Subversie als remedie

Kritiek


Gesteggel over privacy en 
zelfbeschikking
De fataliteit van overregulering?



Politici willen jongeren het aanleren van
gevechtssporten niet toestaan omdat ze dan
gevaarlijker zouden worden, terwijl een sport
als judo net nogal wat discipline bijbrengt
en zin voor verantwoordelijkheid. 
Enige tijd geleden schreef ik al over het essay van Paul Frissen, de fatale staat, legt de auteur uit dat we ons vandaag dreigen te verliezen in een concept van de staat die meer op de Leviathan gaat lijken dan we tot nog toe hadden durven dromen. Men kan hierbij de gedachte niet onderdrukken dat er behalve de staat nog instanties zijn die een almacht verworven hebben die niet gezond is voor de samenleving.

Verschillende kwesties, van de verplichte tewerkstelling van leefloners – men moet iets doen voor wat men krijgt – tot en met de zorg voor absolute veiligheid van elkeen, zien we dat we de mogelijkheden tot controle toenemen, terwijl de controleur niet meer gecontroleerd wordt. De vraag die we moeten stellen luidt of het wel allemaal goede ideetjes zijn die rondzoemen. De discussie over de Gemeentelijke Administratieve Sancties – dus men hoeft er geen boete aan te naaien – laat zien dat men snel van algemene consensus tot scherpe discussie kan evolueren eens een wet aan de werkelijkheid wordt getoetst.  In “de economie van  Goed en Kwaad” schrijft Tomas Sedlacek onder meer over de vraag of we in ons handelen alleen rekening kunnen houden met de verwachting dat onze handelingen rationeel gegrond zijn en valide zijn. Uiteraard kan een kwaadaardige handeling heel goed doordacht zijn, terwijl men soms de indruk krijgt dat goede handelingen, die dus goed uitpakken voor onszelf en anderen de indruk wekken uit naïviteit voort te komen. Staten maar ook bedrijven van het niveau van Walmart of Google, hebben er alle belang zo lijkt de toekomst voor zichzelf transparant te houden en de continuïteit te verzekeren. Het punt is dan wel dat zij ten aanzien van burgers, maar ook andere betrokkenen, in het jargon, stakeholders, zoals leveranciers of onderaannemers veel minder zekerheden bieden, want hun stabiliteit vergt natuurlijk dat ze problemen of crises moeten kunnen evacueren.

We merken bovendien dat overheden of gigabedrijven daarbij zelden door het publiek worden tegengesproken, zolang dat publiek er vertrouwen in heeft dat dit evacueren ook hen voldoende veiligheid kan bieden. Alleen vergeten die mensen dat zij ook betrokken kunnen raken en mee met het probleem geëvacueerd kunnen worden. Denk aan het sluiten van overtollige productiecapaciteit in de autoassemblage.  De zaak is dan dat de vakbonden, als middenveldorganisaties ook zo hun strategieën hebben om hun positie te verzekeren, wat in deze dagen wel eens tot onenigheid met de achterban kan leiden.
De actuele situatie kan men niet algeheel als onbevredigend bestempelen voor een groot deel van het publiek. Toch kon enkele jaren geleden de beweging van Indignados jongeren blijkbaar wel mobiliseren. Marginaal bleek het wel, meer nog, de echte verontwaardiging waartoe Stéphane Hessel opriep leek aan vele jongeren wel voorbij te gaan. De grond van de verontwaardiging die Hessel zag had precies te maken met de gewijzigde verhouding tussen burgers en overheid, maar ten aanzien van grote bedrijven had hij ook zo zijn bedenkingen. Hij merkte dat de overheid en de wereldomspannende bedrijven de basiswaarden van de democratische parlementaire democratie en de rechtsstaat onder het tapijt aan het vegen waren, soms openlijk, doorgaans eerder ongemerkt. Men zal het met mij eens zijn dat in het debat vaak activisten het voortouw nemen en dat de revolutie al eens gepreekt wordt, terwijl de grond van de zaak uit het zicht verdwijnt.

De gedachte dat verontwaardiging nodig is om politiek actief te wezen, lijkt me net niet de meest geschikte ingesteldheid, want verontwaardiging alleen biedt geen perspectief over wat men dan wel wil. Dat we niet geheel tevreden zijn over het bestel, hoeft immers niet te betekenen, dat we alles gewoon van tafel willen vegen. Bovendien zou men kunnen negeren wat de aard van een mens is, die we niet zomaar kunnen wijzigen. Maar moet dat ook?

In vele discussies die nu woeden, zoals over veiligheid, maar ook over maakbaarheid, lijkt men de aard van de menselijke natuur, de ingesteldheid van mensen vooral beter beheersbaar te willen maken, met alle gevolgen van dien voor de persoonlijke vrijheid en het ontwikkelen van een eigen leven. Het komt mij voor dat de discussies gebukt gaan onder de ambivalentie dat men de traditionele Verlichtingswaarden, de negatieve vrijheden wil bewaken en tegelijk de consequentie daarvan de eigenheid van persoonlijk handelen vrijwaren, maar toch zou dat beheersbaar, voorspelbaar moeten zijn, wat een paradoxaal streven moet heten.

Discussie over veiligheid

Wie het vliegtuig neemt, wie zich binnen de stadsgrenzen van Mechelen begeeft, wie over autoweg rijdt, telkens is er een veelheid van controlemiddelen, van slimme camera’s tot anonieme controleurs, die ons volgen, die nagaan of we de gordel dragen en niet telefoneren onder het rijden. Op het vliegveld is de situaties nog aanstootgevender, want daar worden we net niet uitgekleed. Dat is overigens ook zo voor wie het gebeuren in onze parlementaire assemblees van op de publiekstribunes wil volgen. De regels zijn duidelijk: toekijken en zwijgen

Een iemand zou maar zo gek moeten zijn om wapens binnen te smokkelen en ze te gebruiken, wat in een vliegtuig of in een winkelcentrum inderdaad catastrofale gevolgen zal hebben, mocht dat gebeuren. Maar de discussie gaat er ook over dat wie geen fouten maakt ook niets hoeft te vrezen. Alleen, als iedereen a priori een mogelijke verdachte zou zijn, dan is het principe van onschuld helemaal naar de vaantjes.


Door al die veiligheidsdispositieven in te schakelen bestaat de kans dat mensen hun eigen reacties en houding gaan controleren, maar ook, wat erger is, anderen niet meer de ruimte geven zich vrij te bewegen. Als men ziet dat in sommige grootsteden hele stadswijken tot gated communities worden omgebouwd, waarbij straten domweg worden afgesloten, dan is er veel fout. Natuurlijk moet je niet ergens heen gaan waar je niets te zoeken hebt, maar soms moet je wel ergens langs natuurlijk. In Marseille, een notoir onveilige stad, zo blijkt, komen er steeds meer delen van de stad in handen van burgers die er zelf voor de veiligheid zorgen.

Dit is een gevaarlijke evolutie omdat er in feite locaal noodtoestanden worden getolereerd en mensen niet meer de kortste weg van huis naar school kunnen volgen. Het staatsmonopolie op geweld, daar moeten we echt toch wel aan hechten en bovendien dienen we erover te waken dat agenten van politie hun taak naar behoren uitvoeren en kunnen uitvoeren. Niet enkel de repressieve kant van de zaak is in het geding, ook het besef dat we zelf kunnen zorgen voor veiligheid voor anderen én dus voor onszelf.

Onweerlegbaar heeft de staat als opdracht de veiligheid van burgers te waarborgen, zonder onderscheid des persoons. De binnenlandse veiligheid is in handen van een instantie die de noodtoestand kan afroepen, maar Paul Frissen stelt niet ten onrechte de vraag of de staat niet al te voortvarend redenen aandraagt om in min of meerdere mate de noodtoestand aan te houden. Men begrijpt dat men de brave burger wil beschermen, maar het valt wel op dat het grote geweld, denken velen, niet voldoende bestraft worden, terwijl onze gevangenissen overvol zitten.

Het blijft een vraag hoe we een en ander kunnen begrijpen tenzij dat er ergens in het verhaal een hoax verscholen zit. Die over de onveiligheid is er wellicht een van, want in een dicht bevolkt gebied als Vlaanderen vallen er niet zoveel doden door geweld te betreuren. Natuurlijk zal ik daarmee niet zover gaan te beweren dat al die gevangenen onterechte zitten of het probleem toeschrijven aan een geperverteerde macht. Maar wel merkt men dat een deel van de gevangenisbevolking er wel zit voor onaangepast gedrag, in verband met drugs en drugsgerelateerde feiten. Intussen blijven sommige processen over financiële inbreuken aanslepen tot verjaring. Hier helpt zo te zien geen lievemoederen, maar toch blijft het bedenkelijk dat de gang van zaken rond fraudebestrijding vaak kleine garnalen, waarden en metsersbazen vindt, maar de grote spelers vrijuit laat gaan.

Dat betekent dat de overheid er niet in slaagt de samenleving tegen bepaalde vormen van onveiligheid te beschermen en anderen goed weet te vinden, die weliswaar niet zuiver op de graat zijn, maar toch geen kwaad verrichten.


Discussie over overlast

Inzake overlast zien we dat proces in nog sterkere mate optreden. Een pleintje in de stad, ooit aangelegd voor jongeren om een balletje te trappen in hun buurt, blijkt voor andere buurtbewoners een steen des aanstoots, want het lawaai zou hen hinderen. Overlast? Levensruimte voor die jongeren? Botsende belangen in elk geval waar we ons geen weg mee weten. Hanggedrag kan wel eens hinderlijk zijn, maar een balletje trappen of kinderen op een speeltuin is voor die kinderen en jongeren wellicht beter dan verplicht te zijn stil te zitten in een te kleine woning.

Er zijn vormen van overlast die hinderlijk kunnen zijn, mensen die zich onheus gedragen in het verkeer of anderen uitschelden. Fietsers die voetgangers bijna van de sokken rijden of auto’s die te snel door smalle straten rijden, zodat het razen lijkt. Maar ja, even opmeten en klaar is kees. Aangepast gedrag en hoffelijk gedrag blijken niet altijd mogelijk en niet iedereen kan al eens een vloek onderdrukken, maar als je over je tenen gereden wordt, dan weet je dat de agressie opkomt. Toch lijkt zo een chauffeur dan helemaal uit de lucht te komen vallen. Nu, gelukkig is er geen agent in de buurt en na nog even een vuist te zwaaien, scheiden de wegen.

We kunnen ook elkaar aanspreken op aanstootgevend gedrag, maar we lijken dat niet meer zelf te kunnen opbrengen en daar schuilt wellicht het probleem. Vooral als je eens hoffelijk probeert te zijn krijg je een leuke reactie, heb ik de ervaring, want het kan toch aangenaam zijn in de publieke ruimte, ook als er kinderen spelen, maar niet joelen. Misschien ligt daar het kalf gebonden, dat men kinderen graag laat joelen, als een vorm van collectieve expressie. Waar men vroeger van kinderen vergde dat ze in stilte in de rang liepen als ze naar het zwemdok gingen of ter kerke, worden kinderen met treinen naar Brugge aangevoerd en lopen ze overal rond met vragenlijsten, wat educatief schijnt te zijn. Maar ze krijgen aldus geen verhalen. Zie je zo een roedel bij het standbeeld van Simon Steven, dan klampt er gegarandeerd iemand van hen een passant aan, die misschien meer kan vertellen over de man die aanleiding gaf voor een standbeeld. Mij viel wel eens dat geluk te beurt, maar waar die knaapjes en meiden na vijf minuten, het zogenaamde korte verhaal vroegen of er meer was, was er soms een leraar in de buurt die vroeg verder te gaan, want ze dienden nog twaalf vragen te beantwoorden. De meeste lopen dan door, luid kwetterend, maar een paar vragen om meer, over het perpetuum mobile dat volgens Simon Stevin onmogelijk is en andere zaken. Dan leg je wat meer aandacht aan de dag en verloopt het gesprek rustig. Maar die vragenlijsten, vraag je op het einde en dan zegt iemand zonder meer dat het nonsens is. En inderdaad, het mondeling gebrachte verhaal kan voor die leergierige kinderen wel zo boeiend zijn als men er de tijd voor neemt het te vertellen.

Ik zou het over overlast hebben, toch? Wel, juist de ervaring dat je jongeren tot rustig luisteren kan verleiden, met min of meer interactie, maar vooral aandacht laat zien dat jongeren heus niet zo hyperkinetisch zijn als men denkt. Of liever, er zit nogal wat verschil op, maar dat wordt in de huidige discussie over overlast en het inwilligen van de vraag die te vermijden, nogal wat ruis op. Het is zoals met die andere kwestie, of een jeugdhuis gevechtsporten mag aanbieden. Sommigen vinden van niet, want dan leren jongeren de knepen van het gevecht, terwijl het omgekeerd goed kan zijn dat jongeren die weinig ruimte hebben om hun energie en soms agressie te leren kanaliseren in een geregelde kamp, judo of Jiujitsu die kans wel krijgen, want in die sporten gaan ritueel en gevecht samen en kan een jongere ook een grote voldoening halen uit het behalen van steeds grotere vaardigheden en de daarmee gepaard gaande erkenning. Subsidiëren die trainers dus? Uiteraard.

Maar er is meer, namelijk dat jongeren vandaag niet altijd meer de kans krijgen vogelnesten te zoeken in de natuur of door de velden te struinen, want het is alles onveilig. Goed dat ouders hun kinderen terug graag naar scouts of Chiro sturen, maar het zal wel duidelijk zijn dat ze dan eens besmeurd en met modderspatten in het gezicht kunnen thuiskomen. De vreugde zal er niet minder om geweest zijn.

Moeten we opmerken dat ik in mijn voorbeelden rond overlast verwijs naar activiteiten die een zekere discipline vergen, dan komt dat omdat aan de ene kant de cultuur dezer dagen die gedachte in navolging van Mei ’68 geen kans meer geven, want elke vorm van discipline geldt als een aanslag op authenticiteit. Maar er kan een ook positieve invulling gegeven worden, discipline als een voorwaarde om zelf vrijer te worden, zo een beetje als de muzikant die pas goed kan spelen als hij of zij zich met grote ijver aan de discipline van de viool of de trompet heeft gezet. Ook sporten, merkt men, kunnen zeer disciplinerend werken, zoals (acro-)gym. Rond het voetbalplein lijken ouders dat wel eens te vergeten, wat het voor de man in het zwart wel eens lastig maakt. Let wel, dat lijkt iets van de laatste twintig jaar te zijn, want voorheen konden voetballertjes naar training en wedstrijd zonder dat de ouders – als ze al in de buurt waren – iets anders in gedachten hadden dan het sporten zelf. Later wilden ouders hun kinderen in het spoor van de grote plaatsen en dat leidt wel eens tot frustraties. Iedereen beroemd? Wat had u gedacht?

Men zal dus overlast niet zomaar aanpakken met repressief beleid, maar jongeren de ruimte bieden hun vrijheid te veroveren, naar het inzicht van Alicja Gescinska, door inzet en plezier te vinden in wat ze doen. De familie van de jonge voetballer Chadli lijkt dat ook te illustreren. Zo kan men met ouders en jongeren een parcours opzetten dat de jongeren toelaat zich te ontwikkelen.    

Geen van deze voorstellen zal uiteraard van elke jongere een engeltje maken, maar willen we dat wel? Of moeten het onderworpen, de regels respecterende robots worden? Ik denk in elk geval dat we aandacht moeten kunnen opbrengen voor de eigen ontwikkeling van jongeren en daarom is het respect voor de private levenssfeer van elkeen fundamenteel.

Persoonlijke levenssfeer

Niet alles wat we doen moet het licht van de openbaarheid krijgen, denk ik, vooral omdat de weg naar ontplooiing een soms hobbelig parcours met zich brengt en dat dit het beste onder gedegen ouderlijk gezag kan gebeuren, wat doorgaans ook het geval blijkt, moet overheden en experten tot terughoudendheid aanzetten.

Toch menen politici, experten en journalisten dat ouders het niet altijd zo puik doen, dat ze bepaalde vaardigheden zouden ontberen om hun kroost behoorlijk op te voeden. Het resultaat is dat men ervoor pleit meer achter de voordeur van burgers te gaan toekijken. Ook het voorstel om in verband met overlastboetes eerst met de ouders te gaan praten en als zij een passende straf opleggen, hoeft er geen sanctie te volgen vanwege de overheid. Op het oog is dat een elegant ontwijken van de wet die de GAS regelt, in werkelijkheid worden ouders verplicht sancties te nemen, waar die vroeger soms een glimlach nauwelijks onderdrukkend hun zonen en dochters te kennen gaven dat ze iets hadden gedaan, dat niet door de beugel kan. Soms zijn er ook echte sancties nodig, maar als men dan alleen zwaait met sancties en geen gesprek heeft, aan de ontbijttafel, dan dunkt mij dat die sancties alleen repressief werken.

Maar de overheid wil dus zeker zijn van de juiste ingesteldheid van de ouders, als zij zelf sancties voor hun kinderen voorstellen en ook uitvoering geven. We zullen de klassieker niet boven halen van de vaderlijke macht, want dat klopt niet geheel met de werkelijkheid, maar als ouders het goed voorhebben met hun kinderen, zal men fratsen en strapatsen niet altijd vermijden, maar jongeren hebben toch wel ruimte nodig om eens grappen uit te halen.

Men heeft jarenlang gestreden tegen de bedilzucht van commeren, de buurt die door (oudere) vrouwen in het oog gehouden werd en waardoor elke misstap publiek werd. Soms liep dat inderdaad de spuigaten uit, soms kwam de pastoor eraan te pas om die oudere dames ook op hun discretie te wijzen. Maar wat wel het geval was, zonder het ook maar te idealiseren, was dat schoolmeesters en winkeliers jongeren die al eens iets uitspookten op te vingers tikten. Vandaag aanvaarden jongeren dat niet meer, zegt men. Maar dat was toen ook niet zo, alleen, die discussies werden gevoerd aan de borreltafel op zondag.

Maar we weten ook dat de samenleving anoniemer werd, zodat men elkaar niet meer kennen kan in grotere steden of dicht bevolkte wijken. Dan is de hand van de overheid wenselijk, vernemen we, waardoor politici gaan zwaaien met de gedachte dat er meer blauw op straat moet zijn. Soms wel, denk ik, maar de dienders hebben ook aan gezag ingeboet, hoort men wel eens, maar de werkelijkheid is dat een gemoedelijk praatje met oom of tante agent niet zo makkelijk meer voorkomt, omdat zij geen tijd hebben en wij ook niet.

We zouden het over de huiselijke sfeer hebben, maar men kan dit niet ernstig doen als men ook geen oog heeft voor de onmiddellijke kring waarin een familie leeft. Als het misgaat, dat wil zeggen, als ouders hun plicht verzaken of elkaar de duvel aandoen, dan kan dat door de gemeenschap opgevangen worden en soms komt de rechter eraan te pas. Burenruzies komen natuurlijk ook voor en dan kan dat door de vrederechter beslecht worden.

Het punt is dat vandaag al die kwesties niet meer op informele manier benaderd kunnen worden, zodat bij een burenruzie gezichtsverlies niet altijd voorkomen kan worden. En tegelijk geeft dat ook aan dat we het samenleven niet of nog niet onder de knie hebben. Het vroeger idealiseren is altijd te gemakkelijk, de missie bestaat erin hoe we met de grotere autonomie van personen omgaan en hoe we mensen die in moeilijkheden terecht kunnen komen, tijdig bijspringen. Wijsheid ontwikkelen, dat komt niet voor de jaren, maar men moet er wel aanzetten toe krijgen. Als volwassenen bewust hun auto verkeerd parkeren, op een voetpad, omdat ze geen tijd zouden hebben of zin om de auto op een beschikbare voorziene parkeerplaats achter te laten, dan wekt dat niet enkel ergernis bij voetgangers, men merkt ook dat kinderen zich met de fiets op het voetpad begeven en vervolgens kwaad zijn als ze worden terecht gewezen.

We hebben het bewust over kleine, banale feiten, maar toch, een auto op het voetpad achterlaten, dat is niet zo banaal, want het gaat om een zich toe-eigenen van publieke ruimte die anderen toekomt en het verhoogt ook de onveiligheid van derden. Onverantwoord gedrag dus. Maar als men een avondje in alle decorum tafelt en bewust het debiet van wijnen en bier beperkt, dan zal het ook wel duidelijk zijn dat de overheid niet moet tussenkomen als er geen aanleiding toe is. Maar daar knelt het schoentje, het begrip verantwoordelijkheid wordt in het overheidsoptreden beperkt tot repressief optreden. Het kost alles duur en voor de burger ontstaat het besef dat ze door de overheid onheus bejegend worden. We hebben het dus niet over mensen die zonder omzien zuipen als een Zwitser en dan de weg opgaan. Of die metterdaad iemand van de weg rijden met alle gevolgen van dien voor het slachtoffer. Maar hier beschikt de rechter over allerlei passende repressieve sancties en terecht. Het punt is dat de kleine inbreuken, snelheid, een ietsje pietsje teveel alcohol op de voet gevolgd worden. Men moet, zegt men mij, duidelijk zijn en niet dulden dat men een glas drinkt en nog gaat rijden ook.

Ik denk dat dit een misvatting is, want dan wil men iedereen elke verantwoordelijkheid ontnemen, of beter dus, het oordeelsvermogen van allen op dezelfde lijn plaatsen, c.q. onbestaande achten. Men moet van mensen geen engelen maken, maar de zucht naar controle brengt zoveel observatiemogelijkheden in stelling dat we als burgers de indruk krijgen in een gevangenis te leven. Regels zijn nuttig en nodig, maar men moet mensen, die men op 18 jaar volwassen acht dan ook als zodanig bejegenen. De preventie van ongevallen en onnodige slachtoffers moet men durven te begrenzen. Of zou dit een al te genuanceerd antwoord wezen.

Daarin denk ik evenwel ligt nu net de ruimte waar mensen, burgers en overheid elkaar met respect tegemoet kunnen treden. Nu lijkt het de burgers alsof de overheid hen minacht en niet respecteert en tegelijk neemt zoiets als verkeersagressie toe. Ritsen is verstandig, maar doorgaans gebeurt dat ook, inderdaad, niet altijd. Proberen met zijn allen de autoweg optimaal te gebruiken vergt enige ervaring en bereidheid niet alleen de eigen goesting te vervullen.  

Quod erat demonstrandum

We leven in een complexe samenleving, waarin mensen niettemin meer conformisme aan de dag leggen dan in tijden toen de koster en commeren anderen op hun fouten wezen en er vooral over roddelden. Ideaal was niet, maar het huidige gebrek aan een informeel kader waar men elkaar kan aanspreken en kan overleggen zorgt ervoor dat de overheid steeds meer nood heeft aan regels en regeltjes. Op zondag mag je het gras niet afrijden, wegens het lawaai, maar er mag wel een sportvliegtuig voorbij tuffen en de rust verstoren. Tegelijk ziet men dat niemand jongeren nog de ruimte geeft om bijvoorbeeld een lawaaisport als motorcross te beoefenen. Nu wil men in afgelegen havengebieden passende pistes aanbieden, zodat niemand met geluidsoverlast geconfronteerd zou worden. Maar misschien zijn die crossende jongeren ook weer net beter af, dan degene die niet eens een passie hebben.

De kwaliteit van het bestuur meten journalisten vandaag af aan de hoeveelheid regels en aan het vermogen van overheden ongemakken weg te werken. Zelden zal men dan nog de vrijheid van personen in het oog hebben. Maar aan de andere kant voelen burgers zich bedreigd, niet door willekeurige medeburgers, maar ook door de overheid. Men lijkt zich er geen rekenschap van te geven dat men de veiligheid niet volkomen kan garanderen en dat de toename van de veiligheid steeds meer inteert op andere waarden.

Paul Frissen pleit voor meer aandacht en ruimte voor tragiek. De fatale staat die elk ongerief wil wegwerken en tegelijk mensen in een dwangbuis dwingt, moet toch ook geen utopisch toekomstbeeld bevonden worden. De overheid kan en dient een eigen rol te vervullen, maar de samenleving, c.q. burgers doen best hun eigen ding, naar eigen inzicht. Het is van belang dat we ruimte laten voor vormen van (vriendelijke) subversie, waarbij we kwaadwillig handelen en het gebruik van geweld wel afwijzen. Nu in Frankrijk, maar ook elders het middenveld aan aanhang verliest, waarbij men steeds meer effectiviteit en efficiëntie van voorzieningen verwacht, bestaat het gevaar bovendien dat mensen zich in hun verwachtingen bedrogen voelen. Want die voorzieningen blijken langzaam te eroderen en de rechten waarover men sprak, kunnen niet meer ingevuld worden. Daarom is het wenselijk dat mensen opnieuw aangezet worden, zoals in de dagen van Kant er zelf op uit te trekken en zelf na te denken, te handelen vooral. Aude Sapere. En risico’s kan men niet altijd mijden, al lijkt voor sommigen een vloek. Maar goed, als jonge gasten gaan surfen bij 8 of 9 beaufort, dan zoeken zij het gevaar, maar vooral het genoegen eens echt op de grens van hun kunnen te botsen. Onveilig? Misschien, maar kunnen ze het navertellen, dan doen dat ze dat met gloed. En net die gloed wil men hen niet gunnen, door een teveel aan regels en te handhaven beschikkingen. Alweer een pleidooi voor subversie? Het kan niet anders, vrees ik.

Bart Haers  



Reacties

Populaire posts