Recensie
Brief over Spinoza
![]() |
Henri Krop. Spinoza. Een paradoxale icoon van Nederland. Prometheus Bert Bakker 2014. 821 pp. Prijs: 49,50 € |
Brugge, 31 augustus 2014
Beste Adelheid,
Je zag me al zo vaak sleuren met dat boek
van Henri Krop, dat ik je er wel iets over vertellen moet. Ik weet het, over
een boek dat men niet geheel gelezen heeft, zou men niet moeten schrijven, maar
misschien begrijp je wel dat zo een turf van 700 bladzijden ook wel een
tussentijds enthousiast verslag verdraagt. Want dat Henri Krop ons veel over
Spinoza weet te vertellen mag niet verbazen, maar vooral hoe hij over de
ideeëngeschiedenis een verhaal weet te brengen, is een ander kapittel, waarover
het gaan moet. Al valt een en ander moeilijk uit elkaar te halen, natuurlijk,
want Spinoza werkte na in de geschiedenis, werkt door in de geschiedenis en
toch, moet ik vaststellen blijft het zo vaak bij enkele aannames.
Misschien kan Spinoza als filosoof nog het
beste vergelijken met de componist Bach, die muzikaal grenspalen verzette en
vooral methodes ontwikkelde, contrapunt en fuga, die nadien altijd weer bleven
doorwerken, omdat, denk ik, ook al werden zijn werken niet meer uitgevoerd -
anders dan vandaag gingen componeren en uitvoeren hand in hand en kon men
misschien werken van Bach lange tijd niet meer horen, componisten als Mozart en
Beethoven hebben zich over zijn composities gebogen er de innerlijke kracht van
ontdekt. Ook Spinoza ontwikkelde een methode voor het denken, more
mathematicae, om zich van God en mens, van het al en het ene een adequaat beeld
te vormen. Hij verwierp de wonderen in de bijbelse boeken vermeld, maar begreep
dat God er alleen maar kon zijn, dat God zich in de natuur verwerkelijkt en de
natuur zelf God is. Natuur, wereld, mensen, het zijn alles verwerkelijkingen
van het volmaakte wezen, van God. Anders had het dus ook niet kunnen zijn.
Maar, zo betoogt Henri Krop, Spinoza
verdween enigszins op de achtergrond, zonder dat hij helemaal vergeten werd.
Maar voor het zover was, ontstond er een hevige polemiek rond zijn werk,
waarbij het goed blijkt te onderkennen dat Cartesianen wel heel erg angstvallig
de boot afhielden van een zekere zielsverwantschap te verzinnen viel tussen cartesiaans denken en de inzichten van
Spinoza. Nu we bij het lezen zo ongeveer aanbeland zijn bij het midden van de 19de
eeuw, mag het volgens de auteur vol op het orgel klinken, de verderzetting van
het Spinozisme. Het blijft verbazen, denk ik, dan hoe zelden men echter dieper
graaft in het denken van Spinoza en niet weet te vertellen waarom men hem lezen
zal. Maar meer nog vertelt de auteur ons hoe gedurende meer dan drie eeuwen de
werken van Spinoza en zijn faam ons maar vooral onze voorzaten konden bewegen
er iets over te zeggen.
De zeventiende eeuw, wat ons betreft de
ongelukseeuw, was in de Noordelijke Nederlanden, waar naar we weten tolerantie
heerste, vooral een intellectueel kruitvat. Van de Synode van Dordrecht af tot
lang na de lynchpartij op het Binnenhof, waar Johan en Cornelis de Witt het
loodje legden, was er ook plaats voor scherpe polemiek en nadat dus eerst
Oldenbarnevelt terecht was gesteld, nadat Willem II de orangisten in verwarring
achterliet na zijn plotse overlijden, kwam Johan de Witt, maar met hem ook kwam
er aan en buiten de universiteiten heel wat levensbeschouwelijk debat op gang. Wie
zal ze uit elkaar houden, de christenen zonder kerk, aanhangers van Descartes,
Soccinianen en anderen gingen voor hun eigen waarheid, met of zonder bijbel,
triniteit en andere dogma's? Want om die dogma's ging het natuurlijk wel.
Het blijft me verrassen hoezeer men kan
zeggen geporteerd te zijn door een figuur en tegelijk er niet toe bereid
blijken er verder een goed debat over op gang te brengen door visies van
Spinoza zelf of van anderen die zich met de Ehtica of de emendatione
in te laten. Natuurlijk, met het essay
"door de lens van Spinza" heeft Tinneke Beeckman[i]
wellicht voor velen duidelijk gemaakt hoeveel men over 's mans denken wel niet
zeggen kan. Men kan, zo suggereert dat werk dat Spinoza ons kan inspireren,
zonder dat hij tot blinde navolging uitnodigt. Maar in illo tempore, was het
wel gevaarlijk om de behoeders van de officiële theologie, zoals Voethius, voor
het hoofd te stoten. En toch, er waren er genoeg die er deviante meningen op na
hielden.
Maar waarom zou het ons aanbelangen, vroeg
iemand mij, dat boek van Krop te lezen en vooral door te gaan met lezen? Omdat
het lezenswaardig is, zou een wat al te vaag doch passend antwoord vormen, maar
de belangrijkste reden is dat het op een andere manier dan de algemene
geschiedschrijving een aantal vensters opent op die andere tijd, tijden, want
Spinoza komt voortdurend aan bod, maar vooral hoe mensen naar hem keken,
verguisden en tot slot ophemelden. Natuurlijk is denken een kunst, moet ik nu
al vaststellen, maar het is zoals kunst tegelijk een zaak van discipline en
kunnen enerzijds en een kwestie van gedrevenheid, van onvermijdelijkheid voor
de denkende persoon en zeker voor Spinoza die zich niet meer in zijn
oorspronkelijke kring van Portugese, Sefardische Joden kon bewegen. Maar hij
wilde onafhankelijk zijn, ging leven van het werk zijn er handen en ging
schrijven. Zijn tegenstanders doceerden aan de universiteiten, waren gevestigde dominees, zijn medestanders?
De collegianten en anderen die zich niet enkel met de dingen des daags
inlieten. Maar dat er dus vaak kritiek op Descartes en vaker nog op Spinoza's
werken kwam, noemt ook Krop een poging van de auteurs om onder het mom van
kritiek een visie te presenteren die de gevestigde orde onwelgevallig was: men
betoonde respect aan de heersende kerk en tegelijk verspreidde men de
verketterde inzichten. Spinoza weigerde de dogma's te aanvaarden maar bouwde
daartoe, zoals je weet een uitgebreid argument op in de Ethica. Het probleem is
evenwel dat het vaak bij de vermelding van de titel blijft.
De zoektocht naar zekere fundamenten moest
dan ook een oud systeem vervangen dat beruste op traditie, op overgeleverde
waarheden en daar kon men, konden René Descartes noch Spinoza mee volstaan.
Maar Spinoza zou Descartes net zo fileren als andere waarheden en misschien
wel, zoals het boek laat zien en bovendien bleek hoe snel theologen zich met de
kwesties inlieten. Kritiek kon hard wezen, de aanname van een aantal inzichten
die Spinoza aan heeft gebracht werden in de zeventiende zowel door christenen
zonder kerk als door theologen onderzocht en onder voorbehoud aangenomen.
Misschien moeten we het belang van dit
boek wel zoeken in de wijze waarop Henri Krop aantoont hoe een bepaald corpus
van inzichten, die we dan op de persoon van Spinoza betrekken, een eigen leven
gaat leiden, waar voorstanders en kritici elkaar voor in de haren vliegen en
tegelijk zal het de maatschappelijke ordening en visie op het samenleven meer
beinvloeden, vormen dan men de laatste eeuw voor mogelijk is gaan houden. Het
benaderen van cruciale vragen, het durven doordenken op wat we weten en kunnen
weten, de plaats van eindigheid en oneindigheid, ze vormen de voortdurende
leidraad doorheen dit boek, net als de moeilijkheid overigens of de mens nu
vrij is dan wel slechts keuzevrijheid heeft. Vanzelfsprekend pleit, zou men
denken de aanhang van Spinoza voor een determinisme dat in het Calvinisme ook
nog eens een aansluiting vindt in de leer van de predestinatie.
Soms vraag ik mij af waarom filosofen zo
doordrongen zijn van de vraag of de mens nu vrij is of niet. Overigens komen
partijen die, zich beroepend op de scholastiek menen dat de uitsluiting van de
vrije wil betekent dat er geen ruimte meer is voor moraal, voor goed gedrag net
zo goed in problemen door het werk van Spinoza als zij die net menen dat de
mensen nooit vrij kunnen zijn, behalve dan misschien als het om keuzevrijheid
gaat, maar dat is, denk ik, een inperking van de vrijheid die alleen ruimte
laat voor gegeven mogelijkheden, niet voor een schepping (ex nihilo). Maar ook
vandaag lijkt dat de aantrekkingskracht van Spinoza te vormen, dat zijn
doortimmerde roman, zoals men het filosofisch systeem ook wel eens noemt,
namelijk de gedachte dat men kan vaststellen dat vrijheid ene illusie is. Het
is doorheen de geschiedenis een bron van veel kopbreken geweest, want het is
niet duidelijk waarom de mens vrij zou moeten zijn, zegt men. Nu, er is naar
mijn gevoel een merkwaardige tegenspraak: want als men vrij wil zijn van
autoriteiten, waarom zou men dat moeten zijn tegenover bijvoorbeeld de natuur.
De filosofie heeft er steevast mee geworteld omdat men geen goede gronden zegt
te vinden om te stipuleren dat mensen ooit volkomen vrij zouden zijn. Nu, is
vrijheid soms synoniem voor willekeur, maar de vraag is of die band wel klopt;
aan de andere kant betekent vrijheid wel dat we alleen vrij handelend moreel
kunnen handelen.
Het opvallende in de aanvang van het
relaas van Henri Krop blijft dat de medestanders van Spinoza vaak mensen waren
die niet tot de elite behoorden, noch tot de maatschappelijke, noch tot de
intellectuele, al kan men dat laatste best wel zeer eng opvatten dan, want er
waren wel degelijk academisch geschoolden die het denken niet konden laten,
collegianten. Maar het meest opvallende deel van het boek blijft het stuk over
de negentiende eeuw, waarover we eerlang zullen berichten. Maar neem van me aan
dat dit werk een mooi inzicht brengt van de intellectuele traditie van de
Republiek en het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, iets waar we in
Vlaanderen vergeefs naar trachten, want er moet toch wel een en ander gebeurd
zijn, gezien de omvang die het Jansenisme, maar ook het Stevenisme kon krijgen
in de Zuidelijke Nederlanden. Katholiek? Jazeker, maar ook daar speelde de
discussie over Descartes en wellicht Spinoza een rol. Alleen, al sinds mijn
studietijd, beste Adelheid, moet ik het besef onderdrukken dat men die 18de
eeuw in de Zuidelijke Nederlanden blijft negeren en dus zal men over de
kunsten, de boekproductie en uiteraard de werking van de Leuvense universiteit.
Maar het blijft bij enkele pogingen, die het vigerende beeld nauwelijks weten
bij te schaven. In die zin is het onderzoek van Krop over de receptie van
Spinoza sinds zijn werken verschenen werkelijk indrukwekkend te noemen. Ook
Nederland, zelfs Duitsland, zo heet het, hadden het af te leggen bij het
lichtende voorbeeld Frankrijk, vooral Parijs, als het om filosofie, publicaties
en debat sprake is. Philipp Blom schreef over het Verdorven Genootschap, maar -
ik moet het herhalen, het doctoraat van Yvan Vanden Berghe over politieke
groepen in Brugge, blijft een van de weinige introducties in het intellectuele
leven in Vlaanderen tijdens de late 18de eeuw. Ik weet dat de man zelf dit niet
zijn belangrijkste prestatie vindt, maar het is wel een van de weinige
overzichten die aangeven dat de gedachte leegte in Vlaanderen ten tijde van de
Verlichting afwezig ware geweest. Maar zoals je weet, op uitzonderingen na,
blijven academici op een Tom Verschaffel na, tevreden met de vastgestelde
leemtes, alsof er geen bibliotheken zouden geweest zijn.
Daarom wilde ik je van mijn leeservaringen
kond doen, voorlopig althans, want het boek wil gelezen worden, maar als men er
niets over vernemen kan, zal men het niet vinden. Daarom alvast deze warme
aanbeveling. Want het is weer een van die toegangen tot een intellectuele,
academische geschiedenis, van de Nederlanden vooral, waardoor die verwatenheid
te geloven dat filosofie nergens mee uitstaans heeft dan de waarheid, niet
zozeer een deuk krijgt, wel een zinvolle invulling.
met vriendschappelijke groet,
Bart Haers
Dit blog pas ontdekt via Spinoza in Vlaanderen. Eveneens het besproken boek van Henri Krop juist een eerste maal gelezen en waar ik me in de bespreking goed kan vinden. De polemieken der tijdgenoten doen soms wel vreemd aan wat door mijn idolatrie voor Spinoza kan komen, maar toch absoluut de moeite van het doornemen meer dan waard.
BeantwoordenVerwijderen