Keuzes van de adviescommissies


Reflectie  

Beoordelingscommisies
& cultuurleven

Apollo en de negen muzen
Wat is een goed ensemble? Welke troep dansers kan zich waarmaken en het publiek keer op keer beroeren? En wat met theater? Hoe modern mag het zijn en tegelijk publieksvriendelijk zijn? Het zijn vragen die telkens weer opduiken, als we het systeem van langdurige ondersteuning via overheidssubsidies aan het werk zien, concreet: als de duiten verdeeld worden

Laten we er maar ineens komaf mee maken, zegt men dan, want het zijn subsidiejunks, die culturo’s… zou het? Ik vrees dat dit kort door de bocht is en bovendien ervan uit zou gaan dat mensen niet bereid zijn, niet verlangen naar theater of concerthal willen gaan. Een probleem dat zeker aan de orde moet komen is dat men in de media graag, zeer graag het uit de band springen van kunstenaars laat zien. Wie “The meaning of being E(a)rnest” leest zou het stuk graag willen zien opgevoerd worden, met alle witz en het scherpe van de taal die men in het stuk leest. Wie nog eens “De Vrek” – L’Avare – van Molière wil beleven, wil vooral de interactie tussen acteurs beleven. Maar dat geldt natuurlijk ook voor de opera, Don Giovanni of … enfin, we zouden ons verliezen in een eindeloze opsomming, net omdat het aanbod groot is en de cultuurrijkdom het voorstellingsvermogen van velen ver te boven gaat.

Bovendien is het inderdaad wenselijk dat de overheid kunst subsidieert, ook al zou men mecenaat best fiscaal een steuntje in de rug geven. Het punt is namelijk dat mensen wel degelijk graag naar de opera, het theater of het museum gaan, niet uit snobisme alleen, maar gewoon omdat men dit een aangenaam en boeiend tijdverdrijf vindt. En bovendien, soms strekt het ook tot lering. Het probleem is alleen dat we er als samenleving en als politiek bestel niet meer uit komen wat nu wel kunst mag heten en of we dat allemaal moeten subsidiëren. In Nederland is het boekenvak zowat ingestort, omdat de sector van de openbare bibliotheken zowat ineen gestort is, dat wil zeggen, in het kader van de besparingen ziet men bibliotheken gekort op hun aankoopbudgetten, maar het punt was dat voordien, onder paars, de bibliotheken ertoe aangezet waren vooral de bestsellers aan te kopen en dat wat een mens graag leest, het spannende boek dus. Nu is het spannende boek, zeker de thriller en de whodunit een genre dat ethisch en politiek uitermate conservatief is, omdat het de onderzoeker niet mogelijk is dan vanuit de bestaande normen de zaak te onderzoeken. Zelfs de zeer welig tierende reeksen rond vampieren en ander uit bloederig gedoe, geheimzinnigheid en tovenaarsgebroed opgetrokken schrijverij kan men bezwaarlijk investigatief en kritisch noemen. Nu hoeft kritisch niet te betekenen dat het destructief de waarden en normen zou afbreken, maar wel de moeilijkheid van de protagonisten in zo een boek of film, theaterstuk ook te onderzoeken. Het beleid van de bibliotheekbestuurders in Nederland bestond erin de lezer op zijn en vooral haar wenken te verdienen. Enkele jaren geleden kon men lezen dat de openbare bibliotheek bijzonder schraal oogde, met nog nauwelijks een aanbod aan het beter literaire werk, al helemaal niet meer voor essays of geschiedenis, wijsbegeerte. De bibliotheek, die ooit als instrument tot volksverheffing diende, werd een voertuig van de meest benepen domhouderij.

Al jaren woedt onderhuids in de samenleving de strijd tussen hen die cultuur belangrijk vinden en ondersteunen willen en zij die van cultuur een vehikel tot strijd tegen de elite willen maken. Pierre Bourdieu schreef ooit dat de (klassieke) cultuurbeleving elitair was en het “gewone” volk niet kon beleven. Afgezien van het feit dat muzikanten, bij ons een Peter Benoit, François-Auguste Gevaert een Edgard Tinel of een Raf Dhaene – voor wie de componist niet kent, hij was docent en directeur van het conservatorium te Brussel – allen uit zogenaamde bescheiden milieus, maar alle uiteindelijk instaat een goed burgerlijk leven te leiden. Het punt is dat men de visie van Bourdieu niet onderzocht heeft, niet voor de jaren 1964 en voorheen, niet later. Wie naar Vlaanderen kijkt, merkt dat de burgerij inderdaad vooral graag geniet van muziek, theater, beeldende kunst en daar graag de beurs voor open trekt, maar het waren de mensen uit de middenklasse en arbeiders die uiteindelijk de energie konden opbrengen zich als kunstenaar waar te maken. Frans Masereel behoorde tot de Franssprekende Gentse Bourgeoisie maar zou om zijn vaardigheden te verwerven wel naar een Vlaamse technische school gaan, want hij wilde boeken maken en letterzetter worden.

Het elitaire van de kunsten, over de media heen, werd en wordt graag in het centrum van de discussie gezet en daarbij hanteert men een bizarre logica, in die zin dat de kunst elitair is, omdat ze… niet zou behoren tot de leefwereld van Jan-met-de-pet. Die modale mens is altijd diverser geweest dan men het graag voorhoudt, maar vooral, zeker in de industriële tijd was de werkmens niet vies van een middagje in de opera, want de matinees waren betaalbaar. Kunst is niet elitair maar vergt wel van de uitvoerders een groot meesterschap en het publiek moet er de tijd, zin en smaak toe hebben. Men kan niet zomaar een toneelstuk van Arthur Schnitzler of August Strindberg genieten. Maar wie er mee vertrouwd raakt, kan eraan verslingerd raken. Ook vandaag worden goede toneelstukken geschreven, wordt boeiende muziek gemaakt en zijn er zelfs zeer genietbare opera’s. En musical? Waarom niet? Ook dat kan bijzonder genoegen meebrengen, toch?

Wat me wel eens verrast is dat dezelfde mensen die zich impliciet op Bourdieu beroepen en de kunsten elitair noemen tegelijk graag aanwezig zijn bij manifestaties die het zogenaamde gewone volk niet smaken kan of wil. Joseph Beuys of Duchamps, men kan het wel waarderen, maar wie blind is voor het specifieke van die kunstvormen, mag het toch eens uitleggen. Elitair is het immers overduidelijk.

Nee, het argument van het elitaire klopt niet en dus ook niet dat van publieksbereik als zodanig. Het probleem is dat men bijvoorbeeld musea wil beoordelen aan de hand van de publiekswerking en de educatieve omkadering. Maar een museum heeft uiteraard ook een belangrijke functie als het om behoud en bewaren van het patrimonium gaat, als het om het ontsluiten van de eigen collectie gaat en dat lijkt men wel eens te vergeten. Het werk achter de schermen is niet alleen net zo belangrijk als hetgeen het publiek aangeboden krijgt, maar ook is het er de voorwaarde toe.

De beoordelingscommissies die de minister moeten adviseren in de verschillende divisies van het rijke culturele leven, gaan uit van geobjectiveerde criteria, zoals bijvoorbeeld vernieuwing. Ik vraag mij af of het niet vernieuwend zou zijn “Kabale und Liebe” van Friedrich Schiller in een historische of authentieke uitvoering te brengen. Zou dat niet vernieuwend zijn? Of Vondels “Jozef in Dothan”? De mogelijkheid is niet denkbeeldig dat velen dit slaapverwekkend zouden vinden, maar het zou wel vernieuwend zijn, want hebben we in de muziek die hele boeiende ontwikkeling gekend van de authentieke en de historische uitvoeringspraktijk, dan hebben we wel iets dergelijks in het theater geenszins gezien. Daar heeft men voluit gekozen voor vernieuwing, soms met succes, soms deraillerend in vulgariteit.

Over kunst spreken en zeker over een uitvoering, een theaterstuk is altijd wat moeilijk, dus de beoordelingscommissies staan wel eens voor moeilijke dilemma’s, maar het kabaal in de media komt mij niet geheel onterecht voor. Maar gezegd moet ook dat de media hier een dubieuze rol bij vervullen, omdat zij, via kranten, bladen en televisie over kunsten weinig kritiek brengen. Dat wil zeggen, men heeft pop en allerlei andere zaken gelijk geschakeld, Pierre Bourdieu volgend en zo verdween wat belangrijk is in een zee van best aangename maar weinig zeggende producties. Maar gezegd mag, moet ook worden dat bladen als Knack, De Standaard en de Morgen om nog te zwijgen van Klara inderdaad via cultuursponsoring wel degelijk een gunstige invloed hebben, met als enige schaduwkant dat het dan nog moeilijk wordt eigen projecten en projecten van derden kritisch en welwillend te bejegenen. Er is uiteraard ook nog het probleem dat kunstkritiek vandaag ook niet zonder een woordenvloed en vooral zonder soms grove woorden kan. Aan de andere kant, ziet men dan weer dat kunstkritiek een discours heeft ontwikkeld waarin nogal eens de inner circle bedient lijkt te worden. Zowel wat de keuzes van de initiatieven die men belicht betreft als wat de taal waarin men dat doet, kan men wel vragen stellen.  

Voor politici, maar vooral voor het culturele leven is dan geen eenvoudige opdracht  de kwaliteit te overzien van wat er in Vlaanderen of Nederland aan de gang is, of Rijsel. Natuurlijk kan men dan in de cinema naar de opera-uitvoeringen in het Metropolitan in New York, maar het blijkt onmogelijk een uitvoering van een opera in de Munt of de Vlaamse Opera op de buis te brengen. Toneel? Dat komt helemaal niet meer op de buis, terwijl ik het genoegen nog levendig meedraag van de donderdag avonden toen Willy Courteaux – als ik het wel heb – altijd weer een stuk van Shakespeare inleidde, waarna we al die koningsdrama’s en andere stukken konden beleven, weliswaar niet in het theater, maar toch. Dat aanbod en een aanbod van actuele producties blijkt auteursrechterlijk zo een probleem, dat het niet op de buis kan komen. Men leek blij dat het project “Exqui Cultuur” niet van de grond kwam, maar eindelijk valt het wel te betreuren, ook voor de kunstenaars, die er een grotere toegang tot het publiek mee hadden kunnen bereiken. Evenwel, besteedt Ter Zake al eens aandacht aan  producties, producties die in Vlaanderen gerealiseerd werden en worden, dan krijgen we niet zelden stukken, als trailers bedoelt, die niet altijd per se het theaterbezoek aantrekkelijk maken.

Zo neemt men op verschillende domeinen de mogelijkheid weg dat mensen zich echt opnieuw tot kunst en kunstbeleving durven te erkennen en er zich voor in te zetten. De minister is hier niet de belangrijkste schakel, wel iedereen die zich geroepen voelt over kunst een eigen oordeel te vellen, nog voor men de kans heeft gezien er kennis van te nemen. Waarom zou la Petite Bande er niet meer toe doen? Waarom zou “Les ballets c de la b” plots niet meer voldoende toegankelijk of vernieuwend zijn. Elke creatie is in se toch vernieuwend, terwijl het altijd een poging is met de middelen de dans eigen of de muziek eigen een goed stuk te brengen, een boeiende avond te bezorgen aan een publiek dat er interesse voor kan opbrengen en het weet te smaken. Maar goed, dat is natuurlijk de slang die in de eigen staart bijt: hoe kan men interesse opbrengen en voldoende smaak ontwikkelen? Door er mee bezig te zijn, maar dan dient het aanbod er te zijn en moet men inderdaad een nog niet bediend publiek aan te spreken. Hoe? Door hen goed te informeren en warm te maken. De beoordelingscommissies hebben dus echt wel een bijzondere verantwoordelijkheid. De klachten over oppervlakkigheid kunnen we niet checken, maar dat een dansgezelschap in Madrid kan werken en vervolgens hier afgeserveerd wordt, lijkt mij behoorlijk bizar.

Bart Haers

Reacties

  1. Volgens mij kun je nooit smaak voor kunsten 'aanleren'. Het is wel zo: of men van geboorte dat aantrekkelijk of interessant vindt of niet. En dan kun je kunstmatig mensen proberen ervoor warm te maken, maar als het niet aanspreekt, dan blijft het zo. Smaken veranderen tijdens het leven van een mens, maar niet door 'propaganda' of opdringen, maar door eigen ontwikkeling of levensgang van een mens. Het lijkt me dat je de rol van opvoeding in deze zaken overschat. Het is bizar maar waar, dat men door reclame van bier etc mensen kan aantrekken, maar dat komt doordat mensen in wezen al bereid zijn bier lekker te vinden en te drinken. Daarom werkt de reclame. Maar je hebt gelijk dat de staat in zijn cultuurbeleid ervoor moet zorgen, dat er voldoende goede welwillende kritiek is over de kunsten, dat men ook klassieke eeuwige drama's en stukken op toneel zet, in het kort kunst en cultuur verdient extra aandacht tegenwoordig, want ze lijken in bedwang te zijn....

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wie de hele discussie in Nederland heeft gevolgd weet dat de grote kortingen in het kunstenbeleid, dus vermindering van subsidies, niet alleen artistieke gevolgen heeft of sociale, maar, ook de heilige koe van het BBP werd geraakt> Er is ook het initiatief van Joop van den Ende... kortom, de discussie wat de subsidies betreft is een zaak van meer dan alleen maar de overheid en de kunstenaars in het geding zijn, ook wij als genieters van cultuur en kunsten. Daarom deze bedenkingen.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts