Subversie als remedie
Kritiek
Gesteggel
over privacy en
zelfbeschikking
De
fataliteit van overregulering?
Enige tijd geleden schreef ik al over het essay van
Paul Frissen, de fatale staat, legt de auteur uit dat we ons vandaag
dreigen te verliezen in een concept van de staat die meer op de Leviathan gaat
lijken dan we tot nog toe hadden durven dromen. Men kan hierbij de gedachte
niet onderdrukken dat er behalve de staat nog instanties zijn die een almacht
verworven hebben die niet gezond is voor de samenleving.
Verschillende kwesties, van de verplichte
tewerkstelling van leefloners – men moet iets doen voor wat men krijgt – tot en
met de zorg voor absolute veiligheid van elkeen, zien we dat we de
mogelijkheden tot controle toenemen, terwijl de controleur niet meer
gecontroleerd wordt. De vraag die we moeten stellen luidt of het wel allemaal
goede ideetjes zijn die rondzoemen. De discussie over de Gemeentelijke
Administratieve Sancties – dus men hoeft er geen boete aan te naaien – laat
zien dat men snel van algemene consensus tot scherpe discussie kan evolueren
eens een wet aan de werkelijkheid wordt getoetst. In “de economie van
Goed en Kwaad” schrijft Tomas Sedlacek onder meer over de vraag of we in
ons handelen alleen rekening kunnen houden met de verwachting dat onze
handelingen rationeel gegrond zijn en valide zijn. Uiteraard kan een
kwaadaardige handeling heel goed doordacht zijn, terwijl men soms de indruk
krijgt dat goede handelingen, die dus goed uitpakken voor onszelf en anderen de
indruk wekken uit naïviteit voort te komen. Staten maar ook bedrijven van het
niveau van Walmart of Google, hebben er alle belang zo lijkt de toekomst voor
zichzelf transparant te houden en de continuïteit te verzekeren. Het punt is
dan wel dat zij ten aanzien van burgers, maar ook andere betrokkenen, in het
jargon, stakeholders, zoals leveranciers of onderaannemers veel minder
zekerheden bieden, want hun stabiliteit vergt natuurlijk dat ze problemen of crises
moeten kunnen evacueren.
We merken bovendien dat overheden of gigabedrijven
daarbij zelden door het publiek worden tegengesproken, zolang dat publiek er
vertrouwen in heeft dat dit evacueren ook hen voldoende veiligheid kan bieden.
Alleen vergeten die mensen dat zij ook betrokken kunnen raken en mee met het
probleem geëvacueerd kunnen worden. Denk aan het sluiten van overtollige
productiecapaciteit in de autoassemblage. De zaak is dan dat de
vakbonden, als middenveldorganisaties ook zo hun strategieën hebben om hun
positie te verzekeren, wat in deze dagen wel eens tot onenigheid met de
achterban kan leiden.
De actuele situatie kan men niet algeheel als
onbevredigend bestempelen voor een groot deel van het publiek. Toch kon enkele
jaren geleden de beweging van Indignados jongeren blijkbaar wel mobiliseren.
Marginaal bleek het wel, meer nog, de echte verontwaardiging waartoe Stéphane
Hessel opriep leek aan vele jongeren wel voorbij te gaan. De grond van de
verontwaardiging die Hessel zag had precies te maken met de gewijzigde
verhouding tussen burgers en overheid, maar ten aanzien van grote bedrijven had
hij ook zo zijn bedenkingen. Hij merkte dat de overheid en de wereldomspannende
bedrijven de basiswaarden van de democratische parlementaire democratie en de
rechtsstaat onder het tapijt aan het vegen waren, soms openlijk, doorgaans
eerder ongemerkt. Men zal het met mij eens zijn dat in het debat vaak
activisten het voortouw nemen en dat de revolutie al eens gepreekt wordt,
terwijl de grond van de zaak uit het zicht verdwijnt.
De gedachte dat verontwaardiging nodig is om politiek
actief te wezen, lijkt me net niet de meest geschikte ingesteldheid, want
verontwaardiging alleen biedt geen perspectief over wat men dan wel wil. Dat we
niet geheel tevreden zijn over het bestel, hoeft immers niet te betekenen, dat
we alles gewoon van tafel willen vegen. Bovendien zou men kunnen negeren wat de
aard van een mens is, die we niet zomaar kunnen wijzigen. Maar moet dat ook?
In vele discussies die nu woeden, zoals over
veiligheid, maar ook over maakbaarheid, lijkt men de aard van de menselijke
natuur, de ingesteldheid van mensen vooral beter beheersbaar te willen maken,
met alle gevolgen van dien voor de persoonlijke vrijheid en het ontwikkelen van
een eigen leven. Het komt mij voor dat de discussies gebukt gaan onder de
ambivalentie dat men de traditionele Verlichtingswaarden, de negatieve
vrijheden wil bewaken en tegelijk de consequentie daarvan de eigenheid van
persoonlijk handelen vrijwaren, maar toch zou dat beheersbaar, voorspelbaar
moeten zijn, wat een paradoxaal streven moet heten.
Discussie over veiligheid
Wie het vliegtuig neemt, wie zich binnen de
stadsgrenzen van Mechelen begeeft, wie over autoweg rijdt, telkens is er een
veelheid van controlemiddelen, van slimme camera’s tot anonieme controleurs,
die ons volgen, die nagaan of we de gordel dragen en niet telefoneren onder het
rijden. Op het vliegveld is de situaties nog aanstootgevender, want daar worden
we net niet uitgekleed. Dat is overigens ook zo voor wie het gebeuren in onze
parlementaire assemblees van op de publiekstribunes wil volgen. De regels zijn
duidelijk: toekijken en zwijgen
Een iemand zou maar zo gek moeten zijn om wapens
binnen te smokkelen en ze te gebruiken, wat in een vliegtuig of in een winkelcentrum
inderdaad catastrofale gevolgen zal hebben, mocht dat gebeuren. Maar de
discussie gaat er ook over dat wie geen fouten maakt ook niets hoeft te vrezen.
Alleen, als iedereen a priori een mogelijke verdachte zou zijn, dan is het
principe van onschuld helemaal naar de vaantjes.
Door al die veiligheidsdispositieven in te schakelen
bestaat de kans dat mensen hun eigen reacties en houding gaan controleren, maar
ook, wat erger is, anderen niet meer de ruimte geven zich vrij te bewegen. Als
men ziet dat in sommige grootsteden hele stadswijken tot gated communities
worden omgebouwd, waarbij straten domweg worden afgesloten, dan is er veel
fout. Natuurlijk moet je niet ergens heen gaan waar je niets te zoeken hebt,
maar soms moet je wel ergens langs natuurlijk. In Marseille, een notoir
onveilige stad, zo blijkt, komen er steeds meer delen van de stad in handen van
burgers die er zelf voor de veiligheid zorgen.
Dit is een gevaarlijke evolutie omdat er in feite
locaal noodtoestanden worden getolereerd en mensen niet meer de kortste weg van
huis naar school kunnen volgen. Het staatsmonopolie op geweld, daar moeten we
echt toch wel aan hechten en bovendien dienen we erover te waken dat agenten
van politie hun taak naar behoren uitvoeren en kunnen uitvoeren. Niet enkel de
repressieve kant van de zaak is in het geding, ook het besef dat we zelf kunnen
zorgen voor veiligheid voor anderen én dus voor onszelf.
Onweerlegbaar heeft de staat als opdracht de
veiligheid van burgers te waarborgen, zonder onderscheid des persoons. De
binnenlandse veiligheid is in handen van een instantie die de noodtoestand kan
afroepen, maar Paul Frissen stelt niet ten onrechte de vraag of de staat niet
al te voortvarend redenen aandraagt om in min of meerdere mate de noodtoestand aan
te houden. Men begrijpt dat men de brave burger wil beschermen, maar het valt
wel op dat het grote geweld, denken velen, niet voldoende bestraft worden,
terwijl onze gevangenissen overvol zitten.
Het blijft een vraag hoe we een en ander kunnen
begrijpen tenzij dat er ergens in het verhaal een hoax verscholen zit. Die over
de onveiligheid is er wellicht een van, want in een dicht bevolkt gebied als
Vlaanderen vallen er niet zoveel doden door geweld te betreuren. Natuurlijk zal
ik daarmee niet zover gaan te beweren dat al die gevangenen onterechte zitten
of het probleem toeschrijven aan een geperverteerde macht. Maar wel merkt men
dat een deel van de gevangenisbevolking er wel zit voor onaangepast gedrag, in
verband met drugs en drugsgerelateerde feiten. Intussen blijven sommige
processen over financiële inbreuken aanslepen tot verjaring. Hier helpt zo te
zien geen lievemoederen, maar toch blijft het bedenkelijk dat de gang van zaken
rond fraudebestrijding vaak kleine garnalen, waarden en metsersbazen vindt,
maar de grote spelers vrijuit laat gaan.
Dat betekent dat de overheid er niet in slaagt de
samenleving tegen bepaalde vormen van onveiligheid te beschermen en anderen
goed weet te vinden, die weliswaar niet zuiver op de graat zijn, maar toch geen
kwaad verrichten.
Discussie over overlast
Inzake overlast zien we dat proces in nog sterkere
mate optreden. Een pleintje in de stad, ooit aangelegd voor jongeren om een
balletje te trappen in hun buurt, blijkt voor andere buurtbewoners een steen
des aanstoots, want het lawaai zou hen hinderen. Overlast? Levensruimte voor
die jongeren? Botsende belangen in elk geval waar we ons geen weg mee weten.
Hanggedrag kan wel eens hinderlijk zijn, maar een balletje trappen of kinderen
op een speeltuin is voor die kinderen en jongeren wellicht beter dan verplicht
te zijn stil te zitten in een te kleine woning.
Er zijn vormen van overlast die hinderlijk kunnen
zijn, mensen die zich onheus gedragen in het verkeer of anderen uitschelden.
Fietsers die voetgangers bijna van de sokken rijden of auto’s die te snel door
smalle straten rijden, zodat het razen lijkt. Maar ja, even opmeten en klaar is
kees. Aangepast gedrag en hoffelijk gedrag blijken niet altijd mogelijk en niet
iedereen kan al eens een vloek onderdrukken, maar als je over je tenen gereden
wordt, dan weet je dat de agressie opkomt. Toch lijkt zo een chauffeur dan
helemaal uit de lucht te komen vallen. Nu, gelukkig is er geen agent in de
buurt en na nog even een vuist te zwaaien, scheiden de wegen.
We kunnen ook elkaar aanspreken op aanstootgevend
gedrag, maar we lijken dat niet meer zelf te kunnen opbrengen en daar schuilt
wellicht het probleem. Vooral als je eens hoffelijk probeert te zijn krijg je
een leuke reactie, heb ik de ervaring, want het kan toch aangenaam zijn in de
publieke ruimte, ook als er kinderen spelen, maar niet joelen. Misschien ligt
daar het kalf gebonden, dat men kinderen graag laat joelen, als een vorm van
collectieve expressie. Waar men vroeger van kinderen vergde dat ze in stilte in
de rang liepen als ze naar het zwemdok gingen of ter kerke, worden kinderen met
treinen naar Brugge aangevoerd en lopen ze overal rond met vragenlijsten, wat educatief
schijnt te zijn. Maar ze krijgen aldus geen verhalen. Zie je zo een roedel bij
het standbeeld van Simon Steven, dan klampt er gegarandeerd iemand van hen een
passant aan, die misschien meer kan vertellen over de man die aanleiding gaf
voor een standbeeld. Mij viel wel eens dat geluk te beurt, maar waar die
knaapjes en meiden na vijf minuten, het zogenaamde korte verhaal vroegen of er
meer was, was er soms een leraar in de buurt die vroeg verder te gaan, want ze
dienden nog twaalf vragen te beantwoorden. De meeste lopen dan door, luid
kwetterend, maar een paar vragen om meer, over het perpetuum mobile dat volgens
Simon Stevin onmogelijk is en andere zaken. Dan leg je wat meer aandacht aan de
dag en verloopt het gesprek rustig. Maar die vragenlijsten, vraag je op het
einde en dan zegt iemand zonder meer dat het nonsens is. En inderdaad, het
mondeling gebrachte verhaal kan voor die leergierige kinderen wel zo boeiend
zijn als men er de tijd voor neemt het te vertellen.
Ik zou het over overlast hebben, toch? Wel, juist de
ervaring dat je jongeren tot rustig luisteren kan verleiden, met min of meer
interactie, maar vooral aandacht laat zien dat jongeren heus niet zo
hyperkinetisch zijn als men denkt. Of liever, er zit nogal wat verschil op,
maar dat wordt in de huidige discussie over overlast en het inwilligen van de
vraag die te vermijden, nogal wat ruis op. Het is zoals met die andere kwestie,
of een jeugdhuis gevechtsporten mag aanbieden. Sommigen vinden van niet, want dan
leren jongeren de knepen van het gevecht, terwijl het omgekeerd goed kan zijn
dat jongeren die weinig ruimte hebben om hun energie en soms agressie te leren
kanaliseren in een geregelde kamp, judo of Jiujitsu die kans wel krijgen, want
in die sporten gaan ritueel en gevecht samen en kan een jongere ook een grote
voldoening halen uit het behalen van steeds grotere vaardigheden en de daarmee
gepaard gaande erkenning. Subsidiëren die trainers dus? Uiteraard.
Maar er is meer, namelijk dat jongeren vandaag niet
altijd meer de kans krijgen vogelnesten te zoeken in de natuur of door de
velden te struinen, want het is alles onveilig. Goed dat ouders hun kinderen
terug graag naar scouts of Chiro sturen, maar het zal wel duidelijk zijn dat ze
dan eens besmeurd en met modderspatten in het gezicht kunnen thuiskomen. De
vreugde zal er niet minder om geweest zijn.
Moeten we opmerken dat ik in mijn voorbeelden rond
overlast verwijs naar activiteiten die een zekere discipline vergen, dan komt
dat omdat aan de ene kant de cultuur dezer dagen die gedachte in navolging van
Mei ’68 geen kans meer geven, want elke vorm van discipline geldt als een
aanslag op authenticiteit. Maar er kan een ook positieve invulling gegeven
worden, discipline als een voorwaarde om zelf vrijer te worden, zo een beetje
als de muzikant die pas goed kan spelen als hij of zij zich met grote ijver aan
de discipline van de viool of de trompet heeft gezet. Ook sporten, merkt men, kunnen
zeer disciplinerend werken, zoals (acro-)gym. Rond het voetbalplein lijken
ouders dat wel eens te vergeten, wat het voor de man in het zwart wel eens
lastig maakt. Let wel, dat lijkt iets van de laatste twintig jaar te zijn, want
voorheen konden voetballertjes naar training en wedstrijd zonder dat de ouders –
als ze al in de buurt waren – iets anders in gedachten hadden dan het sporten
zelf. Later wilden ouders hun kinderen in het spoor van de grote plaatsen en
dat leidt wel eens tot frustraties. Iedereen beroemd? Wat had u gedacht?
Men zal dus overlast niet zomaar aanpakken met
repressief beleid, maar jongeren de ruimte bieden hun vrijheid te veroveren,
naar het inzicht van Alicja Gescinska, door inzet en plezier te vinden in wat
ze doen. De familie van de jonge voetballer Chadli lijkt dat ook te
illustreren. Zo kan men met ouders en jongeren een parcours opzetten dat de
jongeren toelaat zich te ontwikkelen.
Geen van deze voorstellen zal uiteraard van elke jongere een engeltje
maken, maar willen we dat wel? Of moeten het onderworpen, de regels
respecterende robots worden? Ik denk in elk geval dat we aandacht moeten kunnen
opbrengen voor de eigen ontwikkeling van jongeren en daarom is het respect voor
de private levenssfeer van elkeen fundamenteel.
Persoonlijke levenssfeer
Niet alles wat we doen moet het licht van de openbaarheid krijgen, denk ik, vooral omdat de weg naar ontplooiing een soms hobbelig parcours met zich brengt en dat dit het beste onder gedegen ouderlijk gezag kan gebeuren, wat doorgaans ook het geval blijkt, moet overheden en experten tot terughoudendheid aanzetten.
Toch menen politici, experten en journalisten dat ouders het niet altijd zo
puik doen, dat ze bepaalde vaardigheden zouden ontberen om hun kroost
behoorlijk op te voeden. Het resultaat is dat men ervoor pleit meer achter de
voordeur van burgers te gaan toekijken. Ook het voorstel om in verband met
overlastboetes eerst met de ouders te gaan praten en als zij een passende straf
opleggen, hoeft er geen sanctie te volgen vanwege de overheid. Op het oog is
dat een elegant ontwijken van de wet die de GAS regelt, in werkelijkheid worden
ouders verplicht sancties te nemen, waar die vroeger soms een glimlach
nauwelijks onderdrukkend hun zonen en dochters te kennen gaven dat ze iets
hadden gedaan, dat niet door de beugel kan. Soms zijn er ook echte sancties
nodig, maar als men dan alleen zwaait met sancties en geen gesprek heeft, aan
de ontbijttafel, dan dunkt mij dat die sancties alleen repressief werken.
Maar de overheid wil dus zeker zijn van de juiste ingesteldheid van de
ouders, als zij zelf sancties voor hun kinderen voorstellen en ook uitvoering
geven. We zullen de klassieker niet boven halen van de vaderlijke macht, want
dat klopt niet geheel met de werkelijkheid, maar als ouders het goed voorhebben
met hun kinderen, zal men fratsen en strapatsen niet altijd vermijden, maar
jongeren hebben toch wel ruimte nodig om eens grappen uit te halen.
Men heeft jarenlang gestreden tegen de bedilzucht van commeren, de buurt die door (oudere) vrouwen in het oog gehouden
werd en waardoor elke misstap publiek werd. Soms liep dat inderdaad de
spuigaten uit, soms kwam de pastoor eraan te pas om die oudere dames ook op hun
discretie te wijzen. Maar wat wel het geval was, zonder het ook maar te
idealiseren, was dat schoolmeesters en winkeliers jongeren die al eens iets uitspookten
op te vingers tikten. Vandaag aanvaarden jongeren dat niet meer, zegt men. Maar
dat was toen ook niet zo, alleen, die discussies werden gevoerd aan de
borreltafel op zondag.
Maar we weten ook dat de samenleving anoniemer werd, zodat men elkaar niet
meer kennen kan in grotere steden of dicht bevolkte wijken. Dan is de hand van
de overheid wenselijk, vernemen we, waardoor politici gaan zwaaien met de
gedachte dat er meer blauw op straat moet zijn. Soms wel, denk ik, maar de
dienders hebben ook aan gezag ingeboet, hoort men wel eens, maar de werkelijkheid
is dat een gemoedelijk praatje met oom of tante agent niet zo makkelijk meer
voorkomt, omdat zij geen tijd hebben en wij ook niet.
We zouden het over de huiselijke sfeer hebben, maar men kan dit niet
ernstig doen als men ook geen oog heeft voor de onmiddellijke kring waarin een
familie leeft. Als het misgaat, dat wil zeggen, als ouders hun plicht verzaken
of elkaar de duvel aandoen, dan kan dat door de gemeenschap opgevangen worden
en soms komt de rechter eraan te pas. Burenruzies komen natuurlijk ook voor en
dan kan dat door de vrederechter beslecht worden.
Het punt is dat vandaag al die kwesties niet meer op informele manier benaderd
kunnen worden, zodat bij een burenruzie gezichtsverlies niet altijd voorkomen
kan worden. En tegelijk geeft dat ook aan dat we het samenleven niet of nog
niet onder de knie hebben. Het vroeger idealiseren is altijd te gemakkelijk, de
missie bestaat erin hoe we met de grotere autonomie van personen omgaan en hoe
we mensen die in moeilijkheden terecht kunnen komen, tijdig bijspringen. Wijsheid
ontwikkelen, dat komt niet voor de jaren, maar men moet er wel aanzetten toe
krijgen. Als volwassenen bewust hun auto verkeerd parkeren, op een voetpad,
omdat ze geen tijd zouden hebben of zin om de auto op een beschikbare voorziene
parkeerplaats achter te laten, dan wekt dat niet enkel ergernis bij
voetgangers, men merkt ook dat kinderen zich met de fiets op het voetpad
begeven en vervolgens kwaad zijn als ze worden terecht gewezen.
We hebben het bewust over kleine, banale feiten, maar toch, een auto op het
voetpad achterlaten, dat is niet zo banaal, want het gaat om een zich toe-eigenen
van publieke ruimte die anderen toekomt en het verhoogt ook de onveiligheid van
derden. Onverantwoord gedrag dus. Maar als men een avondje in alle decorum
tafelt en bewust het debiet van wijnen en bier beperkt, dan zal het ook wel
duidelijk zijn dat de overheid niet moet tussenkomen als er geen aanleiding toe
is. Maar daar knelt het schoentje, het begrip verantwoordelijkheid wordt in het
overheidsoptreden beperkt tot repressief optreden. Het kost alles duur en voor
de burger ontstaat het besef dat ze door de overheid onheus bejegend worden. We
hebben het dus niet over mensen die zonder omzien zuipen als een Zwitser en dan
de weg opgaan. Of die metterdaad iemand van de weg rijden met alle gevolgen van
dien voor het slachtoffer. Maar hier beschikt de rechter over allerlei passende
repressieve sancties en terecht. Het punt is dat de kleine inbreuken, snelheid,
een ietsje pietsje teveel alcohol op de voet gevolgd worden. Men moet, zegt men
mij, duidelijk zijn en niet dulden dat men een glas drinkt en nog gaat rijden
ook.
Ik denk dat dit een misvatting is, want dan wil men iedereen elke
verantwoordelijkheid ontnemen, of beter dus, het oordeelsvermogen van allen op dezelfde
lijn plaatsen, c.q. onbestaande achten. Men moet van mensen geen engelen maken,
maar de zucht naar controle brengt zoveel observatiemogelijkheden in stelling
dat we als burgers de indruk krijgen in een gevangenis te leven. Regels zijn
nuttig en nodig, maar men moet mensen, die men op 18 jaar volwassen acht dan
ook als zodanig bejegenen. De preventie van ongevallen en onnodige slachtoffers
moet men durven te begrenzen. Of zou dit een al te genuanceerd antwoord wezen.
Daarin denk ik evenwel ligt nu net de ruimte waar mensen, burgers en
overheid elkaar met respect tegemoet kunnen treden. Nu lijkt het de burgers
alsof de overheid hen minacht en niet respecteert en tegelijk neemt zoiets als
verkeersagressie toe. Ritsen is verstandig, maar doorgaans gebeurt dat ook,
inderdaad, niet altijd. Proberen met zijn allen de autoweg optimaal te
gebruiken vergt enige ervaring en bereidheid niet alleen de eigen goesting te
vervullen.
Quod erat demonstrandum
We leven in een complexe samenleving, waarin mensen
niettemin meer conformisme aan de dag leggen dan in tijden toen de koster en commeren anderen op hun fouten wezen en
er vooral over roddelden. Ideaal was niet, maar het huidige gebrek aan een
informeel kader waar men elkaar kan aanspreken en kan overleggen zorgt ervoor
dat de overheid steeds meer nood heeft aan regels en regeltjes. Op zondag mag
je het gras niet afrijden, wegens het lawaai, maar er mag wel een
sportvliegtuig voorbij tuffen en de rust verstoren. Tegelijk ziet men dat
niemand jongeren nog de ruimte geeft om bijvoorbeeld een lawaaisport als
motorcross te beoefenen. Nu wil men in afgelegen havengebieden passende pistes
aanbieden, zodat niemand met geluidsoverlast geconfronteerd zou worden. Maar
misschien zijn die crossende jongeren ook weer net beter af, dan degene die
niet eens een passie hebben.
De kwaliteit van het bestuur meten journalisten
vandaag af aan de hoeveelheid regels en aan het vermogen van overheden
ongemakken weg te werken. Zelden zal men dan nog de vrijheid van personen in
het oog hebben. Maar aan de andere kant voelen burgers zich bedreigd, niet door
willekeurige medeburgers, maar ook door de overheid. Men lijkt zich er geen
rekenschap van te geven dat men de veiligheid niet volkomen kan garanderen en
dat de toename van de veiligheid steeds meer inteert op andere waarden.
Paul Frissen pleit voor meer aandacht en ruimte voor
tragiek. De fatale staat die elk ongerief wil wegwerken en tegelijk mensen in
een dwangbuis dwingt, moet toch ook geen utopisch toekomstbeeld bevonden
worden. De overheid kan en dient een eigen rol te vervullen, maar de
samenleving, c.q. burgers doen best hun eigen ding, naar eigen inzicht. Het is
van belang dat we ruimte laten voor vormen van (vriendelijke) subversie,
waarbij we kwaadwillig handelen en het gebruik van geweld wel afwijzen. Nu in
Frankrijk, maar ook elders het middenveld aan aanhang verliest, waarbij men
steeds meer effectiviteit en efficiëntie van voorzieningen verwacht, bestaat
het gevaar bovendien dat mensen zich in hun verwachtingen bedrogen voelen. Want
die voorzieningen blijken langzaam te eroderen en de rechten waarover men
sprak, kunnen niet meer ingevuld worden. Daarom is het wenselijk dat mensen
opnieuw aangezet worden, zoals in de dagen van Kant er zelf op uit te trekken
en zelf na te denken, te handelen vooral. Aude Sapere. En risico’s kan men niet
altijd mijden, al lijkt voor sommigen een vloek. Maar goed, als jonge gasten
gaan surfen bij 8 of 9 beaufort, dan zoeken zij het gevaar, maar vooral het
genoegen eens echt op de grens van hun kunnen te botsen. Onveilig? Misschien,
maar kunnen ze het navertellen, dan doen dat ze dat met gloed. En net die gloed
wil men hen niet gunnen, door een teveel aan regels en te handhaven
beschikkingen. Alweer een pleidooi voor subversie? Het kan niet anders, vrees
ik.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten