Ontmoeting met een kosmopoliet
Kunst
Henry Van de Velde
![]() |
Villa Bloemenwerf van Henry Van de Velde |
Misschien zal u enkele courante begrippen in verband met de man missen, maar anderen zullen dat wel ten overvloede compenseren. Ik heb genoten van de wandeling en dat mag men weten. Daar dienen blogs toch voor.
We konden er niet doof en
blind voor blijven, er is een tentoonstelling over het werk van de Antwerpse
kosmopoliet Henry Van de Velde in de Koninklijke Musea voor Kunst en
Geschiedenis. Er niet heen gaan was geen optie, er enkele uren doorheen
struinen een plezier voor de zinnen, erover nadenken een verrassing. Laat ons
er niet omheen draaien, al sinds ik een beetje het leven en werk van Henry Van
de Velde leerde kennen, wat als regelmatig bezoeker en student van de Universiteit
Gent zeker geen onoverkomelijke zaak was, bleef me dat ene raadsel bij: men
zegt dat hij collaboreerde tijdens WO II en tegelijk zegt men nergens wat hij
dan precies gedaan heeft. Wie had er belang bij hem te beschuldigen? Waarom
dorst niemand hem te verdedigen? En heeft het belang dit te weten om van zijn
werk iets te proeven?
Een herinnering aan en bezoek
aan Weimar, met de plotse ervaring van aanwezigheid, Henry Van de Velde, maar
ook Tony Simon-Wolfskehl en natuurlijk de Gotha van de Duitse cultuur, Goethe,
Schiller, Herder… ach, stat rosa pristina nomine, nuda nomina tenemus. En toch,
het inderdaad wel ergens om een beginnetje, namen dus, teksten, referenties… en
dan verder, de echte verkenning, de onderdompeling. Het bezoek aan een stad
waarvan men weet dat ze in de Europese culturele geschiedenis, ondanks haar
excentrische ligging en haar zeer beperkte omvang een centrumstad kon worden.
Leipzig, Dresden, Berlijn, Hannover, München, het zijn de steden die ertoe
doen, zegt men dan, in die 18de, 19de eeuw. Maar net
steden als Königsberg, Erfurt en zeker ook Weimar konden hun stempel drukken,
waarbij we dan nog eens Stuttgart of Freiburg, Heidelberg… u ziet het,
Duitsland is een lappendeken van steden van verschillend formaat, maar dat
formaat doet niet zo heel veel ter zake. Kleinstaaterei? Natuurlijk,
Provincialisme? Minder dan men vreest. Enfin, waar vorsten en mensen als Goethe
en later dus Henry Van de Velde hun opwachting maakten er iets schiepen. Of mag
zo een bescheiden eloge aan dat Duitsland niet?
Het zijn bedenkingen tijdens
deze opmerkelijke periode, waarin men nog meer dan vier jaar geleden de
verkiezingen volgt, niet om te weten wat de mensen in Duitsland willen, wensen
of weten, maar omdat, zegt men, een voortzetten van het Duitse succesverhaal
voor de andere landen van de EU en zeker voor de zuidelijke lidstaten en ook
wel voor ons desastreus zou kunnen uitpakken. Alsof een welvarend Duitsland
niet een deel van haar succes zou kunnen emaneren? Vreemd toch, want het
programma van Merkel, bouwt deels verder op wat Harz IV, het
sociaal-economische hervormingsprogramma van Schröder en de SPD voortzet, want
politiek (succes) is een zaak van rustig verder bouwen. Overigens, eens te meer
kunnen sociaaldemocraten ten onzent het niet opbrengen aandachtig te kijken
naar wat de SPD werkelijk zegt of gedaan heeft, c.q. Schröder en co, ook al kan
men aandragen dat de man naderhand, zoals sommige excellenties bij ons een
rijkelijk betaalde nabaan kon vinden.
Maar precies de
tentoonstelling van het multitalent Henry Van de Velde laat zien waar de kracht
van innovatie en creativiteit aan uitspruiten kan en waartoe het leiden kan. Was
hij als schilder net niet goed genoeg, zoals we in de tentoonstelling lezen? Ik
weet het niet, maar dat hij het wel gezien had, met dat pointilisme, dat hij
Parijs had leren kennen bij onder andere Michel Seuphor, en zo, kan men
vaststellen, was het ook over. Maar misschien zag hij net in de veranderende
wereld om hem heen nieuwe horizonten opdoemen. Geboren in 1863 groeit hij op in
de wereld na Christal Palace, dat in Londen werd gebouwd, maar ook hier werd na
1870 het leven sprekend, sprankelend anders. Het is bon ton om de periode als
de tijd van het proletariaat af te schilderen, maar het was veel meer dan dat,
want er was een behoorlijk demografische evolutie aan de gang, de eerste
Industriële revolutie ging ongemerkt over in een nieuwe fase, waarin chemie en
nieuwe ontdekkingen een grotere rol gingen spelen, waarbij elektriciteit het
zou gaan overnemen van stoom en ook de dieselmotor in scheepsbouw en het
wegverkeer. Henry Van de Velde zou daar van het begin van de twintigste eeuw af
werkelijk een rol in gaan spelen. Nam hij afscheid van de schilderkunst omtrent
1892, dan zien we dat hij reeds in 1899 in Duitsland voet aan de grond kreeg.
Wie een biografie leest, ziet
al gauw hoe logisch het allemaal is, maar dan redeneert men wel eens moeilijke
facetten weg. Dat hij als schilder de penselen neerlegde, heeft wellicht ook te
maken met het feit dat hij op dat ogenblik zag, althans, dat kan men vernemen
in de tentoonstelling met het feit dat hij voor de sociaal-maatschappelijke rol
van de kunst ging. Hij werd tegelijk ook aangetrokken door de Engelse beweging
van de Arts & Crafts, de beweging die in een tijd van opkomende
massaproductie aan de slag ging met het ambachtelijke. De cliënten, of klanten,
waren bemiddelde lieden die graag hun gedrevenheid lieten zien om mooie dingen
te maken, gebruiksvoorwerpen en de aankleding van het dagelijkse leven een
eigen kleur, smaak en kraak te geven, onder meer door het eclectisme dat hij
kende van de bouwstijl in Vlaanderen, Antwerpen op kop goed kende. Hij kende de
vele bouwwerken in Vlaanderen en Brussel die toen gebouwd werden of in de
steigers stonden, zoals het Centraal Station in Antwerpen. Maar ook dat gebouw
van Louis Delacenserie (opgeleverd in 1905) heeft moderne aspecten, maar de
aankleding was – uiteraard – eclectisch. De lijnen in zijn werk zijn niet
altijd doorlopende lijnen, dikte en buigen spelen een rol, maar het is niet het
eindeloze spel van krullen, festoenen en andere decoratieve elementen waarmee
de neonrenaissancisten omgingen. Zijn stijl onderscheid zich door een grotere
strakheid, zegt men dan, maar ik weet niet of dat een adequate typering is.
Eenvoud kan het wel wezen, maar dan nog is er een zweem van het organische,
zonder decoratief te willen zijn.
Bij het lezen van de
Buddenbrooks – 1901? 1905? – kan men zien hoe belangrijk de aankleding van de
huizen, vooral de interieurs belangrijk worden. Decadentie is het niet, maar
gewoon een hang naar comfort. Harry graaf Kessler haalde Van de Velde over
naar Weimar te komen. Maar Van de Velde
zal in dat vooroorlogse Duitsland, tot 1917 blijven werken. Men kan dit vreemd
vinden, omdat de oorlog toch begon in 1914, maar hierover geeft de
tentoonstelling niet zo heel veel informatie. Wel vernemen we op dat zeker
ogenblik de interesse van de hertog van Weimar wegebde en dan werd het moeilijk
voor de ontwerper. Maar intussen had hij zich een chique clientèle gevormd en
tijdens het Interbellum zal hij afwisselend in Nederland, België en Duitsland
actief blijven. Vanaf 1932 wordt het voor hem moeilijk in Duitsland maar zijn
contacten in Nederland, met het echtpaar Kröller-Möller bouwt hij aan het
bekende Van Gogh Museum in Otterlo op de Weluwe, nadat mevrouw Kröller-Möller
een groot deel van het werk van Vincent Van Gogh had weten te verzamelen. Dan
wordt ook de grote maquette gemaakt voor herinrichting van de Blandijn, Rozier
en Platteaustraat, waar een nieuwe uitgebreide campus zou komen, in de stad.
Wat er gerealiseerd, de Boekentoren en de gebouwen aan hoek van de Rozier en de
Sint-Hubertusstraat mag er wezen. Mag men betreuren dat na de oorlog voor een
eenvoudiger programma gekozen werd, dan weten we dat de universiteit na 1945
sneller begon te groeien dan men had gedacht. Later is er van de bouw van een
Campus in de stad geen sprake meer geweest.
In de tentoonstelling toont
men niet enkel werk van Henry Van de Velde, maar ook het werk van tijdgenoten
zoals Horta en anderen die mee hun stempel op de tijd drukten. Toch kan men in
ons land niet zeggen dat men onder de indruk was van het werk van de Antwerpse
kosmopoliet. De kwestie blijft natuurlijk dat de kunstenaar Henry Van de Velde,
die ook nog in Tsjecho-Slowakije tijdens het interbellum een sanatorium bouwde,
dat pas na de Wende werd ontdekt, van vele markten thuis ook in verschillende
landen en kringen functioneerde. Wie kijkt naar Bloemenwerf en wie daar
allemaal passeerde, kan niet om de overweging heen dat hij een entree biedt tot
een wereld die voor ons inspirerend kan werken.
Want als er een probleem is
waar men mee te maken krijgt, als men figuren als deze en vooral hun werken
tegen het licht houdt, dan is het dat ze op een gedreven en onbevangen wijze
aan een eigen wereld werkten. Men weet dat hij in de jaren 1930 in België
ongelukkig was met het gebrek aan ambachtelijke kennis want zo kon hij zijn
opdrachten niet afdoende gerealiseerd zien. Wel heeft hij onder andere in La
Cambre zijn kennis doorgegeven en ook voordien was hij al in Antwerpen docent
geweest. In Ter Kameren ontmoette hij overigens ook Herman Teirlinck, de
schrijver en toneelman, die in de Vlaamse cultuur, de Nederlandstalige cultuur
een grote betekenis heeft gehad, groter alvast dan sommige cultuurpausen
vandaag voor ogen blijkt te staan. Zou het echt zo zijn dat men ondanks deze
figuren, Van de Velde, Teirlinck, Elsschot, de gezusters Loveling, Emanuel de
Bom zomaar kan zeggen dat het hier allemaal maar provincialistisch aan toe zou
zijn gegaan.
We komen daar wel vaker op
terug, omdat we de indruk hebben dat men deze periode in onze geschiedenis, die
ook cultureel en op het niveau van lifestyle
van belang is, weinig onderzoek waard acht, althans, het is niet altijd
gemakkelijk er meer over te vinden dan de
clichés. Het belang van de tentoonstelling is ook daarin gelegen. Het
gaat niet op te beweren dat dit te maken heeft met het gevoel van frustratie
dat het maar was wat het was, veeleer gaat het om de vaststelling, een
teleurstellende vaststelling. Een masterproof in de Kunst-, Muziek en
theaterwetenschappen van Maxime Vervaet van de Universiteit Gent in brengt enige uitkomst: Henry Van de
Velde was betrokken bij het Commissariaat-Generaal voor ’s lands wederopbouw.
Uiteraard was dit een instelling, zegt men, van de collaboratie, maar in wat ik
in een eerste doorloop kon lezen, deed men veel inspanningen om de continuïteit
met de vooroorlogse activiteit te realiseren. Raphael Verwilghen stond aan het
hoofd van deze instelling. Na de oorlog werd Henry Van de Velde over die
medewerking aangesproken, maar blijkbaar niet veroordeeld maar wellicht wel
getroffen door de epuratie – een mechanisme dat mensen uitsloot uit de
arbeidsmarkt en het professionele leven op grond van eenvoudige aangifte. Luc
Huyse meent in “Onverwerkt Verleden” dat het proces van epuratie voor mensen
onaanvaardbaar was omdat er geen verzet, beroep tegen mogelijk was. Zou men ook
niet rekening mogen brengen dat de man in 1943 80 jaar werd? Maxime Vervaet
geeft ook aan dat de invloed van het Commissariaat-Generaal voor ’s Lands
Wederopbouw beperkt was, maar Henry Van de Velde en anderen waren bezig met hun
esthetische principes uiteen te zetten. Waarom Van de Velde dit werk nog deed,
is mij niet geheel duidelijk. Aan de andere kant weten we dat de
Procureur-Generaal bij het hof van Beroep te Brussel, Walter Ganshof van der
Meersch het voorstel van een kring van notabelen, onder leiding van de
gouverneur van de Nationale Bank, Alexandre Galopin, gunstig beoordeelde. Zo
kwam men tot de politiek van het minste kwaad. Hoewel de grenzen vaag waren,
weten we dat het de bedoeling was de nood van de bevolking te beperken en –
merkwaardig op dat ogenblik – het industriële patrimonium van het land zoveel
mogelijk intact te houden. Men begrijpt dat men de heropbouw van vernielde
huizen, eventueel met subsidies van de bezettende overheid, een manier waren om
de bouw enigszins op peil te houden.
Het blijven blijkbaar te
pijnlijke domeinen voor historici om deze aspecten van de oorlogsgeschiedenis
nader te onderzoeken. Het gevolg was dat Van de Velde in ballingschap vertrok
en na de oorlog zijn naam minder vaak is gevallen, zeker voor studenten dan die
van Horta. Maar alleen al de mooi gedekte tafel in de tentoonstelling en de
bureaus laten zien dat het leven mooi en boeiend kan zijn, als men het weet aan
te kleden.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten