Overheid gaat (niet) voor artistiek avontuur
Dezer
Dagen
Wie zal de subsidies verdelen
Bekommernissen
van Senator
Jean-Jacques De Gucht wil de
burger mee laten beslissen over cultuursubsidies. 5% van het budget mogen we
dan verdelen en dat voor 15 cultuurhuizen. Klinkt goed, maar het is naast de
kwestie. Voor een liberaal is het zelfs wat pover: ofwel laat men de burger
over het hele budget stemmen ofwel geeft men geld ad libitum, wat in wezen op
hetzelfde neerkomt. Sinds de dagen van Rika de Backer heeft men altijd
gekissebis gehad over de cultuursubsidies en dan vooral de kunstensubsidies.
Als een rasliberaal had de man
kunnen pleiten voor een volledig in vraag stellen van de subsidies, maar mensen
houden van kunst, al ziet men dat niet altijd. Maar medebestemming van middelen
is, denkt ie dan, een stap vooruit. Wellicht vraagt de burger vooral dat we
begrijpen wat er gaande is. Zo kreeg Sigiswald Kuijken een aantal jaren geleden
een hoge onderscheiding voor zijn culturele en artistieke werk en de dag nadien
viel een ambtelijk schrijven bij hem in de bus dat de commissie die over de
subsidies gaat het behaagt had de subsidies voor La Petite Bande sterk zou
herleiden… Begrijpe wie kan. Wij dus ook niet. De reden is dat de leden van de
commissie criteria in verband met vernieuwing meekrijgen die voor sommige
projecten met een staat van dienst niet van toepassing kunnen zijn, toch niet
op een radicale manier: wie barokke muziek speelt kan wel nieuwe interpretaties
aanbrengen, wie die muziek op een historisch verantwoorde wijze wil brengen,
zit vanzelf met een aantal aannames die men niet zomaar over boord kan zetten.
Vernieuwing is mogelijk, maar op het niveau van de uitvoeringspraktijk en dat
valt moeilijk in een subsidieaanvraag te verwoorden.
Nu moeten we JJ wel nageven
dat hij met een gedurfd voorstel komt en daarom denken we dat het wenselijk zou
zijn twee elementen alvast toe te lichten en vervolgens daar beleidsmatig
oplossingen voor te voorzien. De eerste is zeer algemeen: de bekendheid met
kunst en kunstpraktijk is moeilijk in te schatten en bovendien, bekeken over
een mensenleven niet gelijk verdeeld, omdat mensen soms ontdekkingen doen en
daardoor hun smaak gaan aanpassen. Hoe dat verloopt valt niet te voorspellen.
Dus mensen zijn op verschillende momenten in hun leven in voor andere
kunstvormen.
Maar belangrijker nog is dat
we soms zelfs actief met iets bezig zijn, als amateur of als professional.
Kunst is in dier voege deel van ons bestaan, maar ook iets waar we best
zeggenschap over kunnen hebben. Daarin heeft Jean-Jacques de Gucht wel een
punt. Maar hoe die zeggenschap georganiseerd wordt, blijft een moeilijk punt,
omdat iedereen beseft dat populariteit niet altijd een goede graadmeter kan
zijn. Het gebeurt nog wel eens dat ik mij een avond in de Gentse opera
herinner, waar Sigiswald Kuijken kwam spelen met La Petite Bande, als ik het
wel heb, met muziek van het hof van Louis XIV, in elk geval muziek van Rameau.
Het was mijn eerste ervaring met barok in de zaal, want uiteraard kende ik dan
al een massa stukken van Georg Philipp Telemann, via Radio 3. Het bleek
levendiger en enthousiasmerender dan ik had gedacht, dat concert. Maar tegelijk
kwam het me achteraf voor dat soms scherpe kritieken niet geheel aan de orde
waren en dat is nog altijd zo. Mocht men zich altijd weer op recensies in
kranten verlaten, dan zou men moeten vrezen dat het niet helemaal uitpakt zoals
we gelezen hebben. Gevestigde namen worden zelden tegen het licht gehouden,
mindere goden kunnen nauwelijks iets goed doen, tenzij ze gepatroneerd worden
door gekende namen.
Gaat men voort op die
recensies, dan zou het kunnen dat de kiezer die mee het budget mag bepalen van
opera- en andere huizen, zonder altijd de optredens, opvoeringen… te volgen
misplaatste oordelen velt. Maar anderzijds, als men alleen maar mensen zou
laten meestemmen, die weten waarover het gaat, dan komt men bij een stem tegen anderen,
voor één project. Men begrijpt dat dit voor de overheid een moeilijke oefening
wordt. Enfin, de instellingen die een trouw publiek kunnen aanspreken… en
bovendien dreigt het vrij elitair uit te pakken.
Een andere benadering dringt
zich dus op: waarom zou de staat zich met kunst en derhalve met subsidies
inlaten en hoe moet men dat organiseren, c.q. verantwoorden? Van oudsher had de
staat kunstenaars in dienst om het leven te verfraaien en wellicht zorgden
welstellende burgers in Athene, Rome, Sagalassos voor de aankleding van hun
particuliere woonhuizen en voor de sier van de publieke ruimtes. Ook de kerk,
als maatschappelijk instituut van enige betekenis zorgde ervoor dat het leven
niet kaal bleef, al zou er van tijd strijd ontstaan over het verbeelden van
menselijke en goddelijke figuren. Het verhaal van de kunsten is overigens
altijd opmerkelijk een zaak van collectiviteiten en van persoonlijke inbreng.
Individuele prestaties kunnen steun krijgen of niet aanslaan, maar het is een
collectiviteit die bepaalde tendensen versterkt of afzwakt. Is er dan sprake
van modes? Vanaf de zeventiende eeuw wordt duidelijk dat in de muziek en zelfs
in de letteren werken gemakkelijker bij een bepaalde stroming gerekend kunnen
worden, al blijken er nog altijd Einzelgänger te zijn die erboven uitsteken.
Voor wie de kunsten wil
promoten zit er dus maar een ding op, lijkt mij, dat is zowel aandacht hebben
voor de main stream en tegelijk ervoor zorgen dat er ruimte is voor bijzondere
prestaties. Jan Caeyers beschrijft in zijn biografie van Ludwig van Beethoven
hoe die met een coterie van edelen, die zelf zeer ingevoerd waren in de muziek
van hun tijd erin slaagde op verschillende terreinen grote stappen inzake
vernieuwing te zetten.
Mecenaat stimuleren kan
natuurlijk ook, waarbij we niet mogen vergeten dat veel mensen in Vlaanderen
kunstverzamelaars zijn of particuliere concerten en recitals inrichten. De
besteding van een deel van de subsidies aan cultuur door het publiek kan dus
via de in te brengen kosten bij de fiscus te ondersteunen. Met andere woorden,
als men directe financiering van artistieke projecten fiscaal aantrekkelijk
maakt, binnen zekere grenzen, kan men die stap van de bevraging toch overslaan.
Wie goed toekijkt, merkt dat vandaag al het geval is. Mensen willen inderdaad
hun eigen keuzes vorm geven door mensen die hen interessant lijken te
ondersteunen. Overheden hebben dan hun eigen taken. Want het is niet enkel de
federale overheid die kunst subsidieert, ook lokale en intermediaire besturen
doen dat. Wijlen het Gemeentekrediet had op de vlak een voor ons nog altijd
indrukwekkende inbreng.
Maar goed, het voorstel van
Jean-Jacques bleek een voorspel: de leading ladies van de VLD brengen dit ook
in het algemene programma in. Dat die partij nu meent dat de burger, elke
burger inspraak kan hebben, zal men wel niet wonderlijk vinden, al vergeten we
niet dat Guy Verhofstadt in zijn Burgermanifesten de gedachte heeft geopperd
dat mensen zich uit de samenleving moeten kunnen terugtrekken. Tenzij je ergens
op een eiland of in een afgelegen vallei kan gaan wonen, waar je niemand van
node hebt, valt dat al moeilijk te realiseren. Maar er is meer, wie macht wil,
prestige, zal toch niet uit de samenleving stappen, want die wil net
bewonderaars, zeloten en leenmannen.
Merkwaardig is dat de dames
van de VLD ook wisten te vertellen dat we in boeiende tijden leven. Het lijkt
Mark Rutte wel, natuurlijk, die in het voorjaar ook pleitte om wat meer
optimisme aan de dag te leggen. En toch, volgde aan het einde van het gesprek
dat men aan politiek doet om de wereld te verbeteren. Inderdaad, men blijft er
een paternalistisch voluntarisme op na houden. Zoals in de discussie op de
boekenbeurs te horen viel, moet men zich afvragen of de wereld wel gered kan/moet
worden. Of nog, aan de ene kant heb je politici die geloven in de maakbaarheid
van de wereld, met al dan niet uitgesproken idealen. Aan de andere kant heb je
mensen, burgers, die zelf binnen een zeker kader hun leven vorm geven. Geloven
in vrijheid, betekent in wezen dat men mensen niet op een procrustesbed wil
leggen.
De ontplooiing van mensen
steunen via onderwijs, ook deeltijds kunstonderwijs kan mensen helpen met hun vrije tijd om te
gaan zodat ze andere mensen niet gaan vervelen. Men moet niet verwachten dat
men alle overlast zal beperken, want zoals Jacques Brel al zong “Les bourgeois
sont des cochons, plus que ça devient vieux, plus que ça devient bête…” dat wil
zeggen, wie jong is en wel al eens de bourgeois schoffeert, vergeet dat best niet
als men zelf notaris of topambtenaar is geworden. Het avontuur van het
opgroeien vandaag wil men zeer erg strak leiden en ook burgers worden meer dan
ooit op hun merites en vooral tekorten aangesproken.
Een discussie over de
financiering van de kunsten door de overheid gaat zo ongemerkt over in een
discussie over de vraag wat en hoe de politiek en de overheid aan burgers kan
opleggen. Johan Thorbecke wist het al, geef de kunstenaar de middelen om zich aan
zijn of haar kunst te wijden en zeg niet wat ze moeten maken noch hoe, want dat
weten die beter natuurlijk. Een operagezelschap kost geld en dat moet
verantwoord worden, maar zal een administratieve controle op de boekhouding,
dus ook op de recettes en dus het publiekssucces dan niet afdoende zijn. Men
kan er ook nog de sponsoring bij rekenen.
Waar men evenwel, zowel
vanwege de kunstenaars als de overheid, maar ook vanwege leden van het publiek
mee te maken heeft, betreft critici, recensenten
ook en de vraag of die niet enkel de eigen kring naar voor schuiven. Over
objectiviteit zou ik niet gewagen, maar wie zegt met een open geest naar de
dingen te kijken, zal dus niet enkel de eigen dada’s aanbevelen. Of beter, men
mag hopen dat niet alle recensenten voor film of beeldende kunst in hun respectieve
domein dezelfde voorkeuren aan de dag leggen. Men neemt ook niet altijd
voldoende in overweging dat Kunst nog iets anders kan zijn dan entertainment,
al kan het wel behagen, natuurlijk.
Jean-Jacques vraagt zich af
hoe men burgers beter bij het beleid kan betrekken. Met Paul Frissen ben ik het
eens dat de overheid vooral haar eigen rol moet opnemen en het dichten van de
kloof tussen burger en politiek kan niet op die manier, omdat de discussie over
beleid dan nog meer gepolitiseerd dreigt te worden. Met “politiseren” bedoelen
we dat iedereen die van ver of nabij betrokken is het laken naar zich toe wil
trekken. Het is best denkbaar en mogelijk, denk ik, dat burgers via mecenaat,
sponsoring, aankoop of bestellen van kunstwerken projecten en kunstenaars
steunen. Er is nu ook zoiets als crowdfunding, waarbij kunstenaars of
gezelschappen het publiek uitnodigen financieel deel te nemen aan het project
zodat het mogelijk wordt. En dan kan de overheid nog via de bekende tax shelter
projecten vleugels geven. Op die manier denk is de inbreng van burgers
verzekerd zonder dat de besluitvorming die in handen ligt van het (Vlaams)
parlement doorkruist hoeft te worden. En ja, politici kunnen nog altijd via
twitter of blog hun voorkeuren en besluiten verdedigen. Maar misschien zou men
de voorzitters van adviescommissies in het parlement kunnen laten komen om de
besluiten van hun commissie te verantwoorden. Nu is het wel zo dat die
commissies de minister ten dienste staan. De verantwoording, openbaarheid van
bestuur, ligt dus sowieso in handen van de minister van cultuur. Meestal komt
hij of zij er na wat spitsroeden lopen in de media vanaf met een vragenuurtje
in het plenum of de commissie.
De burger drukt tot slot
sowieso zijn of haar voorkeur uit, door bepaalde uitvoeringen wel bij te wonen,
maar ook door bijvoorbeeld Klara te beluisteren of andere cultuurprogramma’s te
volgen. Uit in Vlaanderen heeft een
massa activiteiten in de aanbieding, maar niemand beschikt over de gave van de
ubiquiteit, toch? Goede recensies zijn dus zeker aan de orde, geachte
krantenmakers en verantwoordelijken van de media. Maar laat men dan ook niet altijd zomaar
spreken over topprestaties. Wie Lavinia Meijer in de Wereld Drrraait dooorrrr
bezig zag, bezig hoorde, op d’r harp en uitleggend, begrijpt dat men af en toe
ook eens moeten durven kiezen voor wat men niet kent, toch? Laat het
subsidiebeleid dus kiezen voor breedte, nieuw en gerenomeerd, befaamd, maar
vooral voor kwaliteit en avontuur. De overheid moet dus ook ruimte laten voor
de avontuur, artistiek avontuur, wat geheel tegen haar natuur is.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten