Ruimte voor het onbestemde
Dezer
Dagen
Kiezen tussen cultuur en colt
De
wereld gaat aan vlijt ten onder
“Erbarme dich, mein Gott”?
Bach, aria uit de Matthäuspassion op 1 in de top 100 van Klara. Mensen die
zichzelf presenteren luisterend naar het programma. Iedereen blij? Niet deze
jongen, want ik het vind het niet zozeer blasfemisch als wel een volkomen
aanfluiting van het begrip cultuur.
Een van de argumenten is
natuurlijk dat zowel Victor Klemperer als Sebastian Haffner al lang voor 1933
merkten dat er een sfeer ontstond waarin alles om het grootst en het sterkst
moest zijn en de records werden bijgehouden, lijstjes van alles en nog wat. Ook
Hermann Hesse wees op dat fenomeen en noemde het zonder omhaal van woorden
vulgair.
Zoals in Buitenhof (17
november), wanneer mevrouw Bussemaker zegt dat het Nederlandse (hoger)
onderwijs tot het beste van Europa hoort – wat ook haar Franse en Vlaamse,
Waalse collegae ook van hun onderwijs zullen beweren – terwijl men merkt dat er
heel wat mis loopt. Je hebt wel goed universitair onderwijs, maar er zijn
blijkbaar toch vragen over de kwaliteit bij het academisch personeel. Het
verhaal goed vertellen, fluistert men mij in, maar het valt moeilijk aan te
vatten, omdat er veel in het geding blijkt en omdat we merken dat men ook de
kwaliteit van het onderwijs op langere termijn wil gaan controleren. De zaak is
dat men niet zeker weet of de beheersing van de leerprocessen echt wel onder de
knie zal krijgen en of het niet schaden kan aan de kwaliteit van de vorming die
studenten ontvangen. Maar tegelijk merkt men dat studenten zelf vooral geen
avontuur willen, dat een cursus mooi ingebonden moet zijn, overzichtelijk ook en
vooral dat men bij het examen kan volstaan met recapituleren. Een beetje op
flessen getrokken? Misschien, maar ook stel ik toch maar vast dat de
academische vrijheid van professoren en docenten steeds verder wordt uitgehold,
vanwege de kwaliteitszorg. Hoe dat te rijmen valt? Net omdat kwaliteitszorg het
intomen veronderstelt van het academisch personeel. Zoals sommige mensen recent
opmerkten, wetenschappelijke doorbraken werden en worden verricht door mensen
die niet hun zetel in de universiteitssenaat hebben. Ook Einstein was in 1905
niet echt lid van de academische gemeenschap, maar uiteraard begint daar een
nieuw probleem: wie behoort tot de academische gemeenschap? Al wie een diploma
aan de universiteit heeft behaald, of alleen wie aan de universiteit werkzaam
is. Wie alumnus is, maar les geeft aan een college of ambtenaar is, een vrij
beroep uitoefent, mag wel een diploma van de universiteit hebben, echt academisch
zou zo iemand niet zijn. Wie deze opvatting aanhangt, reduceert een academische
opleiding tot een vakopleiding. Alumni verliezen met de jaren ook de mate van
verlichting, die ze hadden ontvangen bij het afstuderen. Men zou dan moeten
vaststellen dat niemand op eigen kracht kan bezig blijven met de kennis die men
heeft opgedaan, maar nog minder met de methodes die men onder de knie heeft
gekregen. Het mag duidelijk zijn dat een (universitaire) opleiding een eigen schwung
geeft aan het bestaan van een persoon. Sommigen, velen, meent men, vergeten het
allemaal al vlug, maar is dat zo?
Als we kijken naar wat Klara
en Canvas brengen, ook het feit dat in een quiz als de Canvascrack of Twee voor
Twaalf op de Nederlandse televisie hooggeschoolden kan verleiden tot een
spelletje, dan denk ik wel eens dat die mensen blijkbaar geen andere manier
vinden om met hun kennis om te gaan en met de wereld om hen heen. Als echte
Wagners – de factotum van Faust – stapelt men feitenkennis op, maar vergeet dat
iedereen goed weet dat feiten, namen, data, maar betekenis krijgen in een
ruimere context. Maar vooral dus, brengen die programma’s nog weinig cultuur en
vaak helemaal geen gesprekken meer over kwesties, waarbij de inzet die kwestie
is, niet het gelijk van God of Etienne Vermeersch. Vergelijk dat met zoiets als
het Filosofisch kwartet. En boeken? Moeten men echt vertellen dat mensen op
straat Joyce onbegrijpelijk vinden, of Joseph Conrad…? Ik denk dat uitleggen
hoe Leopold Bloom zijn dag doormaakt of Albertine (Marcel Proust) misschien wel
Albert kan wezen, voor sommigen een zinloze exercitie is, maar sommigen toch
kan bewegen Ulysses te gaan lezen of de “A
la recherche du temps perdu”. Overigens, wat het laatste betreft, de hele
cyclus heb ik ook niet helemaal gelezen. Maar goed, Casanova kon ik dan wel
weer helemaal lezen en savoureren of Thomas Mann’s De Toverberg… niet iedereen
moet dezelfde canon hanteren. Want ook dat is weer een miskenning van het
individuele en van het grillige in de samenleven. Cultuur heeft hoe dan ook
iets met willekeur te maken.
Het gaat erom dat men een
cultuur van nieuwsgierigheid opzij heeft geschoven, in ruil voor de waan van
zekerheid. Er zijn filosofen dezer dagen die het ongewisse zelf als onderwerp
kiezen en proberen achter enkele fenomenen de betekenis te zoeken, zoals Ad
Verbrugge doet met de roman van E.L. James, 50 tinten. Ook Tinneke Beeckman en
anderen zoeken zich niet op te sluiten in een filosofie die enkel zichzelf als
kader heeft.
Het punt is dan blijkbaar dat
de academische filosofie hier geen boodschap aan zou hebben, want het zou niet
volgens voldoende strikte regels bedreven worden en bovendien lijden onder de
vluchtigheid van het onderwerp. Kennis moet immers consistent en coherent zijn.
Maar ook Karl Jaspers begreep dat men vanuit die benadering een aantal vragen
nooit zou kunnen behandelen. Toch merk ik dat men zelden over Karl Jaspers
spreekt… zonder dat ik onmiddellijk een reden vind, tenzij dat ik er niet veel van
gesnapt heb natuurlijk.
De kwestie is vandaag nochtans
behoorlijk urgent, omdat we met meerdere stekelige kwesties te maken die de
fundamenten van het mens zijn in deze hoog technologische samenleving raken.
Vooreerst, wetenschappelijke en technische vooruitgang als gevolg van gedegen
onderzoek verhogen het vermogen tot begrip van de wereld waarin we leven. Daar
valt niet veel tegenin te brengen en moet zelfs bevorderd worden, c.q. er moet
geld naar onderzoek gaan, maar de onderzoekers moeten de vrijheid over doelen
en middelen maximaal behouden, waarbij controle om geldverspilling te voorkomen
wel gewettigd is. Echter, wie de laatste decennia volgt hoe het met het FWO
gaat, merkt dat de aanvragen, in sommige disciplines wijzen op een zeker
conservativisme in de toewijzing: hoe groter de zekerheid van het resultaat,
hoe meer middelen. Niet moeilijk dat doorbraken komen van mensen die er niet
per se afhankelijk van zijn, zoals André Geim.
Maar het gaat helaas verder
dan dat: hoe kan een jurist, de hoogste parketmagistraat in Antwerpen stellen
dat onze vrijheid, het vermoeden van onschuld en de inperken van het
geweldsmonopolie van de overheid overboord mogen om de veiligheid te
maximaliseren. Veiligheid is een hoog goed, maar als de staat zelf te veel
invasieve middelen zoals (intelligente) camera’s hanteert, dan verhoogt de
staat het onveiligheidsgevoel bij burgers. Wat overlast betreft, men zal deze
zeer rekkelijke term toch niet zomaar blijven gebruiken, te meer als men
bedenkt dat we uit een tijdperk komen waarin vrijmoedigheid werd aangemoedigd
en waarin mensen aangemoedigd werden hun vermogen tot zelfexpressie aan te
boren. Straatlawaai kan hinderlijk zijn, een luide stem die per gsm
communiceert met een derde buiten de treinwagon is niet hinderlijk, maar is
gewoon lomp. Daarover spreken reizigers elkaar aan. Dat kan wel eens botsen,
maar meestal eindigt het in rust. We verdragen weinig van elkaar? Soms ja, we
zijn niet elke dag in dezelfde gemoedsstemming en soms kan het lastig zijn,
maar moet daar dan telkens een sanctie tegenover staan? Veiligheid kan ook
ontstaan als burgers elkaar vertrouwen, wat voor goed handelsverkeer en
ondernemingszin van belang is. Nu is de overheid zelf vaak de partij die
wantrouwen in het systeem brengt, net door al die controlesystemen te
introduceren en dat zonder aanziens des persoons: een gehandicapte man
fouilleren op de luchthaven? Kan men het de beambten euvel duiden of hun
opdrachtgevers? Vooral die laatste, maar ook de uitvoerders mogen en moeten de
ruimte hebben mensen ervan vrij te stellen wegens aperte redenen. DNA van baby’s
opslaan? Ik vraag me af of deze magistraat nog wel gevoel heeft voor
proporties, voor goede maatvoering?
Onze samenleving wekt de
indruk dat niemand a priori te vertrouwen valt. Natuurlijk zijn we geen van
allen engeltjes en wie van mensen engelen maakt kan eindigen bij robots, bij
machines en dan is de menselijke waardigheid helemaal naar de verdoemenis. Daar
gaat het dezer dagen over en men kan van een jurist, een parketmagistraat
vragen dat hij zijn studieboeken recht, maar bijvoorbeeld ook metateksten zoals
“het beleid van de rechter” opnieuw door te nemen. Onschuld is een onwankelbaar
principe, waar de overheid niet aan mag tornen. Habeas Corpus? Men zal tastbaar
bewijs overleggen voor de rechter en aan de verdachte, voordat er van
aanhouding sprake kan zijn. Die bewijsstukken moeten ook te maken hebben met
een specifieke act, handeling die men als vergrijp of misdrijf kan bestempelen.
De vraag is waarom men dit grondrecht steeds weer vergeet mee te geven als men
over het bewaken van de veiligheid en het handhaven van de wet spreekt. Nog
eens, men heeft op enig moment, in 2003 in de media hevig campagne gevoerd om
het aantal doden op de weg terug te dringen. Die waren hoog, maar wat er kwam
was een keurslijf, waar veel mensen kregel van werden en worden. Sommigen
rekenen de kost van boetes in hun onkosten voor mobiliteit in, anderen durven
een boete niet aan te vechten, ook als die duidelijk niet geheel klopt. Anderen
worden domweg agressief tegen andere weggebruikers, omdat ze het niet meer
weten en niet meer rustig van hun rit kunnen genieten. Maar zelfs dat is zonde,
toch? We zullen keihard genieten. Van ongeveer alles? Neen, van ongeveer niets.
Oordeelsvermogen is wat mensen onder andere vaardigheden onderscheidt
van andere wezens in de diergaarde van de schepping, enfin, van de evolutie.
Dat oordeelsvermogen komt er niet zomaar, maar gaat via opvoeding, ervaringen,
de school van het leven. Maar de neiging van de overheid dat oordeelsvermogen
en de zin voor verantwoordelijkheid te miskennen, op grond van metingen door
experten, sociologen, psychologen, waarvan enkelen al eens blijk geven van
onzorgvuldig omspringen met de methodes en mogelijkheden van hun discipline,
draagt er niet toe bij dat mensen hun vertrouwen behouden in dat
technocratische gebeuren.
En bovendien moet men zich,
als het toch om de kostprijs van die veiligheid gaat, afvragen hoe men die
uitgaven zal verantwoorden. Een gigantisch netwerk uitbouwen van camera’s en vervolgens
dat netwerk volgen en onderhouden kost ook geld. Meer blauw op straat betekent
overigens niet dat agenten daar aanwezig zijn om repressief of zelfs preventief
op te treden. Meer blauw op straat kan ook inhouden dat mensen met oom agent
eens een babbeltje hebben, of tante police, natuurlijk. Er is veel weg, denk
ik, van de gemoedelijkheid in de samenleving, maar niet alles is te wijten aan
de verzuring van de burgers.
Cultuur zou elitair zijn? Ik
weet het niet, maar vrees dat die benadering die in een kort nieuwsitem breed
werd uitgesmeerd: een manifestatie op zondag 17 november waarbij jongeren
uitgenodigd werden met kunst in aanraking te komen, bleek een slag in het water
want vooral kinderen die al met kunst, expressie en genieten in aanraking
kwamen, bleken te zijn bereikt. Maar men vergeet dan dat in 2004, net voor de
verkiezingen toen ouders werden aangemaand hun kinderen niet de hele zaterdag
overal op kunstklas en sportactiviteit te brengen. Voordien hadden ministers
van cultuur of onderwijs al vermanend de vinger opgestoken, want het Deeltijds
kunstonderwijs werd te kostelijk. Men heeft nu eenmaal bij vorige generaties de
zin en goesting voor muziek, beeldende kunst en woord er degelijk goed
ingepompt. Maar dat was en is dan ook, denk ik, met volle inzet van een
samenleving die het goed voorhad met kinderen. En de rekrutering van leerlingen
in het DKO was in de jaren 1970 verre van exclusief op de middenklasse gericht.
Moet men dan niet proberen iedereen mee te nemen in het verhaal? Dat zou
verdienstelijk zijn, maar wat leest men in de krant van vrijdag? Dat die onnozele Vlamingen toch maar weer kiezen
voor dat snotterige Erbarme Dich van J.S. Bach.
Het aantal mensen dat van
klassieke muziek houdt is groter dan het aantal mensen dat deelnam aan het
spelletje hitlijst maken van Klara, hoeveel mensen zich aan de oefening ergeren
is mij niet bekend, maar het probleem is, dat men dan Klara desavoueren zou wat
dan weer koren op de molen is voor wie Klara verder wil afbouwen. Moeten we
terug naar tijd dat Frans Boenders ons toesprak over Ludwig Wittgenstein op
vrijdag avond? Wel, het programma had niet alleen de verdienste er te zijn, het
liet ook toe te begrijpen wat die Oostenrijkse filosoof voor de geïnteresseerde
in petto had. Natuurlijk, men kan ook andere filosofen onder de aandacht
brengen. Feit is dat men dat nu niet meer van node acht. Werner Trio doet zijn
best, maar het kader wordt geleidelijk verder afgebouwd. Klassieke muziek kan
evengoed consumptiemuziek zijn. Net zoals er een weemakende vorm van beeldende
kunst is, of opdringerig theater, maar vandaag blinken Klara en Canvas uit door
plichtverzuim. De Wereld Draait door, Pauw en Witteman, Boeken, Human, Zembla,
Tegenlicht, Het gesprek… overal komen in deze programma’s van Nederlandse Publieke
net klassieke kunsten, literatuur, filosofie aan bod. Zou het zijn dat de
neutraliteitsverplichting… zelfs het programma van de Vrijzinnige Verenigingen
komt er niet meer toe over kunst en cultuur te spreken…
Als ze een geweer ziet, grijpt
Mia baronesse Doornaert naar Cultuur, naar kunst en ik kan haar geen ongelijk
geven, wel integendeel. Week na week toont Vranckx hoe de wereld in elkaar zit:
geweld, ontucht, smeerpijperij en ander onheil. Journalistiek die zich enkel
met de duistere zijde van de samenleving moeit, kan ertoe bijdragen dat mensen
hun vertrouwen in mensen verliezen. Voorheen had de openbare omroep ten onzent
een educatieve opdracht. Hoe die ingevuld diende te worden, was misschien wat
te nauwkeurig opgelegd, maar toen die opdracht wegviel, verdwenen de
schooltelevisie en eigen documentaires. Maar elke dag valt er wel een programma
te zien over de natuurlandschappen aan een of andere verre kust, het wel en wee
van dieren of zelfs het leven van bijna door de beschaving vergeten groepen
mensen. Hoe leuk om te zien ook, deze maaksels stellen ons zelden voor vragen
of brengen ons bijna nooit tot verder zoeken naar de aard der dingen en mensen.
Ontspanning mag de openbare
omroep wel brengen, maar als mensen zeggen dat “De Kampioenen” het enige
programma zou zijn dat ertoe doet, wat ik wel al eens te berde bracht, dan is
er veel mis met de openbare omroep. Gesprekken met kunstenaars genoeg, op
zaterdagavond, op zondag, maar toneelstukken de betere Europese film en het
bieden van toegang… het blijft achterwege. En helaas lijkt ook het onderwijs
voor veel leerlingen geen toegang te bieden tot de kunsten, de cultuur. Niet
dat leerkrachten hun best daartoe niet zouden doen, maar het blijft van secundair
belang. Men wil vakbekwame mensen, zegt men, professionelen, maar wat betekent
dat dan, professionelen? Wat meer ambachtelijkheid, zonder de zekerheid van het
exacte weten, maar wel over de middelen, zou het onderwijs en ook wel het
mediagebeuren ten goede komen. Met professionaliteit bedoelt men immers het
uiterste van efficiëntie en het maximale resultaat, terwijl dat in vele
domeinen ook gerelateerd is aan omstandigheden. Daarover valt binnen een kader
van professionele aanpak niet te redetwisten, maar staat in een ambachtelijke
aanpak centraal. Maar het boek van Richard Sennett, The Craftsman, kreeg in
Vlaanderen weinig of geen aandacht. Terwijl omgaan met materialen en mensen
toch wel meer om het lijf heeft dan exacte procedures of heldere formats.
De wereld gaat aan vlijt ten
onder? Deze titel van Max Dendermonde over een technocratisch wereldbeeld en
hoe een verliezer daarin zorgt voor het zand in de raderen, waardoor de
professoren en geleerden hun eigen waan ontdekken en er geleidelijk afstand van
nemen, heeft me altijd geïntegreerd, net als het me steeds weer opvalt dat een
roman als deze in het publieke debat niet aan de orde komt. De overtuiging dat
we de wereld ten koste van alles onder controle moeten krijgen, gaat voorbij
aan de ervaring van mensen dat er hoge nood is aan onbestemde ruimte, jawel,
zelfs verveling. Enkidu? Een zekere wildheid?
Ik denk dat mensen als
procureur-Generaal Liègeois en tal van bestuurders dat wel eens voor zichzelf
voorbehouden willen. En daarom moeten anderen zich gedragen als robots. Ziedaar
het beeld dat men graag van de 18de eeuw ophangt. Marie-Antoinette
die terug komt van d’r hoevetje, merkt dat de vrouwen uit Parijs boos naar
Versailles trekt en zich afvraagt waarom die mensen geen brioches eten. Ook
anderen die leefloners verplicht willen doen werken, moeten zich toch eens
afvragen hoe die mensen in die situatie komen? Geen werk, geen uitzicht op
werk? Eigen schuld? Na vijf jaar crisis van het financiële systeem en evenveel
jaar besparingen, is dat vreemd. Nu de gemeenten besparen moeten, wordt dat
verhaal nog vreemder. De weg naar onderdanigheid en slavernij ligt open. Met
dank aan Friedrich von Hayek.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten