Europa onder het juk of de Media?
Lezersbrief
Verbrokkelde
dromen en weeffouten
Bart Sturtewagen schrijft dat de Grieken hoe
dan ook onder het juk door moeten en vervolgens dat de droom van een vrijwillig
toetreden en groeien in samenhang van staten tot wat sommigen de VSE willen
noemen, smalend of smachtend, helemaal verzwonden is. Goed, er zitten weeffouten in het verhaal, zowel
van de Unie als van de Euro. Het dilemma dat Sturtewagen stelt is machteloze
verbrokkeling of brute machtsuitoefening om de eenheid te herstellen. Een mooi
tableau, dat mag gezegd, maar het klopt helemaal niet.
De weeffouten die er in het verdrag van
Maastricht zaten zijn al deels hersteld, maar de oorzaak van de weeffouten
liggen precies in het feit dat de EU zich niet kon veroorloven, denk ik, dat als gevolg van het verdrag de soevereiniteit van de deelnemende lidstaten van de Euro afdoende
overgedragen zou worden. Maar ook als dat gebeurd was, vrijwillig, dan nog had
men de lidstaten bij de les moeten houden.
Het punt is dat we in het democratische proces
een economische connotatie hebben ingebouwd, die ertoe bijdraagt dat oplossingen voor particuliere problemen, van aandeelhouders werden
gecollectiviseerd en tegelijk zien we collectieve vraagstukken soms ten
onrechte werden geprivatiseerd. Een ander punt is dat we hebben aangenomen dat
economisch handelen niet door politieke regelgeving mocht worden ingeperkt en
dat bovendien iedereen er wel bij vaart als we in alle domeinen het
winstprincipe als basis nemen. Het eenvoudige voorbeeld van dit land waar men
in de 19de eeuw de broodprijzen op zeker ogenblik kon laag houden
door invoer van graan uit de VSA, Canada, Argentinië of Rusland, want zo kon
men ook de lonen laag houden. Er zijn daar wel meer landbouwbedrijven aan ten
onder gegaan. De welvaart steeg vanaf de jaren 1880 vrij snel en dat bracht
verdere sociale vooruitgang mee, die op zich weer vertaald werd in meer
onderwijs voor meer mensen en zo verder. De gepaste politieke besluitvorming is
niet neutraal en zeker niet a priori een rem op economische en sociale
veranderingen.
Borgen en voorbereiden, daar lijkt het op aan
te komen. In concrete gevallen als Griekenland en Spanje moet men de
economische basis versterken, want als men goed toekijkt, ziet men dat de
Griekse economie nauwelijks uitvoert en wel zeer veel in moet voeren, wat
uiteraard op termijn gevolgen kan hebben, zal hebben voor het traject van
herstel. Het vraagstuk dat opgelost moet worden blijkt ook te maken hebben met
de burgertrouw, met de bereidheid het gehele systeem op poten zetten waarbij men
faire en billijke belastingen als een vanzelfsprekendheid aanvaarden kan. Het
punt is immers, dat de staat werd gezien als een melkkoe en we danken het aan
de heer Eurocommissaris Karel Degucht dat men een koe die droog staat niet kan
melken. Het moment waarop Griekenland de verschillende opdrachten kan vervullen
is dat het land voldoende meerwaarde produceert en de staat een redelijk deel
kan aanwenden voor publieke doelen. Dat is een Grieks hoofdstuk waarover de
heer Sturtewagen het niet heeft.
De andere ommissie betreft Europa, want als man
van de media moet hij de hand in eigen boezem steken. Sinds 1992 zijn de
discussies over Europa steeds meer een zaak van regeringsleiders en
staatshoofden geworden, terwijl men vooral de communautaire methode via
parlement en commissie zegde voor te staan. Maar daar bovenop hebben
regeringsleiders in de onderscheiden landen lang niet altijd voldoende
verantwoording afgelegd… aan het parlement en dus aan het publiek. De klachten over soms ver doorgedreven regelgeving blijken onderzocht en men merkt ook wel dat dit de afgelopen
jaren tot een redelijker niveau is terug gedraaid. Die regelgeving had
verschillende oogmerken, zoals het milieu, de volksgezonheid en de vrijmaking
van de markt door het opleggen van producteisen die wel eens het kleinschalige
initiatief en het artisanale bedrijf konden aantasten, of regionale gebruiken
in gevaar konden brengen. Hiervoor vond men vaak de vreemdste coalities onder
lobbyisten. De vrijmaking van de markt heeft op een zeker ogenblik de eigen
doelstellingen in gevaar gebracht, maar de politieke besluitvorming kon
blijkbaar slechts moeizaam terug geschroefd worden. Het punt is dat dit beleid
en de langzame wijzigingen niet voldoende aan het publiek werden doorgegeven door
journalisten.
Sinds 2008 hing een zwaard van Damocles boven
de hoofden van de beheerders van het muntsysteem. In 2003 hadden de Duitse
regering, om andere redenen ook de Franse de tekorten op hun begroting hoger
laten oplopen dan drie procent. Voor Duitsland speelde mee dat de integratie
van de Ost-Länder doorheen de jaren een redelijk grote hap nam uit het budget
en wel eens hogere dan verwachte uitgaven vergde, voor Frankrijk is nooit
duidelijk geworden wat de verantwoording was. Die elementen van context zijn al
evenmin als element in de balans gelegd.
Men kan zeggen dat Europa ons door de strot
geduwd is, maar iedereen die het goed volgde beseft al enige tijd, dat sinds de
aanloop van het akkoord van Laken, waar de aanzet tot de conventie werd gegeven,
de toon helemaal was veranderd, want nu moesten we mee, zonder dat ons de
politieke uitkomst voldoende werd uitgelegd. Aan Dehaene en anderen zal het
niet gelegen hebben, maar wel is het zo dat in de discussie het perspectief
waar het na 1989 met de EG, nu de EU, heen moest, onder invloed van het UK uit het zicht verdwenen blijkt en kon
de discussie over de hervorming niet met open vizier gevoerd worden. Ook
andere landen waren niet altijd even haastig om de politieke, financiële
structuur aan de Unie te geven, maar het mag en moet gezegd, de pers vond het
aangenamer de mogelijke discussies tussen protagonisten te verslaan, waarbij al
eens de inzet uit het oog verloren werd. De reden is ook dat er geen consensus
kwam over de finaliteit van de Europese integratie. Ook vandaag zeggen Franse
politici over elkaar heen dat er niet nog meer soevereiniteit overgedragen aan
Europa en in Nederland zeggen Emiel Roemer en Geert Wilders ook dat het minder
moet, maar hoe zal men uitleggen dat de crisis alleen opgelost kan worden als
er een grotere politieke samenhang komt in de Unie. Het is een vraag die
sommige commentatoren in dit land niet ernstig nemen. De spanning tussen het
discours van zogenaamde extreme politici en wat redelijkerwijs bereikt zou
moeten worden, blijft opvallend groot.
Want die integratie is geen doel op zich.
Sturtewagen meent dat Europa niet langer een unie op basis van vrijwilligheid
is, zoals de unie van begin af aan begonnen was. Het probleem is dat men zo een
projecten moet blijven steunen, niet in hun ruwe vorm, maar er aan moet blijven
schaven en bijwerken. Wat men vandaag doet, in het kader van de bestrijding van
de Eurocrisis, lijkt er inderdaad op te wijzen dat men de democratische
verworvenheden opzij lijkt te zetten. Klopt dat wel? Mij komt het voor dat
landen als Spanje, Portugal en Griekenland na de val de regimes daar, Franco,
Salazar en het Kolonelsregime de toetreding stabiliteit heeft verleend, maar door de
erkenning van niet inmenging heeft men niet afdoende gewezen op de zwakke plekken in het
bestel. Economische groei is belangrijk, maar de ontwikkeling van de staat is
niet minder belangrijk. De vrijmaking van de markt heeft in Spanje mee ertoe
bijgedragen dat de woningmarkt geëxplodeerd is zonder dat er voldoende andere
economische sectoren ontwikkeld werden.
Het zal wel een bizarre opmerking zijn voor wie
het economische als drijvende kracht achter de vooruitgang ziet te moeten
vaststellen dat die economische dynamiek maar mogelijk is en blijvend mogelijk
als andere facetten van de samenleving ook voldoende evolueren, zoals
onderwijs, maar ook het particuliere patrimonium en het vermogen nieuwe
industrie te ontwikkelen. Hoe het daarmee gegaan is, blijkt niet helemaal
duidelijk. Ook sociale ontwikkelingen als de ontvoogding van vrouwen, in die
mediterrane samenlevingen toch altijd een beetje lastig, maar in Spanje
verrassend snel gevorderd, hebben hun belang.
Wie de Europese integratie ernstig nemen wil,
zal dus meer moeten doen dan kijken naar wat politici van links en rechts
zeggen, maar ook goed nagaan hoe de samenlevingen in de lidstaten evolueren.
Ierland zal niet gauw zeggen dat Europa geen baat heeft gebracht en toch heeft
Ierland op een cruciaal moment “Neen” gezegd tegen de Europese grondwet, zoals
overigens ook Frankrijk en Nederland en dat heeft men geweten. Maar Frankrijk
is er van begin af aan in geslaagd een landbouwbeleid te ontwikkelen dat de
eigen boeren gunstig uitkwam. Nederland, als uitvoerland zegde ook neen,
terwijl het veel baat had bij de vrijmaking van de markten.
Zelden krijgen we in de media een redelijk goed
onderbouwd verhaal van de vele aspecten van de eenmaking. Uiteraard is er
kritiek denkbaar op het landbouwbeleid, geïnspireerd onder meer door Sicco
Mansholt. De kritiek op de marktverstoring op de wereldmarkt van
voedingsproducten was lange tijd een teer punt, ook het feit dat het
Gemeenschappelijk landbouwbeleid zoveel geld opslokte, vormde een moeilijk te
bespreken onderwerp, dat in de huidige en komende periode geleidelijk wordt
bijgesteld. Kritiek is vooral nuttig, maar de vraag is of die kritiek gedragen
kan worden door een systeem dat op zichzelf in vraag gesteld wordt. Wie na 1989
geboren werd, weet non nauwelijks dat er zoiets als een IJzeren Gordijn
bestond, weet al helemaal niet hoe dat er gekomen is en wat de oorlogen
betekent kunnen hebben voor de voorgaande generaties.
Men kan stellen dat velen de EU niet in het
hart dragen omdat er geen Europees natiegevoel mogelijk is, maar het komt mij
voor dat deze benadering naast de kwestie is. Als men het heeft over de
oorlogen, zoals de Eerste, dan spreekt men nauwelijks over de politieke
gevolgen van die oorlogen en de pogingen van bijvoorbeeld de kleine landen in
Europa, ook Leopold III was erbij betrokken een soort coalitie tegen de oorlog
te vormen. Eens Daladier en Chamberlain de inname van Tsjecho-Slowakije hadden
aanvaard, en vooral na de inname van Denemarken bleef er van dat elan niet veel
over. Maar in Londen werden wel al de grondvesten gelegd voor de Benelux, dat
reeds voorafgaand aan (verdrag van 1946) en later gelijk opgaand met de gesprekken tussen
Duitsland en Frankrijk (verdrag van 1950), op stapel werd gezet. In beide
gevallen prevaleerden economische oogmerken omdat verdergaande politieke doelen
niet bespreekbaar leken, maar niet minder het doel en het middel waren.
Het blijft me altijd weer tot bedenkingen
drijven als ik zie hoe columnisten als Paul Goossens de Europese politiek weer
eens met een pak zonden beladen, maar eindelijk nooit uitleggen waarom dit of
dat onmogelijk is. Het valt op dat Manuel Barroso het democratie-argument
gebruikt in de top van de G-7 of G-20 om uit te leggen dat instemming met
noodzakelijke hervormingen klaar te maken. Men lijkt te vergeten dat ook in de
VS het getrapte systeem van inspraak maakt dat politici die federaal bezig
zijn, dus in Wahington en bij analogie in Brussel-Schuman – naast Brussel
Wetstraat en Brussel Martelarenplein – zelden de kans krijgen om uitgebreid
over de werkzaamheden van het parlement te spreken. In Nederland komen
Euro-parlementsleden wel vaker aan het woord in de verschillende gespreksfora
op televisie. Aan de ene kant is de rol van dat parlement in de driehoek Parlement-EUCommissie-Raad
van Staatsthoofden en Regeringsleiders niet altijd duidelijk, aan de andere
kant is er bij de media een bepaald storende voorkeur voor deze dan wel andere
politici. De rol van de Raadsvoorzitter, de heer Herman Van Rompuy is bepaald
precair, want elke uitspraak die onrust kan veroorzaken ontneemt hem
manoeuvreerruimte in de raad en tegenover de commissie en het parlement. Omdat
de communautaire methode, waarbij de besluitvorming in de commissie en het
parlement verloopt, vaak technischer blijkt
dan de intergouvernementele methode, waar de “President” een cruciale rol
speelt, die vooral de inmenging van de regeringsleiders impliceert en vaak dramatischer
vormen kan aannemen en dus mediagenieker, blijft die commautaire methode vaak
onderbelicht, hoewel die in wezen voor de vorming van een Europese
bestuurscultuur belangrijker is.
Kortom, als het artikel van de heer Sturtewagen
ons stoorde, dan was dat omdat de commentator een aantal stappen in zijn
discours voor het gemak had overgeslagen. Ook begrijpen we zijn vrees dat
Europa nog meer gezien zal worden in Griekenland als een bezettende mogendheid.
Dat risico is niet denkbeeldig, al doen de Europese instanties er veel aan om
die perceptie te vermijden. Maar het punt is natuurlijk dat de Grieken nu boos
blijken om wat ze zichtbaar verloren hebben en niet om wat ze zelf hebben
bijgedragen tot het probleem, namelijk een onvoldoende burgerschap ontwikkeld.
En er is niemand, denk ik, die daarover de afgelopen maanden een interessante
visie naar voor geschoven heeft. Een democratie berust ook op onderling vertrouwen, niet enkel op trage besluitvorming of
georganiseerd conflict. Macht is belangrijk om iets te realiseren, maar die
macht is tandeloos als er geen brede steun voor is. Kritiek is natuurlijk nodig
om de macht in te perken en machthebbers tot andere gedachten te brengen, maar
als die kritiek zelf geen rekening houdt met haar eigen preoccupaties om het
niet over obsessies te hoeven hebben, zoals de Britse pers die graag meent te
mogen stellen dat Europa niet meer mag zijn dan een Economische unie zonder
overdracht van soevereiniteit, dan moet ik wel vaststellen dat dit a) een
negatie is van de feitelijke evolutie en b) dat dit vandaag niet meer aan de
orde kan zijn omdat zeker de lidstaten van de Eurozone alleen al zo een enorm grote
brok soevereiniteit hebben overgedragen. Juist, soevereiniteit, dat magische
woord dat betekent dat een staat geen hogere instantie boven zich accepteert en
op voet van gelijkheid met andere soevereine staten kan handelen, dat autonoom
de eigen binnenlandse zaken regelt en verdragen kan sluiten of oorlogen
aangaan. Die soevereiniteit is in principe één en ondeelbaar, maar sinds de
oprichting van de UNO en vooral dus van de EEG is dat voor Europa alvast een
zeer te nuanceren stelling. Dat betekent echter ook dat de media bijvoorbeeld
beter gaan informeren over die gedeelde soevereiniteit en mee denken over hoe
de intermediaire bestuursniveaus zich verhouden tot de instellingen van de EU
en tot de burgers. In dit land is de premier nog altijd op stap met een blanco
cheque van het parlement, want voor een top komt er geen brief naar de Kamer en
na de top is er ook geen debriefing en verantwoording. Maar ook de pers heeft
last van de waan van de dag. Uiteraard? Ach, dat kan toch niet gelden voor een
kwaliteitskrant. En gezegd moet worden dat ons kritiek gemeend is, we ook weten
dat de Standaard echt wel een Europese bladzijde heeft. Maar goed, alles kan
beter, zegt men dan en dan is een kritische
kanttekening bij een commentaarstuk zeker gepast.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten