Nadenken over 50 tinten (E.L. James)

Recensie

Warrelingen en
ontbonden banden
Ad Verbrugge over 50 tinten …

Quand tout ira bien, quand nous serons amis
Sans plus de mensonges, sans plus de jalousie
Sans plus de colères,
Sans plus de mystères,
Notre amour sera fini.
(…)
Quand tout ira bien, quand nous serons amis
Qu'on se dira tout, quand tout sera permis
Qu'enfin la confiance
Qu'enfin l'indulgence
Notre amour sera fini.
(uit: Quand nous serons des amis;
texte et musique Marie-Paule Belle)

Ad Verbrugge. In staat van verwarring. Het offer van de liefde. Uitgeverij Boom 2013. 263 pp. Prijs: 23,50 €

Het boek werd besproken noch vermeld in onze kwaliteitskranten, terwijl op de planken van de boekhandels nogal wat over de liefde gesproken en vooral geschreven wordt. En de Nederlandse filosoof met het zware accent van de eilanden in de Schelde-Maas-delta had dan nog eens zin om zich in ernst over 50 tinten grijs tot 50 tinten bevrijd na te denken. Voor een filosoof is er niets te zwaar of te licht om er onderzoek aan te besteden. Maar waarom brengt hij van het boek dat in het Nederlands ook al best een 1.000.000 exemplaren verkocht zouden zijn, zo een geduldige analyse? Maar kan men dan iets zeggen over wat men chiclit noemt? Dat we in tijden van verwarring zouden leven, aldus de filosoof? En wat dan nog?

Leven we niet altijd in een periode van crisis en overgang? Het is de gedachte die telkens weer opduikt als het over klimaatveranderingsbeleid of ideologische troebelen gaat. Maar straks zullen we met een badmuts op onze geliefde tegemoet treden om te weten wat het doet met ons brein. Enfin, misschien is zo een situatie niet zo gemakkelijk in een laboratorium op te zetten, omdat het ons vaker wel dan niet stoemelings overvalt.

De paradox van de onafhankelijke vrouw en de onderwerping

Ad Verbrugge besteedt nogal wat aandacht aan de gevolgen van het postmoderne leven, net omdat hij in het succes van “50 tinten” een paradox ziet optreden, want de onafhankelijke vrouw die zich overgeeft en onderwerpt aan een dominante man, dat valt toch moeilijk te rijmen. Verder heeft hij ook oog voor het vervagen van het mannen- versus vrouwending, mannelijke en vrouwelijke levenssferen aan de ene kant een seksueel neutraal bestaan, waarin vele van onze dagelijkse activiteiten uitvoering krijgen en aan de andere kant een nieuwe seksualisering van het lijfelijke, waarin de geslachtelijke verschillen des te meer tot uitdrukking komen. De zorg om het juiste formaat borsten, de ideale ronding van heupen en dijen, terwijl de man er best zo hoekig mogelijk uitziet, met een stoer-stevige kin en uiteraard strak in de spieren. De schoonheid aan de oppervlakte die men in een individualistisch perspectief plaatst zijn opvallend mimetisch en conformistisch. En uiteraard is het de kunst ook nog eens vorm te geven aan die verschijning, want we weten toch dat het eerste zicht alles bepalend is.

De gedachte aan de onmiddellijkheid van de ervaring koppelen we overigens merkwaardig vaak aan de beeldvorming, via televisie en uiteraard dvd en uiteraard de virtuele wereld van het internet. Nu kan men via het internet inderdaad wel heel wat pornografie bekijken, maar of dat inderdaad meer dan een ontladende werking heeft, valt altijd weer te bezien. En daar gaat de filosoof Verbrugge nu net op in, want hij meent dat de mens in meer dan één spanningsveld actief is, waarbij het onafhankelijke kan verkeren in het afgesloten atomaire bestaan, terwijl, zoals in de romantrilogie nu net de protagonisten alleen maar door hun rol in het spel van BDSM op te nemen, uit die afgeslotenheid kunnen treden. Maar dat betekent onderwerping of dominantie. Maar ook de dominant is gebonden aan de ander, die zich onderwerpt, zodat hij geen genot kan vinden als de ander niet meegaat in het verhaal. Ana (Anastasia) en Christian zullen een heel parcours doorlopen, lezen we in dit essay, die los van de christelijke evenmin door heidense tradities van zuivering, van offer en van rituele overgang geïnspireerd toch weer in hetzelfde stramien terecht komen. Het lijkt erop of we niet aan onze menselijke aard kunnen ontkomen,

Liefde als offer

Het verhaal van E.L. James geeft volgens Ad Verbrugge een merkwaardige terugkeer naar het offer, het ritueel te zien. In een sequens van voorspel, ontbinding, gespletenheid en heling, komt de initiale verwonding en afgeslotenheid tot een nieuw zelfbewustzijn, dat tot blijvende verandering kan leiden, maar ook wel eens tijdelijk kan blijven. Verbrugge vraagt zich af, aan de hand van de aloude discussies over de verklaring voor wat de liefde kan zijn, zoals Plato die neerschreef, waarom men van de liefde op enig moment het rituele en offer heeft weggenomen, waardoor, naar hij meent, alleen de consumptieve seksualiteit overblijft. Dat moment ligt in de geest van de jaren 1960, met de vrije liefde, maar ook in het ontwikkelen van een consumptiesamenleving, waarin alles uiteindelijk koopwaar wordt, ook sommige intieme diensten. Nu, het oudste beroep op aarde had de liefde al langer in de aanbieding, maar ik denk dat er een verandering is opgetreden. Als we denken aan de meisjes die in Brussel handschoenen en andere specifieke accessoires voor heren verkochten, waarbij er daarnaast ook de mogelijkheid bestond dat die heren het meisje met geschenken en zo kon gaan opvrijen, als een alternatief voor de nog niet ophanden zijn seksuele relatie binnen het huwelijk, dan zien we dat daar wel eens meer uit voortkwam dan zomaar veile liefde. We herinneren ons dat Keetje Tippel, ook wel die van het lied, maar de figuur en schrijfster, Neel Doff, die als gesettelde dame in Genk op haar levensweg kon terugblikken, vanuit de goot naar een kapitale villa, dan ziet men dat er meer aan de hand kan zijn.

Maar met Verbrugge begrijpen we wel dat de weigering seksuele betrekkingen en een intense relatie met elkaar te verbinden voor beide partners betekent dat ze de liefde niet ten volle beleven, het genot misschien wel, maar verder blijft er veel achterwege. E.L. James beschrijft de weg van Ana en Christian, waarbij BDSM het begin van het verhaal vormt – na de ontmoeting en een voorspel dus -, waarbij Christian haar opleidt en zij zich moet onderwerpen, maar geleidelijk verandert er van alles, tot zij uiteindelijk in een andere verhouding komen te staan, buiten het spel van de BSDM, maar voor beiden, zo meent de filosoof was die weg via dominantie en onderwerping noodzakelijkom na een breuk toch tot erotische liefde én filia te kunnen komen.

Soorten Liefde

Wij hebben, zo lijkt het wel, maar weinig termen, terwijl de Antieken zowel spraken over Eroos, over filia, agapè en er was nog wel iets anders, dat we later caritas zijn gaan noemen. Voor een deel is die benadering debet aan de reflectie van de klassieke filosofen, annex kerkvaders, Augustinus dus. Maar in de beleving van de liefde en seksualiteit bij Anastastia en Christian zien we dat er  sprake blijkt te zijn van Eroos en dat op een zeker moment een omschaling van het avontuurlijke en het heftige van de erotische bevangenheid en ontplooiing naar een stabiele vriendschap, die, zo lezen we, voor sommigen soms al te rustig lijkt te worden.  

Men kan de opmerkingen over de aard van de liefde en de soorten liefde in dit onderzoek van Verbrugge zien als een poging duidelijk te maken dat er meer aan de hand is dan het eigen persoonlijke gebeuren, want zonder de omgang met de andere ontstaat er noch interactie noch betrokkenheid. Waar de virtuele relaties via het internet of de vele mogelijkheden van pornografie de mens, de andere dus, buiten beeld houden, zijn Christian en Ana uiteindelijk met elkaar verbonden.

Liefde en de discipline

Maar dat gaat niet zomaar vanzelf, merkt de lezer, want Anastasia zal niet zomaar door Christian geleid kunnen worden. Zij wordt gedisciplineerd en dat heeft meer om het lijf dan alleen maar de onderwerping, want zij krijgt onder leiding van de dom de trainingen opgelegd om zich vorm te krijgen. Toch zal men dezer dagen die relatie tussen liefde en discipline niet zomaar voor lief nemen. Zij, de onderworpene gaat daar zover in, bijna zover als hij vraagt, maar in ruil gebeurt er iets dat de lezeressen, lezers wellicht niet verwacht hadden. Zij verliest niet haar maagdelijkheid, zij wint doorheen die ontmaagding een nieuwe vrijheid en vooral een nieuw zelfbewustzijn.

Ad Verbrugge, die voorheen de organisatie BON, Beter Onderwijs Nederlands, mee opzette, geeft aan dat onze aversie van discipline wel eens vele gevolgen kan hebben voor het persoonlijke leven. Een pleidooi voor discipline? Maar wellicht laat juist deze roman zien dat, zoals de filosoof aangeeft, dat men in het leven niet veel klaar krijgt zonder enige oefening, zonder enige… discipline. Want waar het om gaat is dat men gefocust is op iets, op een activiteit die men niet zomaar even uit de losse pols kan uitvoeren.

In vorm zijn

Er is, aldus de filosoof nood aan oefening, waarmee hij aansluit bij de gedachte van Peter Sloterdijk, maar ook bij Peter Bieri – gekend als de auteur Pascal Mercier, auteur van “Nachttrein naar Lissabon – vinden we in “het handwerk van de vrijheid” de gedachte dat men zich op het leven dient voor te bereiden. Men dient in vorm te zijn. Nu blijkt voor E.L. James een heus trainingsprogramma, met fitness en hard labeur niet te veel gevraagd van Ana. Om hem te kunnen volgen tot de grenzen van zijn verwachtingen, kan zij niet anders dan zich voor te bereiden, te trainen, maar ook moet zij zich psychisch voorbereiden, want het gaat erom dat zij die onderwerping ook moet opnemen als meer dan in een passieve houding verwijlen.

In deze optiek wordt het verhaal van de protagonisten een reis, een tocht, waarvan ze het einde denken te kennen, het hoogste genot, maar uiteindelijk zullen zij van de eerste stormachtige ervaringen in een meer rustige en gesettelde relatie terecht komen. Toen het boek van Lisa Appignanesi, “Alles over de liefde” in het Nederlands verscheen, had de recensent in het dagblad De Standaard de takt om haar op haar leeftijd, 60 jaar aan te spreken om haar voor de voeten te werpen dat een illusieloze liefde toch nooit kan voldoen tenzij net voor mensen die het beste (van de eros achter zich hebben), terwijl zo te zien vrouwen op die leeftijd verre van illusieloos blijken. Het boek heb ik gelezen en hoewel zij het woord illusieloos volgens de vertaling hanteert, valt op dat zij op dit punt met de filia, die Verbrugge suggereert best kan instemmen, dan is niet meer het avontuur, de volledige overgave in het geding, maar precies een vriendschap die stabiliteit aan de partners belooft, wederzijds dus en ook wel nog iets meer, want die stabiliteit blijft zorg vragen, van beiden voor de ander.

Oefenen, het leven oefenen

Hoe kunnen we nu zo leven, dat we de felheid van de liefde, de erotische liefde kennen en er tegelijk datgene van krijgen wat de verhalen, ook Vijftig Tinten Grijs, beloven te zullen brengen. Maar het seksuele verkeert in deze roman in iets wat de recensent van de Standaard niet wil, namelijk een bevrijding van het ik in de eigen afgeslotenheid. Natuurlijk zal men deze visie van Verbrugge als moralistisch voorstellen, want wie een mogelijke kandidaat-partner aanspreekt, kan toch niet afgesloten zijn voor de anderen? Daar zit nu net bij verschillende filosofen die nadenken over wat liefde vermag, het punt, het erotische avontuur waarbij men niet enkel zichzelf centraal stelt, kan (ongemerkt) de eigen visie op mensen en dingen wezenlijk veranderen.

Men kan dat nu net verbinden aan de verwachting van Sloterdijk dat we maar zullen veranderen, lees: verbeteren, als we het altijd weer oefenen, dus ook hoe we die ene zullen vinden. Hallo, Haers, ben je wel wakker? Leef je wel in deze tijd? Welja, meer nog, het is niet zonder belang na te denken op wat je zelf beleefd op dit terrein en het leven oefent terwijl je handelt. Het is tegelijk een probleem voor de betekenis van het filosoferen dat men zich metterdaad over het algemene alleen zou buigen. Dan ontgaat net die vraag van Socrates ons: hoe te leven? Het kan dus geen kwaad, zo lezen we bij Appignanesi en in andere termen hier, dat het leven een levenslange oefening is en dan kan men maar beter, zoals Verbrugge het aanvat, na te denken over wat iemand met al dat heftige van de liefde als eroos kan ervaren en dat dan in weer de rustige gang van het leven kan ziet ingebed, waardoor weer andere energie vrij kan komen, waarin we met de aangeleerde discipline iets zinvols kunnen aanvangen, door ons langdurig en intens met een bepaalde opdracht, taak, een ambt of onderneming bezig te houden en toch die liefde te blijven onderhouden.

De filosofie van het menselijke verlangen

Men kan dezer dagen tal van boeken over liefde en het liefdesleven vanuit filosofisch oogpunt vinden in de boekhandel en toch, als ik op mijn leeservaring terugkijk, dan denk ik aan Erich Fromm, maar ook deze auteur, psychiater en filosoof kan anderen niet meer bekoren, maar zijn werk  “Liefde, Een kunst een kunde”, en “Angst voor de vrijheid” blijken vandaag als niet meer relevant afgewezen, al kan uitgeverij Bijleveld ze nog wel aan de man krijgen. Waarom dat zo is, hangt wellicht samen met de vaststelling dat Fromm, geboren in 1901 de opkomst van totalitaire regimes hield zich bezig met vragen over het persoonlijke in relatie tot wat men het goede leven kan noemen. Een werk als “De Zelfstandige Mens” biedt de mogelijkheid te begrijpen dat we als persoon niet zomaar en vanzelfsprekend kunnen optreden, maar dat daar altijd mediatie en communicatie mee te maken heeft om net niet meegesleept te worden in de stroom van wat .

De filosofische tradities hebben ons wegen geboden om met het verlangen om te gaan, van afwijzing tot onmiddellijke acceptatie van het genot, van ascese tot libertinage en alles wat er zich op dat continuüm bevindt. Het is interessant dat Foucault in zijn vroege werken zocht naar manieren om de externe norm, de autoriteit van de burgermaatschappij te onderzoeken en ermee af te rekenen. In zijn latere werken (Histoire de la sexualité) en vooral zijn laatste collegejaar in het Collège de France liet hij vooral zien hoe die omgang met externe autoriteit niet a priori te maken heeft met het afwijzen van bijvoorbeeld discipline en dat men dat hoort te leren. Michel Foucault stierf aan Aids, als een van de eerste bekende namen. Althans de disciplinering vergt hij niet ter wille van het systeem, het maatschappelijk bestel of de openbare orde. Als hij er toch aandacht aan besteedt, dan omdat een persoon geen koers kan aanhouden, willoos wordt en zelfs niet in staat blijkt zelf iets te realiseren. Het verlangen iets te realiseren kan nooit volstaan, zoals ook Peter Bieri voorop stelt, want men moet het nodige doen om ertoe te komen.

Het lijfelijke als drager

Wat opvalt in het werk van Verbrugge is dat hij aangeeft hoe men zich misschien wel kan overgeven aan het lijfelijke, maar dat kan niet altijd de verwachtingen voldoen. De scheiding, denk ik dan, tussen het rationele en het lijfelijke die we danken aan Descartes, krijgt bij Verbrugge geen steun, of liever, hij herneemt de gedachte dat het lijfelijke, de zintuigen en het redelijke in het realiseren van zowel de Eroos als van de filia hun plaats hebben. Misschien klinkt het wonderlijk, maar Verbrugge geeft aan dat het zinnelijke niet enkel te maken heeft met wat de zintuigen waarnemen en nog het minst de ogen en de oren. Het voelen, uiteraard ook van pijn bij BDSM heeft in het omgaan van Ana en Christian een eigen belang, maar het is wel dat zinnelijke dat uiteindelijk beiden uit hun isolement zal laten treden.

De erotiek, als oefening, stel ik me dan ook voor, zal dus een bedachtzaam omgaan zijn met het lijfelijke, tot – zoals het in de aard van mensen ligt – losgelaten kan worden, de bedachtzaamheid meen ik. Maar die is niet afwezig. Zoals al aangegeven, Christian traint Ana tot ze klaar is, tot ze zich volledig kan geven, terwijl ze al gevende ook ontvangt. Die wederkerigheid, zo geeft de filosoof te denken, draagt ertoe bij dat voor beiden de liefde zelf finaal henzelf ten goede komt, maar dat kan niet, zonder dat ze ander ten volle betrekken bij het eigen genot.

Grande finale

“Het herte wordt geboden”? Een in Vlaanderen onderschatte schrijver, Aster Berkhof beschreef in “als een wolf in de wildernis” hoe twee verschillende werelden, die van de heide en het ordeloze, Rauw – naar legenden vertellen afkomstig van Spaanse bezetters – versus de wereld van de ordelijke samenleving en – laat het maar naar klinken – van de senator en grondbezitter en uiteraard eerder nog zijn dochter. Ook daar is het geweld aanwezig, maar ook de angst te vernietigen. Verbrugge verwijst zelf naar Parcifal in de vorm die Wolfram von Eschenbach eraan gegeven heeft.

De kwestie van de liefde als offer werd vaak gezien als een romantische gedachte, maar tot in het sprookje van de kikkerprins zien we dat er in het levensverhaal van een mens momenten aan komen die er diep in hakken, omdat een mens uit het gewone getrokken wordt. De puberteit vormt daarin een periode die nagenoeg elke mens te doorlopen heeft, maar ook het moment van de verliefdheid en de ontwikkeling van een erotische relatie kan dat perspectief en verloop bieden, waarbij men uiteraard blind is, maar tevens van zichzelf meent plots anders tegen de wereld aan te kijken.

Het punt nu is dat Verbrugge meent dat de liefde zoals die nu in vele levens functioneert niet meer die kracht heeft, omdat mensen niet meer tot die subversieve overgave in staat blijken. Subversief omdat ze de bestaande orde en vorm van het leven die men gewoon is, plots loslaten en achter zich werpen. Dat gewone kan saai zijn of vaak alleen maar saai lijken, maar plots wordt alles nieuw. De liefde vermag dat alleen en daarbij verwijst hij zowel naar Parzifal als naar Vijftig tinten, als men zich niet enkel op zichzelf terugplooit, maar doorheen de liefde zelf de andere ontdekt en zichzelf verliest…

Zouden dit echt filosofische gedachten wezen? Als er iets is dat van voorbijgaande aard en vaak minder langer duurt dan men zou willen dan toch de Grote Liefde? Waarna overigens, eens de ridder op het witte paard in de armen gesloten de vrouw zich gegeven hebbende, een nieuw leven begint: zij leefden nog lang en gelukkig”, waarbij wij dan wel eens denken, hoe kan dat nu: lang samenleven en toch gelukkig… Daarover gaat dit essay van Verbrugge. Als we zien dat men regelmatig onderzoeken doet hoe lang mensen in de fase van de verliefdheid, de eroos dus, blijven of kunnen blijven en hoe vervolgens de fase van de filia een aanslag lijkt op die directe fase van verbondenheid, blindheid en wildheid, dan zou men denken dat men vanwege wetenschappers de les krijgt dat men dan maar opnieuw zo een gelegenheid voor ontdekking moet gaan zoeken, om zichzelf dus opnieuw in het leven te gooien. De midlife crisis? Net wat u zegt. Maar in dit boek, aldus Verbrugge, 50 tinten dus, zien we dat we toch die fase van de filia kunnen verrijken, op voorwaarde dat de overgave echt was en niet pour le besoin de la cause.

De staat van verwarring bestaat er dan ook in dat we niet geheel in staat blijken tot die overgave en dat we er ook niet slagen die overgave in het bestaan zelf een plaats te geven. Het tijdelijke en onmiddellijke wordt gezien als de grootste vorm van vrijheid en zelfbeschikking, maar volgens Ad Verbrugge mag men daar vraagtekens bij zetten. De waan van eeuwige liefde? Misschien, maar ook hier zien we dat het  niet vanzelf gaat. We kiezen zelf voor mogelijke sleur of gebrek aan aandacht van liefde, zodat de werkelijke overgave, het offer van de liefde op de achtergrond verdwijnt, of minstens de herinnering eraan.

Zou men dit een moralistisch boek noemen, het boek van Verbrugge? Voor velen is het allicht genoeg om het met enige walging opzij te leggen. Maar het lezend denk ik dat men facetten van de eigen beleving kan ontdekken die het eigen bestaan ruimte laten toch uit zichzelf te treden. “Il faut s’étoner pour s’etonner” schreef Bomans in zijn typische virtuoze verhaspelingen, maar het geldt uiteindelijk voor ons, mensen, terwijl we graag vasthouden aan wie we denken te zijn, kunnen we dat enkel ontdekken als we uit onze schulp komen en durven door de pijn en de warreling heen een ander ik te ontmoeten in de ander. In die zin denk ik, levert ook Ad Verbrugge zijn bijdrage aan het subversieve denken dat in deze tijd passend is. Subversief omdat het tegen de hoofdstroom ingaat en tevens onderzoekt waarom we over ons liefdesleven vaker dan nodig ontevreden blijken. Maar sociologen en seksuologen lijken de oplossing te zoeken in meer en niet in een andere beleving. Moet het via sadomasochisme? Dat hangt er allicht vanaf.

Coda

We vroegen het ons al af, of dit werkelijk filosofie mag heten en wat dan het belang ervan zou wezen. We krijgen in elk geval vragen over het goede leven, dat wil zeggen over de vraag wat we als goed handelen kunnen beschouwen. Aristoteles is dus niet veraf. Maar het gaat toch niet over dat wat aan het immanente en contingente voorbij gaat? Sommige filosofen hechten er wel aan natuurlijk, maar het is maar de vraag of het dan wel goede filosofie oplevert, als men het denken reserveert voor domeinen die met het leven geen uitstaans hebben. Wordt het dan niet iets als Alain de Botton of erger nog, een soort handleiding voor het geluk? Dat ligt ver buiten de bedoelingen van de auteur en zijn brontekst, de tekst die hij onderzoekt, de trilogie 50 tinten, blijkt in al zijn kenmerken wel degelijk iets te kunnen vertellen wat niet enkel voor een mens van belang is, maar een zekere universele waarde heeft.

Een persoon kan worden uitgenodigd door de verwarring van een transformerende relatie heen te gaan, maar zijn of haar ervaringen mogen dan wel zeer persoonlijk zijn, het perspectief kan iedereen wel aanspreken. Deugden beoefenen, het is niet meer van deze tijd? Maar de wijze waarop we het ego hebben ingevuld, de vrije wil ook, zorgt voor verwarring: onze identiteit bepalen we graag zelf, maar altijd weer merken we dat de bevestiging van die identiteit door anderen voor onszelf grote betekenis heeft. Ana is bereid haar identiteit op te geven en ontdekt doorheen de onderwerping een eigen kracht.

De verwarring van deze tijd tot slot mag men ethisch noemen, dat wil zeggen dat mensen zich vaker dan ooit afvragen wat ze met hun wil kunnen bereiken. Ofwel dreigt vervloeiing in de ander en dreigt dan de illusieloze liefde, meent men. Ofwel houdt men zich verre van elke intieme betrokkenheid en krijgt die liefde geen kans. Seks is dan altijd nog mogelijk, erotische handelingen ook, maar de kwestie is, aldus Ad Verbrugge of we daarmee een voldaan leven kunnen vinden. Simpel is het niet, verwarrend tot op zekere hoogte, maar altijd lijkt het noodzakelijk de eigen positie te verlaten. Net dat spoort niet met onze concepten, zo te zien van zowel vrijheid als identiteit. Warre heeft met strijd en oorlog te maken. Zou de strijd dan werkelijk de vader en de moeder van alle dingen zijn, van het goede leven?

Bart Haers  





Reacties

Populaire posts