Waakzaamheid niet tegen rechts alleen
Reflectie
Rechts
of Links
Waar draait het om
Op de radio deze ochtend (11 december) kloeg de
oppositie dat het aangekondigde akkoord tussen N-VA, CD&V en VLD rechts zou
zijn, meer nog, met riep op tot waakzaamheid. Bizar, want aangezien de partijen
niet echt rood kleuren, kunnen ze alleen de andere kant op kijken. Maar wat
bedoelt die mevrouw dan wel?
Rechts, dat is burgerlijk, links is… de
contramine en de revolutie, desnoods geïnstitutionaliseerde revolutie, maar
revolutie moet er zijn, zelfs als het volk er niet van weten wil. Overigens
slagen revoluties meestal niet helemaal, in de mate dat ze de vrijheid van
opinie instellen dan wel beperken. Dat laatste lijkt doorgaans, het probleem, waardoor,
zoals we reeds aangaven, de revolutionaire partij de macht tracht te
consolideren. Natuurlijk, de keuze voor democratie vanwege de revolutionairen
in de VSA in 1776 en volgende decennia was niet altijd een gemakkelijke keuze, zodat
men telkens weer gezorgd heeft voor evenwichten tussen de verschillende
machten. In Frankrijk ging de revolutie over in de Terreur, maar met Napoleon
kwam er dan een burgerlijk bewind – terwijl hij toch wel een militair was en
zich tot keizer kroonde - aan de macht. En toch zou Frankrijk centralistisch
blijven. Mag men stellen dat een van de kenmerken van Links een sterk
centralisme en dito uitgebouwde bureaucratie is, dan kan men begrijpen dat
sommigen menen dat wie de controle van de centrale overheid afwijst, ook meteen
rechts mag heten. Het gaat er echter om dat de links een grotere controle wenst
op de productie, de grondstoffen in de hoop zo tot een rechtvaardiger
samenleving te komen, maar het is toch nog niet zo vaak zo ervaren.
Links pikt het niet als mensen over de excessen
in Polen, de DDR of de USSR spreken en noemen de verwijzingen irrelevant,
enfin, we denken aan Dimitri Verhulst. Toegegeven, voor ons is het verhaal van 9
november 1989 een herinnering die vooral te maken heeft met de emoties van het
volk dat uit Oost-Berlijn door de checkpoints liep, elkaar voortduwend om de
zegeningen van het westen te zien. De integratie van die landen én mensen die 40
jaar onder een dictatoriaal regime hadden geleefd, in de EU gaat niet vanzelf,
al blijkt het in Duitsland jaar na jaar beter te gaan. Dat zowel de
Bondspresident als de Bondskanselier uit het Oosten komen, laat zien dat er
mogelijkheden zijn, al is niet elke Ossie blij, maar of dat aan persoonlijke
omstandigheden ligt, dan wel aan het beleid, moet men niet proberen uit te
maken. Men kan er, zo zegde iemand in Görlitz niet naar terug en het was fout
te geloven dat de staat het allemaal kon regelen. Veel zegde hij verder niet
over het nieuwe leven, maar dat hij geen B&B was begonnen als hij er niet
in geloofd had, dat er geen torenhoge belastingen zouden komen en nog wel
ergere represailles, spreekt voor zich.
Ondernemingszin, men kan er veel over spreken,
maar als de resultaten van het werk niet opwegen tegen andere mogelijkheden,
waarbij men minder zorgen aan het hoofd heeft, dan wordt ondernemerschap een
lastige zaak. De zaak is dat we vandaag niet zo goed weten, heb ik de indruk,
wat we zelf vermogen en als men het van links mag geloven, dan is het beter en
rechtvaardiger als de staat het maar op zich neemt. We hebben in Griekenland
gezien, dat als er niemand is die het collectieve ter harte neemt, dat voor het
budget rampzalig uitpakte en we weten niet wie er nu eindelijk slachtoffer mag
heten.
Moet de overheid in alles voorzien? Of is het
eerder zaak van beter opnemen van verantwoordelijkheden. Bedenken we immers dat
er meer dan een overheid is en dat de lagere overheden soms andere
mogelijkheden zien, maar ook dat er verschillende meerderheden met elkaar te
maken hebben. Links in een systeem waar het de macht heeft, kan wellicht, zoals
in Noorwegen het geval is of in Zweden veel van de opties realiseren. Sommigen
zien in Zweden het na te streven model en er zijn, zeker wat Noorwegen betreft
redenen om aan te nemen dat het er goed leven is.
Het probleem moet men niet zoeken in de
doelstellingen van wat Links voorstelt, ook al omdat sommige doelstellingen
zoals een rechtvaardige wereld zelfs door nefaste regimes werden en worden
voorgesteld. Nu goed, de vrijwaring van de mensenrechten is al wat preciezer,
maar dan nog is er heel wat discussie mogelijk over de vraag of de vrijheid,
gelijkheid en broederschap goed verenigd gerealiseerd kunnen worden. Links
meent dat niet helemaal nodig is. Rechts legt dan weer de verantwoordelijkheid
bij de personen zelf, maar vergist zich dan weer in de manier waarop die
verantwoordelijkheid zich realiseren kan.
Als ik in de krant lees dat Liberalen John
Rawls én Friedrich von Hayek ter harte nemen, dan vraag ik mij af hoeveel
begripsverwarring er niet aan de orde is. Von Hayek, door Verhofstadt
hoogstpersoonlijk uit de vergetelheid gehaald, maar wiens Road to Serfdom niet
overtuigend was voor iedereen, wijst de staat wel niet af, maar haar rol moet
zeer beperkt worden. Dat Duitsland naar centrale planning zou zijn overgegaan
en zo naar Nazisme, had er wellicht ook mee te maken dat de vrije markt zelf
niet naar behoren functioneerde, maar die centrale planning onder Wiemar was er
toch niet. En in Oostenrijk waar von Hayek in de jaren dertig leefde was er ook
geen sprake van zuiver socialisme op het niveau van de staat, wel had Wenen een
socialistisch bestuur . Voor even toch. Machtsmonopolies
van grote spelers, sinds de antitrustwetten hebben overheden en bedrijfsleiders
altijd tegenover elkaar gestaan. De markt werkt niet vanzelf autonoom
zelfcorrigerend. Maar het is juist dat centralisatie van de economie een
nefaste invloed kan hebben, meestal verzandend in bureaucratie, laksheid én
machtswellust tegelijk.
Het kan niet anders, denk ik dat dan men naar
John Rawls moet kijken die in zijn theory of Justice uitlegt dat men mensen
niet in armoede mag laten leven. Amartya Sen heeft wel degelijk kritiek
uitgebracht en gezocht naar een benadering die minder idealistisch mensen
centraal stelt. Ook Martha Nussbaum werkt met haar capability approach – in
samenwerking met Sen, maar niet altijd unisono – aan een benadering waarin de
waardigheid van de persoon centraal staat. Er lijkt meer resultaat te komen van
een benadering als die van John Rawls, als we afgaan ook op wat Frank Vandenbroucke
of Philippe van Parijs ermee hebben aangevangen. Maar in meerdere opzichten
houdt de benadering te weinig rekening met het menselijke aanvoelen van wat hen
of anderen recht doet. Het hele discours van Steve Stevaert en Caroline Genez
over rechtvaardigheid en niet op kap van
den arbeider of niet op kap van den armen klinkt goed, maar het biedt die arme geen
ruimte, kans of mogelijkheid zijn of haar armoede te overstijgen of desondanks
een goed leven te leiden.
Rawls inspireerde in de jaren 1990 en tot nu
links en leek een alternatief voor het
vermolmde marxisme. In die zin is het van belang, denk ik dat men zowel bij de
liberalen als bij de sociaaldemocraten meer gaat nadenken over wat men wil
bereiken. De discussie over het doel en de middelen, en evengoed de aangewende
retoriek lijkt mij vandaag een van de moeilijkste punten. Een goede tweede is
dat men een bruikbaar idee kan hebben, zoals Martha Nussbaum, maar dat dit
ideologisch zo moeilijk te vertalen lijkt, dat men de stuurbaarheid ervan
moeilijk kan overzien, zodat men liever voor een heldere boodschap kiest, ook
al blijft die altijd een verre en vage rozevingerige ochtendstond. En toch vind
ik haar benadering zeer inspirerend.
Het probleem voor de burgers is dat ze vaak
aangesproken worden op zaken waarvan men denkt dat ze zullen behagen. Maar in
massasamenlevingen is een relatief beperkte aanhang soms zeer opvallend en
sturend. Maar tegelijk blijkt het niet mogelijk lang boven eigen gewicht te
spelen. De snelle verschuivingen in populariteit laat zien dat het publiek al
te snel ziet of een politicus woord houdt. Maar ook is het zo, zoals bleek in
het geval van Steve Stevaert dat het enthousiasme in de media enige tijd de
betrokkene wind onder de vleugels geeft, maar in het geval van Leterme ziet men
dat deze een beetje ondanks de media op de voorgrond komt en ook na de
zogenaamde afgang bij zijn achterban hoog blijft scoren. Rechts slaagt er niet
in iemand te vinden die zo kan wegen, zegt men, want die ene politicus die al
enige tijd aan de top meedraait, Bart de Wever wordt door sommigen aan de rand
van het spectrum geplaatst. Enfin, voor sommige commentatoren is er alleen
links en verder is er extreem rechts.
Benaderingen die afwijken van… tja, van wat eindelijk,
lijken niet goed passend. Maar wie de politiek bekijkt alsof er maar een
benadering deugt, doet zichzelf onrecht aan, want al kan men een voorkeur
hebben voor Bruno Tobback, dan nog moet men toch accepteren dat andere partijen
iets te melden hebben. Wie het ongepast vindt dat mensen er een conservatieve
visie op na houden, moet zichzelf maar in de spiegel kijken en zich afvragen of
men nog wel democraat mag heten. De politieke tegenstander, binnen het spectrum
van democratische partijen, kunnen elkaar niet ontlopen. Maar toch, denk ik, is
er meer nodig, met name als we het over economische relance hebben, dat
ondernemers en werknemers samen de hand aan de ploeg slaan. Nu speelt met het
spel als een zero-sum game, wat betekent dat wat de ene wint de ander verliest.
Als het zo eenvoudig was, hadden we wellicht een nog meer gewelddadiger
samenleving, want de idee dat de economie, zelfs die van het geluk een zero-sum
game is de bron van veel jaloersheid en geweld. Men kan aannemelijk maken dat
in een overlevingseconomie de totale voorraad levensmiddelen vrij constant is,
zodat er bij gelijk blijvende populaties weinig rek zet zit op wat de ene en de
andere kan krijgen. Uiteindelijk dreigt er altijd een tekort omdat de groep de
neiging heeft sneller te groeien dan er middelen ter beschikking staan. Maar in
latere economische stelsels bleef er altijd dat precaire verband tussen
draagvermogen van de aarde of de productie en de verlangens en verwachtingen
van de burgers.
Wie de jaren dertig in het teken ziet van
extreem-rechts, mag ook niet vergeten dat links toen aardig aan de weg timmerde
en dat Frankrijk een volksfrontregering kreeg, waar burgerlijk rechts niet aan
de bak kwamen. Die kreten over de ellende van de jaren dertig willen we wel
geloven, maar wat stoort is dat men alle ellende bij Rechts legt. Links heeft
fouten gemaakt, net zoals rechts, vooral de burgerlijke partijen in het centrum
hadden, zeker in Duitsland geen antwoord op de eisen die de tijd stelde, de
economische crisis dus. Maar beweren, zoals men altijd weer doet, dat het toen
de burgerij was die de NSDAP aan de macht bracht, blijft altijd weer moeilijk
te houden. Behoudens Franco hadden de meeste fascistische en totalitaire
leiders eerder een band met links, dan met rechts. Overigens, kijkt men naar
Wilders, dan valt op dat populisme altijd gaat vissen in de vijver van links,
hoe pijnlijk dat ook is.
Het zou dus goed zijn als mensen die zeggen het
hart links te dragen – oeps, iedereen dus? – er zich rekenschap van geven dat
we al behoorlijk lang onderweg zijn met de democratische instellingen die we
kennen en dat er nog weinig ideologische stromingen boven elke verdenking
staan. Verdenking van kortzichtigheid, plichtsverzuim, populisme en wat al niet
meer. Het is geen verpletterende schuld, maar kan het wel worden als men er
niet toe komt voor de toekomst oplossingen te bedenkingen. Want het zal wel
eens afgezaagd raken, dat liedje over 1933 en volgende jaren omdat het
bijvoorbeeld blind blijft voor de wijze waarop in Duitsland links het
straatgeweld niet uit de weg gegaan is.
De geschiedenis schrijft men nooit eenzijdig,
zegt u? Dat is nu net wel het geval, maar niet enkel de verliezers zijn de
dupe, veel meer nog zij die geen zegevierende positie konden of wilden innemen.
Neem nu generaalinspecteur Kurt von Hammerstein-Equor, die weigerde te dienen
onder Hitler, wiens dochter bereid was te spionneren voor de Sovjets? Of wat
gedacht van Ernst Jünger? De jonge mensen van de Witte Roos dan wel Johannes
Fest, vader van Joachim Fest? Deze kwesties hebben hun belang, maar komen te
zelden aan de orde. Het was een ideologische tijd, dat ziet men wel, maar ook
nadien, in de jaren zestig en zeventig, toen de RAF dood en vernieling zaaide,
bleven de burgers alweer vragend toekijken. En toen recent in Duitsland een
groepje jongvolk bezig waren met Donar Kebabs in de as te leggen en mensen te
vermoorden, toen was de discussie alweer moeilijk. Bij ons werd het hoogstens
gemeld.
De discussies blijven voeren alsof de geest van
1929 nog altijd over Europa zou waaien lijkt mij een vergissing. De crisis anno
2012 heeft misschien vergelijkbare oorzaken, onder meer een te strak deflatoir
beleid, de andere kant is minstens even belangrijk, moeten we het neoliberale
adagium overnemen, dat de staat het probleem is? In meerdere opzichten blijkt
dat het overheidsapparaat in Europa niet te zwaar is voor de taken die het op
zich heeft genomen, op vraag vanwege politici en vanwege burgers. Het punt is
dat de overheid niet alle taken naar behoren kan opnemen, zoals onderwijs,
omdat er teveel ballast op rust. Jongeren willen wel leren, maar hen wordt niet
voldoende aangebracht dat hoezeer het ook een recht is, het ook een plicht
blijft. De problemen in het onderwijs? De neiging met elke moeilijkheid van
individuele leerlingen iets te willen doen, iets anders dan die leerling zelf
te helpen de hindernis te nemen. Leerplicht tot 18 jaar is niet altijd een
zegening, noch voor de scholen, noch voor de betrokken leerlingen zelf. En is
het rechtvaardig? Dat moet nog onderzocht worden.
Links geeft vaak zeer goede analyses, ook goede
oplossingen, maar op enig moment blijkt het moeilijk van die goede intenties
iets goeds te maken. Die gedachte zal men vreemd vinden, maar zoals marketeers bij grote bedrijven zoveel
mogelijk mensen proberen te bereiken door hen onder één noemer proberen te
plaatsen, zo probeert links politiek zoveel mogelijk mensen met abstracte
noties te plezieren. Klopt dat wel? Gaat het over alleen maar abstracte
begrippen? Op het oog wel, maar dat zou negeren zijn wat het socialisme en
bijvoorbeeld de arbeidersvleugel van de christendemocraten heeft bereikt. De
pro’s en contra’s van de vakbonden kennen we, maar we weten ook dat vakbonden instituten
zijn geworden die hun bestaansreden wel eens vergeten. In het concrete werk valt
er weinig op aan te merken, maar als de ideologische trom geroerd wordt,
vergeten ze, zoals het sociaaldemocratische sprekers wel eens overkomt dat ze
zelf mee de samenleving hebben opgebouwd waarover ze nu mee
verantwoordelijkheid (willen) dragen.
De samenleving die we nu kennen komt voort uit
het langdurige conflict tussen arbeid en kapitaal, zegt men maar tegelijk
vergeet links, vergeten de vakbondsleiders dat hun leden al lang niet meer tot het
uitgebuite proletariaat behoren van nooit voordien. Want dat is toch wel wat
men graag aanneemt en wat men in een film als Daens dik aanzet. De strijd van
Daens en van de christendemocraten in het Gentse die voor arbeiders en
bedienden opkwamen wordt er niet minder belangwekkend op als men inziet dat de
patroons niet allemaal onnozele uitbuiters waren. Wel integendeel, er waren er
die ertoe besloten dat hun personeel behoorlijk moest kunnen leven, want dan
zouden ze minder ziek zijn en sterker zijn. Maar goed, de vakbonden waren nodig
om de arbeiders tegen uitbuiting te beschermen en betere arbeidsomstandigheden
af te dwingen. Na WO II werd dat systeem geperfectioneerd, zozeer dat het
proletariaat helemaal verdween, al zijn er nog mensen van veertig of bijna
veertig die zeggen dat ze hebben moeten knokken om hun plaatsje onder de zon.
Maar de arbeiderszonen van een vorige generatie, zoals Chris Vandenbroecke en
Ludwig Heide, bereikten hun plaats aan de universiteit ook niet zonder knokken,
veel meer knokken dan mijnheer Smet zich kan inbeelden, want toen was studeren
nog behoorlijk veeleisend en sprak men de leraren nog aan met professor. Maar
men kreeg dan ook les, soms papegaaienwerk, maar heel vaak behoorlijk
ingewikkelde opstellen en spreekbeurten, waarbij men wel degelijk creatief
hoorde te zijn. Maar goed, de hervormingen slaan blijkbaar de steunberen onder
het onderwijs weg.
Wat kan men vandaag nog aanbrengen als links,
in een Europa waar de sociale zekerheid goed is georganiseerd? Men heeft
geprobeerd en blijft proberen de oude leerpunten van het marxisme levendig te
houden en toch, het meest merkwaardige wat progressieven overigens maar zelden
onder ogen nemen, is het aperte paternalisme, waarbij de vrijheid van
opinievorming maar wenselijk is als men tot bepaalde conclusies komt. De
kritiek op het moralisme van de kerk mag dan terecht zijn, even goed merkt men
ter linker zijde vormen van moralisme, die het begrip niet bevorderen.
Kortom, denken dat de regering alles moet
regelen en oplossen, houdt geen rekening met wat mensen in de samenleving
kunnen bereiken, motu proprio en dan is teveel wetgeving, of teveel onder
gunning leggen, geen zegen of nuttig middel. Het omroepgebeuren vandaag is een
voorbeeld van een oligopolie dat lang niet altijd voldoende diversiteit aan
programma’s oplevert. Maar ja, die diversiteit zou niet werkbaar zijn en
sommige programma’s zouden geen publiek kennen. Een uitzending over een stille
kerstnacht in Stalingrad 1942, vond ik dan wel indrukwekkend. Het voorbeeld van
de media, waarbij men mensen soms zo een grote faam toekent, mag ons niet blind
maken voor het feit dat de openbare omroep lange tijd wel zeer ontvoogdend en
vormend heeft gefunctioneerd. Misschien is het dat wat na de jaren 1960 niet
enkel links maar ook in andere stromingen is weg gedeemsterd, de bereidheid te
vormen en zich te vormen. Vroeger sprak men niet van levenslang leren… maar
deden velen het.
In de politiek vandaag vallen er niet zo heel
veel ideetjes te rapen die beklijven. Zorg voor de biosfeer zou er een van
kunnen zijn, want men moet zijn tuin bewerken en koesteren. Links eist het vaak
op, zoals ze ook andere zaken claimen, maar waar dat vroeger ook ergens toe
leidde, kan men vandaag lang zoeken voor men een werkelijke realisatie vindt. In
de praktische politiek valt het beter mee, dat mag gezegd, maar als we dan weer
kijken naar beleidsdomeinen zoals onderwijs, dan valt toch op dat er een moeilijk
debat gevoerd wordt over best practices in het onderwijs. Maar we horen
bijvoorbeeld ook dat men de toegang van het DKO wil beperken, want men zal de
prijzen tegen volgend jaar verhogen. Maar niemand rept erover. Hoe ik het dan
weet? Vanwege mensen uit de sector. Men kan niet menen democratisch te zijn en
zoals Louis Tobback beweert transparantie voor te staan en zo een belangrijk
domein van de samenleving als de kunstopleidingen gewoon te negeren. Ook al blijven de meeste oud-studenten
amateurs, dilettanten die graag nog hun instrument blijven bespelen of hun
aangeleerde technieken in de schone kunsten voor eigen genoegen uitoefenen, dan
nog is de waarde van het DKO voor de samenleving én voor personen van
onvoorstelbaar groot belang. Waarom de prijs zo hoog wordt? Luc Vandenbossche
zegde het al, 10 jaar geleden of meer, dat niet iedereen piano of viool kan
leren. Misschien is het niet nuttig, maar de verhoging van de prijzen tot bijna
200 € voor kinderen en 400 € voor volwassenen, betekent dat mensen uitsluit van
de ontwikkelingen van hun capabilities. Het is ook een afsluiten van de weg
naar de eigen cultuur. Waarom zouden jonge Marokaantjes alleen maar mogen
rappen? En andere jonge gasten met een gitaar door het leven gaan. Overigens
wordt er aan academies ook popmuziek gegeven.
Feiten doen er dus wel degelijk toe en het is
van belang te begrijpen dat de visies die men ontwikkeld heeft de laatste
decennia eindelijk niet de verwachtingen van mensen gevolgd hebben. Soms gaat
men ervan uit, zoals Jan Blommaert, dat men contra-intuïtief moet kijken naar
de dingen. Maar hoe boeiend de inzichten van Jan Blommaert over democratie ook
zijn, dan nog kan hij dingen bedenken die een goede huisvader niet helemaal
ziet zitten. Het gaat over de kloof tussen de inzichten van Blommaert, waarin
het persoonlijke van ondergeschikt belang is tegenover de maatschappelijke
kwesties. De armen moeten geholpen worden, maar tegelijk mag de
kost niet te hoog oplopen. Het lijkt me soms op de liefdadigheid van kloosters
in vroeger eeuwen, die bij belangrijke gelegenheden broden gaven, volgens de
bronnen soms zeer veel broden, maar bij nader toezien bleken het kleine
broodjes, pistoletjes maar het doel was dan ook vooral te geven, niet van
werkelijke problemen op te lossen.
De weg is boeiend en er zijn vele
verschijningsvormen van het linkse denken. Sommige zijn interessant, andere
hebben de diepgang van een ovenschaal. De idee dat de hele opgang van fascisme
en nazisme een rechtse en burgerlijke aangelegenheid was, klopt niet helemaal,
of beter helemaal niet, maar toch blijven we er mee aanmodderen. Dat men vooral
deze vaststelling blijft vasthouden, maakt duidelijk dat de discussie over de
oorzaken van het falen van Rechts en Links in de jaren dertig niet gevoerd kan
worden. Daarom ook kan men van Links blijven volhouden dat men zich van rechts
schuldig moet voelen. Léon Blum en het volksfront heeft de betaalde vakantie
ingevoerd, maar is er niet in geslaagd de joodse bevolking wakker te schudden.
Men geloofde niet dat zou gebeuren wat gebeurd is. Pétain was niet links, maar
over bijvoorbeeld de rol van Franςois Mitterand in Vichy is wel volle helderheid
gegeven – al wordt het zelden goed uitgelegd -, maar heeft men wel zeer
duidelijk gesteld dat hij in Vichy al zocht naar middelen om het Verzet te
vervoegen. Bovendien had de grote socialist gemiliteerd in de Action Franςaise
en andere rechtse groepen. Hij zou veranderd zijn tijdens zijn
krijgsgevangenschap. Charles de Gaulle heeft hem nooit zijn dubbelhartige
positie vergeven en omgekeerd was de argwaan negatief. Léon Blum en Franςois
Mitterand kwamen beide voort uit de middenklasse. Daar is niets mis mee, maar
het gaat telkens om een spreken namens. Het Gentse socialisme heeft langer
gesteund, lijkt het mij, op arbeiders.
Het zijn evenwel niet de vetes van toen die ons
moeten bezighouden, wel waarom links dezer dagen alle burgerlijke partijen
wegzet als Neoliberaal of erger als fascistisch. Dat klopt dus niet, maar men
kan niet die partijen polariserend, populistisch noemen en zelf mee de polarisatie
en het populisme – Op kap van die armen
en die sukkelaars mag er niets gebeuren – aanwakkeren. Het voorbeeld van de
kostprijs van het DKO laat zien dat links om cultuur niets meer geeft. Het
gevoel voor morele superioriteit kan soms dramatisch klinken, als we de
realiteit onder ogen nemen. Waar ik dan zelf sta? Wellicht de burgerlijke
waarden genegen. Waakzaamheid is dus geboden, wie er ook in het bestuur van de
stad zit. Of anders? Mocht men zomaar de zittende burgemeester geloven?
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten