Overheid gaat (niet) voor artistiek avontuur

 Dezer Dagen

Wie zal de subsidies verdelen
Bekommernissen van Senator

Lavinia Meijer was deze week te horen in "De Wereld draait
door", waar zij  over haar uitvoering op harp van werk van
de italiaanse componist Einaudi sprak. Voor mij onbekend
terrein en daarom meer dan interessant. 
Jean-Jacques De Gucht wil de burger mee laten beslissen over cultuursubsidies. 5% van het budget mogen we dan verdelen en dat voor 15 cultuurhuizen. Klinkt goed, maar het is naast de kwestie. Voor een liberaal is het zelfs wat pover: ofwel laat men de burger over het hele budget stemmen ofwel geeft men geld ad libitum, wat in wezen op hetzelfde neerkomt. Sinds de dagen van Rika de Backer heeft men altijd gekissebis gehad over de cultuursubsidies en dan vooral de kunstensubsidies.

Als een rasliberaal had de man kunnen pleiten voor een volledig in vraag stellen van de subsidies, maar mensen houden van kunst, al ziet men dat niet altijd. Maar medebestemming van middelen is, denkt ie dan, een stap vooruit. Wellicht vraagt de burger vooral dat we begrijpen wat er gaande is. Zo kreeg Sigiswald Kuijken een aantal jaren geleden een hoge onderscheiding voor zijn culturele en artistieke werk en de dag nadien viel een ambtelijk schrijven bij hem in de bus dat de commissie die over de subsidies gaat het behaagt had de subsidies voor La Petite Bande sterk zou herleiden… Begrijpe wie kan. Wij dus ook niet. De reden is dat de leden van de commissie criteria in verband met vernieuwing meekrijgen die voor sommige projecten met een staat van dienst niet van toepassing kunnen zijn, toch niet op een radicale manier: wie barokke muziek speelt kan wel nieuwe interpretaties aanbrengen, wie die muziek op een historisch verantwoorde wijze wil brengen, zit vanzelf met een aantal aannames die men niet zomaar over boord kan zetten. Vernieuwing is mogelijk, maar op het niveau van de uitvoeringspraktijk en dat valt moeilijk in een subsidieaanvraag te verwoorden.

Nu moeten we JJ wel nageven dat hij met een gedurfd voorstel komt en daarom denken we dat het wenselijk zou zijn twee elementen alvast toe te lichten en vervolgens daar beleidsmatig oplossingen voor te voorzien. De eerste is zeer algemeen: de bekendheid met kunst en kunstpraktijk is moeilijk in te schatten en bovendien, bekeken over een mensenleven niet gelijk verdeeld, omdat mensen soms ontdekkingen doen en daardoor hun smaak gaan aanpassen. Hoe dat verloopt valt niet te voorspellen. Dus mensen zijn op verschillende momenten in hun leven in voor andere kunstvormen.

Maar belangrijker nog is dat we soms zelfs actief met iets bezig zijn, als amateur of als professional. Kunst is in dier voege deel van ons bestaan, maar ook iets waar we best zeggenschap over kunnen hebben. Daarin heeft Jean-Jacques de Gucht wel een punt. Maar hoe die zeggenschap georganiseerd wordt, blijft een moeilijk punt, omdat iedereen beseft dat populariteit niet altijd een goede graadmeter kan zijn. Het gebeurt nog wel eens dat ik mij een avond in de Gentse opera herinner, waar Sigiswald Kuijken kwam spelen met La Petite Bande, als ik het wel heb, met muziek van het hof van Louis XIV, in elk geval muziek van Rameau. Het was mijn eerste ervaring met barok in de zaal, want uiteraard kende ik dan al een massa stukken van Georg Philipp Telemann, via Radio 3. Het bleek levendiger en enthousiasmerender dan ik had gedacht, dat concert. Maar tegelijk kwam het me achteraf voor dat soms scherpe kritieken niet geheel aan de orde waren en dat is nog altijd zo. Mocht men zich altijd weer op recensies in kranten verlaten, dan zou men moeten vrezen dat het niet helemaal uitpakt zoals we gelezen hebben. Gevestigde namen worden zelden tegen het licht gehouden, mindere goden kunnen nauwelijks iets goed doen, tenzij ze gepatroneerd worden door gekende namen.

Gaat men voort op die recensies, dan zou het kunnen dat de kiezer die mee het budget mag bepalen van opera- en andere huizen, zonder altijd de optredens, opvoeringen… te volgen misplaatste oordelen velt. Maar anderzijds, als men alleen maar mensen zou laten meestemmen, die weten waarover het gaat, dan komt men bij een stem tegen anderen, voor één project. Men begrijpt dat dit voor de overheid een moeilijke oefening wordt. Enfin, de instellingen die een trouw publiek kunnen aanspreken… en bovendien dreigt het vrij elitair uit te pakken.

Een andere benadering dringt zich dus op: waarom zou de staat zich met kunst en derhalve met subsidies inlaten en hoe moet men dat organiseren, c.q. verantwoorden? Van oudsher had de staat kunstenaars in dienst om het leven te verfraaien en wellicht zorgden welstellende burgers in Athene, Rome, Sagalassos voor de aankleding van hun particuliere woonhuizen en voor de sier van de publieke ruimtes. Ook de kerk, als maatschappelijk instituut van enige betekenis zorgde ervoor dat het leven niet kaal bleef, al zou er van tijd strijd ontstaan over het verbeelden van menselijke en goddelijke figuren. Het verhaal van de kunsten is overigens altijd opmerkelijk een zaak van collectiviteiten en van persoonlijke inbreng. Individuele prestaties kunnen steun krijgen of niet aanslaan, maar het is een collectiviteit die bepaalde tendensen versterkt of afzwakt. Is er dan sprake van modes? Vanaf de zeventiende eeuw wordt duidelijk dat in de muziek en zelfs in de letteren werken gemakkelijker bij een bepaalde stroming gerekend kunnen worden, al blijken er nog altijd Einzelgänger te zijn die erboven uitsteken.

Voor wie de kunsten wil promoten zit er dus maar een ding op, lijkt mij, dat is zowel aandacht hebben voor de main stream en tegelijk ervoor zorgen dat er ruimte is voor bijzondere prestaties. Jan Caeyers beschrijft in zijn biografie van Ludwig van Beethoven hoe die met een coterie van edelen, die zelf zeer ingevoerd waren in de muziek van hun tijd erin slaagde op verschillende terreinen grote stappen inzake vernieuwing te zetten.

Mecenaat stimuleren kan natuurlijk ook, waarbij we niet mogen vergeten dat veel mensen in Vlaanderen kunstverzamelaars zijn of particuliere concerten en recitals inrichten. De besteding van een deel van de subsidies aan cultuur door het publiek kan dus via de in te brengen kosten bij de fiscus te ondersteunen. Met andere woorden, als men directe financiering van artistieke projecten fiscaal aantrekkelijk maakt, binnen zekere grenzen, kan men die stap van de bevraging toch overslaan. Wie goed toekijkt, merkt dat vandaag al het geval is. Mensen willen inderdaad hun eigen keuzes vorm geven door mensen die hen interessant lijken te ondersteunen. Overheden hebben dan hun eigen taken. Want het is niet enkel de federale overheid die kunst subsidieert, ook lokale en intermediaire besturen doen dat. Wijlen het Gemeentekrediet had op de vlak een voor ons nog altijd indrukwekkende inbreng.

Maar goed, het voorstel van Jean-Jacques bleek een voorspel: de leading ladies van de VLD brengen dit ook in het algemene programma in. Dat die partij nu meent dat de burger, elke burger inspraak kan hebben, zal men wel niet wonderlijk vinden, al vergeten we niet dat Guy Verhofstadt in zijn Burgermanifesten de gedachte heeft geopperd dat mensen zich uit de samenleving moeten kunnen terugtrekken. Tenzij je ergens op een eiland of in een afgelegen vallei kan gaan wonen, waar je niemand van node hebt, valt dat al moeilijk te realiseren. Maar er is meer, wie macht wil, prestige, zal toch niet uit de samenleving stappen, want die wil net bewonderaars, zeloten en leenmannen.

Merkwaardig is dat de dames van de VLD ook wisten te vertellen dat we in boeiende tijden leven. Het lijkt Mark Rutte wel, natuurlijk, die in het voorjaar ook pleitte om wat meer optimisme aan de dag te leggen. En toch, volgde aan het einde van het gesprek dat men aan politiek doet om de wereld te verbeteren. Inderdaad, men blijft er een paternalistisch voluntarisme op na houden. Zoals in de discussie op de boekenbeurs te horen viel, moet men zich afvragen of de wereld wel gered kan/moet worden. Of nog, aan de ene kant heb je politici die geloven in de maakbaarheid van de wereld, met al dan niet uitgesproken idealen. Aan de andere kant heb je mensen, burgers, die zelf binnen een zeker kader hun leven vorm geven. Geloven in vrijheid, betekent in wezen dat men mensen niet op een procrustesbed wil leggen.

De ontplooiing van mensen steunen via onderwijs, ook deeltijds kunstonderwijs  kan mensen helpen met hun vrije tijd om te gaan zodat ze andere mensen niet gaan vervelen. Men moet niet verwachten dat men alle overlast zal beperken, want zoals Jacques Brel al zong “Les bourgeois sont des cochons, plus que ça devient vieux, plus que ça devient bête…” dat wil zeggen, wie jong is en wel al eens de bourgeois schoffeert, vergeet dat best niet als men zelf notaris of topambtenaar is geworden. Het avontuur van het opgroeien vandaag wil men zeer erg strak leiden en ook burgers worden meer dan ooit op hun merites en vooral tekorten aangesproken.

Een discussie over de financiering van de kunsten door de overheid gaat zo ongemerkt over in een discussie over de vraag wat en hoe de politiek en de overheid aan burgers kan opleggen. Johan Thorbecke wist het al, geef de kunstenaar de middelen om zich aan zijn of haar kunst te wijden en zeg niet wat ze moeten maken noch hoe, want dat weten die beter natuurlijk. Een operagezelschap kost geld en dat moet verantwoord worden, maar zal een administratieve controle op de boekhouding, dus ook op de recettes en dus het publiekssucces dan niet afdoende zijn. Men kan er ook nog de sponsoring bij rekenen.

Waar men evenwel, zowel vanwege de kunstenaars als de overheid, maar ook vanwege leden van het publiek mee te maken heeft, betreft critici,  recensenten ook en de vraag of die niet enkel de eigen kring naar voor schuiven. Over objectiviteit zou ik niet gewagen, maar wie zegt met een open geest naar de dingen te kijken, zal dus niet enkel de eigen dada’s aanbevelen. Of beter, men mag hopen dat niet alle recensenten voor film of beeldende kunst in hun respectieve domein dezelfde voorkeuren aan de dag leggen. Men neemt ook niet altijd voldoende in overweging dat Kunst nog iets anders kan zijn dan entertainment, al kan het wel behagen, natuurlijk.

Jean-Jacques vraagt zich af hoe men burgers beter bij het beleid kan betrekken. Met Paul Frissen ben ik het eens dat de overheid vooral haar eigen rol moet opnemen en het dichten van de kloof tussen burger en politiek kan niet op die manier, omdat de discussie over beleid dan nog meer gepolitiseerd dreigt te worden. Met “politiseren” bedoelen we dat iedereen die van ver of nabij betrokken is het laken naar zich toe wil trekken. Het is best denkbaar en mogelijk, denk ik, dat burgers via mecenaat, sponsoring, aankoop of bestellen van kunstwerken projecten en kunstenaars steunen. Er is nu ook zoiets als crowdfunding, waarbij kunstenaars of gezelschappen het publiek uitnodigen financieel deel te nemen aan het project zodat het mogelijk wordt. En dan kan de overheid nog via de bekende tax shelter projecten vleugels geven. Op die manier denk is de inbreng van burgers verzekerd zonder dat de besluitvorming die in handen ligt van het (Vlaams) parlement doorkruist hoeft te worden. En ja, politici kunnen nog altijd via twitter of blog hun voorkeuren en besluiten verdedigen. Maar misschien zou men de voorzitters van adviescommissies in het parlement kunnen laten komen om de besluiten van hun commissie te verantwoorden. Nu is het wel zo dat die commissies de minister ten dienste staan. De verantwoording, openbaarheid van bestuur, ligt dus sowieso in handen van de minister van cultuur. Meestal komt hij of zij er na wat spitsroeden lopen in de media vanaf met een vragenuurtje in het plenum of de commissie.

De burger drukt tot slot sowieso zijn of haar voorkeur uit, door bepaalde uitvoeringen wel bij te wonen, maar ook door bijvoorbeeld Klara te beluisteren of andere cultuurprogramma’s te volgen. Uit in Vlaanderen heeft een massa activiteiten in de aanbieding, maar niemand beschikt over de gave van de ubiquiteit, toch? Goede recensies zijn dus zeker aan de orde, geachte krantenmakers en verantwoordelijken van de media.  Maar laat men dan ook niet altijd zomaar spreken over topprestaties. Wie Lavinia Meijer in de Wereld Drrraait dooorrrr bezig zag, bezig hoorde, op d’r harp en uitleggend, begrijpt dat men af en toe ook eens moeten durven kiezen voor wat men niet kent, toch? Laat het subsidiebeleid dus kiezen voor breedte, nieuw en gerenomeerd, befaamd, maar vooral voor kwaliteit en avontuur. De overheid moet dus ook ruimte laten voor de avontuur, artistiek avontuur, wat geheel tegen haar natuur is.


Bart Haers 

Reacties

Populaire posts