Nadenken over 50 tinten (E.L. James)
Recensie
Warrelingen
en
ontbonden
banden
Ad
Verbrugge over 50 tinten …
Quand tout ira
bien, quand nous serons amis
Sans plus de mensonges, sans plus de jalousie
Sans plus de colères,
Sans plus de mystères,
Notre amour sera fini.
Sans plus de mensonges, sans plus de jalousie
Sans plus de colères,
Sans plus de mystères,
Notre amour sera fini.
(…)
Quand tout ira
bien, quand nous serons amis
Qu'on se dira tout, quand tout sera permis
Qu'enfin la confiance
Qu'enfin l'indulgence
Notre amour sera fini.
Qu'on se dira tout, quand tout sera permis
Qu'enfin la confiance
Qu'enfin l'indulgence
Notre amour sera fini.
(uit:
Quand nous serons des amis;
texte
et musique Marie-Paule Belle)
Ad Verbrugge. In staat van
verwarring. Het offer van de liefde. Uitgeverij
Boom 2013. 263 pp. Prijs: 23,50 €
Het boek werd besproken noch
vermeld in onze kwaliteitskranten, terwijl op de planken van de boekhandels
nogal wat over de liefde gesproken en vooral geschreven wordt. En de
Nederlandse filosoof met het zware accent van de eilanden in de
Schelde-Maas-delta had dan nog eens zin om zich in ernst over 50 tinten grijs
tot 50 tinten bevrijd na te denken. Voor een filosoof is er niets te zwaar of
te licht om er onderzoek aan te besteden. Maar waarom brengt hij van het boek
dat in het Nederlands ook al best een 1.000.000 exemplaren verkocht zouden
zijn, zo een geduldige analyse? Maar kan men dan iets zeggen over wat men
chiclit noemt? Dat we in tijden van verwarring zouden leven, aldus de filosoof?
En wat dan nog?
Leven we niet altijd in een
periode van crisis en overgang? Het is de gedachte die telkens weer opduikt als
het over klimaatveranderingsbeleid of ideologische troebelen gaat. Maar straks
zullen we met een badmuts op onze geliefde tegemoet treden om te weten wat het
doet met ons brein. Enfin, misschien is zo een situatie niet zo gemakkelijk in
een laboratorium op te zetten, omdat het ons vaker wel dan niet stoemelings overvalt.
De paradox van de onafhankelijke vrouw en de onderwerping
Ad Verbrugge besteedt nogal
wat aandacht aan de gevolgen van het postmoderne leven, net omdat hij in het
succes van “50 tinten” een paradox ziet optreden, want de onafhankelijke vrouw
die zich overgeeft en onderwerpt aan een dominante man, dat valt toch moeilijk
te rijmen. Verder heeft hij ook oog voor het vervagen van het mannen- versus
vrouwending, mannelijke en vrouwelijke levenssferen aan de ene kant een seksueel
neutraal bestaan, waarin vele van onze dagelijkse activiteiten uitvoering
krijgen en aan de andere kant een nieuwe seksualisering van het lijfelijke,
waarin de geslachtelijke verschillen des te meer tot uitdrukking komen. De zorg
om het juiste formaat borsten, de ideale ronding van heupen en dijen, terwijl
de man er best zo hoekig mogelijk uitziet, met een stoer-stevige kin en
uiteraard strak in de spieren. De schoonheid aan de oppervlakte die men in een
individualistisch perspectief plaatst zijn opvallend mimetisch en
conformistisch. En uiteraard is het de kunst ook nog eens vorm te geven aan die
verschijning, want we weten toch dat het eerste zicht alles bepalend is.
De gedachte aan de
onmiddellijkheid van de ervaring koppelen we overigens merkwaardig vaak aan de
beeldvorming, via televisie en uiteraard dvd en uiteraard de virtuele wereld van
het internet. Nu kan men via het internet inderdaad wel heel wat pornografie
bekijken, maar of dat inderdaad meer dan een ontladende werking heeft, valt
altijd weer te bezien. En daar gaat de filosoof Verbrugge nu net op in, want
hij meent dat de mens in meer dan één spanningsveld actief is, waarbij het
onafhankelijke kan verkeren in het afgesloten atomaire bestaan, terwijl, zoals
in de romantrilogie nu net de protagonisten alleen maar door hun rol in het
spel van BDSM op te nemen, uit die afgeslotenheid kunnen treden. Maar dat
betekent onderwerping of dominantie. Maar ook de dominant is gebonden aan de
ander, die zich onderwerpt, zodat hij geen genot kan vinden als de ander niet
meegaat in het verhaal. Ana (Anastasia) en Christian zullen een heel parcours
doorlopen, lezen we in dit essay, die los van de christelijke evenmin door heidense
tradities van zuivering, van offer en van rituele overgang geïnspireerd toch
weer in hetzelfde stramien terecht komen. Het lijkt erop of we niet aan onze
menselijke aard kunnen ontkomen,
Liefde als offer
Het verhaal van E.L. James
geeft volgens Ad Verbrugge een merkwaardige terugkeer naar het offer, het
ritueel te zien. In een sequens van voorspel, ontbinding, gespletenheid en
heling, komt de initiale verwonding en afgeslotenheid tot een nieuw zelfbewustzijn,
dat tot blijvende verandering kan leiden, maar ook wel eens tijdelijk kan
blijven. Verbrugge vraagt zich af, aan de hand van de aloude discussies over de
verklaring voor wat de liefde kan zijn, zoals Plato die neerschreef, waarom men
van de liefde op enig moment het rituele en offer heeft weggenomen, waardoor,
naar hij meent, alleen de consumptieve seksualiteit overblijft. Dat moment ligt
in de geest van de jaren 1960, met de vrije liefde, maar ook in het ontwikkelen
van een consumptiesamenleving, waarin alles uiteindelijk koopwaar wordt, ook
sommige intieme diensten. Nu, het oudste beroep op aarde had de liefde al
langer in de aanbieding, maar ik denk dat er een verandering is opgetreden. Als
we denken aan de meisjes die in Brussel handschoenen en andere specifieke
accessoires voor heren verkochten, waarbij er daarnaast ook de mogelijkheid bestond
dat die heren het meisje met geschenken en zo kon gaan opvrijen, als een
alternatief voor de nog niet ophanden zijn seksuele relatie binnen het
huwelijk, dan zien we dat daar wel eens meer uit voortkwam dan zomaar veile
liefde. We herinneren ons dat Keetje Tippel, ook wel die van het lied, maar de
figuur en schrijfster, Neel Doff, die als gesettelde dame in Genk op haar
levensweg kon terugblikken, vanuit de goot naar een kapitale villa, dan ziet
men dat er meer aan de hand kan zijn.
Maar met Verbrugge begrijpen
we wel dat de weigering seksuele betrekkingen en een intense relatie met elkaar
te verbinden voor beide partners betekent dat ze de liefde niet ten volle
beleven, het genot misschien wel, maar verder blijft er veel achterwege. E.L.
James beschrijft de weg van Ana en Christian, waarbij BDSM het begin van het
verhaal vormt – na de ontmoeting en een voorspel dus -, waarbij Christian haar
opleidt en zij zich moet onderwerpen, maar geleidelijk verandert er van alles,
tot zij uiteindelijk in een andere verhouding komen te staan, buiten het spel
van de BSDM, maar voor beiden, zo meent de filosoof was die weg via dominantie
en onderwerping noodzakelijkom na een breuk toch tot erotische liefde én filia
te kunnen komen.
Soorten Liefde
Wij hebben, zo lijkt het wel,
maar weinig termen, terwijl de Antieken zowel spraken over Eroos, over filia,
agapè en er was nog wel iets anders, dat we later caritas zijn gaan noemen. Voor
een deel is die benadering debet aan de reflectie van de klassieke filosofen,
annex kerkvaders, Augustinus dus. Maar in de beleving van de liefde en
seksualiteit bij Anastastia en Christian zien we dat er sprake blijkt te zijn van Eroos en dat op een
zeker moment een omschaling van het avontuurlijke en het heftige van de
erotische bevangenheid en ontplooiing naar een stabiele vriendschap, die, zo
lezen we, voor sommigen soms al te rustig lijkt te worden.
Men kan de opmerkingen over de
aard van de liefde en de soorten liefde in dit onderzoek van Verbrugge zien als
een poging duidelijk te maken dat er meer aan de hand is dan het eigen
persoonlijke gebeuren, want zonder de omgang met de andere ontstaat er noch
interactie noch betrokkenheid. Waar de virtuele relaties via het internet of de
vele mogelijkheden van pornografie de mens, de andere dus, buiten beeld houden,
zijn Christian en Ana uiteindelijk met elkaar verbonden.
Liefde en de discipline
Maar dat gaat niet zomaar
vanzelf, merkt de lezer, want Anastasia zal niet zomaar door Christian geleid
kunnen worden. Zij wordt gedisciplineerd en dat heeft meer om het lijf dan
alleen maar de onderwerping, want zij krijgt onder leiding van de dom de trainingen opgelegd om zich vorm
te krijgen. Toch zal men dezer dagen die relatie tussen liefde en discipline
niet zomaar voor lief nemen. Zij, de onderworpene gaat daar zover in, bijna
zover als hij vraagt, maar in ruil gebeurt er iets dat de lezeressen, lezers
wellicht niet verwacht hadden. Zij verliest niet haar maagdelijkheid, zij wint
doorheen die ontmaagding een nieuwe vrijheid en vooral een nieuw
zelfbewustzijn.
Ad Verbrugge, die voorheen de
organisatie BON, Beter Onderwijs Nederlands, mee opzette, geeft aan dat onze
aversie van discipline wel eens vele gevolgen kan hebben voor het persoonlijke
leven. Een pleidooi voor discipline? Maar wellicht laat juist deze roman zien
dat, zoals de filosoof aangeeft, dat men in het leven niet veel klaar krijgt
zonder enige oefening, zonder enige… discipline. Want waar het om gaat is dat
men gefocust is op iets, op een activiteit die men niet zomaar even uit de
losse pols kan uitvoeren.
In vorm zijn
Er is, aldus de filosoof nood
aan oefening, waarmee hij aansluit bij de gedachte van Peter Sloterdijk, maar
ook bij Peter Bieri – gekend als de auteur Pascal Mercier, auteur van
“Nachttrein naar Lissabon – vinden we in “het handwerk van de vrijheid” de
gedachte dat men zich op het leven dient voor te bereiden. Men dient in vorm te
zijn. Nu blijkt voor E.L. James een heus trainingsprogramma, met fitness en
hard labeur niet te veel gevraagd van Ana. Om hem te kunnen volgen tot de
grenzen van zijn verwachtingen, kan zij niet anders dan zich voor te bereiden,
te trainen, maar ook moet zij zich psychisch voorbereiden, want het gaat erom
dat zij die onderwerping ook moet opnemen als meer dan in een passieve houding verwijlen.
In deze optiek wordt het
verhaal van de protagonisten een reis, een tocht, waarvan ze het einde denken
te kennen, het hoogste genot, maar uiteindelijk zullen zij van de eerste
stormachtige ervaringen in een meer rustige en gesettelde relatie terecht
komen. Toen het boek van Lisa Appignanesi, “Alles over de liefde” in het
Nederlands verscheen, had de recensent in het dagblad De Standaard de takt om
haar op haar leeftijd, 60 jaar aan te spreken om haar voor de voeten te werpen
dat een illusieloze liefde toch nooit kan voldoen tenzij net voor mensen die
het beste (van de eros achter zich hebben), terwijl zo te zien vrouwen op die
leeftijd verre van illusieloos blijken. Het boek heb ik gelezen en hoewel zij
het woord illusieloos volgens de vertaling hanteert, valt op dat zij op dit
punt met de filia, die Verbrugge suggereert best kan instemmen, dan is niet
meer het avontuur, de volledige overgave in het geding, maar precies een
vriendschap die stabiliteit aan de partners belooft, wederzijds dus en ook wel
nog iets meer, want die stabiliteit blijft zorg vragen, van beiden voor de
ander.
Oefenen, het leven oefenen
Hoe kunnen we nu zo leven, dat
we de felheid van de liefde, de erotische liefde kennen en er tegelijk datgene
van krijgen wat de verhalen, ook Vijftig Tinten Grijs, beloven te zullen
brengen. Maar het seksuele verkeert in deze roman in iets wat de recensent van
de Standaard niet wil, namelijk een bevrijding van het ik in de eigen
afgeslotenheid. Natuurlijk zal men deze visie van Verbrugge als moralistisch
voorstellen, want wie een mogelijke kandidaat-partner aanspreekt, kan toch niet
afgesloten zijn voor de anderen? Daar zit nu net bij verschillende filosofen
die nadenken over wat liefde vermag, het punt, het erotische avontuur waarbij
men niet enkel zichzelf centraal stelt, kan (ongemerkt) de eigen visie op
mensen en dingen wezenlijk veranderen.
Men kan dat nu net verbinden
aan de verwachting van Sloterdijk dat we maar zullen veranderen, lees:
verbeteren, als we het altijd weer oefenen, dus ook hoe we die ene zullen
vinden. Hallo, Haers, ben je wel wakker? Leef je wel in deze tijd? Welja, meer
nog, het is niet zonder belang na te denken op wat je zelf beleefd op dit
terrein en het leven oefent terwijl je handelt. Het is tegelijk een probleem
voor de betekenis van het filosoferen dat men zich metterdaad over het algemene
alleen zou buigen. Dan ontgaat net die vraag van Socrates ons: hoe te leven?
Het kan dus geen kwaad, zo lezen we bij Appignanesi en in andere termen hier,
dat het leven een levenslange oefening is en dan kan men maar beter, zoals
Verbrugge het aanvat, na te denken over wat iemand met al dat heftige van de
liefde als eroos kan ervaren en dat dan in weer de rustige gang van het leven
kan ziet ingebed, waardoor weer andere energie vrij kan komen, waarin we met de
aangeleerde discipline iets zinvols kunnen aanvangen, door ons langdurig en
intens met een bepaalde opdracht, taak, een ambt of onderneming bezig te houden
en toch die liefde te blijven onderhouden.
De filosofie van het
menselijke verlangen
Men kan dezer dagen tal van
boeken over liefde en het liefdesleven vanuit filosofisch oogpunt vinden in de
boekhandel en toch, als ik op mijn leeservaring terugkijk, dan denk ik aan
Erich Fromm, maar ook deze auteur, psychiater en filosoof kan anderen niet meer
bekoren, maar zijn werk “Liefde, Een
kunst een kunde”, en “Angst voor de vrijheid” blijken vandaag als niet meer
relevant afgewezen, al kan uitgeverij Bijleveld ze nog wel aan de man krijgen.
Waarom dat zo is, hangt wellicht samen met de vaststelling dat Fromm, geboren
in 1901 de opkomst van totalitaire regimes hield zich bezig met vragen over het
persoonlijke in relatie tot wat men het goede leven kan noemen. Een werk als
“De Zelfstandige Mens” biedt de mogelijkheid te begrijpen dat we als persoon
niet zomaar en vanzelfsprekend kunnen optreden, maar dat daar altijd mediatie
en communicatie mee te maken heeft om net niet meegesleept te worden in de
stroom van wat .
De filosofische tradities
hebben ons wegen geboden om met het verlangen om te gaan, van afwijzing tot
onmiddellijke acceptatie van het genot, van ascese tot libertinage en alles wat
er zich op dat continuüm bevindt. Het is interessant dat Foucault in zijn
vroege werken zocht naar manieren om de externe norm, de autoriteit van de
burgermaatschappij te onderzoeken en ermee af te rekenen. In zijn latere werken
(Histoire de la sexualité) en vooral zijn laatste collegejaar in het Collège de
France liet hij vooral zien hoe die omgang met externe autoriteit niet a priori
te maken heeft met het afwijzen van bijvoorbeeld discipline en dat men dat
hoort te leren. Michel Foucault stierf aan Aids, als een van de eerste bekende
namen. Althans de disciplinering vergt hij niet ter wille van het systeem, het maatschappelijk
bestel of de openbare orde. Als hij er toch aandacht aan besteedt, dan omdat
een persoon geen koers kan aanhouden, willoos wordt en zelfs niet in staat
blijkt zelf iets te realiseren. Het verlangen iets te realiseren kan nooit
volstaan, zoals ook Peter Bieri voorop stelt, want men moet het nodige doen om
ertoe te komen.
Het lijfelijke als drager
Wat opvalt in het werk van
Verbrugge is dat hij aangeeft hoe men zich misschien wel kan overgeven aan het
lijfelijke, maar dat kan niet altijd de verwachtingen voldoen. De scheiding,
denk ik dan, tussen het rationele en het lijfelijke die we danken aan Descartes,
krijgt bij Verbrugge geen steun, of liever, hij herneemt de gedachte dat het
lijfelijke, de zintuigen en het redelijke in het realiseren van zowel de Eroos
als van de filia hun plaats hebben. Misschien klinkt het wonderlijk, maar
Verbrugge geeft aan dat het zinnelijke niet enkel te maken heeft met wat de
zintuigen waarnemen en nog het minst de ogen en de oren. Het voelen, uiteraard
ook van pijn bij BDSM heeft in het omgaan van Ana en Christian een eigen
belang, maar het is wel dat zinnelijke dat uiteindelijk beiden uit hun
isolement zal laten treden.
De erotiek, als oefening, stel
ik me dan ook voor, zal dus een bedachtzaam omgaan zijn met het lijfelijke, tot
– zoals het in de aard van mensen ligt – losgelaten kan worden, de
bedachtzaamheid meen ik. Maar die is niet afwezig. Zoals al aangegeven,
Christian traint Ana tot ze klaar is, tot ze zich volledig kan geven, terwijl
ze al gevende ook ontvangt. Die wederkerigheid, zo geeft de filosoof te denken,
draagt ertoe bij dat voor beiden de liefde zelf finaal henzelf ten goede komt,
maar dat kan niet, zonder dat ze ander ten volle betrekken bij het eigen genot.
Grande finale
“Het herte wordt geboden”? Een
in Vlaanderen onderschatte schrijver, Aster Berkhof beschreef in “als een wolf
in de wildernis” hoe twee verschillende werelden, die van de heide en het
ordeloze, Rauw – naar legenden vertellen afkomstig van Spaanse bezetters –
versus de wereld van de ordelijke samenleving en – laat het maar naar klinken –
van de senator en grondbezitter en uiteraard eerder nog zijn dochter. Ook daar
is het geweld aanwezig, maar ook de angst te vernietigen. Verbrugge verwijst
zelf naar Parcifal in de vorm die Wolfram von Eschenbach eraan gegeven heeft.
De kwestie van de liefde als
offer werd vaak gezien als een romantische gedachte, maar tot in het sprookje
van de kikkerprins zien we dat er in het levensverhaal van een mens momenten
aan komen die er diep in hakken, omdat een mens uit het gewone getrokken wordt.
De puberteit vormt daarin een periode die nagenoeg elke mens te doorlopen
heeft, maar ook het moment van de verliefdheid en de ontwikkeling van een
erotische relatie kan dat perspectief en verloop bieden, waarbij men uiteraard
blind is, maar tevens van zichzelf meent plots anders tegen de wereld aan te
kijken.
Het punt nu is dat Verbrugge
meent dat de liefde zoals die nu in vele levens functioneert niet meer die
kracht heeft, omdat mensen niet meer tot die subversieve overgave in staat
blijken. Subversief omdat ze de bestaande orde en vorm van het leven die men
gewoon is, plots loslaten en achter zich werpen. Dat gewone kan saai zijn of
vaak alleen maar saai lijken, maar plots wordt alles nieuw. De liefde vermag
dat alleen en daarbij verwijst hij zowel naar Parzifal als naar Vijftig tinten,
als men zich niet enkel op zichzelf terugplooit, maar doorheen de liefde zelf
de andere ontdekt en zichzelf verliest…
Zouden dit echt filosofische
gedachten wezen? Als er iets is dat van voorbijgaande aard en vaak minder
langer duurt dan men zou willen dan toch de Grote Liefde? Waarna overigens,
eens de ridder op het witte paard in de armen gesloten de vrouw zich gegeven
hebbende, een nieuw leven begint: zij leefden nog lang en gelukkig”, waarbij
wij dan wel eens denken, hoe kan dat nu: lang samenleven en toch gelukkig…
Daarover gaat dit essay van Verbrugge. Als we zien dat men regelmatig onderzoeken
doet hoe lang mensen in de fase van de verliefdheid, de eroos dus, blijven of
kunnen blijven en hoe vervolgens de fase van de filia een aanslag lijkt op die
directe fase van verbondenheid, blindheid en wildheid, dan zou men denken dat
men vanwege wetenschappers de les krijgt dat men dan maar opnieuw zo een
gelegenheid voor ontdekking moet gaan zoeken, om zichzelf dus opnieuw in het
leven te gooien. De midlife crisis? Net wat u zegt. Maar in dit boek, aldus
Verbrugge, 50 tinten dus, zien we dat we toch die fase van de filia kunnen
verrijken, op voorwaarde dat de overgave echt was en niet pour le besoin de la
cause.
De staat van verwarring
bestaat er dan ook in dat we niet geheel in staat blijken tot die overgave en
dat we er ook niet slagen die overgave in het bestaan zelf een plaats te geven.
Het tijdelijke en onmiddellijke wordt gezien als de grootste vorm van vrijheid
en zelfbeschikking, maar volgens Ad Verbrugge mag men daar vraagtekens bij
zetten. De waan van eeuwige liefde? Misschien, maar ook hier zien we dat het niet vanzelf gaat. We kiezen zelf voor
mogelijke sleur of gebrek aan aandacht van liefde, zodat de werkelijke
overgave, het offer van de liefde op de achtergrond verdwijnt, of minstens de
herinnering eraan.
Zou men dit een moralistisch
boek noemen, het boek van Verbrugge? Voor velen is het allicht genoeg om het
met enige walging opzij te leggen. Maar het lezend denk ik dat men facetten van
de eigen beleving kan ontdekken die het eigen bestaan ruimte laten toch uit
zichzelf te treden. “Il faut s’étoner pour s’etonner” schreef Bomans in zijn
typische virtuoze verhaspelingen, maar het geldt uiteindelijk voor ons, mensen,
terwijl we graag vasthouden aan wie we denken te zijn, kunnen we dat enkel
ontdekken als we uit onze schulp komen en durven door de pijn en de warreling
heen een ander ik te ontmoeten in de ander. In die zin denk ik, levert ook Ad
Verbrugge zijn bijdrage aan het subversieve denken dat in deze tijd passend is.
Subversief omdat het tegen de hoofdstroom ingaat en tevens onderzoekt waarom we
over ons liefdesleven vaker dan nodig ontevreden blijken. Maar sociologen en
seksuologen lijken de oplossing te zoeken in meer en niet in een andere
beleving. Moet het via sadomasochisme? Dat hangt er allicht vanaf.
Coda
We vroegen het ons al af, of
dit werkelijk filosofie mag heten en wat dan het belang ervan zou wezen. We
krijgen in elk geval vragen over het goede leven, dat wil zeggen over de vraag
wat we als goed handelen kunnen beschouwen. Aristoteles is dus niet veraf. Maar
het gaat toch niet over dat wat aan het immanente en contingente voorbij gaat? Sommige
filosofen hechten er wel aan natuurlijk, maar het is maar de vraag of het dan
wel goede filosofie oplevert, als men het denken reserveert voor domeinen die
met het leven geen uitstaans hebben. Wordt het dan niet iets als Alain de
Botton of erger nog, een soort handleiding voor het geluk? Dat ligt ver buiten
de bedoelingen van de auteur en zijn brontekst, de tekst die hij onderzoekt, de
trilogie 50 tinten, blijkt in al zijn kenmerken wel degelijk iets te kunnen
vertellen wat niet enkel voor een mens van belang is, maar een zekere
universele waarde heeft.
Een persoon kan worden
uitgenodigd door de verwarring van een transformerende relatie heen te gaan,
maar zijn of haar ervaringen mogen dan wel zeer persoonlijk zijn, het
perspectief kan iedereen wel aanspreken. Deugden beoefenen, het is niet meer
van deze tijd? Maar de wijze waarop we het ego hebben ingevuld, de vrije wil
ook, zorgt voor verwarring: onze identiteit bepalen we graag zelf, maar altijd
weer merken we dat de bevestiging van die identiteit door anderen voor onszelf
grote betekenis heeft. Ana is bereid haar identiteit op te geven en ontdekt
doorheen de onderwerping een eigen kracht.
De verwarring van deze tijd
tot slot mag men ethisch noemen, dat wil zeggen dat mensen zich vaker dan ooit
afvragen wat ze met hun wil kunnen bereiken. Ofwel dreigt vervloeiing in de
ander en dreigt dan de illusieloze liefde, meent men. Ofwel houdt men zich
verre van elke intieme betrokkenheid en krijgt die liefde geen kans. Seks is
dan altijd nog mogelijk, erotische handelingen ook, maar de kwestie is, aldus
Ad Verbrugge of we daarmee een voldaan leven kunnen vinden. Simpel is het niet,
verwarrend tot op zekere hoogte, maar altijd lijkt het noodzakelijk de eigen
positie te verlaten. Net dat spoort niet met onze concepten, zo te zien van
zowel vrijheid als identiteit. Warre heeft met strijd en oorlog te maken. Zou
de strijd dan werkelijk de vader en de moeder van alle dingen zijn, van het
goede leven?
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten