Moed tot zelfkritiek bij Thomas Mann

Recensie

Liefde zonder geloof
Hoe Thomas Mann afstand nam van Wagner

Margreet den Buurman, Thomas Mann en Wagner. Zoete omhelzing van het kwaad. Uitgeverij Aspekt 2013. 163 (met index). Prijs: 19,95 €

Nu we zien hoe artistieke helden van deze tijd, zoals Amy Winehouse ons ontvallen, wat bij het publiek heel heftige reacties oproept, valt het op dat die figuren zelden zo een controversiële positie innemen als Richard Wagner. Zelf heb ik altijd enig voorbehoud gehad bij Wagner, omdat ons dat werd ingelepeld nog voor we iets van Wagner echt gehoord hadden. Wel hoorden we op zondagmiddag na den eten wel eens stukken uit de Ring of uit die Meistersinger von Nurnberg, de Walkürerit ook natuurlijk, maar echt goed kenden we het niet. Via de media kwam er wel eens een of andere discussie aan de orde en het overlijden van Winifred Wagner in 1980 zorgde wel voor enige stennis in de krant, maar verder? Pas toen ik in de Opera te Antwerpen Parcifal had gezien en later ook nog eens Tristan und Isolde, begon ik er iets van te snappen. Vond ik Parcifal mooi? Heel moeilijk te zeggen, denk ik. Maar de lectuur van Karel van de Woestijne in zijn stukken voor de Nieuwe Rotterdamsche courant over de grote aandacht die Wagner toen kreeg, bracht me bij aspecten van de Wagnerverering die me vooral kon verbazen. Zeker ben ik het niet, maar ik dacht dat Jan Albert Goris, bekend als de schrijver Marnix Gijsen er in “Klaaglied om Agnes” en “De man van overmorgen” aan refereerden. Of men nog spreekt van Marnix Gijsen? Ach, ik heb zijn boeken graag gelezen, al dateren ze uit een andere tijd, zoals “Het boek van Joachim van Babylon” of “Telemachus in het dorp”, maar van dat laatste boek ben ik meer vergeten. Tijd voor een heruitgave?

Om kort te gaan, ook in Vlaanderen bestond en er bestaat een behoorlijk publiek voor het werk van Wagner, zijn er zelfs die de Hadj, sorry, de pelgrimage naar de groene heuvel hebben gemaakt. Ooit was ik er in de buurt en kon ik het niet laten de plaats van herinnering te bezoeken, maar (gelukkig) was de opera voor renovatiewerken gesloten. Gelukkig? Omdat ik denk niet geheel immuun te zijn voor de hele sfeer rond Wagner. Maar waarom zou dat zo erg zijn. Thomas Mann was op zijn 18de verjaardag, in 1899, helemaal onderste boven van Lohengrin, maar, zo lezen we in de studie van Margreet den Buurman, begon zijn verwerking en overdenken.  In 1909, 1911 begon hij, lang voor Wagner door de nazi’s geïncorporeerd werd, met steun van de Wagners zelf, vragen te stellen bij de inzichten van Wagner. Thomas Mann, aldus Margreet den Buurman, zou al vlug een onderscheid maken tussen de componist, lyricus Wagner en de man in de wereld.

Om een en ander duidelijk te maken verzorgt de auteur, Margreet den Buurman een overzicht van het leven en werken van Richard Wagner en diens nazaten, waarbij zij vooral zijn maatschappelijke handelen onder de loep neemt. Zijn essay uit 1850, “Das Judentum in der Musik” was een scherpe aanklacht tegen het succes van de Joodse musici en in  het algemeen de invloed van de Joodse cultuur op het Westen. Zelf heb ik de tekst niet gelezen, maar de weergalm ervan klonk door tot bij ons.

Men mag daarbij niet vergeten dat Wagner net voordien betrokken was bij de revolutionaire beweging van 1848 en dat hij in Dresden compagnon de route was van Bakoenin. Die revolutie van 1848 die ertoe leidde dat er in Frankfurt voor het eerst een Duits parlement samenkwam, heeft de Duitse geschiedenis verder zeer sterk bepaald, al was het maar omdat het mislukken ervan aanleiding blijkt te zijn geweest voor een unpolitische houding van de burgers, die zich vervolgens op de Bildung en de Kultur zijn gaan richten. In het verlengde daarvan was het voor Otto von Bismarck duidelijk dat men voor een ambtenarenstaat diende te gaan, waarbij men politieke tegenkrachten, de Katholieken én de socialisten best helemaal kon uitschakelen. Het mag duidelijk zijn dat deze situatie ook voor Thomas Mann van betekenis is geweest. Voor Wagner zelf betekende het neerslaan van de opstand in Dresden dat hij diende te vluchten en hij zocht en vond onderdak in Zurich bij de Zwitserse brouwer Wesendonck en diens eega. De Frankfurter Nationalversammlung was poging om van onderuit Duitsland een te maken en op te bouwen. Maar het werd de Juncker Otto von Bismarck die daarin slaagde, meer dan 20 jaar later.  

Een ander element in het verhaal van Richard Wagner zelf dat de auteur van dit onderzoek naar de houding van Mann ten aanzien van Wagner zijn de vele vrouwengeschiedenissen, het huwelijk met Cosima Liszt die eerst gehuwd was geweest met Hans von Bülow en vervolgens de minnares en echtgenote werd van Wagner. Maar ook haar invloed op de nalatenschap van Wagner was bij haar in bijzondere handen: zij droeg ertoe bij dat die nalatenschap zeer gestuurd, opgesmukt werd en alle minder fraaie kanten verdwenen. Ook Nietzsche, met wie de Wagners enige jaren op goede voet stonden, zou dat postume lot ondergaan, maar in zijn geval was het de zus die zaken voortvarend ter hand nam. Nu, Nietzsche en Wagner was ook al een verhaal van beate aanbidding van de jonge Bazelse prof voor de maestro die naderhand in intense haat verkeerde. Het verraad van Bayreuth? Net wat u zegt.

En dan moeten we nog de moeilijke verhouding met Ludwig II van Beieren, de koning die finaal door zijn hof en de burgers van Beieren terzijde zou worden geschoven omwille van zijn uitgavenpatroon. Exorbitant is misschien nog een understatement, maar vooral zijn isolatie van de buitenwereld, zelfgekozen isolement maakte hem onmogelijk als vorst. Wagner had enige tijd grote invloed op de jonge koning van Beieren, maar uiteindelijk kwam het ook daar tot een brouille.

De geschiedenis van Bayreuth, de vele activiteiten om de inkomsten te verzekeren, de megalomanie van Wagner, vooral lijkt het wat betreft zijn woonhuis, Wahnfried, daar waar de wanen rust vonden, ook weer een waanvoorstelling. Het is overigens alles wel  bekend, maar niet altijd voldoende in relatie tot elkaar gebracht. Margreet den Buurman besteedt hier wel aandacht aan. Zo ook aan het postume leven van Richard Wagner en de geschiedenis van de clan, die bijna lijkt op het leven van de goden rond Wodan of anders kan men er een soap in herkennen. Twee sterke vrouwen spelen hierbij een opmerkelijke rol, Cosima Wagner en niet minder belangrijk Winifred Wagner-Wiliams, geboren in het UK, gedurende enkele jaren levend in een weeshuis om uiteindelijk in een gezin van oudere mensen in de buurt van Berlijn opgenomen te worden; de naam zou dus zijn Winifred Wagner-Klindsworth. Daar werden haar antisemitisme en Duitse Nationalisme aangescherpt. Met achttien jaar was ze een frisse meid, die een 46 jaar oude vrijgezel, Siegfried Wagner huwde, met wie ze dan haar kinderen kreeg, Wieland (1917), Friedelind (1918), Wolfgang (1919) en in 1920 Verena.

Eerst gaf Cosima zich veel moeite de positie van Wagner als grootmeester, maar ook als politiek orakel te presenteren, vervolgens was het de beurt aan Siegfried, die was opgeleid om ook als musicus zijn eigen naam te kunnen maken, maar het was alweer een niet Duitse die hier haar invloed zou laten gelden. Men mag in dat kader niet vergeten dat een van opmerkelijkste bronnen voor het vehemente Duitse nationalisme ook van een buitenstaander kwam, de Brit Houston Stewart Chamberlain die met zijn boek “Die Grundlagen des 19. Jahrhunderts”, waarin op de evolutietheorie van Darwin een racistisch discours ente, waarbij de Ariërs aan de top van de menselijke soort kwamen te staan. Zowel Wilhelm II als Hitler haalden heel wat inspiratie uit dat boek. Chamberlain zou overigens nagenoeg helemaal verduitsen en vooral met Cosima op goede voet komen te staan.

Siegfried en Winifred zouden al vrij snel de partij van Hitler ondersteunen en Hitler op Wahnfried ontvangen. Maar blijkbaar was het vooral Winifred, die in 1930, 33 jaar oud weduwe was geworden, met Hitler een vriendschapsband ontwikkelde. In 1940 zou die band meer dan verwateren. Maar bij de denazificatieprocessen in Duitsland zou zij beweren dat haar omgang met Hitler vooral vriendschappelijk en geenszins politieke banden had gehad, maar uit alles bleek dat Winifred wel degelijk zowel de visie van Richard Wagner en van Houston Stewart Chamberlain deelde. Dat zij dus ook, zoals Siegfried lid werd van de NSDAP en dat in 1926 mag men haar aanrekenen als een vorm van vroeg enthousiasme. Volgens den Buurman was zij in hogere mate enthousiast dan Siegfried maar toch, er was enthousiasme voor de Bierkeller Putsch in München in 1923 en naderhand kon Hitler zich als oom tot de kinderen verhouden.

Moeten we nu zeggen dat alleen Friedelind zich zou gaan verzetten? Of zou het zo wezen dat zelfs in die familie iemand ertoe komen kon licht op de gang van zaken te werpen. Men kan ook nog een andere benadering naar voor schuiven: Friedelind vertrok via Zwitserland naar het UK en vandaar naar de VSA, waar ze nog eens de zaken uit de doeken deed over Bayreuth. Men kan hier een zekere ironie in zien, want zij doet het omgekeerde van Christian Buddenbrook, die al te zeer met zichzelf bezig was geweest en de zaken niet belangwekkend genoeg vond. Maar het laat onverlet dat al voor WO I, de zaken voor Thomas Mann eindelijk al duidelijk waren. In die zin blijft zijn essay “Betrachtungen eines Unpolitischen” merkwaardig en voor ons minder overbodig dan hij zelf bedacht had. De kwestie behelst namelijk de problematische bejegening van het politieke in Duitsland, maar men kan het boek maar waarderen als men het betrekt bij het verdere oeuvre van Mann en diens keuzes, intieme overtuigingen en publieke uitspraken.

Wagner was voor Thomas de eerste gids naar de opera en de klassieke muziek en zou ook zijn schrijven beïnvloeden, daar was Thomas Mann zich afdoende van bewust. Lohengrin had hem gepakt, zoals dat heet, maar reeds 10 jaar later vond hij de bedoening in en om villa Wahnfried onvoorstelbaar en zelfs te laken. Margreet den Buurman merkt op doorheen haar relaas van de geschiedenis van de Wagner-clan, hoe eerst Wagner zelf als mens en als opiniemaker vaak op de voorgrond trad, maar hij zou van een anarchistische positie in 1848 geleidelijk evolueren naar een nagenoeg onbenoembare houding tegenover de samenleving. Als ik de auteur goed begrijp, was het er om te doen, voor Thomas Mann dat hij het niet artistieke optreden van Wagner maar beunhazerij vond. Het interessante punt van dit boek is dan ook dat het perfect mogelijk is voor iemand om verslingerd te zijn aan een oeuvre en te begrijpen dat de maker ervan er misschien wel bedenkelijke visie op na hield. Den Buurman schrijft overigens dat zowel Heinrich als Thomas Mann in het begin van hun schrijversloopbaan bij een nationalistisch tijdschrift actief waren dat over Joden en de grootsheid van Duitsland geen twijfel liet bestaan: Das Zwantigste Jarhhundert, Blätter für deutsche Art und Wohlfart. Die werkzaamheid duurde niet zo lang en nog eens, het antisemitisme was geen privilegie van nationalisten en rechts, maar hoe dan ook, de broers Mann bleven niet steken in die sferen, maar ontpopten zich tot humanisten die dat Duitslandgevoel van zich af wisten te schudden, maar tegelijk, zoals de auteur laat zien van Duitsland zelf nog altijd geen afkomst kunnen nemen. Alleen, zoals Britta Böhler schrijft, voor Thomas deed zich een vraag voor: kon hij nog Duitsland hoogachten, na de machtsgreep, hoe democratisch ook gelegitimeerd – maar daar valt op af te dingen – en hoe zichzelf tot Duitsland te verhouden, het Duitsland van dichters en denkers, musici en wetenschappers?

Het antwoord luidde “Liebe ohne Glauben”, wat mij tegelijk wel aansprak en toch, merkwaardig genoeg enigszins ongerust maakt. Het spreekt aan omdat het de ruimte schept voor distantie, afstandelijkheid, zonder de betrokkenheid onmogelijk te maken. Omgekeerd zegt Mann natuurlijk: ik hou van De Ring, maar niet van de maker. En daar schuilt wat mij betreft wel nog steeds een probleem. Nu lees ikzelf graag Thomas Mann, maar heb ik mij behalve met de Betrachtungen vooral met zijn romans en novelles ingelaten. Zijn essays, vond ik, leken mij minder aansprekend, maar net de bemoeienissen met Wagner maken me nu duidelijk dat hij werkelijk ook daar betrachtte zijn denken helder over te brengen. De afstand die ik hield is, denk ik, er ook aan gelegen dat die essays niet zo vaak op de voorgrond kwamen, maar ook omdat ik de gedachtengang van Mann niet altijd kon volgen. De eruditie die in de romans aan de orde komt, zoals in Lotte in Weimar of “De uitverkorene” was zowel wat de inventie als wat de uitwerking betrof, best uitdagend. Dr. Faustus blijft hangen als het boek waarin het individuele leven zich verliest in een maniakaal werken aan een nieuwe, absoluut moderne muziek, maar ook een ideeëngeschiedenis in Duitsland aan de orde stelt. Margreet den Buurman legt uit dat in de romans altijd weer meespeelt dat Thomas Mann zich buigt over de vraag wat men kan doen: nuchter, zakelijk in het leven staan en altijd weer de onvoldaanheid van het gewone en normale te ervaren? Of liever toch betrokken, maar filosofisch, bevlogen en zich dan verliezen in die chimaeren die men ziet verschijnen, aan het eind waarvan de ontijdige dood kan volgen. De uitverkorene nu laat zien dat men via dat extreme ook tot iets kan komen dat zeer menselijk is, of liever het menselijke handelen vorm kan geven. Helaas wordt over die roman nu net veel minder gezegd en soms heb ik de indruk dat men die als een Spielerei zonder verdere betekenis ziet. Juist daarom evenwel, omdat het vanzelfsprekend om een intellectuele grap lijkt te gaan, lijkt het haast een antwoord op de suggestie die den Buurman ons aanreikt. De nuchterheid en het gewone zijn ver te zoeken en de hoofdfiguur beleeft onvoorstelbare avonturen, dat wil zeggen, er gebeurt zeventien jaar niets, levend op een rots in een meer en aan het einde kan men in hem geen menselijke vormen meer erkennen. Hij is verschrompeld tot een mormeldier, prachtig woord, maar plots, na menselijk voedsel te hebben ontvangen, wordt hij opnieuw mens… en zelfs paus. De geest van de vertelling? kan ik echt wel waarderen.

Thomas Mann roept dus ook vragen op, bij velen omwille van zijn hypocrisie, in zijn dagboeken, waar hij zijn (geheime) bezoekingen en verleidingen, waarvan Tadzio in Venetië een expliciete verschijning vormt – wat voor mij reden is aan te nemen dat Mann er minder heimelijk over deed, dan men aannam en aanneemt; maar wat merkwaardig is en Margreet den Buurman aan de orde stelt is, dat Mann na een relatie met een vriend, Paul… zich van de homoseksualiteit trachtte af te keren, trouwde met Katja Pringsheim, – dochter van een bankier die zelf een Wagneriaan was en wiens vader zich bekeerd had – maar, wat misschien zeker zo belangrijk was, aldus de auteur, dat Mann na zijn relatie ging voor een geordend bestaan, iets waar ook Britta Böhler op wees. Het is maar de vraag of de discipline die hij verkoos ook niet een voorwaarde voor zijn werkzaamheid. Margreet den Buurman lijkt deze visie te steunen. Overigens weten we dat zijn kinderen voor het bohemienbestaan kozen, waarbij opgemerkt kan worden, dat Mann Erica geholpen heeft of zelfs teksten geleverd heeft voor haar cabaret.

De geschiedenis van Mann’s uiteenzettingen over Wagner laat zien dat mensen eigen visies ontwikkelen nadat het eerste enthousiasme is bekoeld. De ontwikkelingsgang beschrijft den Buurman ook aan de hand van de werken van Mann, waarin het praktische, nuchtere leven en het meer filosofische, minder gebonden aan normen leven om voorrang strijden. We kennen het verhaal van Klaus Mann, die zich met Exil-literatuur bezig hield in Amsterdam, maar ook Thomas Mann zelf heeft in Zurich daaraan zijn bijdrage geleverd. De discussie over de grote redevoering van 1933, die hem door de Nazi’s zwaar aangerekend betrof precies de redenen, waarom Wagner als theoreticus, of beter, als opiniemaker voor Mann en voor wie er vatbaar voor was – is? – niet kon. Nu heeft Mann het antisemitisme niet echt te berde gebracht, maar meende wel dat Wagner zeer ondankbaar was tegenover de Joodse inbreng in de Europese cultuur. Zelfs vandaag is deze gedachte voor velen vreemd, of liever, velen lijken niet te zien dat de joodse bron in West-Europa steeds verder opdroogt.

Thomas Mann hield dus een rede, in München, later in Amsterdam, Brussel en Parijs, waarna hij vakantie viert in Arosa, Zwitserland. Maar pas in 1949 zal hij opnieuw Duitsland bezoeken. Twee elementen in de rede waren voor de Volkischer Beobachter aanstootgevend: 1°) Mann noemt Wagner een revolutionair, een Kulturbolsjewist; 2°) hij stelde vast dat Wagner nieuwe psychologische inzichten verwerkte, naast de ontdekking van Schopenhauer. Of Wagner het werk van Freud gekend heeft? Dat kan m.i. moeilijk, want Wagner stierf in 1883 en Freud begon pas met zijn werken in 1882. Maar de geest van de negentiende eeuw liet al zien dat velen de menselijke geest anders gingen interpreteren dan voordien het geval was geweest, net omdat het individuele leven andere vormen aannam in de nieuwe tijd. Een derde element dat Wagner volgens Mann kenschetste, was zijn dilettante neiging alles uitputtend te willen behandelen. Ook Hitler was een dilettant, maar Mann zelf was vrij vroeg van  het gymnasium afgegaan. Beide waren dus niet anders dan Wagner, maar hij, Mann, had van Goethe begrepen hoe Wagner, de factotum van Faust kon verschillen: de ene had het overzicht, Faust dus, de andere verloor zich in het opstapelen van feiten.

Voor ons biedt Thomas Mann de mogelijkheid te begrijpen wat er werkelijk schortte aan het Nazisme, bovenop het virulente antisemitisme en de Holocaust: hij was ervan overtuigd dat ook het Nazisme tot een “Gesamtkunstwerk” wilde uitgroeien, een totalitaire samenleving dus. Ondanks zijn hanteren van de oude Germaanse mythen was Wagner bovenal een wegbereider van het absoluut moderne. Dat is dan (ook) mijn interpretatie, want op dit punt schiet den Buurman enigszins tekort: Freud was nog niet actief toen Wagner zijn cocnept van het Gesamtkunstwerk formuleerde. Wel kon Thomas Mann bij Wagner aspecten van het denken van Freud onderkennen, wat de genialiteit van Wagner versterkt. Alleen moet men beseffen dat in het werk van Arthur Schopenhauer – wiens filosofie in “De Buddenbrooks” al een rol speelde – inderdaad kunstenaars en voor velen die verloren liepen in de industriële revolutie uitweg voor het onbegrip aangeboden kregen.

Ben ik dan ontgoocheld over dit boek? Integendeel, omdat het wel een discussie kan beslechten over de positie van Thomas Mann tegenover het Derde Rijk en tegenover Wagner, maar meer nog en van groter belang voor onze tijd, biedt het de mogelijkheid te begrijpen dat gemakzuchtige aannames door omstandigheden overhoop gegooid kunnen worden, wat leidt tot nieuwe inzichten, vooral dan over het feit dat humanisme maar kan overleven als men de ruimte laat aan mensen om hun eigen inbreng te hebben. Dat Mann het Gesamtkunstwerk, waar Wagner voor tekende afwijst, blijft dan ook verbazen, maar maakt duidelijk dat hiermee ook een kritiek op de moderniteit aan de orde kwam. In Dokter Faustus zou dat thema overigens verdere uitwerking krijgen.

Margreet den Buurman laat tot slot nog zien hoe de geschiedenis van de Wagnerclan er een is van Furiën en machtsstreven zonder grenzen. De telkens weer oplaaiende strijd om de macht in Bayreuth, waarbij nu ook de Duitse regering betrokken is, omdat zij een belang kreeg in het netwerk van stichtingen en vennootschappen die de erfenis levendig dienden en dienen te houden. Dat Na Friedelind ook Gottfried uiteindelijk de Wagnerclan liet voor wat ze was, omwille van de intense banden tussen Winifred en de Nazi’s, laat zien, ook hier dat niet iedereen zomaar de erfenis kon of kan aanvaarden. Dat zelfs Thomas Mann een moment aangezocht werd om beheerder te worden van een nieuwe constructie om het Festspielhaus te leiden als ere-ambt, bracht hem weer opnieuw in verlegenheid, want moest hij de smoezelige geschiedenis dan sanctioneren?

Wie dus spreekt over de geschiedenis van de jaren 1930 kan niet volstaan met alleen de donkere, ontmenselijkende kanten ervan te bekijken. De tegenkrachten waren er ook. Thomas Mann, diens broer en kinderen hadden elk hun eigen invulling, maar van Hitler, de NSDAP en dus ook Wagner als politicus wilde men niets weten. Meer valt er niet over te zeggen, zo lijkt het, maar het is bijzonder dat veel dat Margreet den Buurman aan de orde stelt: 80 jaar geleden hield een man een redevoering die voor hem het einde van zijn gewone leven betekende, die de opgang van de vijand, Hitler en de verstrengeling van de man met Bayreuth niet kon tegenhouden of stoppen. Maar wie beweren wil dat deze handeling van Mann niets om het lijf heeft, vergeet dat ook vandaag de neiging bestaat alleen zinvol te vinden wat resultaat oplevert, nuttig blijkt. Maar het is niet het nut dat de graankoopman ziet, denk ik, maar wel iemand aan de top brengt. Behalve dat het er eenzaam kan zijn, kan het zo te zien ook tot onvergeeflijke vergissingen leiden. Thomas Mann kende het antisemitisme van Richard Wagner, maar hij vond vooral zijn visie op mens en samenleving gevaarlijk. De Wagners raakten ook nog eens verslingerd aan Houston Stewart Chamberlain, waarmee de verdere optuiging van het schip haar beslag kreeg. De vriendschap van Winifred met Hitler had de ondergang kunnen betekenen. Mann vond ook dan nog dat de muziek behouden diende te worden, maar hem, Richard Wagner geloven, dat kon voor hem niet meer.  Maar wat is “Liebe ohne Glauben”? Kan dat ueberhaupt? Het is een vraag waar ik nog niet klaar mee ben, omdat het voor elk een de grond voor eigen keuzes kan bepalen, maar sommigen blijven liever blind voor de argumenten die tot kritiek zouden moeten leiden. Verre van beate verering blijven, lijkt dus de opdracht. Maar misschien moet men toch eerst de diepe aanraking van zo een kunst ervaren hebben. Vandaag is de omgang met kunst er een die ontdaan lijkt van én Liebe én Glauben. Wat dan rest? Alvast geen onbevangen waarderen: zelfs onze waardering voor kunstwerken wordt instrumenteel.

Bart Haers

  

Reacties

  1. Boeiend, Bart. De bijbel spreekt van geloof, hoop en liefde, waarbij liefde het belangrijkst is, wat dat ook in concrete gevallen moge inhouden.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts