Lof van de Openbare Bibliotheek
Brief
Aan de
behoeders
Van de
openbare bibliotheken
Brugge,
12 september 2013
Geachte
dames en heren,
![]() |
De leeszaal van de Centrale bibliotheek te Gent, gebouwd naar ontwerp van Henri Vandevelde. Ook de meubels werden gedeeltelijk door hem ontworpen |
U beheert
openbare bibliotheken, maar velen zijn ook locale mandatarissen en er zijn er
ook die zich op het provinciale en Vlaamse beleidsniveau met openbare
bibliotheken inlaten, met andere woorden, hierbij spreek ik zowel de ambtenaren
aan als de politieke verantwoordelijken. Het is niet zonder belang het adres
toe te lichten, omdat al langer duidelijk is dat de financiering van het
systeem van plaatselijke openbare bibliotheken te betrekken in het debat over
cultuurbeleid te betrekken.
Het is
een van mijn stokpaardjes, dat bij de vorige stembusgang, in 2012, voor de
lokale besturen de kwestie van de financiering, het budget nauwelijks ter
sprake is gekomen en dat zeker niet de dreigende beperkingen ernstig belicht
zijn geworden. Als nu dus de VVBAD aan de Klaagmuur verschijnt, moet men zich
toch wel vragen stellen. Bovendien zal moeten blijken op welk niveau de kosten
van de lokale bibliotheek de baat vooruit gaat. Het verhaal in de krant is voorspelbaar, want men zet alweer
den armen centraal en de vermeend ontleesde massa zou het doelpubliek zijn. Een
plaatselijke openbare bibliotheek biedt haar diensten universeel aan, toch?
Het gaat
om het aanbod van bibliotheken voor een ruimer publiek dan alleen de mensen die
niet per se tot het aankopen van een boek komen. Het gaat om een
cultuurpolitieke inbreng in het culturele leven. Met name het aantal
abonnementen op tijdschriften, waaronder we zeker ook Streven, Ons Erfdeel,
Recto Verso etc. rekenen geeft aan dat de openbare bibliotheek hier zeker een
rol op zich te nemen heeft. Maar het zou ook mogelijk moeten zijn dat
bijvoorbeeld een aantal wetenschappelijke tijdschriften toegankelijk worden,
zowel van bètazijde als van de alfazijde. Tijdschriften zijn duur, dat weten
we, maar bijvoorbeeld de publicaties die
geschiedenis van de Nederlanden of België tot werkterrein hebben, zouden
ook in openbare bibliotheken mogen hebben, net als tijdschriften, zoals
Filosofiemagazine…
We
beginnen dus niet bij de boeken noch het boekenaanbod, hoe belangrijk het ook
is er aandacht aan te besteden. In Nederland hoort men al jaren de klacht dat
openbare bibliotheken wel zeer schraal uitpakken, omdat men te eenzijdig
bestsellers zou aanbieden, teveel het spannende boek zou bevorderen en ander
werk niet zou aanbieden. Zoals ik al schreef, lokale en andere besturen hebben
hier meer dan alleen een faciliterende rol ten behoeve van mensen die weinig
boeken kopen, maar ten behoeve van het literaire, filosofische en culturele
gebeuren in een samenleving, de onze.
Het zou
erg zijn mocht men vergeten dat mensen niet per se weten wat er in de
aanbieding is, op filosofisch vlak, op literair
vlak maar dus ook wat de economische of wetenschappelijke debatten
betreft. Men zal uit mijn blog wel gemakkelijk de boeken lichten die nooit in
de brede media aan bod zijn gekomen, of slechts zeer beperkt. Blijven zeuren
over de literaire bijdragen van de brede media heeft niet zo heel veel zin,
maar we betreuren de smalle belangstelling wel. Maar bibliotheken kunnen wel
degelijk een aanvulling geven. Het kan dus niet de bedoeling zijn dat
bibliotheken alleen maar de meest recente bestsellers aanbieden, maar nu net
aandacht besteden aan publicaties die mensen zouden kunnen en misschien wel
moeten interesseren.
Stelt men
vast dat werk van Vlaamse schrijvers van dertig jaar, veertig jaar geleden nog
nauwelijks door de boekhandel aangeboden kunnen worden, dan valt het ook op dat
bibliotheken in hun kasten ook geen of nauwelijks aandacht besteden aan het
rijke aanbod aan de Nederlandse letteren van het Verleden, Couperus, Buysse,
Timmermans, Blaman, Lampo, Rosseel en zoveel andere oeuvres. Als men sommige
commentatoren mag geloven is dat allemaal verouderd, maar hun concept van
literatuur is dan niet geheel adequaat: literatuur ontleent haar betekenis niet
a priori aan de actualiteit van auteur of onderwerp. Bovendien, literatuur is
niet alleen het verhaal van de roman, maar ook van essay, theater, bijvoorbeeld
de recent gepubliceerde toneelstukken van Seneca in het Nederlands vertaald,
verdient echt wel aandacht en er blijkt zoveel meer te belichten. Kan een
kleine bibliotheek dat hele terrein
behappen? Ongetwijfeld niet, maar anderzijds kan men er daarom niet van afzien,
valt te betwisten. Boeken en tijdschriften zijn duur? Dat kan het geval zijn,
maar pogingen tot goede samenwerking – die er zijn, via de VVBAD (Vlaamse
Vereniging voor het Bibliotheek en archiefwezen en de Documentatiecentra) –
maar ook uitgebreide samenwerking van gemeenten kan al veel oplossen, zoals
interbibliothecair lenen.
Het gaat,
waarom zou ik het versluieren, om een emancipatorisch concept van de taak van
de openbare bibliotheek, omdat de
emancipatie nu eenmaal ook altijd weer een persoonlijk avontuur is. De scholen kunnen ook veel bijdragen en
doen dat ook, maar nu gaat het om de openbare bibliotheek die wellicht meer dan
ooit de zorg van de lokale besturen verdient, meer dan nu het geval is. Of zou
dat nu net niet tot de kerntaken van de openbare besturen behoren. We begrijpen
de beperkingen, maar niet het gebrek aan aandacht.
Zou men
in de openbare bibliotheek geen lezingen kunnen brengen over oeuvres en
individuele werken van vergeten Vlaamse auteurs, of ze nu in het Nederlands of
het Frans schreven? Blijkbaar is het moto van de actualiteit in de culturele
werking van bibliotheken zo doorgedrongen dat andere benaderingen niet kunnen. Maar
laat men niet komen aanzetten met het argument dat dit alles veel te elitair
is, Couperus of het werk van Simon
Stevin, want het behoort tot onze cultuur, net als het werk van levende
filosofen, zoals Ludo Abicht of Ignaas Devisch – om eens andere namen te
noemen, die ook belangwekkende dingen schrijven. Of Veenbaas die een ander
inzicht biedt in de Verlichting, rijker en genuanceerder, dan de volgelingen
van Jonathan Israël voorop stellen. Of moeten we het hebben over het Breindebat, waarbij men keer op keer over het werk van
Dick Swaab spreekt, maar al veel minder over de inzichten van Herman Kolk…
De
openbare bibliotheek is meer dan een vraagbaak voor zekere kennis, het kan ook best
een avontuurlijk oord wezen, waar jonge
en andere mensen discussies ontdekken waarvan ze het bestaan niet vermoedden. De filosofie wordt
vandaag voorgesteld als een domein van gecanoniseerde teksten, maar uitgeverijen
als Pelckmans, Bijleveld, maar ook de algemene uitgeverijen vaak mooie
prestaties leveren zodat het publiek niet aangewezen is op enkele lijntjes in
een krant. Wie zou begrijpen wat de
inzet was van Adriaan Koerbagh, als er niet het boek was geweest over die
aartsketter en toch, in de boekenbijdragen hebben we er weinig over gelezen.
Maar net zo goed zouden we over het boek “In tijden van afnemend licht” kunnen
hebben over de Oost-Duitse samenleving, dan wel de autobiografie van Joachim Gauck en zoveel
meer. Maar terug naar het debat dat men
kan vinden in de bibliotheek. Soms lijkt het erop dat men bepaalde inzichten meer betekenis wil
toekennen, terwijl men andere terzijde schuift. Een bezoek aan een goede
boekhandel, maar zeker aan een goed voorziene bibliotheek laat toe de zaak
ernstig te overschouwen. Want komen we tot de kern van de zaak, dan is het dat
het publieke debat wel zeer triviaal uitpakt.
De vraag
of de redevoering van Commissievoorzitter Barosso goed was, leek men al vlug te
kunnen beantwoorden als ofwel een gemiste kans de echte problemen aan te
snijden dan wel als veel te voluntaristisch. Ik denk dat een verwijzing in
de commentaren naar reflecties van bijvoorbeeld
Luuk van Middelaar, die over de passage naar Europa schreef, maar evengoed, al
liggen diens inzichten mij minder, naar de heer Baudet… Waar het om gaat is dat
de rede van Barosso naderhand niet meer echt bekeken wordt door journalisten,
terwijl diens pleidooi om verkeerde inschatting van regelgeving, die vaak op
vraag van belangenbehartigers tot stand komen. Critici, die de rol van de lobby
kennen, stellen de regelgeving voor als te detaillistisch en vaak gewoon te
belachelijk voor woorden – inderdaad, de
flesjes olijfolie op tafel. Dat soort discussies gaat echter niet meer naar de
vraag van wie de res publica is en via bibliotheken kunnen mensen die het
willen daar werken of betere, meer
uitgewerkte artikelen over vinden.
De
kranten doen graag alsof zij het alfa en omega van de relevante informatie
brengen en zeggen vervolgens dat ze weten dat hun artikels morgen al verouderd
zijn. Ik wil niet zeuren over de waan van de dag, want de dag en de
opeenvolging van de gebeurtenissen dag na dag laat niet altijd toe die feitjes
zomaar bij elkaar te zien en er perspectief in te zien: de rol van de president
in het Amerikaanse politieke bestel is er een die past in een systeem van
scheiding van macht maar ook van wederzijds beperken van de macht, met het huis
en de senaat. Soms kan dat machtsspel er wel toe doen, maar zomaar zeggen dat
de president het gezicht verliest als hij geen fiat van het Congres krijgt,
doet het politieke weefsel tekort.
Men kan
zeggen dat we dat meekrijgen in het onderwijs, maar de uitgebreide bibliografie over John Adams laat zien hoe
complex dat van begin af aan in het werk is gegaan. De bewuste bibliografie werd
overigens verweten al te gedetailleerd te zijn uitgewerkt, maar het is van belang te begrijpen dat het optreden van Adams in den Haag en Amsterdam,
met zijn brochure wel zeer zeker interessant was en dat de brieven aan zijn
echtgenote voor hem de mogelijkheid boden bedenkingen uit te testen die nadien
al dan niet publiek lanceerde. Een te uitgebreide bibliografie van een
verdienstelijk wielrenner krijgt zelden die kritiek. Adams was en is echter
misschien de minst gewaardeerde founding
Father van de Amerikaanse Republiek, in onze contreien. Maar Jefferson en
anderen hebben vaak hun inzichten gebracht naar aanleiding van stellingnames
van Adams en hij was ook niet geporteerd
door de Boston Tea party, waar hij zelf dicht bij woonde…
De
openbare bibliotheek heeft met persoonlijke emancipatie, maar ook met
volksverheffing te bieden, waar men het boek van Jan Caeyers kan vinden, een
biografie van von Beethoven, maar ook het werk van Dames als Belle Zuylen,
Emilie de Chatelêt, Arendt en of bijvoorbeeld een biografie van Alette Jacobs
of Vasalis, dat alles lijkt vandaag allemaal niet zo belangrijk…
De
openbare bibliotheek als behoeder ook van de cultuur waaraan we dan weer verder
kunnen bouwen, zelf onze bijdragen kunnen leveren. Die dynamische werking van
de bibliotheek lijkt men vandaag te onderschatten. Politici en bibliothecarissen doen er dus
goed aan die functie ernstig te nemen en besparingen in het Cultuurleven
ernstig opnieuw te overwegen. Maar velen komen niet in openbare bibliotheken of
vinden dat mensen die boeken en tijdschriften en andere documentatiedragers
maar zelf moeten aanschaffen. Spreken over een duale samenleving en vervolgens
de openbare bibliotheek herleiden tot
een aanbod van bestsellers lijkt mij een tegenspraak die leidt tot een ernstige
vorm van verzuim.
Dat het
duur is? Dat valt te bezien. Dat niet iedereen er interesse voor heeft? Ik denk
dat ik niet de enige ben die als jongere
juist in boekhandels en bibliotheken
wegen heb gevonden die de school om
begrijpelijke redenen niet in de
aanbieding had. Maar goed, ik zal mezelf niet als maatgevend vooropstellen,
want als achttienjarige las ik geen Humo en Knack, wel Spectator en vervolgens
wel Knack. Maar in de bibliotheken die ik kon betreden en waar ik werken kon
lezen en ontlenen vond ik vaak interessante werken of onverwachte literaire
ervaringen.
Maar wat
ik wel altijd meegemaakt heb, was de gedachte dat je bepaalde boeken moest
gelezen hebben, terwijl men zelden van die boeken iets vertelde dat als
aanprijzing kon dienen. Er was een onweerstaanbare neiging boeken zo te
bespreken dat zelfs de beste romans als flut werden weggezet. Maar pas toen ik
Karel van het Reve hoorde spreken – ik denk ergens in een terugblik op zijn
werk zag - over de problemen die de literatuurwetenschap opleverden, begon ik
te zien dat men een bepaalde politiek in de literaire kritiek ging ontwikkelen,
waarbij de literaire betekenis ondergesneeuwd raakte in allerlei kenmerken en
omgevende aspecten, zonder dat het werk in kwestie nog zelf aan de orde kwam.
Het was via de herinnering aan Kees Fens en wat ik later vernam over A.L.
Bloom, dat ik ontdekte dat spreken over literatuur, het gesprek aangaan over
boeken voor veel mensen vaak geen aanleiding geeft tot nieuwe inzichten of de
eigen taal kan verrijken. Wellicht daarom zijn er nu meer en boekenleesgroepen,
waar men wel probeert het literaire gesprek te voeren, want dezer dagen blijkt
men wel over de bagage te beschikken. Maar goed, men houdt van boeken die
staccato geschreven zijn, van gedichten die elk overbodig woord ontberen, tot
er niets van overblijft. Tom Wieringa bepleitte een literaire cultuur en zal
dat blijven doen. Laat niemand geloven dat hij alleen staat.
Die men, dat is een literaire kring, maar gelukkig
mocht ik vorige week in Brussel, bij de heropening van de Buren de schrijver
Tommy Wieringa horen hoe hij de Roman verdedigde, maar tegelijk weten we, zegde
hij, dat de roman leeft zolang lezers en schrijvers ermee aan de slag blijven.
Daarom is de openbare bibliotheek belangrijk, als een warme couveuse waarin de
boeken tot leven gewekt kunnen worden, wanneer er lezers zo vriendelijk zijn ze
uit de rekken te nemen. De bibliotheek kan dus nooit een kerkhof van boeken
zijn, toch?
Met
vriendelijke groet,
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten