Veiligheid en en machteloze gelatenheid

Brief

Aan Mr. Hugo Vandenberghe
Over de vrijwaring van de rechtsstaat

Brugge, 17 september 2013

Geachte heer stafhouder,

Willem II van der Marck Lumey, een van de
eerste leiders van de watergeuzen. Man van
adel, maar ook man van de daad, als het erop
aan kwam de Nederlanden te mobiliseren
tegen Alva en de Spaanse aanspraken
op macht die niet pasten bij de machtsverdeling
in de Nederlanden. Zij zaaiden terreur en waren helden.
Tereur kan legitiem zijn, het overheidsgeweld net niet. 
U neemt het op voor de rechtsstaat en daar kan een mens alleen maar verheugd mee instemmen. Uw ervaring als politicus speelt hierbij maar ook uw gevoeligheid voor het bijzondere van wat privacy kan betekenen. Inderdaad, u wijst erop dat we vandaag tot exhibitionisme aangezet worden, maar ik bedenk me dan dat iemand als Anders Breivik helemaal onder de radar kon blijven. Juist mensen als hij weten dat blaffende honden niet bijten. Omgekeerd hebben spionnen een probleem: wat mensen beweegt kan men niet zomaar uit het verleden van die persoon afleiden, maar ook niet altijd uit hun uitspraken, toch?

De zorg voor de bestaande orde beweegt u en voor een keer kan ik u zeker volgen, want die orde, de democratische rechtsstaat moet ons aan het hart gaan, maar mag ons niet blind maken voor het feit dat we al sinds de tijd van de CCC, de Brigate Rosse of de RAF, maar ook de gebeurtenissen in München (1972), weten dat de veiligheid een graad van prioriteit heeft gekregen, die vragen oproept; tegelijk maken die organisaties duidelijk dat niet iedereen de weg van het (publieke) debat wil gaan. Vandaag kan de veiligheid met technologische middelen gerealiseerd worden, die elke verbeelding van de bestuurders van toen overtreft. Het is niet onbelangrijk nog eens te verwijzen naar het werk van Umberto Eco, de begraafplaats van Praag, omdat die nu net aangaf dat spionnen doorgaans weinig zoden aan de dijk zetten, als het erom gaat hun bazen relevante informatie te bezorgen.

De gedachte die me ertoe aanzet deze brief te schrijven gaat dus niet over een discussie over de rechtsstaat, want ik denk dat we dezelfde waarden delen. De vraag is veeleer of we ons vandaag zoveel apathie kunnen veroorloven. U geeft aan dat we in actie dienen te schieten, maar voor veel mensen, burgers, blijkt die apathie niet zomaar te maken te hebben met de waarden die ze koesteren, maar met een gevaarlijk gevoel van machteloosheid.

Toen ik mij weer eens ergerde aan de veiligheidsmaatregelen op onze luchthavens, vonden velen mijn reactie overtrokken en zelfs infantiel. Maar de waardevolle gedachte dat de menselijke waardigheid ook op luchthavens van betekenis is, lijkt velen ongemakkelijk te stemmen, dat wil zeggen, ze vinden het normaal een lichaamsfouille te krijgen. Misschien overgevoelig, maar dan toch vooral voor het feit dat men niemand zonder aanwijzingen daartoe mag verdenken van snode plannen.

Hier denk ik, botst u met de inzichten die in de politiek al decennia opgeld maken, namelijk dat de overheid mensen tegen zichzelf moet beschermen. In het verkeer? Ach, waarom zouden we niet aanvaarden dat snelheidsbeperkingen ten allen tijde absoluut zijn? In Duitsland heeft men strenge regels, maar niet overal. Hier heeft men, deels om begrijpelijke redenen het hele wegennet aan regels onderworpen, inzake snelheidsbeperkingen, want mensen weten niet hoe het moet. Rijdend langs gewestwegen kan men in Duitsland borden tegenkomen die vragen niet sneller dan zeventig, soms zelfs dertig te gaan, wegens de inrichting, wegens een dorp of wat dan ook, maar even verder is het duidelijk dat die beperking niet hoeft. En toch rijden die mensen niet gevaarlijk. Vertrouwen in de burger, zo lijkt het devies wel te zijn. Ach, er zal nu wel iemand met cijfers opdraven om mij duidelijk te maken hoeveel mensen er niet in Duitsland zwaar gewond of overleden van de straat worden opgeraapt. Maar laten we wel wezen, dat is nu net in tegenspraak met de argumenten van de verkeersveiligheidslobby want die mensen zeggen telkens dat de body count op onze wegen veel te hoog is. De fataliteit is dat we nooit elk ongeval kunnen voorkomen… Laat men mij evenwel niet doen zeggen wat ik niet wil gezegd hebben, want als een ouder van een overleden kind, zoals Vincent Leus die in een ongeval zijn dochter verloor, aan het woord komt, dan weet ik dat hij en andere ouders, nabestaanden er geen boodschap aan hebben en dan zwijg ik. Wel is het zo dat ikzelf ook wel eens ontwaakt ben in een ziekenhuisbed, want aangereden door een auto die ongepast snel langs een landwegje reed en mijn auto midscheeps trof. Maar ik weet ook dat de politierechter in eerste aanleg besloot tot gedeelde verantwoordelijkheid en dat pas in beroep het OM en de rechtsprekende rechter besloten dat mij in die omstandigheden weinig verweten kon worden… Maar, dat was het besluit van debatten in de rechtszaal, geen algemene en principiële uitspraak. Hier dienen advocaten en rechters niet enkel formeel de casuïstiek te ondersteunen, maar ook duidelijk maken aan burgers dat de wet de algemene lijnen aangeeft en de rechter in casu tot een besluit komt, doorgaans goed onderbouwd met juridische en met feitelijke argumenten.

Toch zien we ook daar een grote gelatenheid bij mensen, zeker als het om de bekeuringen gaat. Leuven plaatste of liet op de ringweg tal van camera’s plaatsen. Nu, de mens is vrij om het goede te doen of fouten te maken. Maar er is denk ik duidelijk ook ruimte (nodig) om uit eigen beweging de passende keuzes te maken en inderdaad misschien eens wat sneller te gaan als de omstandigheden het toelaten. De wet bevrijdt de zwakke? De wet ondersteunt mensen in hun rechten? Zeer zeker, maar dan dient de overheid daar oog voor te hebben. Misschien zal het boek “De fatale Staat” van Paul Frissen hier aan de orde te komen. Ik denk dat zijn visie, zoals uitgesproken in het programma Boeken op VPRO (Nederland) over een staat die alle risico’s wil wegwerken, misschien niet meer echt een democratie mag heten.  

De gelatenheid, Mr. Hugo Vandenberghe bestaat erin dat vele mensen murw zijn geslagen door media en politici. Jongeren wordt geleerd dat ze vooral veilig door het leven moeten en durven niet altijd meer op avontuur te trekken, oh jawel, er gaan er door de Andes wandelen of met de fiets naar Togo, dat klopt, maar de verzekeringsmaatschappijen zullen hier wel de handen van afhouden.

Ik schreef al vaker dat we geweld in de samenleving in de jaren 1960 hebben gededouaneerd en enkele Palestijnse organisaties hebben die inzichten zonder veel schroom aanvaard – maar ten tijde van het Britse mandaatgebied was er ook terreur, zegt men. Jongeren zullen het niet geloven, maar in 1971 kon men nog op het promendaterras in Zaventem de reizigers nawuiven die te voet naar hun vliegtuig wandelden. Alles was gemoedelijk, maar plots ging men standaarden voor veiligheid hanteren, die het leven tot een gejakker maakten en na 2001 helemaal tot een belachelijke paranoïa.

Vooral het feit dat men bijvoorbeeld, na de acties van Zwarte September zag dat mensen de Palestijnen gingen verdedigen, vooral de terroristische aanvallen, heeft mij bevreemd. Ik denk namelijk niet dat men toen een ernstige discussie heeft gevoerd over de vraag of men zomaar Palestijns terrorisme kon aanvaarden. Het antwoord zou en is vanzelfsprekend Neen. Maar de “elitaire consensus” liet een ander geluid horen: die mensen hebben hun redenen, die misschien wel redelijk zijn. Veel overzichten zijn er in ons taalgebied niet ter beschikking over de reacties omtrent terrorisme. Zelfs als men vindt dat het moet kunnen of helemaal niet mag kunnen, zal men er toch een aantal gedachten aan mogen wijden. En toch deel ik de opinie dat Palestina een staat zou moeten zijn, naast de Joodse staat en daarmee in vrede samenleven.

Hannah Arendt heeft over geweld geschreven, maar zo te zien, via het internet niet tot ieders tevredenheid. Men vond dat ze door het geweld op de campussen in de jaren van Woodstock af te wijzen als primair middel blind was voor de werkelijkheid. Men zou met een gesprek nergens toe komen, want dat is nu eenmaal niet doelmatig. Zelf denk ik inderdaad dat macht en geweld niet hetzelfde zijn. Maar als mensen om politieke doelen te bereiken, geweld kunnen gebruiken, zonder het debat over hun eisen aan te gaan en derhalve te aanvaarden dat burgers die doelen noch de middelen accepteren, dan is dat geweld niet legitiem. U geeft ook aan, denk ik, dat de overheid zich ook dient te beperken, wat het hanteren van geweld betreft. Valt het spionneren van burgers daar ook onder, kan men het geweld noemen? Omdat de persoonlijke integriteit geschaad wordt, dient men dit geweld te noemen en dient men de overheid ertoe te brengen daarvan niet meer dan nodig gebruik van te maken. Vergeten we niet dat een kwart eeuw geleden in het Oosten van Duitsland een staat bestond die het bestaan had duizenden en duizenden ertoe te verleiden zich als Informele Medewerkers aan te melden en andere burgers te bespieden. De huidige technologie kan het met minder mensen af.

Want u zal het met mij eens zijn dat de overheid dient in te staan voor de veiligheid van burgers, maar die veiligheid, ook daar delen we de visie, dient andere belangrijke verworvenheden niet opzij te schuiven. Misschien is het daarom interessant te lezen dat de chef van de NSA geobsedeerd was door de moderne technologie, wat zou kunnen verklaren waarom hij de grenzen ging aftasten en overschrijden. Ten behoeve van wie of wat? Overigens blijft het bevreemdend dat intussen Amerikaanse burgers andere (ongewapende) en onvoorbereide burgers kunnen neerschieten, omdat velen met genoegen hun wapens hanteren, doorgaans voor de sport, maar al te vaak op mensen. Die spagaat valt des te meer op als we zien dat net gisteren in Washington D.C. weer doden vielen onder het vuur van een godvergeten schutter.

Keith Alexander heet de man die aan het hoofd staat van de NSA en men meent te weten dat hij eiste dat alles, alle data verzameld zouden worden. Alles? Behalve dat het zinloos is, kan het ook een vorm van hybris zijn, want zoals gezegd, wie onder de radar wil blijven, kan dat. Maar het belangrijkste is denk ik dat in de publieke sfeer een debat als dat wat Arendt aansneed, over geweld, nu afgedaan wordt als zwak en zonder veel sprekende conclusies, net voortkwam uit het besef, in de jaren 1930 de rechtstaat ondergeschikt gemaakt werd aan publieke veiligheid, niet enkel in autoritaire staten, maar ook in democratieën als Frankrijk.  Daarbij denk ik vooral aan haar gedwongen verblijf in Gurs, het interneringskamp van de Fransen om de vijfde colonne onder controle te houden. Aangezien vele Joodse vluchtelingen uit Duitsland in Parijs en omgeving zaten, waren ze gemakkelijk samen te brengen. Maar zij waren zelf Duitsland uit lijfsbehoud ontvlucht. De overheid, ook de Belgische, ook de Amerikaanse in 1941-1942, ten aanzien van Japanse ingezetenen, heeft toen wel zeer lui gereageerd op de situatie. Dat Arendt die vorm van geweld niet van zich af kon schudden, begreep dat als studenten geweld verkozen omdat ze niet altijd bereid waren hun gedachten te toetsen in een debat – u weet wel, met een reactionaire overheid valt niet te discussiëren – vond ze dat die jongeren spraken zonder vel over de buik, zoals mijn grootvader dat noemde: zij goochelden met allerlei vage dromen, maar wisten niet wat de implicaties ervan waren. Aan de andere kant, zich verzetten tegen uitzending naar Vietnam… is dan wel weer legitiem en sommigen ontdoken die opdracht en werden later haviken.  

Tony Judt heeft in zijn laatste boeken het mislopen van links scherp op de korrel genomen, onder meer Louis Althusser, die het marxisme wilde verdedigen door de noodzakelijkheid van Lenin op de voorgrond te schuiven, maar uiteraard te redden van de excessen van de veiligheidsdiensten en geheime politiediensten. Nu, Judt vond dat hij lid zou worden van partij die net zaken poneert waar men niet zeker van is. Maar uiteraard is dit een irrealis, die heerlijke syntactische constructie in het Grieks, waarbij men eerst een onmogelijke voorwaarde aangeeft en dan vervolgens zegt hoe men handelen zal. Dat het gebruik van de irrealis ook ironie dan wel cynisme kan vertolken, mag geen verrassing heten, want er zijn vele redenen waarom mensen een onmogelijke voorwaarde stellen of in het verleden projecteren om hun gedrag te legitimeren. Maar de vraag is natuurlijk of de overheid zoveel middelen mag inzetten die de veiligheid, dus de integriteit van de individuele en anonieme persoon beschermen en daarbij zelf de individuele vrijheid, ook te linken aan die psychische integriteit in het gedrang brengen, als men al geen mensen preventief gaat aanhouden.

Komen we dan niet vanzelf uit bij de vaststelling dat misdaadpreventie, het studieobject van criminologen, in feite een riskant, in meerdere opzichten zelfs een cynisch besogne is? De mogelijke bedreiging van de openbare veiligheid moet men in beeld hebben, zeggen criminologen, of het nu bedelende Roma zijn dan wel mogelijke geradicaliseerde jongeren, eventueel proselieten. Als student heb ik vaak discussies gehoord waarin het gebruik van geweld om politieke doelen te bereiken aan de orde kwam. Bij de lectuur van werken van en over figuren als Ferdinand Domela Nieuwenhuis, Rosa Luxemburg, Joachim Fest maar ook Vasili Grosman of David Grossmann, merkt men dat vele mensen een behoorlijk onderscheid weten te maken tussen de gedachte aan geweld om een doel te bereiken en het aanwenden van geweld. De “Arabische Lente” werd al vrij vlug afgeserveerd, toen bleek dat de opstandelingen hun doel niet bereikten en de zittende regimes met geweld terug sloegen. Wie de geschiedenis van de Franse Revolutie, maar ook, veel eerder, van de Nederlandse opstand tegen Filips II ernstig neemt, weet dat opstand tegen als onrechtmatig ervaren regimes niet zomaar tot stand komt, maar een geleidelijk vollopen van de gemoederen veronderstelt om dan plots tot een explosie te komen. In de Nederlanden kwamen de geuzen pas aan bod nadat het Eedverbond van Edelen, nadat de hoge adel en de Staten van Vlaanderen, Brabant, Holland en Zeeland, maar vooral de eerste vergeefs de koning van Spanje hadden duidelijk gemaakt dat zijn aanspraken op gezag en macht in strijd waren met de gewoonten en geplogenheden in de Nederlanden. Toen dat alles faalde en Alva met zijn Bloedraad, tegen de wens van de landvoogdes in, Egmont en Hoorn had laten onthoofden, begonnen de geuzen aan hun guerrilla. Hoe waarderen we dat? Precies, als historische gegevenheden. Maar er valt toch ernstig over na te denken, maar helaas, zeker in België is dat soort discussies voor intellectuelen zonder voorwerp.

Het valt op dat, afhankelijk van de eigen voorkeuren bepaalde conflicten zus of zo bekeken worden. In Vlaanderen bereik ik maar weinig mensen als ik over de watergeuzen spreek, weten maar weinig mensen iets over de Calvinistische republieken en dan vooral die van Gent, met de Ryhove en van Hambyze en co, de Gentse poorterij dus, in goede marxistische terminologie, de bourgeoisie. Neen, voor veel Vlamingen – in de huidige geografische en geopolitieke en culturele betekenis – geldt dat we met die geschiedenis weinig te maken hebben, terwijl het toch een vrij fundamenteel moment is in de geschiedenis, net omdat men wel moet discussiëren over de aard van de revolte en revolutie die tot de Scheiding der Nederlanden heeft geleid. Net omdat de voorrechten van de Leden van Vlaanderen en van de Staten-Generaal voor velen die van deze bestuursorganen deel uitmaakten maar ook bij de middenklasse geschonden werden, kon de opstand succesvol zijn – afhankelijk van het tijdsperspectief – maar ook de religie speelde een rol en het is niet eenvoudig om dat tegen elkaar af te wegen, net omdat de bronnen zelf de verschillende lezingen voorop stellen.

Als u dus niet enkel vragen heeft bij de veiligheidspolitiek waardoor Belgacom aangevallen werd, maar ook vindt dat fundamentele inzichten geschonden werden, dan wil ik u met deze brief enige steun geven. Het is de zaak van het burgerschap dat mij aanbelangt, niet mijn persoon. Veiligheid? Natuurlijk, maar de overheid kan geen grenzen opleggen aan burgers, middels onder meer Gemeentelijke administratieve sancties en vervolgens zelf alle begrenzingen negeren; zeker als het gaat om het cultiveren van wantrouwen jegens de burger, dient de overheid, dienen politici, ambtenaren van de veiligheidsdiensten en zo meer en zo verder niet enkel dat ene doel voor ogen te houden, de volkomen veiligheid, maar oog te hebben voor de vele, soms tegenstrijdige considerabilia.

Vale,

Bart Haers


Reacties

Populaire posts