Biografieën en geschiedschrijving over Hitler

Recensie

Hitler in de Geschiedschrijving
De plaats van de man in de Geschiedenis

 
John Lukacs , Hitler en de geschiedenis – Hitlers plaats in de 20ste eeuw uitg. Icarus | Anthos.

Zijn we klaar met Hitler? John Lukacs meent uitdrukkelijk dat we er niet mee klaar zijn, omdat hij teveel heeft omgewoeld in de wereld en tegelijk omdat we er maar niet toe komen zijn motieven te begrijpen – omdat we voor veel ervan niet over bronnen beschikken, geschreven teksten. Meer nog, we zien, denk ik, voortdurend waarschuwingsborden verschijnen als mensen er proberen enige navolging aan te geven, of dat verwijt toegestuurd krijgen. De historicus John Lukacs laat er geen twijfel over bestaan dat historici hier veel in te brengen hebben. Maar willen we het wel echt weten.

Dag na dag zeggen erudiete mensen dat de Romantiek, de Verlichting of het Nationalisme naar de gaskamers van Auschwitz hebben geleid, zozeer dat we de bedreigingen voor de moderne democratie niet meer zien. Nu doet John Lukacs er geen doekjes om, hij stelt zich voor als een reactionair, maar wat dat dan moet inhouden laat hij aan de lezer over. Want waartegen reageert hij in wezen? Tegen de massademocratie, zo te zien, of tegen een samenleving, een cultuur waarin waarden een kostprijs hebben. Het is maar de vraag hoe we dat zullen laten wegen in het werk.

Maar het is wel zo dat het debat sinds de jaren 1960 niet alleen academisch is gevoerd, maar deel is geworden van onze verhalenschat. Ook werd het telkens weer een politiek gegeven, een strijdpunt. We zullen daarom proberen de gedachten van de historicus John Lukacs te volgen en vervolgens aangeven wat het voor ons betekent, denken over Hitler. Met Lukacs deel ik wel de gedachte dat het niet opgaat of weinig zin heeft Hitler anders te zien dan als een historisch figuur. Wat morele bemoeienissen betreft, moet men het historische materiaal niet negeren, wel integendeel, maar toch lijkt dat buiten het terrein van wat de historicus kan doen.

Want als Lukacs een stelregel heeft, dan is het een streng methodologische: alleen wat via bronnen te bevestigen en te staven valt, mag men voorhouden als historisch, waarbij speculatie over dingen die we niet kunnen weten niet acceptabel zijn. Maar het boek laat vooral zien hoeveel materiaal er verzameld is over de man die zoveel onheil op gang heeft gebracht. Ook ziet hij dat sommige historici, professionelen en amateurs, maar dan wel zeer bevlogen niet academische historici, geleidelijk evolueerden naar een wel zeer welwillende houding gingen aannemen tegenover de man en zijn daden, onder wie David Irving de kroon spant. Het is pas zeer laat dat de media bij ons aandacht hebben gekregen voor die kant van Irving en zijn werk.  De historicus en het onderwerp…? Het blijft een kwestie van afstand houden.

De biografische problemen

We kunnen er dus niet onderuit, het levensverhaal van Adolf Hitler, waarover hijzelf niet zo veel harde gegevens heeft aangedragen voor hij echt in beeld van de media kwam en bovendien ook nog eens enkele zaken in het ongewisse liet, laat zien dat we niet zomaar een helder beeld kunnen krijgen. Het verhaal dat na zijn machtsgreep verteld werd over het leven ervoor, is dus doelmatig in elkaar gestoken, maar ook, moeten we vaststellen, blijven vele inzichten en gedachten achterwege omdat hij niet alles op schrift liet stellen. Dat laat onverlet dat historici als Joachim Fest of Ernst Deuerlein hun beste krachten inzetten. Maar was het doel van deze historici Hitler te begrijpen of gewoon de uit de aard der zaken negatieve benadering te voeden? Deuerlein, geboren 1918, heeft in de oorlog een been verloren aan het Oostfront, maar werd na de oorlog, na een tijd als ambtenaar bij het ambt van de Minister-President van Beieren en andere dienstbetrekkingen, academisch historicus. We kunnen hier niet de vele afwegingen van John Lukacs en de vele historici vernoemen, maar het verschil tussen David Irving en deze historici Fest, Schramm, laat zien dat de invalshoek en de benadering, de methodologische ernst er wel toe doen.  Wat men vooral niet uit het oog mag verliezen dat bij Hitler het biografische probleem en het historische probleem samenvallen, wat aan zijn zorg voor zijn Nachleben en de historische werkelijkheid toe te schrijven valt.  

Men kan vaststellen dat  over  Napoleon pas na dertig, veertig jaar het biografische spitten begon en de werken dus pas in de jaren 1850 en later begonnen te verschijnen. De literaire verwerking, bij Stendhal en bij Tolstoj begon vroeger, maar de weg naar een academisch onderzoek was langer. In het geval van Hitler begon de verwerking vroeger en gingen in Oostenrijk, Duitsland en de Angelsaksische wereld. Een op opmerkelijk gegeven vormt de uitgebreide verwijzing naar een werk van Pieter Geyl, waarin die de maat nam van Napoleon. Maar dit werk werd geschreven voor WO II en gepubliceerd in 1944.

Het is van belang te begrijpen dat de verhalen die  Hitler zelf de wereld instuurde, onder meer in zijn gedicteerde boek “Mein Kampf” niet stroken met de werkelijkheid, maar dat die gegevens wel lang gebruikt zijn om zijn optreden begrijpelijk te maken. Maar we lezen dat meerdere historici al vlug merkten dat die benadering niet helpen kon, omdat ze dan het optreden later in het leven niet  goed konden uitleggen.

Een van de biografische problemen is dat vele historici vooral de opkomst van Hitler beschreven hebben, ruwweg van de mislukte putsch in München tot 1938. Maar de Putch en het klein jaar in de gevangenis in Landsberg hebben hem er volgens Lukacs inderdaad van overtuigd dat de macht verwerven via  een revolutie  niet zou lukken. Hij zou zich bedienen van de democratische weg, hoe lang de weg zich ook aandiende. De Reeks Apocalyps Hitler lijkt zich van die  bevindingen niet zo heel veel aan te trekken, terwijl de historiografische verkenning, op het  laatste hoofdstuk na reeds in 1998 verschenen is. Want het besef dat  hij de weg van de  verkiezingen moest bewandelen, betekent ook dat hij medestanders zocht, maar tegelijk had vast te houden aan zijn inzichten.

Een ander aspect is dat meerdere auteurs, zoals Joachim Fest ontdekten dat bijvoorbeeld het jaar 1938 voor Hitler van belang blijkt omdat Hitler toen opmerkelijke haast aan de dag ging leggen, c.q. de oorlogsplannen versnelde. Het akkoord van München was in die zin voor hem een zaak voor dubbel gebruik: hij bleef de man die vrede nastreefde, hij kon zijn tegenstanders zand in de ogen strooien want hij had de ruimte dat ene plan alvast uit te voeren: alle Duitsers in een land verzamelen. Het zou achteraf blijken dat hij dat plan inderdaad gerealiseerd heeft, maar op een totaal andere manier dan hij voor ogen had staan en dat in een veel kleiner Duitsland dan in 1937 het geval was.

Ook voor de Oorlogsverklaring aan de VS speelt het biografische plan mee, omdat Hitler toen al wist dat hij de oorlog niet zou kunnen weten te winnen op de vele fronten. Men heeft, zeggen historici vaak genegeerd dat Hitler toen de Fredrichiaanse strategie van het  splijten van de coalitie heeft bewandeld. Frederich de Grote slaagde erin een verloren oorlog alsnog te winnen door zijn tegenstanders uit elkaar te spelen. Als Amerika, dat al tegen Japan vocht ook in Europa zou meedoen, ware dat een voordeel, want dan kan hij hen mee uitspelen. De strategie faalde, maar het is wel vermeldenswaard omdat het vele handelingen die erin passen in een duidelijker kader plaatst. Het geeft ook aan de sommige opmerkingen over de persoon van Hitler, over zijn (gebrek aan) inzicht en vooruitziendheid met een korrel zou genomen moeten worden. John Lukacs meent dat verschillende auteurs die voor het overige in geen enkel opzicht het voor Hitler willen opnemen of hem verzoeken te rehabiliteren de man niet voor dommer willen houden dan hij doorgaans afgeschilderd werd en wordt.  

Het einde van Hitler, de zelfmoord heeft dus als idee al vroeger post gevat, maar merkwaardig genoeg, aldus de meest ingevoerde historici, was dit voor de jaren na de oorlog en de beoordeling van de inbreuken op het volkerenrecht en de mensenrechten een zekere redding voor leiders als Churchill. Want als Hitler een zaak niet voorzien kon hebben, dan was het dat Churchill bereid is geweest zijn oorlog met alle middelen te voeren en dat hij daarvoor alle steun, voldoende steun kon vinden bij de  burgers van het UK.

De plannen met de Joden, aldus dit boek eindigde in de Endlösung, maar voor men overging tot het bouwen van de kampen en de gaskamers, was er heel wat water door de Rijn, de Donau en de Elbe gevloeid. Het plan van deportatie naar landen buiten Europa, zoals het Eiland Madagascar is niet onbekend, maar de vernietiging van de Joden kwam pas echt als plan op tafel toen de oorlog, zoals hoger aangegeven niet meer gewonnen kon worden.

Wel had de man zich er een vaststaand feit van gemaakt dat de Joden de oorzaak waren van alle ellende. Welke ellende? Tot 1914 was Duitsland een land in opkomst, een wereldmacht – zonder noemenswaardige kolonies. Dat verhaal mag men niet uit het oog verliezen, want, zoals Wibke Bruhns beschrijft in Het land van mijn Vader, was er een economisch bestel gegroeid, maar veel meer dan dat, een set opvattingen over staat en samenleving, die in onze ogen bedenkelijk blijken, wat nationalisme betreft. Nu, Oostenrijk, of liever Kakanië voor 1914 was ook niet echt een land in afgang, zoals men het graag stelt. Alleen, een wereld gaat wel verloren en die idee bestond overal in Europa. Hitler, geboren in 1889 was dus een tijdgenoot van bijzonder verwarrende omstandigheden. Dat biografische gegevens brengen maar weinig historici aan de orde. Ludwig Wittgenstein was een volle tijdgenoot….


De strateeg en de staatsman

De vraag waarom men Hitler graag als een geesteszieke voorstelt, veegt Lukacs van tafel en daar kan ik mij iets bij voorstellen, want het is te gemakkelijk. Of Hitler een staatsman zou geweest zijn, weigert de auteur ook positief te beantwoorden, maar het blijft wel zo dat Hitler de oude natiestaat wel afwees. Voor Duitsland komen daar twee aspecten bij.

Ten eerste was Duitsland na 1871 wel verenigd, maar een echte eenheid was het  nog niet geworden. Het probleem stelde zich of men de grote tegenstellingen in het land, tussen protestanten en katholieken, maar ook tussen Duitsers en Joden voor sommigen belangwekkend genoeg waren om het te politiseren. De socialistenwetten van Bismark hebben niet verhinderd dat de SPD macht verwierf en aanhang, maar tot 1918 ver van de macht gehouden werd. Na WO I werd Duitsland bestuurd door de SPD en enkele partijen rond het centrum. Alleen, de SPD, zoals Jacques Van Doorn beschreef, kon de achterban niet overtuigen. Hitler kon wel het nationale aan het socialisme verbinden en dat heeft, wat er verder ook getreurd wordt, een explosief mengsel opgeleverd heeft.

John Lukacs beschrijft hoe Hitler in 1919 besloot politicus te worden, maar in feite, moet men zich na lectuur bedenken, was hem niet geheel duidelijk welke richting het zou uitgaan. Maar zelf plaatste hij zijn keuze voor de politiek in de Weense jaren, zo rond 1908, terwijl hij toen in een of ander opzicht nog zijn plaats zocht, aldus meerdere historici in zijn leven. Pas in 1912, 1913 trok hij naar München, waar hij zich vervolgens opgaf voor het leger, toen de oorlog uitbrak. Of hij daar dezelfde vasthoudendheid aan de dag legde als later het geval was? Er wordt gezegd dat hij in de loopgraven zou gediscussieerd hebben over politiek, maar Lukacs lijkt daar te weinig bewijs voor te vinden. Toen 11 november 1918 kwam, lag Hitler nog in het hospitaal, maar hij was wel getuige, kort daarop van de gevolgen van de Wapenstilstand en van de Radenrepubliek in de Beierse hoofdstad. Die Radenrepubliek hield in feite stand van 7 maart 1919 tot 2 mei 1919, wat net geen twee maanden betekende. De strijd ging toen tussen de SPD en USDP, de communisten, erfgenamen van Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht.

Hitler, zo blijkt, had er weet van, ook van het neerslaan van die Radenrepubliek en de leiders ervan werd veroordeeld, een enkele zelfs ter dood veroordeeld, anderen tot vele jaren gevangenisstraf veroordeeld. Hoe of dat Hitler beïnvloed heeft valt niet uit de bronnen op te maken, maar het kan wel aanvaardbaar gemaakt worden dat Hitler toen tot de conclusie kwam dat er met Duitsland, dat nota bene zijn vaderland niet was, heel veel fout ging. Mij is duister wat hij dan wilde oplossen.

Het opmerkelijke van de visie die we in dit boek gepresenteerd krijgen is dat hij niet een grote blauwdruk dat had van oplossingen, maar een probleem scherp zag, namelijk dat na de Oorlog de Duitse bevolking voortdurend van hier naar daar omsloeg, maar dat allen zowel het sociale als het nationale met zich meedroegen en erom gaven. Hitler wilde dat sociale zeker meenemen, maar ook het nationale, want de soldaten die gevochten hadden, of verminkt waren of in vrijkorpsen zaten of zonder werk, zonder huis – terwijl na WO I Duitsland op dat vlak ongeschonden uit de oorlog was gekomen – had haar gewicht. De industrie, handel en landbouw kwamen niet goed op dreef, ook waren er de onvoorstelbaar hoge herstelbetalingen, de moord op Walter Rathenau en uiteindelijke de bezetting van de Ruhr door de Fransen – maar men zal daar zelden grote woorden aan wijden. Dat laatste komt zelden aan bod, maar het verlies aan mannen in de oorlog, met de druk op degenen die terug waren gekomen, is iets wat mij intrigeert, wat dit gedaan heeft met mensen, met mannen en vrouwen. Hitler had er iets van meegekregen en besloot iets te doen. Hij begon kleine vergaderingen toe te spreken en geleidelijk ontwikkelde hij de gave van het spreken die hij had verder. Maar een inhoudelijk houvast is er zo te zien voor de historicus niet te vinden.

Geheel zijn verdere loopbaan als politicus zal hij een partijman zijn, schrijven meerdere historici, maar hij heeft, zeggen onder meer Sebastian Haffner en Joachim Fest, eerst Duitsland veroverd en begon toen aan de rest van de wereld. Na de Putch van München heeft hij dat gedaan met grote omzichtigheid en daadkracht, zodat hij geleidelijk steun vond in verschillende geledingen. Lang heeft men gezegd dat hij vooral de steun had van de (lagere) middenklasse, maar hij heeft verder bouwend op de evolutie voor WO I en tijdens het interbellum, dus Weimar die middenklasse echt wel mee vorm gegeven. Alleen, wie zegt dat de Arbeiders hem niet steunden, komt niet aan die beruchte 32 % in 1932… Sociologisch was de arbeidersklasse overigens al overgegaan in de middenklasse, maar dan moet men beter de sociale geschiedenis voor 1914 onder ogen zien.

De sociale opbouw van de Duitse samenleving is mij niet zo duidelijk in die zin dat ik niet goed zie hoe zo een land slechts een tweedeling zou kennen. Net Wibke Bruhns laat zien dat het allemaal toch wel iets complexer ligt. Maar hij, Hitler slaagde beter dan de sociaaldemocraten in om de arbeiders rond zich te verzamelen, en de elite, zodat we dus moeten vaststellen dat hij in alle lagen van de bevolking steun vond. Hier sluit John Lukacs dan wel aan bij de visie dat het nazisme meer dan andere ideologische stromingen de verbinding legde tussen de elite en de massa’s, maar dan net niet in de betekenis van het vulgaire zootje. Echter, Hitler krijgt in “Die Blechtrommel” wel degelijk aanhang in Dantzig bij een goede, kleinburgerlijke familie…

De staatsman zou de samenleving een staat geven, maar eindelijk werd het een Führerstaat, geflankeerd door een ambtenarenstaat. De staatsman was dan, werd dan meer dan gewoon een verkozen, tijdelijke chef. De Führerstaat verbindt ook de burgers aan zich, zodat zij niet meer aan de wet trouw heten: Hitler werd de wet. Ook Jacques A.A. van Doren heeft dit facet onder de aandacht gebracht.

De strategieën in 1938 en 1941 en later waren nauw verbonden met die verwevenheid en zijn eigen verwachtingen. Een belangrijke discussie betreft de vraag of de oorlog tegen Rusland en vervolgens ook de bereidheid om de Amerikanen uit te dagen en vervolgens te streven naar het uiteenvallen van die tegennatuurlijke alliantie – in zijn ogen – van Britten, Amerikanen en Russen had geen stand kunnen houden. Historici die volgens Lukacs niet kijken naar dit gegeven begrijpen weinig van de oorlog.

Van Endlösung tot Holocaust

Men kan vaststellen dat Hitler van begin af zijn obsessie betreffende de Joden publiek heeft gemaakt. Maar een andere kwestie is wat hij met hen voorhad, hoe hij hen weg zou krijgen uit Duitsland. De conferentie in 1942, de Wannseeconferenz had tot doel, aangezien men hen niet meer via migratie kwijt kon, dan maar diende … Maar de ervaringen in het Oosten waren niet zo gunstig, in die zin dat het allemaal nog veel mensen, energie en munitie eiste. De getto’s waren er, maar zelfs uithongeren vormde… enfin. Hitler heeft volgens alle onderzoekers geen deel gehad aan die conferentie en een marsorder om de zaak “helemaal en grondig” op te lossen heeft men niet gevonden. Hitler bezocht geen gebombardeerde steden en zeker wilde hij de knekelvelden of ja, de installaties zeer zeker niet zien.

Hield Hitler van techniek, niet van de hitte van de kampen, van de hele afhandeling. Het blijft moeilijk over dit aspect te schrijven, omdat men nu weet waar het allemaal over ging en dat een man een hele groep medestanders vond die zo mee gingen met de opdracht, die dus niet formeel gegeven was, dat aan het eind 6 miljoen mensen dood waren zonder enige schuld, alleen omdat ze volgens bepaalde definities tot een zeker ras behoorden. Andreas Ruth-Friedrich beschrijft dat in de aanloop naar de verovering van Bohemen en Tsjecho-Slowakije een hoop propaganda over hen kwam over de Tsjechen, die de aanval moest legitimeren. Verhalen over Tsjechen die Sudetenmoeders zouden aanvallen, de baby’s uit hun handen rukken of zelfs weigeren melk te bezorgen. Wie kon of wilde even van Berlijn naar Praag om het te checken? Ontmenselijking van de vijand was een probaat middel, maar Hitler stelde het principe, anderen gaven het invulling en wie zich de verovering van Koeweit door Sadam Hoessein’s troepen herinnert, zal nog weten hoe daar hetzelfde propagandamiddel werd ingezet pro Koeweit, terwijl achteraf het verhaal niet helemaal klopte: de baby’s in de couveuses waren naar veilige oorden gebracht, maar indien mogelijk zonder de couveuses. Een filmploeg filmde een leeg ziekenhuis. Oorlog brengen veel wreedheid mee, maar soms kan propaganda er ver overheen gaan.

De kampen in Polen en Wit-Rusland, Oekraïne, waren bedoeld om snel komaf te maken met die mensen die voor de nazi’s geen menselijke trekken meer hadden en dat diende zonder veel logistieke problemen in het werk te gaan. Deze kampen, Sobibor, Treblinka, waren niet gericht op arbeid, behalve Auschwitz. Maar hoewel zeer gewenst als oplossing, blijkt het zelfs mogelijk dat Hitler er nooit de onmenselijke waarheid van heeft gezien of geroken, omdat hij het niet wilde. Maar Hitler had in zijn jeugd een bijzondere band met een dokter, die zijn moeder had bijgestaan, maar die man was een Jood. En later werd hij in Wenen bijgestaan door iemand, zomaar, pro deo, en ook dat was een Jood. Zelfs een welwillende officier, die Hitler zeer haatte, zegde hij naderhand, was niet echt een Duitser, in zijn ogen.

Het verhaal van de Jodenhaat van Hitler is duidelijk wat de uitwerking betreft en daar is geen enkele redelijke grond voor te vinden, maar het is intussen wel duidelijk dat zijn houding tegenover Joden in het algemeen principieel vernietigend was, maar waarom dat die vorm heeft aangenomen, blijkt volgens Fest en Haffner te liggen in zijn keuze politicus te worden. Er zit een logica in, maar toch, het was en is het tragische voor de Joden dat hij hen koos omdat hij dan niet hoefde te gaan chicaneren: het antisemitisme tierde welig, bij de hogere kringen als de Klamroths maar ook bij het gewone volk. De rassenwetten en uiteindelijk de Wansee Conferenz, het was de verdere uitwerking, laat in de oorlog. Want opvallend is dat Hitler, beter dan zijn companen wist dat hij het wel luid mocht roepen, maar wat er werkelijk gebeurde, diende echt in het duister verhult te blijven. Dit is geen verschoning, maar geeft wel, volgens Lukacs precies aan hoe Hitler handelde.

Hoe groot was hij nu eindelijk

Men zegt dat hij vond dat hij Duitsland de autobaan gegeven heeft, maar daar was het vorige regime al aan begonnen en – eerlijk is eerlijk – de idee van de snelweg was ook al opgedoken in het hoofd van de Belgische Koning Leopold II. Maar, al is het voor ons duidelijk, enkele mensen die Hitler willen rehabiliteren niet te na te gesproken, dat zijn werking en handelen voor Europa en de Wereld onvoorstelbaar negatieve gevolgen heeft gehad.

“Maar zullen er zijn die hem gaan zien als de laatste verdediger van het blanke ras en van een nieuw soort cultuur? Ik hoop –laten we hopen – van niet.”
 
Dit zijn de twee laatste zinnen van het boek. Samen met de gedachte dat we niet klaar zijn met Adolf Hitler, geeft John Lukacs daarmee de plaats van Hitler aan. In feite doet hij daarmee teniet wat het voorwerp van zijn biografie nu net wel wilde of gehoopt had. Maar toch, kan men groot zijn als men een dubbelheid nastreeft die ook afstraalt op het cultuurbeleid van Goering en Goebels en de Kulturkammer? Een verheerlijken van een romantisch beeld van het Middeleeuwse Duitsland was niet wat Hitler voor ogen had staan, maar we zijn ook nu nog overtuigd van de gedachte dat net dat een eigenschap van diens inzichten was.

Sprak hij dan niet van “Blut und Boden”? Hitler wilde een revolutionaire verandering teweeg brengen, waarbij de aanschouwelijkheid zeker niet geschuwd werd. Maar John Lukacs maakt wel aannemelijk dat Hitler in meerdere opzichten een absoluut modern mens wilde zijn en zich zo zag. De oude verhoudingen dienden op de schop, waarbij hij het volk niet zomaar als een massa zag. Hier sloot zich in 2010 Jacques A.A. van Doorn bij aan met de vaststelling dat het socialisme voor hem, Hitler, niet een strakke ideologie was, maar een uitdrukking moest krijgen in zelfbewustzijn. De arbeiders, de soldaat, elkeen had zijn persoonlijke betekenis in het geheel. Betekent dit ook ondergeschiktheid. De eed aan de persoon van de Führer laat het tegendeel vermoeden, maar het nationalisme bij Hitler zelf was ook weer niet nostalgisch geduid.

Maakt dit alles zijn optreden als leider van dat Duitsland van 1933 tot 1945 minder afschrikwekkend? Geenszins, want mensen werden in dat betoog niet meer geremd door enige moraal, hetzij een christelijke of een burgerlijke. Lukacs stelt in zijn boek dat Hannah Arendt met haar essay over totalitarisme verkeerd sloeg, maar mij dunkt dat juist in de bladzijden waar hij de positie van Hitler tegenover technologie, moderniteit bepaalde misschien meer dan Lukacs lief is, toch een vergelijkbaar resultaat boekte als Stalin en in die zin kan hij de visie van Arendt niet zomaar afwijzen. Tegelijk is duidelijk dat hij als historicus haar visie te weinig op bronnen gefundeerd vindt, wat in gesprekken tussen filosofen en historici altijd wel voor problemen kan zorgen.

Groot was zijn betekenis voor zijn eigen tijd – toen hij de anderen de baas was geworden – ontegenzeggelijk en tot in onze tijd werkt zijn optreden na, maar hem als mens en politicus groot noemen, gaat Lukacs heel ver te ver en dat kan men alleen onderscheiden.

De  geschiedenis schrijven

John Lukacs doet in dit boek iets wat zelfs in de academische historiografie niet altijd afdoende gebeurt, maar ook niet goed mogelijk meer is: men kan over een onderwerp niet meer exhaustief alle bronnen en alle secundaire literatuur nalezen. Maar een status Quaestionis brengen, laat toe te begrijpen hoe de academici tegen het onderwerp aankijken. Het probleem blijft dat men vandaag meer dan men had kunnen denken die oorlog en het nazisme als een uniek ijkpunt is gaan bekijken, zozeer dat zowel de opkomst van Hitler als het beleid, de keuzes na 1938 niet afdoende belicht werden.

Als student geschiedenis vond ik op mijn pad bij het lezen van de FAZ – om mijn Duits bij te spijkeren – sporen van wat men de Historikerstreit is gaan heten. Ernst Nolte gaf toen de aanzet tot de Historikerstreit, maar aan de universiteit bleek dat geen echt brandend of zelfs maar interessant onderwerp: kon men de Nazimisdaden niet in de grotere geschiedenis inschrijven en dus verleden laten worden? Jurgen Habermas vond dat dit niet kon en vele filosofen, minder academische historici mengden zich in de strijd, maar het debat was er niet minder hevig om.

Wie naar onderwijsprogramma’s in onze buurlanden kijkt, zal merken dat de jaren die men tot het interbellum rekent, van 1919 tot 1938 – de Anschluss van Oostenrijk en München vormen voor die periode wellicht nuttige en sprekende termini, terwijl september 1939 ook best aanvaardbaar is, maar dan gaat juist de hele dynamiek verloren – als een voorbereiding ziet op wat komen zou, maar geschiedenis functioneert niet altijd met dergelijke vergezichten. De handelende personen, niet enkel de top van de NSDAP, maar ook van de SPD en das Zentrum, maar ook de burgers van Duitsland en bij uitbreiding de regeringen en burgers in Oost-, Midden- en West-Europa waren veel meer bewust van de gebeurtenissen en de draagwijdte ervan voor hun onmiddellijke belangen dan voor een perspectief op langere termijn. Vergeten we ook niet dat onze blik op Hitler vaak niet samengaat met zijn werkelijke interesse, namelijk het Oosten. Dat zien we ook in de onderwijsprogramma’s want zelfs de aanhechting van Oostenrijk komt doorgaans uit de lucht vallen, want de geschiedenis van Oostenrijk na de abdicatie van Karel I blijft tot de blijde intocht van Hitler in Wenen volkomen onbelicht. En wat met Hongarije? Tsjecho-Slowakije, met Thomas Masaryk? Polen? Men kan de nationale geschiedenis van elk van die landen in een paar lijntjes behandelen, zoals Madeleine Allbright met verve uit de doeken deed. Jawel, zij was, of beter, haar vader was als jonge man betrokken bij het beleid van Masaryk en Eduard Benes.

Kortom, men kan het allemaal best wat meer omzichtig bejegenen, want Hitler handelde niet in het luchtledige. Ook kan men zich afvragen of de soms zeer beperkte inzichten over mogelijke medestanders in Europa en zelfs de VSA wel goed kan inschatten. Spreken over de figuur van Hitler, zo schrijft John Lukacs blijft altijd een zaak van grote betrokkenheid, want men moet een positie innemen. Maar men niet buiten de bronnen en ook niet buiten de ernstige historiografie. Dat men David Irving lange tijd in de media ten tonele voerde zonder zijn pogingen tot rehabilitatie, zelfs bewondering voor Hitler in vraag te stellen, blijft voor John Lukacs een pijnlijke zaak – intussen is hij wel veroordeeld geworden voor ontkenning van Nazi-misdaden – maar het laat onverlet dat wie zich met het thema Hitler wil inlaten toch niet met lichtzinnige afwijzing zonder kennisname van het werk van mensen als Haffner, Fest, Schramm en Deuerlein, om slechts die te noemen.

Het interessante van dit werk blijft dat John Lukacs net weigert zomaar een werk te noemen als de definitieve Hitlerbiografie, want er is op hoofdlijnen wel waardering voor het werk van die auteurs, maar op specifieke elementen blijft er wel altijd aanleiding om het kritisch voor te stellen. Hij presenteert integendeel juist waar er nog leemtes in het beeld hangen en waar we aandacht voor moeten hebben. De reflectie op de plaats van Hitler in de geschiedenis en in de geschiedschrijving kan men denk ik dan ook best via dit werk verkennen. Met alle voorzichtigheid die men met doordacht academisch werk van node heeft. Maar het is tegelijk onverhoopt boeiend om te gaan inzien hoe we het beeld kunnen bijstellen.

Er zijn elementen in dit boek die ons aanbelangen, zoals de bespiegelingen over de visie van de Tocqueville op de massademocratie, maar ook over het onderscheid dat men maken kan tussen opinies en gevoeligheden, houdingen bij het publiek. Die kwesties verdienen een eigen benaderingen, net omdat ze vandaag zo belangrijk zijn. Want Hitler blijft ook voor historici een delicaat probleem, al zijn historici ver gevorderd in het bronnenonderzoek en krijgt men ook klaarheid over zijn persoon: een man die de dubbelheid niet schuwt, geen genie, maar ook verre van een idioot en op een macabere wijze geholpen door de omstandigheden en zijn tegenstanders om zijn politiek te voeren. Maar juist omdat hij zo goed keek naar de omstandigheden, kon hij anderen om de tuin leiden, van medestanders als von Papen en Alfred Hugenberg - men kon proberen Hitler voor het eigen karretje te spannen maar die hield de regie – tot zijn vijanden in binnen- en buitenland. Voor ons blijft het een vraag hoe dat kon, voor de historicus is het zaak de feiten die beschikbaar zijn ook uit te spitten en dat is wat met dit van Lukacs te ontdekken valt. Merk wel, de auteur belicht enkel Hitler in de Geschiedenis en de geschiedschrijving, een analoog boek voor Nazi-Duitsland zou wellicht een paar boekbanden omvatten. En toch, hoezeer mensen zeggen: die geschiedenis interesseert me, is het gauw over met de interesse als men een beetje ernstige benadering onder ogen krijgt. John Lukacs mag dan een reactionair zijn, zijn visie op het werk van zijn collegae is wel helder en zonder veel omhaal. En historici die de bronnen meer laten vertellen dan erin staat… krijgen hun rapport in een scherpe voetnoot of in de tekst. Historisch debat dus, voor wie ervan houdt.


Bart Haers    

Reacties

Populaire posts