daarom denk ik,
mevrouw Vanhecke, dat de overheid, zeker het parlement niet altijd naar
wetgevende actie moeten grijpen om een misstand op te lossen. Beter is het mee
aan de weg te timmeren om mensen de kennis en het begrip bij te brengen die van
node is deel te nemen aan de res publica, maar dan gaat het niet enkel om
schoolse kennis, maar ook aanzetten tot een menselijke wijsheid. Dat kan door
het onderwijs, maar zeer zeker ook dienen de media hier aan gewetensonderzoek
te doen. Dat journalisten links zijn, interesseert me niet, dat ze proberen
moeilijke problemen te doorgronden des te meer.
De
overdaad aan regelgeving blijft een probleem, vooral als blijkt dat dit het
ondergraven van de democratie bevordert, maar de regelgeving heeft ook te maken
met het feit dat politici zich het zout op de aardappelen niet waard achten als
ze geen zaken regelen. Daaruit volgt een populistische verleiding, waarover
Paul Frissen spreekt en politici er bij elk incident toe brengt maatregelen
voorop te stellen onder het motto: “Dit nooit meer”. Sommige incidenten komen
zo zelden voor dat het er geen passende maatregelen getroffen kunnen worden,
zoals het treinongeval bij Santiago de Compostella. Andere, zoals het voorkomen
van disproportioneel geweld, zinloos geweld als men het zo noemen wil, kan men
moeilijk met gerichte maatregelen voorkomen. En terrorisme? De berichten over
de NSA zijn niet hoopgevend, maar aangezien voor ons, die als het om veiligheid
gaat al bijna in een paradijselijke omgeving wonen – behalve als mensen uit de
bol gaan – zou men zich kunnen, moeten afvragen of de vele inbreuken op de
privacy van personen wel enig soelaas bieden voor de veiligheid. Want men gaat
niet enkel ondergronds, men keert zich gewoon af van de wereld en de
samenleving.
Wat als
mensen uit de band springen? Men zal bijkomende beperkingen voorstellen het
wapenbezit te beperken, drankgebruik aan banden te leggen en met camera’s
pleinen en straten gaan bewaken. Helpt dit? Als puntje bij paaltje komt niet,
omdat zo een uitbarstingen van geweld in een opwelling gebeuren, waarbij we de
daders niet vrijpleiten, maar ons wel afvragen waarom mensen niet voldoende
inhibities kennen. Of het vroeger beter was? Ik hoor nog wel eens van oudere
heren dat een messengevecht tussen het tuig van twee dorpen een eeuw geleden
nog schering en inslag waren – ook zij hebben het dus van horen zeggen -, maar
dat men dat ook niet moet overdrijven. Meestal kwam men ervan af met een paar
krassen, omdat het doel was voor de jonge knapen zich als man te laten kennen,
bij de kring en zo hoopte deze of gene het meisje van zijn hart te veroveren.
Het geweld was dus in objectieve zin zinloos, maar de wereld van voorstellingen
en zelfs dat beetje wil tot macht speelden er een rol. De civilisatie heeft
haar werk gedaan, maar sommige jongeren, die zich verbaal niet zo beslagen
weten en door hun schoolloopbaan op een dood spoor zitten, kunnen misschien
hopen op allerlei onoorbare manieren hun identiteit opnieuw op te bouwen. Ik
denk in deze tegelijk aan iets anders, de idee van Albert Camus, die het had
over de homme revolté, niet de revolutie, maar de mens die zich niet zomaar
tevreden stelt, a) met zichzelf; b) met anderen en met de samenleving. Maar
tegelijk, alleen wie in staat blijkt te geven om het leven, zichzelf en anderen
kan zich ook met de samenleving inlaten. De verontwaardiging kan daarin een
plaats hebben, maar kan ook een zeer persoonlijke rancune impliceren. Als daar
grond voor is, moet men dat overigens ook niet weg masseren. Men moet dus wel
bereid zijn, meer nog de lastige zaak koesteren telkens weer de rots omhoog te
rollen, zoals diezelfde Camus besloot in zijn reflectie op de mythe van
Sysiphus. En de opstandige mens? Die verliest als hij zijn opstand met geweld
wil realiseren.
Finaal,
mevrouw, komen we dus toch bij onderwijs en opvoeding terecht, maar anders dan
vele opiniemakers ben ik er de mens niet naar het onderwijs met nog meer taken
te gaan belasten. Dat men de leerkrachten in de klas wat meer ruimte geeft om
hun opvoedende taak uit te voeren, onder meer door de juridisering van de
verhoudingen tussen leerlingen, leerkrachten, directies en ouders een krachtig
halt toe te roepen, zou al veel helpen, maar vormt niet de kern van het
probleem. Sinds 1985 zit iedereen verplicht van zes tot 18 op de schoolbanken,
zodat het een plicht werd, geen keuze, nog minder een voorrecht. Ik hoor u al
steigeren, mevrouw, want onderwijs mag geen voorrecht zijn. Iedereen, zegt men
dagelijks moet gelijke kansen krijgen. Maar elke knaap, elke jonge deerne op de
schoolbanken is uniek en heeft al dan niet interesse voor het schoolse
gebeuren, voor kennis en voor het verwerven van vaardigheden, competenties. De
motivatie kan van de ouders komen, maar komt ook wel vanwege de kinderen zelf.
Aan de andere kant zijn er kinderen en hun ouders die de school zien als de
kortste weg naar een carrière. Dat mag, want ik herinner mij het verhaal van
een organist, die als boerenzoon gewoon het bedrijf van zijn vroeg gestorven
vader op zeker ogenblik had kunnen overnemen, met tijd en zoals dat heet
boterhammen eten. Maar men vertelde de moeder, die weduwe was, dat haar zoon
enig talent had en van het een kwam het andere. Via de normaalschool voor
onderwijzers en kosters kon hij naar het Lemmensinstituut. Niet alles had hij
geplant, maar er kwam ook veel op zijn weg naarmate hij de kans wist te
benutten.
Het mag
duidelijk zijn, denk ik dat het opgroeien van kinderen veel kansen biedt, maar
ook veel vergt en dat als het misloopt, soms niet alleen ouders
verantwoordelijk zijn, maar dat tegelijk die dwang dat iedereen moet slagen de
echte slaagkansen van kinderen om te doen waar ze goed in blijken of zouden
blijken als ze maar een faire kans kregen, ertoe bij kan dragen of ze op hun
zestiende, achttiende voldoende zelfbewustzijn hebben dat ze met geweld en
agressie over de weg kunnen. Nu we niet meer zo gemakkelijk in de velden kunnen
wandelen en jongeren het ravotten ontzegd wordt – want de beek is gevaarlijk,
in de bomen klimmen is gevaarlijk en wat al niet meer – ziet men dat jongeren
ook uitdagingen gaan zien de stadsjungle. Dat zorgt dan natuurlijk voor
problemen. Wandel ik door de binnenplaatsen van het Zilverpand of op ’t Zand
dan zie ik zo rond de middag overal jonge kinderen hun boterhammen eten,
praten, lachen, ja zelfs roken en ze genieten van die vrije stonde en na school
hangen ze nog wat rond. Hinderen zij de anderen? Ik heb niet de indruk, maar
het aantal camera’s in de Brugse binnenstad wekt een andere indruk – ook al is
een en ander ook
bedoeld als publicitaire tool, om
toeristen te laten zien hoe fijn het in de stad toeven is.
De
beleving van de vrijheid, groeiende ruimte om iets te doen, daar kan het
onderwijs niet alleen voor zorgen, maar kan men via het scoutisme bereiken, kan
men jongeren aanbieden via sport én via cultuur, kunsten (DKO). Sport als
middel om mensen zoet te houden? Zeer zeker is dat een risico, want dit soort
beleving, weten we kan wel leuk zijn, euforie bezorgen, maar het blijft een
passieve beleving. Zelf sporten is anders natuurlijk, maar men zegt nu,
enerzijds dat men mensen aan het sporten moet krijgen en tegelijk ziet men dat
gemeentebesturen hun zwembaden niet kunnen onderhouden en dat het zwemmen in
een vijver, een kreek haast automatisch verboden wordt. Vriest het dat het
kraakt, dan staat de politie bij de grotere waterplassen want men kan toch geen
onverantwoorde risico’s aanvaarden. Het vertrouwen in mensen dat ze niet over
ijs van een nacht zullen gaan schaatsen is bepaald beschamend klein. Dat
jongeren hun hachje wagen, behoort de jeugd…
Het grote
probleem, mevrouw Vanhecke, voor zover het om een probleem zou gaan, is dat men
de autonomie en het zelfbeschikkingsrecht van mensen wel luide bepleit en
schande roept als het niet kan in verband met euthanasie, maar dat men voor het
overige dat zelfbeschikkingsrecht met voeten treedt in naam van de veiligheid
en de zekerheid, het overleven van het sociaal-economische systeem ook, waarin
de sociale zekerheid een belangwekkend onderdeel is. Maar worden wij in het
leven geworpen, zoals de filosoof zegde, dan heeft de menselijke cultuur een heel programma ontworpen, om van
een machteloze boreling een machtige adolescent te maken, die echter nog niet
altijd bij machte is alle risico’s in te schatten, maar wel veel wil proberen.
Ook de meisjes kregen in de loop der tijden meer of minder ruimte om zich te
ontplooien, soms te weinig want ze dienden zuiver en rein te leven en avontuur
was er niet bij. Soms wisten meisjes zich dan in mannenkleren te hullen en
enige tijd op een schip mee te varen of in een leger te dienen, anderen vonden
in het oudste beroep emplooi, maar met zoveel charme dat ze er welstellend van
werden.
Vandaag,
mevrouw Vanhecke, willen we het eigen leven programmeren, maar ook dat van de andere.
Nu komt men niet vanzelf tot inzichten in wat het goede leven is, maar de
kritiek van Michel Foucault in zijn latere werken, over zelfzorg die is
overgegaan in pastorale zorg, waarbij gestelde lichamen de zorg voor anderen op
zich namen, macht kregen over anderen, ten koste van het ontwikkelen van wat we
levenskunst noemen, snijdt wel degelijk hout. De generatie die ooit geloofde
dat het verboden moet zijn te verbieden en die vond dat de verbeelding aan de
macht zou komen, of die meende dat onder de straatstenen een strand verborgen
was, die generatie heeft de zaken finaal geïnterpreteerd in een denkschema dat
Jean-Jacques Rousseau wel welgevallig moet zijn: de algemene volkswil telt en
die eist van de politici dat alle ongemakken, hen eventueel ooit aangedaan of
overkomen, worden voorkomen. Men richt de ogen vol verwachting op de staat en
vergeet dat de staat het vehikel is waarmee we na eeuwen gesteggel over
democratie en hoe die er uit zou kunnen zien, de persoonlijke vrijheid en het
zelfbeschikkingsrecht, de autonomie ook opgeven voor een illusie van veiligheid
en zekerheid.
Men denkt
dat dit geen verdere gevolgen zal hebben voor de autonomie, voor onze
persoonlijke keuzes, maar het tegendeel lijkt het geval. Men kan niet eisen dat
mensen bij het levenseinde hun lot in eigen handen nemen en intussen als
verdorde asceten door het leven moeten gaan. Het leven mag geleefd worden, mag
zich ontplooien langs soms zonderlinge wegen, maar wie voortdurend wijst op het
gevaar van het leven en zelfs verbiedt dat mensen al eens risico’s nemen,
terwijl men tegelijk mensen prijst die onvoorstelbare risico’s nemen, zoals de
bankiers en sommige managers, die zich doorgaans weinig gelegen laten liggen
aan het lot van anderen – men moet hard zijn – ontstaat bepaald een schizoïde
mensbeeld. Men weet dat ik niet hou van de idee van een duale samenleving, hoog
versus laag, slim versus dom en dat soort onderscheidingen, want de menselijke bestaansvorm
is tot vele variaties in staat en sommigen verkiezen conformisme boven
avontuur. Maar vanaf de jeugd worden kinderen vandaag afgestempeld als normaal
of net niet normaal, terwijl ze geen tijd krijgen het zelf uit te zoeken, want
succes moet verzekerd zijn, want ouders willen niet dat hun zoon of dochter
eens tegen een muur aanloopt.
Mensen
willen het recht alles en nog wat te bereiken, ook voor hun kinderen, maar we
hebben het recht ons geluk na streven. De staat heeft er geen vertrouwen meer
in of nooit gehad dat mensen weten hoe dat kan. Het verhaal dat Stefan Hertmans
over zijn grootvader penseelt, de biografieën van schoolmeesters en
judotrainers ook, laten het zien, mensen weten dat wel, ontwikkelen, ver buiten
het zicht van de ivoren torens en zelfs ver buiten het blikveld van de pastoors
dezer dagen – dat zijn dus geen bedienaren
van de katholieke eredienst meer –maar opiniemakers en bedenkers van allerlei
ideeën over hoe we de rechtvaardigheid, absolute justice kunnen realiseren.
U zegde
mevrouw, anders dan in dit stuk in verband met de voorgenomen
onderwijshervormingen dat u met de stakeholders, de vakbonden, het
sociaal-economische middenveld, VOKA en UNIZO, een akkoord had bereikt. Ouders
en mensen die voor de klas staan, die doen er voor niet toe. Maar dat is nog
niet het ergste, want soms heb ik de indruk dat u en anderen de vele implicaties
van hun plannen wel zien, de negatieve dan, maar daar blind voor blijven. Het
doel is meer bruikbare handen en koppen op de arbeidsmarkt krijgen. Best goed,
alleen, weet men nu al hoe die samenleving er morgen zal uitzien en besteedt
men niet wat te weinig aandacht aan het opleiden tot mensen die in staat zijn anderen
te vertrouwen en samen met anderen iets op te bouwen?
Tot slot
mevrouw, wij zijn de samenleving, wij hebben er belang bij dat zaken goed
geregeld zijn, voorzieningen goed werken, maar uiteindelijk staan er altijd
mensen voor in. Dezer dagen leeft de gedachte dat dit moet gebeuren volgens
steeds meer strakke lijnen. In de gezondheidszorg of in het onderwijs geldt dat
men geen fouten mag maken. Maar hoe kan men dan vertrouwen scheppen. Errare
humanum est en soms zijn er dwalingen die de toekomst onverwacht een nieuwe
invulling geven. Soms zijn er dwalingen die te schandelijk zijn voor woorden.
Maar net daarom toch, mevrouw, kunnen we nadenken: niet over de zin van het
leven, maar hoe we het eigen leven zinvol kunnen beleven en hoe we ertoe kunnen
bijdragen dat anderen, naasten, zelfs al eens vermeende vijanden een beter
leven kunnen hebben. De knoet van de wet die steeds meer wil regelen, waarbij
de handhaving steeds moeilijker wordt en de behandeling van de personen steeds
meer arbitrair wordt, zorgt voor groot ongenoegen en veel wantrouwen… jegens de
overheid.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten