markt van de literaire fictie aan krimp toe
Brief
Over de relatie
van
schrijvers en hun publiek
Brugge,
13 augustus 2014
Beste
schrijvers, auteurs, artiesten
Misschien
was u wat ontgoocheld dat ik u en uw werk wel wil waarderen, maar u niet
puberaal vereren, beaat verheerlijken wil, maar dat heeft ermee te maken dat ik
al sinds mijn jeugd een fervent lezer ben, maar dat auteurs vaak, wanneer ze in
de media kwamen, onvoorstelbare hansworsten, beunhazen bleken. Bovendien kon ik
niet overweg met de wijze waarop recensenten over boeken spraken, want nu te
bot dan te zot, maar ook auteurs verheerlijkten, die bij nader inzien niet veel
voorstelden en soms merkwaardige dames en heren gewoon negeerden. Heeft het met
smaak te maken, dan vooral ook een soort spel van ons kent ons. En dan gaat de
goede smaak gemakkelijk naar de verdoemenis. De doodsteek aan mijn naïeve
geloof dat auteurs bijzondere mensen zouden zijn, gaven de jonge goden, die
rond 1983 plots te voorschijn werden getoverd, Herman Brusselmans en Tom
Lanoye, maar die van de weeromstuit zo prominent in de media kwamen, dat er
geen ruimte meer leek voor andere auteurs.
U
zal begrijpen, hoop ik, dat geleidelijk ook de houding van sommige mediamensen
met auteurs wel eens voor enige wrevel ging zorgen omdat men te vaak dezelfde
mensen in het zonnetje zette en andere gewoon negeerde. Dat maakt dat ik als
lezer met - toegegeven - een smaak die niet altijd de hypes volgend eigen
voorkeuren ontwikkelde, er mee toe bijdroeg dat het eren van auteurs niet
altijd een gemakkelijke zaak is. Ik herinner mij een viering in het
conservatorium te Gent voor Hugo Claus, in 1994 moet dat geweest zijn, waar ik
na korte tijd het op de zenuwen kreeg van de ceremoniemeester Josse de Pauw en
van de andere performerende auteurs, want niemand leek voor het publiek te
spreken, maar slechts voor de eigen club. Nu kan u zeggen dat dit oude koeien
zijn, maar pas later merkte ik dat met deze festiviteiten nog iets anders aan
de gang was: men ging het auteursgild steeds verder beperken tot enkele namen,
enkele personen en alles wat er niet bij lijkt te passen werd genadeloos
afgevoerd. Nu heb ik met auteurs als Jos van de Loo en Ward Ruyslinck nooit veel
affiniteit gehad, maar er waren er toen andere, die men gewoon in de reserve
zette, zowel in Nederland als in Vlaanderen.
Nu
vraagt u zich wellicht af, wie er voor mij door de beugel kan, maar dat lijkt
me niet de kwestie, want als ik al affiniteit voel met auteurs, dan omwille van
de waardering voor hun werken. Annelies Verbeke mag voor mij best een beetje
meer aandacht krijgen, maar er zijn er nog. Alleen, moet ik zeggen, er zijn er
weinig die ik nu echt zo kan waarderen dat ik mij een fan kan noemen. Nelleke
Noordervliet voor haar historische werken en aandacht voor het denken, Robert
Anker, met "een soort Engeland" en Joris Note met "tegen het
einde" vond ik in deze het vermelden waard. Het is natuurlijk zo dat je
niet elke roman goed kan vinden en dat een lezer soms wat hyperkritisch kan
zijn. En toch, met in gedachten altijd weer een aantal klassieken, zal het
lezen van hedendaagse romans er ook niet eenvoudiger op worden, al laat ik me
wat graag inpakken.
Hier
begint het moeilijke punt, denk ik, want het valt te vrezen dat we als lezers
rondjes maken in de wereld der schone letteren, waar de auteurs soms zelf geen
ahnung van hebben. Ik bedoel dat het met een hedendaagse auteur niet altijd
gemakkelijk spreken is over literatuur, omdat ze bijvoorbeeld een werk van
Didier van Cauwelaert, "La femme de nos vies" niet gelezen hebben,
niet kennen, terwijl ze maar matig vertrouwd zijn met bijvoorbeeld Felix
Timmermans of Richard Powers. Thomas Barbier schrijft me dat ik Tongkat van
Peter Verelst zou moeten lezen. Wel, ik heb het geprobeerd, maar ik kon er geen
leesgenoegen in vinden. Intussen las ik "Ongeduld" van Stefan Zweig, Fraulein
Else van Arthur Schnitzler en uiteraard van Laurence Sterne, A sentimental
Journey to France and Italy. Om eerlijk te zijn is dit slechts een heel kleine
greep uit mijn geheugen, waarbij telkens bepaalde beelden, vaker nog stemmen
zijn blijven hangen. Als ik deze namen noem, valt er een genante stilte. Maar
kom ik er rond voor uit dat ik behalve "Der Tod in Venedig" en vooral
"Der Erwählte" zeer heb genoten, dan merk ik wel eens enige
meewarigheid, om nog te zwijgen van mijn fascinatie voor het werk van Saramago
en zeker Tolkien. Vooral die laatste, die zowel taalkundig een groot scheppend
vermogen aan de dag legde - schiep hij niet eigenhandig nieuwe talen? - maar
ook verhaaltechnisch soms complexe verwevenheden wist uit te werken, dan is de
hoon gauw mijn deel. Ik denk dat men niettemin in mijn waardering voor deze
auteurs kan merken dat mijn smaak - en niet enkel de mijne - doorheen vele
jaren grondig is ontwikkeld en dat vele aspecten van de roman als algemene term
en van de verschillende subgenres mij vertrouwd genoeg zijn. Toch kan men,
ondanks het feit dat ik nog steeds de ouwe Goethe weet te waarderen en Couperus
een bijzondere plaats in mijn bibliotheek en in mijn geheugen behouden heeft,
maar... jawel, de catalogus is dan wel niet eindeloos maar toch vrij
uitgebreid, want ook Franse en Amerikaanse titels, Spaanstalige ook, maken dat
het vinden van leesplezier niet altijd vanzelf gaat.
En
toch vind ik het belangrijk dat vandaag romans van deze tijd geschreven worden,
zoals Richard Powers mij met "het zingen van de tijd" maar ook met
"Generosity, an Enhancement" wist te raken, terwijl ander werk voorlopig
niet zo op mijn systeem wist in te werken. Tja, de lezer is nukkig,
kortzichtig... en eigengereid. Maar zonder nieuwe literatuur zou de wereld er
heel wat triester uit zien, valt te vrezen. En daar zal het dus om gaan, dat we
ook vandaag ons niet laten wegzetten met de idee dat verhaaltjes en verzinsels
geen betekenis hebben. Of dat we genoeg hebben aan de realiteit. De romankunst
was al langer een dooie mus volgens sommigen, maar telkens weer verschijnen er
nieuwe werken die onze aandacht weten te vangen.
Waar
zou het toch aan gelegen zijn dat men in de media het onderscheid tussen
spannende lectuur - misdaadromans - en literatuur niet meer kan maken. Levendig
herinner ik mij hoe moeizaam ik in de wereld van de "Gebroeders Karamazov"
-die oude titel blijft toch beter bekken - kon betreden, omdat er zoveel aan de
orde komt, bruutheid en vroomheid, leugen en authenticiteit, verzopen figuren
en krachtige eenvoudige mensen. De roman geeft pas bij het lezen haar geheimen
prijs en een kort samenvatting of het aangeven van een thema lijkt niet goed mogelijk.
Literatuurwetenschappers en het maken van boekbesprekingen op school hebben me
altijd weer op het spoor gezet van een literatuur die ontsnapte aan de
gemakkelijke schema's, want ik vond dat en vindt nog steeds dat zelfs een korte
novelle zich niet altijd samenvatten laat en toen ik de lezing van Karel van
het Reve las over literatuurwetenschap als een bouwdoos van de verhaalkunst,
zonder zich met de inhoud en de opzet van de auteur in te laten, was het me
duidelijk dat het gesprek over literatuur wel zou stilvallen als de
literatuurwetenschappers het in de letteren voor het zeggen zouden krijgen. En
helaas lijkt dat ook zo gegaan te zijn, want in het recensiewezen lijkt de
schraalheid een alibi voor de objectiviteit geworden, want we weten niet meer of
we een roman mogen prijzen en als dat zo is, komt dat meestal omdat een of
andere checklist is afgewerkt.
De
roman Blindgangers van Joke Hermsen werd weggezet omdat er teveel ideetjes
in de ideeënroman verwerkt zouden zijn. Sommigen wijzen "Bruges-la-morte"
af, omdat het een bric-à-brac zou wezen van teveel elementen. Wat dan te denken
van al die romans die ons voortdurend
onderhouden met allerlei verhaallijnen die pas aan het einde met elkaar
verzoend raken, al is niet altijd duidelijk hoe de auteur het doet? De eenheid
van handeling is immers geen vereiste voor de roman, de eenheid van tijd en van
plaats nog minder. Maar wat nog het meeste opvalt bij recensies in de brede
media blijkt het gebrek aan aandacht voor de inventie te zijn. De inventie, dat
is de vondst die een verhaal een zekere urgentie geeft, zoals Baudolino van
Umberto Eco, maar ook Willy Spillebeen had een gelukkige greep toen hij het
verhaal van de reizen van Willem van Rubroeck in het rijk van de Khans nog eens
te boek stelde en aan de vergetelheid onttrok. Het blijft opvallen dat we dit
soort romans in de pers maar matig ontvangen vinden, terwijl andere romans met
het grootste gemak gepimpt worden. En toch slaagt een filosoof, Ad Verbrugge
erin er een mooi over te schrijven, maar driewerf helaas, er komt geen recensie
in de Vlaamse media.
Neen,
want in feite heeft men het niet voor filosofen die zich niet links van het
spectrum plaatsen of niet op de een of andere manier met de vrijzinnige kerk te
verbinden valt. Tinneke Beeckman en Alicia Gescinska krijgen wel enige
aandacht, krijgen ook de ruimte om interessante ideeën te poneren, maar ik ben
benieuwd of het boek over Karol Wojtila in de Vlaamse pers weerklank zal
krijgen. Vlaamse historici, die zich niet laatdunkend uitlaten over de Vlaamse
Beweging, de Vlaamse emancipatie en de cultuur in Vlaanderen tijdens de
Middeleeuwen, Nieuwe en Nieuwste Tijden, maar ook tijdens de hedendaagse
geschiedenis komen ook al niet aan bod. Men kan veel zeggen, maar dat Vlaamse
academici wel degelijk proberen hun bijdrage te leveren aan het publieke debat,
blijft in de media onopgemerkt. Wat aan bod komt? Datgene wat het bestaande
beeld bevestigen kan en nu dus, tja, allerlei boeken over den groten oorlog.
Helaas, driewerf helaas, er zijn maar weinig historische werken dezer dagen die
de gevolgen voor de samenleving, de invloed op de inzichten bij de toen reeds
uitgebreide schare intellectuelen bestuderen. Ook hier weer vigeert een lethargische
houding. Daarom kan dan men toch genieten van enkele goede
schrijversbiografieën, die vaker dan men denkt een venster openen op een wereld
waar we inderdaad nieuwsgierig naar kunnen zijn. We
zijn dus inderdaad overgeschakeld van het debat over literatuur in enge zin
naar wat men heden ten dage de non-fictie noemt, ook weer zonder verder
kwalitatieve distincties te willen maken. Een studie van Erich Fromm over de
vrijheid, een werk met hetzelfde onderwerp van Peter Bieri? Het blijft
oorverdovend stil. Behalve als men elementen uit zijn roman niet kan begrijpen zonder
aan zijn filosofisch werk te refereren.
En
toch zal ik maar best verdergaan met de betekenis van de de roman, zonder de
novelle en de kortverhalen over het hoofd te zien, want de vraag blijft hangen:
hoe kunnen we zinvol over deze tijd schrijven? Nachttrein naar Lissabon van Pascal
Mercier vormt een goede aanzet, maar ook Richard Powers deed een aardige poging
met "Generosity, an Enhancement". Ik denk dat niemand kan vragen aan
schrijvers kan vragen iets over een of ander onderwerp te schrijven, het hangt
van de inventies af. Als ik Joost Van de Casteele bezig hoor, dan denk ik wel
eens dat ik er best eens een roman van zou lezen, of Saskia de Coster, maar
tegelijk, ik moet het toegeven, is er een zekere schroom, dat ik de romans niet
naar waarde zal schatten. Waarom dat zo is?
Het probleem lijkt te zijn dat de wijze waarop
via blurbs en recensies de boeken aangeprezen worden, net omwille van een lange
omgang met recensies en mensen die ons voorhouden welke boeken we moeten lezen.
Laten we wel wezen, vaak schiet men naast doel, want het boek, waarover men het
hebben wil krijgt zelden de waardering die het verdient en dat geldt vaker voor
essays en wetenschappelijke publicaties.
Nu
ik er aan denk, de roman "Goede Mensen" van Nir Baram, dat gaat over
twee buitenbeentjes, een in het Duitsland van Hitler, een in het Petersburg van
Stalin en beide voelen zich gedwongen zich met het systeem in te laten om te
overleven en uiteindelijk, ondanks de overtuiging die ze hebben, dat ze erin
slagen, gaan ze ten onder. Maar de roman is tegelijk, er langer over nadenkend,
een verhaal van hoe een samenleving door de vestiging van een ander regime ook
cultureel en psychocultureel kan veranderen. Die schets vinden we ook bij Anna
Seghers en zelfs in bespiegelingen van Victor Klemper's wetenschappelijke
studie over de verandering van de taal in het Derde Rijk LTI. Maar Baram is
Israëli en neemt ten aanzien van Nethanayu een positie in die niet ver afwijkt
van wat hij in zijn roman beschrijft, namelijk de onmogelijke kwestie hoe men
in Israël kan leven zonder gedwongen te zijn in de aanname mee te stappen dat
er een hemelsbrede kloof is tussen de Israëli en de Palestijnen, wat dus zonder
meer racistisch moet heten.
Romans
kunnen maar iets betekenen als ze in een gegeven context inderdaad de posities
op scherp zetten, niet zoals in het Jezuïetentheater of de sociaal-realistische
publicaties uit de Sovjet-Unie, maar werkelijke pogingen inzichten aan te
dragen die mensen raken. Don Quichote of "Goede Mensen", De
Buddenbrooks of "Adelaïde", maar ook "Vissen Redden" en
"Het licht op de stenen", hebben een eigen betekenis, soms kan die na
verloop van tijd aan urgentie verliezen, maar vaak blijven ze levendig tot de
verbeelding spreken en het denken inspireren. Daarvoor moet men de echt goede
auteurs dankbaar zijn. Maar romans zijn niet de enige vorm die daartoe
bijdragen, ook gedichten, zelfs filosofisch werk en daarom moeten we de brede
media ertoe aanzetten auteurs én vooral hun werken meer aandacht te besteden.
Meer essays over literaire en andere werken zouden helpen. Maar ook wij lezers
moeten er dan de tijd voor nemen.
Het
is tot slot helemaal de gewoonte dat mensen zeggen dat een of andere titel het
beste boek is dat ze ooit gelezen hebben, of een top 3, top 10 of zelfs top 20
kunnen geven, maar misschien kan je dat nog als je pas begint te lezen, eens je
echt gaat lezen ontdek je snel dat het beste boek, de beste auteur of het
laatste boek was dat je las, dan wel een of andere nostalgische herinnering.
Maar je kan natuurlijk voorkeuren hebben en die worden dezer dagen vaak in de
media met toeters en bellen aangebracht. Aan de andere kant, er verschijnt ook
heel veel en we hebben een redelijke kijk, op wat ook bij de buren verschijnt, zodat het aanbod bijna
onoverzichtelijk is. Een roman van Hans Fallada, de drinker, kwam mij voor
ogen toen ik vernam dat Robin Williams overleden was. Die man had hij moeten
spelen in een verfilming, niet omdat zijn dood, van de acteur iets heeft van de
dood door het drinken van sputum van tbc-patiënten mij in gedachten kwam, maar
wel omdat hij de enige acteur was die kon verbeelden wat Hans Fallada ons wilde
vertellen: ongemerkt kan een mens zichzelf vernietigen, althans voor zichzelf.
Maar goed, over zo een roman valt nog veel meer te vertellen. Bij afnemend
licht valt veel op dat in het volle daglicht niet gezien wordt. Velen
verklaarden de roman al dood, maar voor lezers kan een roman niet zo
gemakkelijk verdwijnen, want we dragen er wel een en ander van mee, zeker als
we die unieke literaire ervaring mochten beleven, maar daarover zal het in een
volgende brief moeten gaan: wat lezen vermag? Wat de verscheidenheid aan
lectuur van literatuur brengen kan, komt ook aan de orde.
Valete
Bart
Haers
Sommigen vinden dit soort teksten je reinste opschepperij. Het zij zo. Het gaat erom dat er van het literaire debat, van het publieke debat niet veel overblijft. Het gevolg is dat men liever over de billen van Jenifer Lopez spreekt, of Betty boobs, maar in werkelijkheid niet wat men zal doen. En dat verwondert mij altijd weer. Maar ja, over kunst spreekt men niiet, over literatuur evenmin. Beste anonieme vriend of vriendin, ik schrijf deze blog, zoals ik het doe en om de redenen die ik ervoor heb. Als het u maar niets lijkt dan hoeft u daarom nog niet het volgende in te tikken:
BeantwoordenVerwijderenZou u de titel van uw blog niet beter wijzigen in “Bartje weet alles altijd beter” (lees : wat ben ik, Bartje, toch geniaal en wat zijn jullie toch allemaal dom).
Discussie voeren zonder content gaat ook niet gemakkelijk, lijkt me.
Oh ja, ik vergat nog de onvergetelijke uren te melden, dat ik Anne de Vries verslond, of beter diens boeken, van "de man in de jachthut" over "Reis door de Nacht" tot en met Bartje en Bartje zoekt het geluk.... maar vindt het niet direct
BeantwoordenVerwijderen