Europa onder het juk of de Media?


Lezersbrief

Verbrokkelde dromen en weeffouten

Het Justus Lipsiusgebouw te Brussel bij het Schumanplein
waar de raad van de Staatshoofden en regeringsleiders van
de EU vergaderen. Belangrijker dan Commissie of het
EU-Parlement? Het heet een driehoek te zijn. 
Bart Sturtewagen schrijft dat de Grieken hoe dan ook onder het juk door moeten en vervolgens dat de droom van een vrijwillig toetreden en groeien in samenhang van staten tot wat sommigen de VSE willen noemen, smalend of smachtend, helemaal verzwonden is. Goed, er zitten weeffouten in het verhaal, zowel van de Unie als van de Euro. Het dilemma dat Sturtewagen stelt is machteloze verbrokkeling of brute machtsuitoefening om de eenheid te herstellen. Een mooi tableau, dat mag gezegd, maar het klopt helemaal niet.

De weeffouten die er in het verdrag van Maastricht zaten zijn al deels hersteld, maar de oorzaak van de weeffouten liggen precies in het feit dat de EU zich niet kon veroorloven, denk ik, dat als gevolg van het verdrag de soevereiniteit van de deelnemende lidstaten van de Euro afdoende overgedragen zou worden. Maar ook als dat gebeurd was, vrijwillig, dan nog had men de lidstaten bij de les moeten houden.

Het punt is dat we in het democratische proces een economische connotatie hebben ingebouwd, die ertoe bijdraagt dat oplossingen voor particuliere problemen, van aandeelhouders werden gecollectiviseerd en tegelijk zien we collectieve vraagstukken soms ten onrechte werden geprivatiseerd. Een ander punt is dat we hebben aangenomen dat economisch handelen niet door politieke regelgeving mocht worden ingeperkt en dat bovendien iedereen er wel bij vaart als we in alle domeinen het winstprincipe als basis nemen. Het eenvoudige voorbeeld van dit land waar men in de 19de eeuw de broodprijzen op zeker ogenblik kon laag houden door invoer van graan uit de VSA, Canada, Argentinië of Rusland, want zo kon men ook de lonen laag houden. Er zijn daar wel meer landbouwbedrijven aan ten onder gegaan. De welvaart steeg vanaf de jaren 1880 vrij snel en dat bracht verdere sociale vooruitgang mee, die op zich weer vertaald werd in meer onderwijs voor meer mensen en zo verder. De gepaste politieke besluitvorming is niet neutraal en zeker niet a priori een rem op economische en sociale veranderingen.

Borgen en voorbereiden, daar lijkt het op aan te komen. In concrete gevallen als Griekenland en Spanje moet men de economische basis versterken, want als men goed toekijkt, ziet men dat de Griekse economie nauwelijks uitvoert en wel zeer veel in moet voeren, wat uiteraard op termijn gevolgen kan hebben, zal hebben voor het traject van herstel. Het vraagstuk dat opgelost moet worden blijkt ook te maken hebben met de burgertrouw, met de bereidheid het gehele systeem op poten zetten waarbij men faire en billijke belastingen als een vanzelfsprekendheid aanvaarden kan. Het punt is immers, dat de staat werd gezien als een melkkoe en we danken het aan de heer Eurocommissaris Karel Degucht dat men een koe die droog staat niet kan melken. Het moment waarop Griekenland de verschillende opdrachten kan vervullen is dat het land voldoende meerwaarde produceert en de staat een redelijk deel kan aanwenden voor publieke doelen. Dat is een Grieks hoofdstuk waarover de heer Sturtewagen het niet heeft.

De andere ommissie betreft Europa, want als man van de media moet hij de hand in eigen boezem steken. Sinds 1992 zijn de discussies over Europa steeds meer een zaak van regeringsleiders en staatshoofden geworden, terwijl men vooral de communautaire methode via parlement en commissie zegde voor te staan. Maar daar bovenop hebben regeringsleiders in de onderscheiden landen lang niet altijd voldoende verantwoording afgelegd… aan het parlement en dus aan het publiek. De klachten over soms ver doorgedreven regelgeving blijken onderzocht en men merkt ook wel dat dit de afgelopen jaren tot een redelijker niveau is terug gedraaid. Die regelgeving had verschillende oogmerken, zoals het milieu, de volksgezonheid en de vrijmaking van de markt door het opleggen van producteisen die wel eens het kleinschalige initiatief en het artisanale bedrijf konden aantasten, of regionale gebruiken in gevaar konden brengen. Hiervoor vond men vaak de vreemdste coalities onder lobbyisten. De vrijmaking van de markt heeft op een zeker ogenblik de eigen doelstellingen in gevaar gebracht, maar de politieke besluitvorming kon blijkbaar slechts moeizaam terug geschroefd worden. Het punt is dat dit beleid en de langzame wijzigingen niet voldoende aan het publiek werden doorgegeven door journalisten.

Sinds 2008 hing een zwaard van Damocles boven de hoofden van de beheerders van het muntsysteem. In 2003 hadden de Duitse regering, om andere redenen ook de Franse de tekorten op hun begroting hoger laten oplopen dan drie procent. Voor Duitsland speelde mee dat de integratie van de Ost-Länder doorheen de jaren een redelijk grote hap nam uit het budget en wel eens hogere dan verwachte uitgaven vergde, voor Frankrijk is nooit duidelijk geworden wat de verantwoording was. Die elementen van context zijn al evenmin als element in de balans gelegd.

Men kan zeggen dat Europa ons door de strot geduwd is, maar iedereen die het goed volgde beseft al enige tijd, dat sinds de aanloop van het akkoord van Laken, waar de aanzet tot de conventie werd gegeven, de toon helemaal was veranderd, want nu moesten we mee, zonder dat ons de politieke uitkomst voldoende werd uitgelegd. Aan Dehaene en anderen zal het niet gelegen hebben, maar wel is het zo dat in de discussie het perspectief waar het na 1989 met de EG, nu de EU, heen moest, onder invloed van het UK uit het zicht verdwenen blijkt en kon de discussie over de hervorming niet met open vizier gevoerd worden. Ook andere landen waren niet altijd even haastig om de politieke, financiële structuur aan de Unie te geven, maar het mag en moet gezegd, de pers vond het aangenamer de mogelijke discussies tussen protagonisten te verslaan, waarbij al eens de inzet uit het oog verloren werd. De reden is ook dat er geen consensus kwam over de finaliteit van de Europese integratie. Ook vandaag zeggen Franse politici over elkaar heen dat er niet nog meer soevereiniteit overgedragen aan Europa en in Nederland zeggen Emiel Roemer en Geert Wilders ook dat het minder moet, maar hoe zal men uitleggen dat de crisis alleen opgelost kan worden als er een grotere politieke samenhang komt in de Unie. Het is een vraag die sommige commentatoren in dit land niet ernstig nemen. De spanning tussen het discours van zogenaamde extreme politici en wat redelijkerwijs bereikt zou moeten worden, blijft opvallend groot.

Want die integratie is geen doel op zich. Sturtewagen meent dat Europa niet langer een unie op basis van vrijwilligheid is, zoals de unie van begin af aan begonnen was. Het probleem is dat men zo een projecten moet blijven steunen, niet in hun ruwe vorm, maar er aan moet blijven schaven en bijwerken. Wat men vandaag doet, in het kader van de bestrijding van de Eurocrisis, lijkt er inderdaad op te wijzen dat men de democratische verworvenheden opzij lijkt te zetten. Klopt dat wel? Mij komt het voor dat landen als Spanje, Portugal en Griekenland na de val de regimes daar, Franco, Salazar en het Kolonelsregime  de toetreding stabiliteit heeft verleend, maar door de erkenning van niet inmenging heeft men niet afdoende gewezen op de zwakke plekken in het bestel. Economische groei is belangrijk, maar de ontwikkeling van de staat is niet minder belangrijk. De vrijmaking van de markt heeft in Spanje mee ertoe bijgedragen dat de woningmarkt geëxplodeerd is zonder dat er voldoende andere economische sectoren ontwikkeld werden.

Het zal wel een bizarre opmerking zijn voor wie het economische als drijvende kracht achter de vooruitgang ziet te moeten vaststellen dat die economische dynamiek maar mogelijk is en blijvend mogelijk als andere facetten van de samenleving ook voldoende evolueren, zoals onderwijs, maar ook het particuliere patrimonium en het vermogen nieuwe industrie te ontwikkelen. Hoe het daarmee gegaan is, blijkt niet helemaal duidelijk. Ook sociale ontwikkelingen als de ontvoogding van vrouwen, in die mediterrane samenlevingen toch altijd een beetje lastig, maar in Spanje verrassend snel gevorderd, hebben hun belang.

Wie de Europese integratie ernstig nemen wil, zal dus meer moeten doen dan kijken naar wat politici van links en rechts zeggen, maar ook goed nagaan hoe de samenlevingen in de lidstaten evolueren. Ierland zal niet gauw zeggen dat Europa geen baat heeft gebracht en toch heeft Ierland op een cruciaal moment “Neen” gezegd tegen de Europese grondwet, zoals overigens ook Frankrijk en Nederland en dat heeft men geweten. Maar Frankrijk is er van begin af aan in geslaagd een landbouwbeleid te ontwikkelen dat de eigen boeren gunstig uitkwam. Nederland, als uitvoerland zegde ook neen, terwijl het veel baat had bij de vrijmaking van de markten.

Zelden krijgen we in de media een redelijk goed onderbouwd verhaal van de vele aspecten van de eenmaking. Uiteraard is er kritiek denkbaar op het landbouwbeleid, geïnspireerd onder meer door Sicco Mansholt. De kritiek op de marktverstoring op de wereldmarkt van voedingsproducten was lange tijd een teer punt, ook het feit dat het Gemeenschappelijk landbouwbeleid zoveel geld opslokte, vormde een moeilijk te bespreken onderwerp, dat in de huidige en komende periode geleidelijk wordt bijgesteld. Kritiek is vooral nuttig, maar de vraag is of die kritiek gedragen kan worden door een systeem dat op zichzelf in vraag gesteld wordt. Wie na 1989 geboren werd, weet non nauwelijks dat er zoiets als een IJzeren Gordijn bestond, weet al helemaal niet hoe dat er gekomen is en wat de oorlogen betekent kunnen hebben voor de voorgaande generaties.

Men kan stellen dat velen de EU niet in het hart dragen omdat er geen Europees natiegevoel mogelijk is, maar het komt mij voor dat deze benadering naast de kwestie is. Als men het heeft over de oorlogen, zoals de Eerste, dan spreekt men nauwelijks over de politieke gevolgen van die oorlogen en de pogingen van bijvoorbeeld de kleine landen in Europa, ook Leopold III was erbij betrokken een soort coalitie tegen de oorlog te vormen. Eens Daladier en Chamberlain de inname van Tsjecho-Slowakije hadden aanvaard, en vooral na de inname van Denemarken bleef er van dat elan niet veel over. Maar in Londen werden wel al de grondvesten gelegd voor de Benelux, dat reeds voorafgaand aan (verdrag van 1946)  en later  gelijk opgaand met de gesprekken tussen Duitsland en Frankrijk (verdrag van 1950), op stapel werd gezet. In beide gevallen prevaleerden economische oogmerken omdat verdergaande politieke doelen niet bespreekbaar leken, maar niet minder het doel en het middel waren.

Het blijft me altijd weer tot bedenkingen drijven als ik zie hoe columnisten als Paul Goossens de Europese politiek weer eens met een pak zonden beladen, maar eindelijk nooit uitleggen waarom dit of dat onmogelijk is. Het valt op dat Manuel Barroso het democratie-argument gebruikt in de top van de G-7 of G-20 om uit te leggen dat instemming met noodzakelijke hervormingen klaar te maken. Men lijkt te vergeten dat ook in de VS het getrapte systeem van inspraak maakt dat politici die federaal bezig zijn, dus in Wahington en bij analogie in Brussel-Schuman – naast Brussel Wetstraat en Brussel Martelarenplein – zelden de kans krijgen om uitgebreid over de werkzaamheden van het parlement te spreken. In Nederland komen Euro-parlementsleden wel vaker aan het woord in de verschillende gespreksfora op televisie. Aan de ene kant is de rol van dat parlement in de driehoek Parlement-EUCommissie-Raad van Staatsthoofden en Regeringsleiders niet altijd duidelijk, aan de andere kant is er bij de media een bepaald storende voorkeur voor deze dan wel andere politici. De rol van de Raadsvoorzitter, de heer Herman Van Rompuy is bepaald precair, want elke uitspraak die onrust kan veroorzaken ontneemt hem manoeuvreerruimte in de raad en tegenover de commissie en het parlement. Omdat de communautaire methode, waarbij de besluitvorming in de commissie en het parlement verloopt,  vaak technischer blijkt dan de intergouvernementele methode, waar de “President” een cruciale rol speelt, die vooral de inmenging van de regeringsleiders impliceert en vaak dramatischer vormen kan aannemen en dus mediagenieker, blijft die commautaire methode vaak onderbelicht, hoewel die in wezen voor de vorming van een Europese bestuurscultuur belangrijker is.

Kortom, als het artikel van de heer Sturtewagen ons stoorde, dan was dat omdat de commentator een aantal stappen in zijn discours voor het gemak had overgeslagen. Ook begrijpen we zijn vrees dat Europa nog meer gezien zal worden in Griekenland als een bezettende mogendheid. Dat risico is niet denkbeeldig, al doen de Europese instanties er veel aan om die perceptie te vermijden. Maar het punt is natuurlijk dat de Grieken nu boos blijken om wat ze zichtbaar verloren hebben en niet om wat ze zelf hebben bijgedragen tot het probleem, namelijk een onvoldoende burgerschap ontwikkeld. En er is niemand, denk ik, die daarover de afgelopen maanden een interessante visie naar voor geschoven heeft. Een democratie berust ook op onderling vertrouwen, niet enkel op trage besluitvorming of georganiseerd conflict. Macht is belangrijk om iets te realiseren, maar die macht is tandeloos als er geen brede steun voor is. Kritiek is natuurlijk nodig om de macht in te perken en machthebbers tot andere gedachten te brengen, maar als die kritiek zelf geen rekening houdt met haar eigen preoccupaties om het niet over obsessies te hoeven hebben, zoals de Britse pers die graag meent te mogen stellen dat Europa niet meer mag zijn dan een Economische unie zonder overdracht van soevereiniteit, dan moet ik wel vaststellen dat dit a) een negatie is van de feitelijke evolutie en b) dat dit vandaag niet meer aan de orde kan zijn omdat zeker de lidstaten van de Eurozone alleen al zo een enorm grote brok soevereiniteit hebben overgedragen. Juist, soevereiniteit, dat magische woord dat betekent dat een staat geen hogere instantie boven zich accepteert en op voet van gelijkheid met andere soevereine staten kan handelen, dat autonoom de eigen binnenlandse zaken regelt en verdragen kan sluiten of oorlogen aangaan. Die soevereiniteit is in principe één en ondeelbaar, maar sinds de oprichting van de UNO en vooral dus van de EEG is dat voor Europa alvast een zeer te nuanceren stelling. Dat betekent echter ook dat de media bijvoorbeeld beter gaan informeren over die gedeelde soevereiniteit en mee denken over hoe de intermediaire bestuursniveaus zich verhouden tot de instellingen van de EU en tot de burgers. In dit land is de premier nog altijd op stap met een blanco cheque van het parlement, want voor een top komt er geen brief naar de Kamer en na de top is er ook geen debriefing en verantwoording. Maar ook de pers heeft last van de waan van de dag. Uiteraard? Ach, dat kan toch niet gelden voor een kwaliteitskrant. En gezegd moet worden dat ons kritiek gemeend is, we ook weten dat de Standaard echt wel een Europese bladzijde heeft. Maar goed, alles kan beter, zegt men dan en dan is een kritische  kanttekening bij een commentaarstuk zeker gepast.

Bart Haers  

Reacties

Populaire posts