Een politicus vluchte geen sysiphusarbeid
Kleinbeeld
Een vinnig debat
Over de staat van de Franse Republiek
Waar is de broederschap gebleven
Wie kent Laurent Wauquiez,
vice-président de l’UMP, député de la 1ière circonscription de la Haute-Loire
et maire du Puy-en-Velay? Er is, zegt
hij, iets heel erg fout in het Franse politieke debat en het functioneren van
de Republiek, de sacrosancte Vde
Republiek. Dus werd hij door Laurent Ruquier en zijn twee companen stevig
ondervraagd. Men spaarde elkaar niet, maar de discussie die de man wenste te
voeren, kwam, zo kreeg ik de indruk, de journalisten niet even goed uit. Wat er
aan de hand is met Frankrijk, gaat ook ons aan, maar dat geldt ook voor
Duitsland, Nederland, het UK… kortom, alle lidstaten van de Unie. Frankrijk
roept bij velen in Vlaanderen echter ook een emotionele betrokkenheid op,
gaande van nostalgie naar de jaren van de contestatie, het vaderland van
respectievelijk la “liberté” en voor anderen “l’égalité”, maar weinig mensen
denken zo te zien aan “fraternité”.
Op 11 november werd de
president uitgejouwd door manifestanten die zich daartoe aan de Champs Elysées
hadden opgesteld. Nu is de betekenis van 11 november voor Frankrijk nog iets
anders dan wat wij in ons land aan Wapenstilstandsdag verbinden. Het gaat over
gevoeligheden en ook wel ressentiment, maar vooral een poging om die dag de
eenheid van de Republiek in de strijd te herdenken. Dat men ook, op 11 november
een debat had over de betekenis van contestatie op die dag, al tijdens WO II
zelf – maar dat was dan ook echt een verzetsdaad -, terwijl onder de Gaulle ook
wel werd gemanifesteerd en als democraat kan men dat de contestanten niet
kwalijk nemen. Maar voor bijna alle deelnemers was de contestatie die niet
geheel spontaan tot stand was gekomen, maar verbonden is met het Front
National, hoewel die partij zich – uiteraard –distantieerde en dat zorgde voor
een schok. Maar het is dan ook wel vreemd dat een partij die zich
nationalistisch opstelt dit symbool van nationale eenheid aanpakt. Twee auteurs
van een encyclopédie Amoureux de Marcel Proust vonden dat de positie van de UMP
niet geheel helder was en allen zouden de burgemeester-volksvertegenwoordiger
aanspreken over zijn gebrek aan moed in verband met de zaak van de banaan, dat
wil zeggen dat men de beledigingen van extreem-rechts aan het adres van de
minister van Justitie niet hard genoeg had aangeklaagd. Die minister heeft een
Afrikaanse achtergrond en is dus niet blank. Men kan inderdaad de grofheid aan
het adres van een minister in functie niet zo ver drijven, want het is behalve
racisme altijd ook, in een democratisch bestel een vorm van lèse majesté. Dat
wil zeggen dat een minister in functie over zijn of haar beleid en optreden mag
aangesproken worden, niet op hun afkomst of huidskleur. Maar goed, Ayaan Hirsi
Ali werd aangesproken over een leugen bij haar asielaanvraag en mocht haar ambt
in de Tweede Kamer neerleggen. Voor mij is de schok geweest dat niemand de
betrokken staatssecretaris of minister van migratie, mevrouw Rita Verdonck, de
wacht heeft aangezegd en al helemaal niet de VVD zelf. De partij durfde de
antimigratiebeweging niet tegen zich in te nemen.
Laurent Wauquiez kon niet
geheel ontkennen dat er in de verschillende kwesties vanwege UMP fouten gemaakt
waren en dat zijn partij zich uit het debat liet drukken. De durende
machtsstrijd binnen die partij zal er wel niet vreemd aan zijn, maar toch lijkt
het aangewezen de verbrokkeling binnen het Gaullisme als verklaring voor te
houden. De hele kwestie is dat de regering en de traditionele oppositie geen
antwoord blijken te hebben op de gang van zaken.
Het verhaal dat de
burgemeester-volksvertegenwoordiger vertelde was nochtans boeiend genoeg, omdat
hij er zich bewust van bleek te zijn dat het discours van politici voor de
verkiezingen en erna niet altijd sporen, daden en woorden sluiten niet op
elkaar aan. Het is niet echt verrassend zou men kunnen zeggen, maar als hij aangeeft
hoe hij op een en dezelfde dag 3 ministeries aangeboden kreeg, eerst
ontwikkelingssamenwerking, dan buitenlandse zaken en vervolgens hoger onderwijs
en wetenschapsbeleid, telkens ja zegde maar dus op geen van die gebieden zomaar
enige competentie aan de dag kan leggen, maakte hem duidelijk dat deze wijze
van werken de Republiek geen goed doet. Er zou minstens in de senaat of het
parlement een soort onderzoek naar de door de regeringsleider voorgestelde
kandidaat-ministers moeten plaats hebben. Moet het om een integriteitsonderzoek
gaan? Dat kan al snel op koppensnellerij uitlopen. Wil men evenwel situaties
voorkomen dat iemand zelf de visie van de president onderuit haalt door een
goed gespekte bankrekening in Zwitserland aan te houden, dan is dat geen
akkefietje. Maar zou men Daniel Cohn-Bendit van een zitje in de regering
afhouden omdat hij ooit veroordeeld is wegens activiteiten ten tijde van Mei
’68? De kans is reëel en men moet zich afvragen of zo een oordeel rechtvaardig
kan zijn. In de Amerikaanse senaat wraakte men ooit een kandidaat minister van
justitie omdat ze ooit een hulpje in de huishouding zou hebben gehad waarbij
met de betalingen en de fiscale verplichtingen de hand was gelicht. Op zich is
dat geen wonder. Maar tegelijk is duidelijk dat politici ooit jong waren, ooit
een eigen profiel zochten en niet altijd als ideale schoonzoon of oppassende
dochter door het leven zijn gegaan.
Maar het onderzoek, waarover
men verder helaas niet sprak, kan wel nuttig zijn om na te gaan of de minister
in hope weet waar het op aan komt. Het punt is dat beleid vandaag noodzakelijk
geacht wordt als een vorm van actie en ondernemingsdrang. Afzien van beleid
omdat iets goed functioneert, blijkt geen optie. Duidelijker kan men hier niet
het belang van Paul Frissen’s visie op de fatale staat terug aan de orde zien
komen. Politici moeten voor de verkiezingen alles willen veranderen, liefst zo
dat mensen er hun directe belang in terugvinden. Maar dat directe belang dienen
kan vrij vlug ontaarden in beleidsopties die andere gevolgen hebben dan de
politicus en zijn publiek voor ogen hebben staan. Paul Frissen geeft aan dat
politici goed moeten volgen hoe het verder gaat met hun beleid en vooral durven
hun fikken ergens vanaf te houden.
Het voorstel van de CD&V
ten onzent om kindjes van 3 aan de leerplicht – dus niet schoolplicht – te
onderwerpen, heeft als doelstelling dat kinderen vlug genoeg gevolgd en
eventueel gelabeld kunnen worden met als grote einddoel mislukkingen van
kinderen te voorkomen. Men begrijpt dat hier heel wat op af te dingen valt. Om
maar iets te zeggen: was Brel of was Ramses Shaffy zo mislopen? Niet dus, maar
hun onderwijsloopbaan was niet echt voorbeeldig.
De Franse politicus werd erop
aangesproken dat hij manifesteerde tegen “le Mariage pour tous”, het
homohuwelijk dus. Hij vindt dat dit niet kan, zonder dat hij het recht van
homo’s en lesbiennes ontzegt om samen te leven. Hij heeft ook problemen met het
feit dat Franse vrouwen naar België mogen komen voor IVF- en andere
vruchtbaarheidsbehandelingen te krijgen, terwijl men het in Frankrijk verbiedt.
Alleen wat de gelijke toegang tot deze technologie aangaat is dat niet enkel
ontoelaatbaar, want men moet geld hebben om in België te verblijven. Maar er is
meer, men laat iets toe dat men in eigen land niet toelaat… Nu, wat
toepassingen van IVF aangaat, ook ik acht dit een belangwekkende vooruitgang,
maar het is aan artsen en mensen die erom vragen om na te gaan of dit een
adequate oplossing voor de kinderwens is. Want men moet misschien toch nagaan
of het recht op geluk impliceert dat men onverkort recht op kinderen heeft? Het
is een kwestie die men alleen in casu goed kan bespreken en eventueel
beoordelen. Principiële uitspraken kunnen ertoe leiden dat mensen hoe dan ook botsen
op talloze hindernissen in hun pursuit of happiness.
Het homohuwelijk vindt in de
ogen van Laurent Wauquiez geen genade en hij zal als burgemeester ook geen
koppels van twee mannen of twee vrouwen in het huwelijk verbinden, maar hij
zorgt er wel voor dat er een schepen, een adjoint au maire is, die daar geen
bezwaren tegen heeft. Toch werd hij zwaar aangepakt toen hij stelde dat hij die
wet eventueel alsnog zou trachten terug te schroeven. Er was een redelijk
argument, want nu er eenmaal homokoppels wettelijk zijn erkent, kan men die
verbintenis niet meer ongedaan maken van overheidswege. En men kan wat men deze
mensen heeft toegestaan, aan nieuwe koppels die dit huwelijk verlangen, de
toegang niet ontzeggen, de wettelijke sanctionering niet meer gunnen. Eens het
recht verkregen… En toch is het van belang dat de man durfde in te gaan tegen
de gedachte dat deze of eender welke wet niet opnieuw tegen het licht gehouden
mag worden en geamendeerd of opgegeven. Zelf denk ik dat dit het homohuwelijk
inderdaad niet meer teruggeschroefd kan worden, maar wel ben ik het met
Wauquiez eens dat men dat hoe dan ook altijd moet kunnen overwegen… Alleen, men
zal wel begrijpen dat de burger rechtszekerheid wil en continuïteit van beleid
en voorspelbaarheid. Maar als wet- en regelgeving te veel negatieve ongewenste
bijwerkingen heeft dan moet dat opnieuw overwogen kunnen worden. Het probleem,
aldus Wauquiez was dat de periode waarin hij in het parlement zat of minister
was, het beleid gevoerd werd volgens een andere logica dan wat men verteld
heeft bij de verkiezingen.
Nu weten we dat Frankrijk in
verband met onderwijs een groot probleem heeft wat de kwaliteit betreft en wat
de sociale mobiliteit doorheen het onderwijs aangaat. In theorie is het systeem
van nationale examens een mogelijkheid voor jongeren om waar ze ook vandaag
komen toegang te krijgen tot de beste hogescholen. Nu, alleen al die idee van
een hiërarchische ordening van scholen en zeker universiteiten, conservatoria
moet de rationele toeschouwer wel tegen de borst stoten. Waarom zou de
universiteit van Boulogne sur mer vanzelfsprekend minder goed zijn dan Lille III
of uiteraard de Sorbonne. Maar de docenten voelen het zelf ook zo aan, kunnen
niet altijd met hun studenten aan de slag. Bedenken we intussen dat in 1930 Albert
Camus, tbc-patiënt en zoon van een arme oorlogsweduwe – en in dat geval was er
geen sprake van die afkomst te verheerlijken, want haar man stierf in 1914 en
blijkbaar kreeg zij geen behoorlijk weduwenpensioen – want arm waren ze ten
huize Albert Camus. Hij was niet alleen, alleen, natuurlijk niet iedereen
krijgt de Nobelprijs of raakt gebrouilleerd met Jean-Paul Sartre op grond van
aperte meningsverschillen. Maar het onderwijs in Frankrijk, Nederland is kapot
hervormd geworden, waarbij men vanwege de bureaucraten in Parijs,
respectievelijk Den Haag blind was en bleef voor onbedoelde neveneffecten. In
Vlaanderen wil men nu aan benchmarking doen. Met onderwijssystemen die nagenoeg
niet bij machte zijn individuele leerlingen te emanciperen en de sociale
mobiliteit te organiseren. Mooie vergelijking. En schadelijk voor de leerlingen
in Vlaanderen.
Moeten we het hebben over de
vraag of leerlingen met vier dagen onderwijs genoeg hebben, of dat kleintjes
van dertien een aantal springuren mogen hebben? Disciplinering? Een vies woord,
verwijzend naar Foucault, maar ik denk dat niet iedereen Foucault goed begrepen
heeft en op zijn minst zal Ad Verbrugge dat beamen. Maar toch, men heeft
disciplinering lang gezien als iets dat vermeden moet worden. In het Franse
onderwijs experimenteert men met leerkrachten die elke tien minuten iets nieuws
aanvatten, of het nu om wiskunde of aardrijkskunde gaat. Het rustige adstrueren
van te kennen leerstof is niet meer van de tijd, want, schitterend argument, de
jongeren doen op het internet niet anders dan voortdurend schakelen. Maar is
het niet van belang dat jongeren hoe dan ook leren zich lang met iets van
belang in te laten? En als dat buiten hun leefwereld zou liggen, kunnen ze dan
die leefwereld niet uitbreiden? Jongeren zijn best wel nieuwsgierig, maar net
de media zorgen er vandaag wel eens voor dat hun interesse niet wordt gevoed.
Hoe zat het met de ontdekking van de wereld? Van Willem van Rubroek over Marco
Polo en Vasco da Gamma tot Captain Cook? Sommige onderwijzers vertellen erover,
maar velen zien er het nut niet van in, terwijl die vele, soms dolle avonturen
best wel instructief kunnen zijn. Het punt is dat men van het onderwijs een
perfect afgeregelde machine wil maken, maar dat sommigen menen dat onnuttige
kennis niet moet bijgebracht worden. De kost van deze benadering is wel zo
duidelijk: kinderen leren niet zelf vragen te stellen, onderwijzers en
leerkrachten kunnen weinig enthousiasme opwekken en schoolmoeheid slaat toe.
Spreken over Simon Stevin? Over de ontwikkeling van de computer? Over de
schoonheid van taal en van kunsten? Allemaal niet van node.
Wauquiez presenteerde zich als
een conservatief, die vond dat bepaalde beleidsdaden misschien niet ten goede
komen aan de samenleving noch aan mensen. De reacties van Natacha Polony op de
uitspraken van Laurent Wauquiez, die zo te zien elkaar niet ontlopen, waren een
beetje een slag in het water omdat ze hem precies op het vlak van onderwijs
enkele zaken voor de voeten had kunnen werpen. Maar ten gronde was er niemand
die de fundamentele weeffouten in het Franse onderwijs maar even goed in de
politiek durfde te belichten tenzij net Wauquiez en die kwam nog het verste
toen hij zegde dat de Franse middenklasse zich verweesd voelt, dat de
minimumlonen te laag uitpakken om mensen aan het werk te zetten en dat de
belastingen te hoog zijn, maar ook hij kon niet beginnen over de vraag met welk
discours de politicus anno 2013 het publiek, de middenklasse maar ook de mensen
in de nieuwe stadswijken, vroeger sprak men van de HLM’s, woningen met minimum
huurprijs. Men voelt aan dat er iets aan de hand is, namelijk dat men een
systeem van alles of niets heeft ingevoerd, terwijl men met goede barema’s en aangepaste
tegemoetkomingen wel degelijk meer mensen de kans geven hun lot te verbeteren,
hun geluk na te streven, maar tegelijk mensen niet voor het nemen van risico’s
bestraft.
De parabel van de verloren
zoon speelt plots op, maar in een gelaïciseerd land als Frankrijk klinkt dat
vreemd en toch: wie zich aan drugs of aan andere roesmiddelen verliest, zal
vaker een tweede kans krijgen dan een ondernemer die het niet meer kan bolwerken
en ten onder gaan. De samenlevingen in Europa worstelen met de wijze waarop men
uitdrukking kan geven aan humanisme, humanitaire hulp aan mensen in nood en met
een zekere (Angelsaksische) hardvochtigheid. Tiens, Theodore Dalrymple, die al jaren
in Frankrijk woont, sinds hij zijn gevangenen en armoedige wijken in Birmingham
achter zich liet, schrijft erover hoe in het UK gevangenen door het systeem een
vrij behoorlijke opvang krijgen, maar eens buiten nauwelijks kansen om uit de
misdaad te blijven, zelfs al zou men tot het inzicht gekomen zijn dat de
misdaad niet loont.
De grote vraag die mij sinds
het volgen van het debat bezig houdt is, u kent ze, waarom doen we/ze het,
spreken over politiek, politiek bedrijven en telkens merken dat “de mensen” er
geen eieren van willen, van de politieke boeren? Op die vraag kon Laurent
Wauquiez naar mijn inzicht niet afdoende ingaan. Het gaat om meer dan om
retoriek, of liever, het gaat allicht om het veranderen van stijl en van
benadering, althans, zo begreep ik zijn optreden. Niet teveel beloven, mensen
ook geen fata morgana’s voorspiegelen, maar wat men belooft te zullen doen, ook
te doen. Maar misschien moeten journalisten ook beter onderzoeken of bepaalde
voorstellen wel de beoogde effecten behalen, zodat politici iets langer
nadenken voor ze den volke kond doen dat ze anders zullen zijn dan de
traditionele politiek. Naderhand blijkt de ontgoocheling groter. Men kan wel
aandragen dat men niet per se op elke slak zout zal leggen en wat goed is alle
kansen zal geven. Of men kan voorstellen dat men in de
vennootschapsbelastingen, zeker voor de kleinere vennootschappen niet meer elke
trimester nieuwe regels zal opleggen om de begrotingen te laten kloppen. Iemand
betaald te prijs en vaak zijn het de werkzoekenden.
Politiek bedrijven, waarom?
Omdat men begaan is met mensen, met de samenleving. Het is geen job als een
ander. Ik stel me nog altijd vragen of het gedoe rond de
uittredingsvergoedingen in ons land echt wel zo nefast en graaizuchtig
uitpakken als men wel zegt. Kijken we beter toe, dan verwachten we van politici
dat zij zelfstandig hun oordeel kunnen vellen over concreet beleid maar ook
over de koers die een partij, een regering uitzet. Is men het er als
parlementslid niet meer mee eens en ondervindt men dat de eigen partij de
beloften niet meer nakomt, die ze zichzelf en de kiezer had voorgehouden, dan
zal men dat wel proberen bij te sturen, maar blijkt men telkens weer overruled
door de fractieleider, dan kan een moment aanbreken dat men zichzelf alleen nog
in de spiegel kan aankijken als men breekt, met de regering, de eigen fractie.
Nu kon men dat doen omdat men een paar jaar kon rekenen op een uittredingsvergoeding.
Nu men die voor vrijwillig vertrek onmogelijk maakt kan iemand die het
fundamenteel oneens is met de partijlijn en/of de regering, maar intussen al 10
jaar of meer volksvertegenwoordiger is en niet een eenmansfractie wil vormen –
overlopen naar een andere partij zonder tussenstation is toch echt niet netjes –
dan kan die niet zeggen te stoppen met het mandaat. Zo wordt de macht van de
partij over personeel, sorry, personen nog groter. Het lijkt mij dat Laurent
Wauquiez, vanuit zijn ervaringen net naar dit soort regelingen verwees: de
politiek is te zeer verbonden met regels, met procedures waarvan men de
perverse neveneffecten wel ziet maar niet aanpakt. Dat versterkt de
ongeloofwaardigheid van de politiek. Nu zag men gelukkig nog niet zo lang
geleden dat regeringsleiders de steun van hun meerderheid kunnen verliezen,
zoals Cameron over militair ingrijpen in Syrië mocht ervaren.
Het politieke debat zal rustig
voortkabbelen, maar de pijnen en kwaaltjes van de democratische staatsordening
en het functioneren van macht en instituties is er niet mee gebaat. Misschien
klopt het toch, dat we in Europa als burgers, ongeacht de werkzaamheid in de
politiek de wezenlijke discussie moeten voeren wat we onder verantwoording en
wat we onder pluralisme in de wil van het volk begrijpen. Anders blijven
populisten de kluit belazeren en dat moet men niet willen. Maar dat gaat niet
als journalisten alle politiek zien als een professionele bezigheid, een job
als alle andere, want dat is het niet. Professionalisering van de politiek
leidt tot verambtelijking van kamerwerkzaamheden en bedrijfsblindheid. Laat het
nu net dat zijn dat we gisteren in “On n’est pas couché” te horen kregen van
Laurent Wauquiez: dat politici zichzelf niet meer kunnen voorliegen dat ze den
volke bij de neus mogen nemen en om de tuin mogen leiden.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten