Het begrip van het algemene
Reflectie
Wat
met Hannah Arendts
visie op denken
Spanning tussen het bijzondere en het universele
![]() |
Nog naar aanleding van haar boek "The Life of the mind. Thinking" een paar observaties. |
We probeerden al iets weer te geven van het
indrukwekkende landschap waar Hannah Arendt ons doorheen heeft geloodst en zo
goed en zo kwaad als het ging hebben we enkele perspectieven aangeboden. Maar
het blijft de vraag wat we met haar benadering verder aankunnen. Ze lijkt zich
noch bij de fenomenologie noch bij de existentialisten thuis te voelen, maar
evengoed breekt ze verder de systemen af. Ze doet dit nauwgezet door de
traditie te laten spreken, zodat de wandelaar in dit landschap ontdekt dat we,
hoe zou het toch komen, aangespoord worden zelf de weg te zoeken. Ach,
natuurlijk ben je wel eens weg van deze wereld, als je diep in gedachten bent
verzonken en als het gaat malen, dan ben je helemaal weg. Maar Hannah Arendt
vond nu net dat het niet nodig is te doen alsof je weg van deze aarde moet zijn
om te denken, dat Plato een onvoorstelbaar theater heeft opgebouwd rond de
filosofie, dat het denken zelf wel eens in het gedrang kan brengen.
Zowel filosofen als gewone mensen – wat dat ook
mag betekenen – kunnen zich verliezen in het vermoeden of de wens naar een
betere wereld, waar niets eindigs of waar geen onduidelijkheid bestaat over de
aard en de betekenis der dingen. De wereld is ons zelden genoeg, valt te
bedenken en dus maken we er maar een andere wereld bij. De utopische bewegingen
zijn niet vrij van een metafysische benadering van de wereld. Lucien Goldman
heeft dat voor het communisme haarfijn uitgelegd, zonder uit het oog te
verliezen dat het communisme geen transcendentie kent. De kijk op de geschiedenis
en de geschiedenis die hen gelijk zal
geven, zo meende hij, staat niet zo ver van bijvoorbeeld het Jansenisme als men
geneigd is te denken. Zou dat ook gelden, vraagt een mens zich af voor het
actuele atheïsme? De vraag is namelijk of men van het atheïsme niet ook een
systeemdenken kan maken, waarin bijvoorbeeld, ik bedenk het zomaar, het
discours over de mens gaat, in de beste tradities overigens en dus heel
behoorlijk, maar dan ook negerend de individualiteit van elke mens en dus
negerend dat het wel past over mensen te spreken en niet over de mens.
Het punt is dat het denken van Hannah Arendt de
lezer duidelijk maakt dat denken niet zomaar een spel is, maar dat er heel wat
hindernissen zijn, maar ook trompe l’oeils en schitterende vergezichten, die
echter niet altijd blijken te zijn wat ze schijnen. Maar men kan zich blijkbaar
goed met schijn en verschijnselen verzoenen als men er een draai aan weet te
geven. De filosofen die ons verteld hebben dat er een andere en betere wereld
zou zijn, waarbij ze de ratio volop uitspelen, het blijft een vreemde
bedenking. We hebben vaak dat zoeken naar een betere wereld opgemerkt, ook bij
mensen die van zichzelf vinden dat ze volslagen lucide en rationeel tegen de
dingen aankijken.
Stephen Toulmin heeft in zijn essay, terug naar
de redelijkheid, betracht aan te geven hoe wetenschappers en filosofen er vaak
in slagen aan de hand van de rede tot volslagen onredelijke stellingen te
komen. Het gaat erom dat de rede volgens hem dan een puur formeel spel is
geworden. Het lijkt sterk op wat Arendt zegt over de (formele) logica. Men moet
inderdaad weten hoe een gedachte te formuleren en ervoor zorgen dat de
ontvanger zo de boodschap ontvangt als die is bedoelt. Maar Arendt lijkt zich te
verzetten tegen een formeel denken, dat in se logisch en rationeel is, maar ook
zinledig kan uitpakken. Zij pakt dan ook, in een andere context, maar toch met
de dezelfde overtuigingskracht de pseudowetenschappen aan, waarbij ze meent dat
sommige metaforen niets nieuws vertellen. Over de psychoanalyse zegt ze dat de
metafoor van de ijsberg die moet aangeven hoe het onbewuste zich tot het
bewuste verhoudt, eindelijk niets uitlegt en dat, als men zaken uit het
onderbewuste naar boven haalt, dit verdwijnt uit het onderbewuste en dus de
verhoudingen gewijzigd zijn. De metafoor draagt niets over. Het is van belang
deze kritiek op de pseudowetenschappen ernstig te nemen, zeker in deze tijd,
waarin juist in de sociale wetenschappen de moeilijkheid aan het licht gekomen
is dat het doel van het onderzoek niet altijd zo waardenvrij is als men de
leken voorhoudt. Maar ook ligt er vaak de grondslag aan te gronde dat men de
mens wil verbeteren. De maakbaarheid van de mens veronderstelt namelijk ook een
metafoor, waarbij de mens als machinerie wordt beschouwt. Iemand als Victor
Lamme veronderstelt, poneert bijvoorbeeld dat het brein de mens stuurt en dat
er niets dan het brein is. Alleen, ook hier zit een metafoor achter die men
maar moeilijk hard kan maken, die van het Cartesiaanse theater. Het brein
stuurt de mens, maar de inbreng van de zintuigen blijkt nergens uit. Dat lijkt
een mooi model, maar botst op het gezond verstand, zoals mevrouw Arendt dat
poneert. Victor Lamme stelt dat het brein buiten onze controle functioneert,
maar kan niet ontkennen dat we redelijke besluiten kunnen nemen. Het probleem
is dat we inderdaad niet weten hoe een brein de zintuiglijke waarneming
verwerkt. Determinisme roept men, maar daarom noemen we het ook het
Cartesiaanse theater, waarbij een mannetje de hersenen stuurt, bij Descartes
maar bij Lamme stuurt het brein zichzelf, of niet.
Als we het boek goed begrijpen dan krijgen we
vaak te maken met opvattingen over de mens, die omdat ze de mens als eenheid
zien waaraan mensen allemaal beantwoorden, niet kunnen kloppen in de
ervaringswereld, want mensen zijn verschillend, want zelfs als de genetische
code DNA niet zo gek veel kan verschillen zijn er voldoende redenen aan te
dragen waarom mensen anders handelen. In de sociologie heeft men dat probleem omzeild
door met communities te gaan werken, waarbij mensen onder een noemer brengt die
zoveel mogelijk relevante gelijke kenmerken vertonen, op het vlak van
voorkeuren voor van alles en nog wat tot de feitelijke sociaaleconomische achtergronden.
Zo kan men over kansengroepen spreken die zus of zo behandeld worden, vaak,
ongewild hopelijk, paternalistisch. Het is van belang te merken dat de
benadering van de uniciteit van het individu precies te maken heeft met wat
Arendt vertelt over oordeel en verantwoordelijkheid en het kan moeilijk
onderzocht worden, maar wellicht heeft ook haar ervaring aan de Jodenvervolging
in Europa meegespeeld. De mens is meer dan alleen maar maakbaar, maar de
vrijheid is meer dan de kwestie van een vingerknip. Het bewustzijn – daar is
het weer – maakt het net mogelijk dat mensen oordelen, of ze nu hoog geschoold
zijn of niet, of ze nu filosoof zijn of niet. Lang voor Susan Neiman of Richard
Sennett zag zij al het probleem van een soort kennis die zichzelf voedt, maar
niet meer in het volle leven onderzocht wordt. Een uitspraak als deze is nogal
wat, maar het gaat Sennett – in the
Craftsman – en Neiman erom dat in bepaalde cenakels, bijvoorbeeld het
Pentagon constructies worden opgezet en waarbij, zoals Daniël Ellis getuigde de
betrokkenen zich bijzonder wijs en bijzonder geïnformeerd wisten en daardoor
neer gingen kijken op de domme idioten buiten. Zij onderzoeken evenwel, zo
stelde Neiman niet goed hoe ze zelf denken, die experten, zoals in het Pentagon
in de jaren 1967 en volgende. Het valt
moeilijk aan te nemen dat dit zoveel veranderd zou zijn.
Het komt erop aan dat men de gedachten van
anderen niet onderschat, zoals men zo vaak doet als men spreekt over gewone mensen en hun vermeende
oppervlakkigheid. Het feit dat iedereen kan denken, dat iedereen geroepen is om
te oordelen en dat het hen vaak gegeven is, zoals mijn toenmalige judotrainer –
hoewel hij slechts tot 14 op school zat - dieper op de dingen in te gaan, zoals
we al schreven. Het is gemakkelijk het gewone volk of wat men daarvoor aanziet
te behandelen als minus habentes. Sommigen ontbreekt het aan inzicht, maar of
dat alleen geldt voor gewone mensen, valt te betwijfelen. Precies het boek dat
Arendt wijdde aan Adolf Eichmann laat zien dat er een behoorlijk risico bestaat
dat mensen die voor een bepaalde idee gaan, zich daarin ook kunnen verliezen en
hinderpalen niet meer zien. De hele opzet om de oorlog in Irak te beginnen, met
de leugens over de massavernietigingswapens, heeft de legitimiteit van de
regering Busch en van Washington geen goed gedaan. Het ware interessant geweest
de reactie van iemand als Arendt te zien, al is het natuurlijk zo dat we het
zelf ook konden proberen.
De idee dat de oorlog fout was, kon ik
onderschrijven, maar ik heb het altijd gemakkelijk gevonden te protesteren in
Gent. Het was een oorlog die beslist was in een kleine kring en verkocht is
geraakt tot in de VN. Het was bizar om te zien hoe Tony Blair die oorlog steunde
terwijl Frankrijk, België en Duitsland dat weigerden, wat hen op een sneer over
een pralinetop kwam te staan. Omdat de stabiliteit in de regio er niet op verbeterd is, kunnen we stellen dat
men ook de doelstellingen, c.q. de gevolgen niet goed beschreven, laat staan begrepen
had en dus niet had voorzien. Het gevolg? We kunnen vaststellen dat de
samenleving in Irak, die uiteraard niet vrij was, nu de ellende kent van een
zwakke staat en moeilijke verhoudingen tussen de bevolkingsgroepen in het land.
Het aantal aanslagen lijkt te dalen, maar het land heeft voor het ogenblik niet
meer de kracht of onvoldoende om vrijheid en veiligheid te verzekeren. Er is
onnadenkend gehandeld, maar zij die zich wilden verzetten kregen niet altijd
voldoende weerklank.
De ideeën die in het boek van Hannah Arendt
onder de loep genomen worden blijven fascineren, omdat de dame een heel stuk
filosofische traditie van onder het stof haalt en ook wel onderuit. Zelf noemt
ze zich geen filosofe maar een (politiek) denker. In The life of the mind wil
ze uitleggen dat filosofen wel eens te ver gaan in het denken over de dingen,
door die dingen uit het oog te verliezen. De kans dat een mens in een kuil
dondert bij een wandeling op het strand is niet denkbeeldig, want men kan met
het hoofd in de wolken lopen van zoveel schoonheid. Men kan ook letterlijk naar
de maan staren of een ander hemellichaam, want net aan het strand is de
lichtvervuiling nog dragelijk. Maar goed, Thales van Milete viel in een kuil en
een boerenmeid lachte hem uit, tot ergernis van Plato en zelfs Heidegger. Het
was voor Arendt duidelijk dat de heren zichzelf een beetje te ernstig namen,
maar tegelijk, welja, intellectuele spelletjes speelden.
In dit boek vind ik een gedachte die werkelijk
verrassend is, namelijk Nunc Stans,
de idee van het blijvende nu. Het betreft de gedachte dat een persoon in het
heden, tussen verleden en toekomst in een uitgebreid heden leeft. Het
bewustzijn van het voorvlieden van de tijden laat niettemin zonder goocheltrucs
toe te ervaren dat men tussen het steeds groeiend verleden en de aanstormende
toekomst een plaats heeft en dat men daarin thuis kan zijn. Nunc stans staat tegenover de eeuwigheid, de
onveranderlijke dingen. Het zijn dus de scholastici die de filosofie hadden
kunnen bevrijden van de twee wereldenbenadering.
In die zin kan men niet voorbij een aantal
discussies over Hannah Arendt, omdat ze zich, zoals later Neiman en Nussbaum
buiten de analytische school zijn gaan stellen. Het gaat niet om een
gemakkelijke filosofie, waarbij men aan de vragen voorbij gaat, maar net, zoals
Arendt deed over Israël en later de zaak Eichmann de gronden van een zaak
zoeken. Haar inzichten vielen vaak op koude aarde of liever, mensen werden er
witheet van. In Filosofie Magazine kan men een discussie lezen over de banaliteit van het kwaad waarbij men
zich afvraagt of men Eichmann banaliseert als men het kwaad banaal kan
bedrijven. Het ontbrak in het stuk aan een belangrijk punt, dat is de notie van
de schrijftafelcriminaliteit, waarbij de voorwaarden voor de misdaad, de Shoa
worden geschapen, c.q de infrastructuur, de methodes, de treinwagons. Eichmann
kon zeggen dat hij alleen maar de wagons vulde en liet rijden. Enfin, het
vullen dat deden de diensten van de SD en andere, die, zoals Insa Meinen
schreef, zochten naar onweerlegbare Joodse mensen. Zijn rol was beperkt en toch
cruciaal. Jawel, hij ging naar Jeruzalem en studeerde over de Joden voor hem
daarom gevraagd werd. Ideologisch stond hij dus waar hij moest staan en Arendt
schrijft ook over zijn gedrevenheid aan het einde van de oorlog om de Hongaarse
joden ook om te brengen, waar Himmler hen wilde ruilen voor broodgraan uit de
VSA. Zij ontkent, anders dan men lijkt te denken niet de ideologische
gedrevenheid van de man, maar wel dat die gedrevenheid hem niet toelaat over
zijn handelen na te denken. Het blijft verbazen dat haar verslag van het proces
tegen Eichmann nog steeds voor controverse zorgt. Die notie doet het hem, de
banaliteit van het kwaad, daar komt menigeen niet mee in het reine. En zij
heeft het dan onder andere over gedachtenloos handelen, heeft het ook over het
geval Ellis, die merkte dat er met de oorlog in Vietnam heel wat fout zat en
dat het publiek hoorde te weten wat er mee aan was. Systemen die een hoge
innerlijke samenhang vertonen, zoals bureaucratische systemen kunnen bijzonder
gedachtenloos werken. Het werk dat men doet vergt alleen bureaucratische
inspanningen, al zou men er wel eens verbaasd over kunnen zijn op welke niveaus
zich dat afspeelt. De wijze waarop vandaag mensen bijna gedwongen worden gezond
te leven, laat zien hoe daar in feite de emotionele betrokkenheid met het leven
uit verdreven is geworden.
In die zin is het leven van de geest wat mij
betreft een boeiende poging om als lezer zelf te gaan nadenken over hoe
systemen werken en hoe we in systemen kunnen verdwijnen, wat er toe kan
aanzetten voor een zekere subversie te kiezen om het systeem en het zelf wakker
te houden. Spreken over subversie brengt met zich dat men voor stuk de
vigerende ratio opzij zet, de ratio van het systeem, omdat die, eens alom
overheersend geen ruimte meer laat voor andere keuzes. Dan hoeven we niet meer
zelf denksporen te trekken, maar, zoals te lezen valt in het boek van Arendt,
Denken, in verband met wetenschappelijke kennis dat eens kennis verworven is,
door een persoon, maar ook door het systeem dit geen denken meer veronderstelt.
Precies de omgang met zowel Darwin als Einstein laat zien dat als deze kennis
alleen maar als kennis aangeboden wordt, het denken niet aangewakkerd wordt.
Het zal misschien aansluiten bij de kritiek op de universiteit die onder meer
Rik Torfs wel eens te berde te brengt en ook Georges Steiner, al heb ik daar
minder mee. Want juist Steiner lijkt te pleiten voor een soort alfa kennis, die
alleen maar kennis is. Nu goed, de verzen van Baudelaire of de aforismen van
Roger Bacon kennen, Milton’s Paradise Lost of De Boeken der Kleine zielen van
Louis Couperus moet men wel lezen en zelf verwerken. Ik denk dat Steiner te
veel op de kennis bezig is, terwijl Arendt zelf nu meer kijkt naar het
onderzoeken en verwerken. Wat betekent het Arma
virumque cano? Het begin van de Aeneis gaat over de bard die het lied zingt
van de man en zijn wapens. De Illias ging over de wraak en de lotgevallen van
Achileus en de onbegrijpelijke rol van de goden, maar dat lezen maar weinig
mensen meer in het Grieks.
En toch, net Hannah Arendt weet ons ertoe te
verleiden te literatuur en de filosofische traditie opnieuw te bekijken. De
wijze waarop zij ons opnieuw vertrouwd met de filosofische teksten maakt, maar
dit doet zonder bepaald veel respect voor reputaties, maar wel met grote
aandacht voor de teksten zelf, maakt het bestuderen van het boek wel degelijk
de moeite waard.
Bart Haers
Μῆνιν ἄειδε, θεά, Πηληιάδεω Ἀχιλῆος
Bezing,
Godin, de wrok van Peleus' zoon Achilleus
Reacties
Een reactie posten