reflectie over macht in het dagelijkse nieuws
Dezer Dagen
Machtswoorden
woorden die ons beroeren, frustreren of stimuleren
Wiskunde
behoort tot de algemene cultuur, zo zou het moeten zijn, zegde Ionica Smeets
gisteren in Zomergasten, waar we de verhouding tussen mensen en de wis- en
natuurkunde vooral ervaren als een confrontatie die nooit tot een equatie kan
leiden. Ik kan geen wiskunde? Bijna iedereen in de humaniora, zegt men, roept
het, maar vreemd is dat wel. En mensen die beweren iets met talen te hebben,
stellen graag en ter verontschuldiging dat ze niets hebben met wiskunde. Hoe
groot is dat de waarschijnlijkheid dat je met een munt gooiend twee keer munt
tosst? De vraag kwam gisteren aan bod, maar aangezien met een normale munt de
kans op munt 1/2 is, maar dat dit bij de tweede opgooi ook 1/2 is, zou de
waarschijnlijkheid dat je twee keer munt gooit 25 % bedragen.
Volgens
onze opiniemakers hebben we niets met wiskunde, maar moeten wel meer mensen
wiskunde studeren: een ander laten doen wat we zelf niet wilden of konden, dat
kan ook natuurlijk, maar toch, het blijft opvallen dat politici en journalisten
vaak nogal sullig met wetenschappelijke inzichten omspringen. Kan men er nog
begrip voor opbrengen dat ze in een mum tijd soms ontiegelijk moeilijke
kwesties met ja of nee beantwoorden moeten, dan valt het op, in de Kamer, het
Vlaams en elk ander parlement gebrekkige kennis laten blijken, zonder dat er
echt moeilijk over gedaan wordt. Meer nog, soms heb ik de indruk dat ze met
opzet met kennis stuntelen, ook literaire of historische kennis, terwijl ze
tegelijk menen machtswoorden de mogen gebruiken: Jobs, jobs, jobs! Het is een
aan de politiek verloren geloof dat men jobs kan scheppen uit het niets. En
toch zullen journalisten nooit vertellen aan een politicus dat ze dat niet
(meer) geloven.
De
economie functioneert volgens andere wetten, maar zoals Tomas Sedlacek het
uitlegde, kan men niet zomaar vertellen dat de economie alleen een soort
machine is, een radarwerk is waar we met zijn allen in verdwijnen. Toch lijkt
dat het overheersende beeld en de reden mag dan heten dat de economische
wetenschappen ons dat leren, in het dagelijkse leven blijkt ook dat ambities
van mensen en hun wensen in vervulling brengend dan wel lethargich wachtend op
Godot wel degelijk bepalend zijn voor het geheel.
In
die zin laat de situatie rond de energievoorziening zien hoe aan de ene kant
economische redeneringen en aan de andere kant, politieke machtswoorden de
zaken zo in elkaar hebben doen schuiven dat we vandaag nagenoeg blind zijn voor
wat er gaande is. It's the economy.... maar ik durf u, lezer, niet als stupid
aan te spreken. Wel hebben we het probleem dat het systeem van energievoorziening
zo complex is geworden dat we er ons machteloos bij voelen. Het antwoord,
noodgeneratoren aankopen, zoals artsen, tandartsen maar wellicht ook andere
ambachtslui met hogere of minder hoge scholing doen, kan toch niet sporen met
wat groen en andere partijen voor ogen hadden staan. Het is die ongewenste
uitkomst die deels het streven van ecologisten ongeloofwaardig maakt. Zij
zitten gevangen in het net van het "Sein" en het "sollen",
zodat de wenselijke eindtoestand en de feitelijke resultante van gevoerd beleid
niet samen blijken te vallen.
De
realiteit is wat ze is? Niet helemaal, wij, mensen, hebben met machtswoorden
een realiteit geschapen, die echter is wat ze is, maar die machtswoorden
drukten een wens uit, een ideale toestand. In het politieke en het
maatschappelijke debat ontbreekt die zin voor nuance. Dat wil zeggen dat men
kan accepteren dat we evolueren naar een minder uiputtende vorm van
energievoorziening, waarbij nieuwe technologieën kleinschaliger productie-eenheden
mogelijk maken, maar die blijken dan weer nadelig voor het geheel, in de mate
dat het businessmodel daar niet op is voorzien.
Zou
een regeringsleider ermee kunnen volstaan: "er zij licht" te roepen opdat
de energieproducenten metterdaad aan de slag gaan om in zeven haasten de nodige
stilgelegde elektriciteitscentrales, zoals in Ruien bij Ronse opnieuw op gang
te brengen? Of zullen wij, gebruikers moeten accepteren dat de regering, het
parlement, de producenten en de stroomverdelers elkaar nog enige tijd de schuld
toeschuiven tot het net helemaal in panne valt? Het is een hallucinante
situatie, die demonstreert, hopelijk valt de praktijk nog enigszins mee, dat
het debat over energievoorziening, de principiële afwijzing van thermonucleaire
energiecentrales, de eis ook dat de klimaatveranderingen onder controle
gehouden en de verwachtingen van individuele burgers geen aansluiting meer
vinden op elkaar en de politici een noodsituatie scheppen die geen burger wil.
Er
zijn meerdere verklaringen voor de mogelijk dreigende stroomuitval, want er
zijn meerdere spelers bij betrokken en sommigen spelen een zero sum game,
andere maximaliseren op korte termijn hun winst, maar aan het einde van de rit
kan het zijn dat de opdeling van de stroomvoorziening in bedrijven als Elia,
Eandis en de producent, maar ook de gebruiker niet gebaat zijn bij het
doorbreken van de verticale integratie in een bedrijf van die verschillende
aspecten, want a) de gebruiker krijgt geen stroom meer van de producent, de
consument heeft verplichtingen ten opzichte van drie actoren en die actoren
hebben zelf maar een deel van de prijsvorming in handen. Men kan die benadering
omschrijven als specialisatie, maar misschien kan dit ook een doorgeschoten
vorm zijn omdat we niet altijd overzicht hebben over wie nu wanneer spreekt of
mag spreken. Ook de politiek lijkt hier het spoor bijster.
Ook
inzake onderwijs, cultuurbeleid, grote infrastructuurwerken en sociale
zekerheid kan men merken dat overheden en belangengroepen de afgelopen jaren
het onderscheid tussen het sein en het sollen uit het oog verloren hebben,
waardoor de theorievorming het heft in handen had en heeft overgenomen van de
beste praktijken, die ook als zodanig erkend worden. Het resultaat is dat
auteurs als Jan Blommaert over democratie in België schrijven, die men nog
moeilijk als verenigbaar kan beschouwen met de idee van autonomie van de
persoon. Wie een perfecte samenleving wil opbouwen, zal de tegenstand zonder
meer moeten uitschakelen en het zwijgen opleggen. Of nog, wie een goed geoliede
samenleving wil, waar alle beslissingen vanzelf in daden en handelingen omgezet
worden, zal zo een eensgezindheid van node hebben dat afwijkende meningen geen
kans hebben. De democratie kan men dan ook niet enkel op haar efficiëntie
afrekenen, waarbij alleen de efficiëntie van het overheidsoptreden in beeld
komt. De efficiëntie kan men wel beschouwen in een ruimer kader, waarin het
overheidsoptreden in rekening gebracht wordt met andere aangelegenheden en waar
de perfectie op de keeper beschouwd ondenkbaar is.
Geven
we ons daar rekenschap van als we de rol van de overheid in de samenleving evalueren,
dan zal niemand mij ervan overtuigen dat we zonder een staatsbestel kunnen of
dat er niet van tijd tot tijd decisieve machtswoorden gesproken worden. De
randvoorwaarden opdat dit aanvaardbaar zou zijn, heet het, worden bepaald door
de ratio, maar het blijft maar de vraag of daarmee het eerste woord nog maar
gezegd is, want a) dan veronderstelt men dat iedereen zomaar diezelfde ratio
deelt en b) dat in de aangelegenheden van mensen er een en ook nog eens
ondeelbare ratio zou bestaan, terwijl in werkelijkheid bepaalde doelen
nastreven een eigen aanpak en methode vereisen, een eigen inherente ratio
vertonen. Oorlog om maar iets te zeggen, al blijkt daar alweer dat men best
oorlog kan voeren op grond van waanvoorstellingen of bewust fout voorgestelde voorstellingen
van zaken. Maar ook concreet beleid in vredestijd kan op verschillende gronden
gebaseerd zijn en derhalve heel erg irrationeel lijken voor wie die gronden
niet accepteert of de doelstellingen afwijst.
Als
de discussie over democratie gaat, met uitzonderingen voor iemand als Chantal
Mouffe of Carl Smitt, merken we dat velen blind blijven voor het begrip macht
en hoe het werkt in de samenleving. Vooral utopisten en voluntaristen hebben
het er lastig mee dat hun machtswoorden op zoveel hinderpalen stuiten. Wie ook
maar enigszins dieper de bibliotheek van reflecties, onderzoeken en discussies
betreedt, over het werk van Spinoza bijvoorbeeld, merkt dat er wel meer mensen
waren die de kwestie onderzochten hoe een democratie goed kan functioneren
zonder het individu en al zeker het kritische individu geweld aan te doen. Dat
burgers dezer dagen in een haast eindeloos lijkende reeks regels en wetten
geacht worden zich naar die normen te gedragen, ook al weten ze niet altijd wat
die betekenen, of voor henzelf, maar ook voor derden, lijkt men vanuit
democratisch oogpunt te kunnen billijken, maar dan gaat men voorbij aan het
belang van de acceptatie daarvan door het individu en door groepen individuen.
Het
verhaal van de gemeente Ferguson in de staat Missouri, VS, waarbij blank en
zwart tegenover elkaar staan en een van de elementen blijkt te zijn, naast het
virulente racisme, de overbewapening van de politie en navenant de
onderwaardering van vorming opdat agenten, van hoog tot laag en laag tot hoog
de proportionaliteit van hun optreden in gedachten kunnen houden. Het feit dat
het Pentagon oorlogswapens kan, mag en misschien zelfs moet bezorgen aan lokale
politiecorpsen was blijkbaar een gevolg van een dubbele beweging: politiemensen
vroegen effectievere middelen om bij wilde schietpartijen - die dan wel met
enige regelmatige tussenpozen voorvallen, maar lang niet wettigen dat elk
politiecorps over de middelen beschikt.... -
gepast in te kunnen grijpen om burgers te beschermen en tegelijk bleek
de toepassing van het IIde Amendement op de gronwet voor zoveel discussie te
zorgen dat de samenleving zelf meer en meer bewapende, zodat de politie
onderbemand en vooral vreesde verstoken van passende middelen in het strijdperk
te moeten treden. Of politiediensten inderdaad naar een drankgelegenheid rijden
met antibermbomvoertuig en met tot de tanden gewapende interventiediensten zoals
ons wordt gemeld, kunnen we niet controleren, noch hoe vaak dat voorkomt en of
er geen rechters zijn of burgemeesters die hier paal en perk stellen. De
combinatie van virulent racisme, van diepe en soms gekoesterde frustratie bij
n-woord, sorry, mensen met een Afrikaans-Amerikaanse achtergrond, zwaar
bewapende politie en de op het oog ontstane situatie dat over proportioneel
aanwenden van geweld - waarop de politie normaliter het monopolie heeft - niet
meer afdoende nagedacht wordt, kon leiden tot een steeds hoger oplaaiend vuur
van haat en afkeer. De beelden van de National Guard in Ferguson bezorgden mij
alvast koude rillingen. Alleen kan ik daar als Europeaan in een relatief
veilige omgeving weinig over zeggen en ik kan ook niet beweren dat Barack Obama
hier verantwoordelijk voor is. Deze situatie is onder meer het gevolg van een
collusie tussen de wapenlobby, die het tweede amendement verdedigen, de media
die mee het spel van angst en onrust spelen en een aantal mensen die de
onveiligheid in de samenleving uit willen buiten voor eigen politieke doelen.
Er
komt, bij het overdenken veel op me af: de burgerrechtenwetgeving van Lyndon B.
Johnson - die ook maar zelden aan bod komt -, de grote manifestatie op de Mall
in Washington in 1963, august 28, waar we naar refereren omwille van de rede
van Dr. Martin Luther King en niet omwille van de situatie van de VS op het
vlak van de toepassing van de mensen- en burgerrechten ten aanzien van de
zwarte bevolking in het Zuiden, de terreur van de Ku Kluks Klan - is die
werkelijk terug? - ook. In dat kader komt de door velen scherp en afwijzend becommentarieerde
reflectie van Hannah Arendt over de gebeurtenissen van Little Rock weer in
beeld. In Little Rock kreeg precies de National Guard de opdracht donkere kinderen
veilig naar de school van keuze vanwege de ouders te begeleiden? Zij weigerde
de rol van de overheid toe te juichen en meende dat op deze manier de
spanningen in de Amerikaanse samenleving alleen nog hoger zouden oplopen. Zij
steunde niet de duidelijk racistisch geïnspireerde acties tegen gemengde
scholen, maar geloofde dat men lokaal naar oplossingen moet werken. Het
machtswoord van politici of zelfs van de president klaart immers de gespannen
verhoudingen niet op. De kritiek op Arendt was erop gericht dat ze de
waterscheiding die ze zag tussen het sociale leven en het politiek niet wilde
opheffen, terwijl mensen die racisme bestrijden nu net menen dat de politiek
ook in de sociale sfeer moet ingrijpen. Maar de reflecties van Arendt blijven
ook nu nog valabel, want men lijkt zich nog steeds aan dezelfde steen te
stoten, want het blijft opvallend dat men nog strijdt tegen homofobie, dus niet
de actieve vijandigheid tegenover homoseksuelen en homoseksuele handelingen.
Homofobie bestrijden is misschien geen onbegonnen werk, maar men miskent dan
het recht van derden om hun visie op wat zij als het goede leven beschouwen
voor zichzelf te handhaven. Tolerantie afdwingen, roept volgens Arendt heel wat
vragen op. Menselijke aangelegenheden verdragen volgens Arendt niet altijd dat
men er met grote principes tegenin gaat. Heb ik dan iets tegen homoseksuelen,
lesbiennes en zo? Geenszins, maar ik denk dat men in de strijd tegen
intolerantie moet nagaan of die strijd nog wel proportioneel is: in Vlaanderen
zullen mensen nog wel eens lacherig doen over homoseksualiteit, maar zal men,
heb ik de indruk zelden die mensen aanspreken op hun geaardheid. De rel die nu
gaande is, vrees ik, doet het accepteren van andere geaardheden dan de heteroseksuele
geen goed. Niets doen zou geen optie zijn, maar - zo begrijp ik Arendt, maar
ook Boris Cyrulnik - kan men beter in concrete omstandigheden als leerkracht
met het probleem aan de slag, om bijvoorbeeld jongeren die hun geaardheid
ontdekken in hun weerbaarheid te ondersteunen. Ten gronde gaan beide uit van de
gedachte dat algemene uitspraken voor concrete mensen lang niet altijd
behulpzaam zijn en bovendien hen in hun concrete levensomstandigheden ook
negatief kunnen raken. Het machtswoord "tolerantie" kan spanningen
wegwerken, maar zowel in Ferguson, in Irak of elders blijkt dat het niet
afdwingbaar is. Informeren en ondersteunen, handelen in de sociale sfeer is dan
belangrijk... het machtswoord brengt vaak nieuwe spanningen met zich.
Toen
de welvaart, gedurende enkele decennia nog verder toenam en ook lui mee in het
systeem opgenomen werden die voordien haast vanzelf uitgesloten waren en zich
ook zo voelden, had het er alle schijn van dat de mensen- en burgerrechten
beter tot hun recht kwamen. Beleidswijzigingen, afbouw van een aantal
programma's onder Reagan en Busch, maar ook Clinton hebben een nieuwe situatie
geschapen waarin de geschiedenis van de rassendiscriminatie opnieuw relevant
wordt. Maar ook de blanke middenklasse is nu in gevaar, voelt zich bedreigt en
sommige leden van groep van superrijken vonden er niet beter op dit ook nog
eens uit te spelen.
Maar
wat dan opvalt: de president hoedt er zich voor machtswoorden te gebruiken, dat
wil zeggen zijn autoriteit bruut uit te spelen, ook al omdat hij in de canyons
van de Amerikaanse samenleving sowieso al weinig greep heeft op wat er leeft en
gebeurt: de blanke politie en zwarte bedreigde armen, hebben geen boodschap aan
de president. Het discours dat uitgaat van politieke correctheid, ontbeert vaak
zin voor de gevoeligheden van blanken en van zwarten, zodat ze beide partijen
is gaan irriteren. Lokale besturen zitten tussen hamer en aanbeeld, maar niet
van een smid, maar van meerdere smeden.
De
commentaren in onze media over Ferguson verrassen mij niet meer, maar storen
wel, want wat men ter verklaring inroept, van de geweldspiraal in Missouri en
nu ook daarbuiten, inclusief avondklok, wat dus per definitie onder het begrip
noodtoestand valt, laat meer zien dan alleen de verbroken verstandhouding
tussen burgers en tussen groepen in de samenleving. Het inroepen van de
noodtoestand - waarvoor zeer goede redenen voorhanden zijn - betekent ook dat
de overheid zelf de proportionaliteit niet meer afdoende voor ogen heeft staan
om de gemoederen terug te kalmeren. Het zal niet de laatste keer wezen, maar
telkens weer, zoals in L.A. een aantal jaren geleden is er sprake van een
oplettende jongeman die onzacht met de politie in aanraking komt en gewoon
wordt neergeschoten, met de dood tot gevolg. Hiervoor een goede benadering en
verklaring aandragen zou een diagnose kunnen bieden van de koorts die de
Amerikaanse samenleving treft. Over racisme moet het dan gaan, maar ook over de
houding van jonge Amerikanen in de binnensteden die zich dan wel aan hun lot
overgelaten voelen maar niet over de veerkracht beschikken om een ambitie te
koesteren en er ook aan te werken. Hier gaat het onderwijsbeleid sinds Ronald
Reagan niet vrijuit, maar ook daar heeft men met enkele machtswoorden te maken
die de onderwijsrealiteit, de praktijk van leraren voor de klas telkens weer
doorkruisen.
Machtswoorden
hebben maar betekenis, zoals Martha Nussbaum het uitwerkte in haar werk
"politieke emoties" als het publiek, in de betekenis van toehoorders,
aangespoord worden niet langer toeschouwer te blijven maar mee te gaan werken
en denken. De houding van politici en burgers is er vaak een van ironisch
afwachtend vanwege de burgers ten aanzien van politici die menen dat ze het
zonder de burgers kunnen klaren. Dat kon toen er een paar piramides gebouwd
moesten worden, maar dat kon zelfs niet meer in de Goelag, zoals Orlando Figes het
beschreef, waar de gevangenen zich door inzet voor de hun gestelde doelen wel
enige beterschap in hun lot konden verwerven. Het bleef gedwongen arbeid, maar
het kon hen wel een eigen waardigheid bezorgen. Zo complex is de menselijke
aard, dat we ons daar, in het vrije westen, geen idee van kunnen vormen.
Getuigenissen doornemen kan dan helpen. Maar het is wel duidelijk dat
presidenten weinig kunnen bereiken op het terrein, net omdat hun macht zich
niet op dat niveau situeert. Maar Abraham Lincoln, om maar eens iemand te
noemen en ook FDR hebben hun plannen vanuit het Witte Huis niet één op één in
het concrete toepassing gegeven, hoewel Roosevelt bijvoorbeeld een hele
campagne met foto's heeft gevoerd om de gevolgen van werkeloosheid en
uitzichtloosheid in beeld te brengen. Maar ook in zijn verschillende grote
speeches, hanteerde hij een performatief taalgebruik, maar tegelijk wist hij
vooral mensen te mobiliseren voor de grote zaak en het kan moeilijk ontkend, al
doen Republikeinen dezer dagen nog altijd hun best, om de prestaties van het
land - niet van de president - te minimaliseren of zelfs te ontkennen, dat het
land tegen 1945 ondanks de oorlog naar een welvaartspeil kon evalueren dat zijn
gelijke niet kende in de geschiedenis.
Alleen,
men hoeft dat laatste statistische gegevens maar te verzwijgen om de aperte
zwakheden van de New Deal scherp te kunnen belichten. Alleen, juist omdat die
speeches van Roosevelt een mobiliserende en wervende kracht hadden, met beroep
op goede wil, inzicht in de ervaringen van zij die door de crisis zwaar
getroffen waren en de verwachting te werken aan een betere toekomst, kon
Roosevelt wel meer bereiken dan velen vandaag willen toegeven. Nog eens: de
vraag is niet of elk plan van Roosevelt tot een goed einde werd gebracht, maar
wel of Roosevelt met zijn aanpak de malaise kon doorbreken. Ook Herbert Hoover,
Roosevelts voorganger en tegenstander bij de verkiezingen van 1932 had al
aanzetten gegeven, maar hij had na de crash van Wallstreet alleen de slagen van
falende banken en bedrijven kunnen incasseren. Dat Roosevelt de sfeer van
ondergang kon keren, had er ook mee te maken dat men opnieuw aannam dat de
grote depressie geen natuurwet was, of onderhevig aan natuurwetten maar het
gevolg van een specifiek gedrag bij investeerders en beursmakelaars. Hier
bracht de sector zelf, met de hulp van de regering een aantal correcties aan,
die pas aan het einde van de eeuw helemaal opgegeven zouden zijn en daarvan
ervaren we nu de gevolgen.
Op
deze 19de eeuw augustus 2014, ongeveer dag op dag 2000 jaar na het verscheiden
van Octavianus Julius Caesar Imperator Augustus, keizer Augustus dus, kunnen we
ook wel verwijzen naar het feit dat deze politicus na een bloedige strijd die
de Romeinse Republiek sinds Sulla en Marius had verscheurd, sinds een eeuw dus
weer interne vrede kon handhaven en finaal zelfs met de voormalige vijanden
vormen van nabuurschap kon ontwikkelen. Hij behield de vorm van de republiek in
naam, maar vestigde niet echt een autocratisch, dan wel een bureaucratisch
regime, wat beter aan de noden van het enorme bestel, in oppervlakte,
afstanden, aantal onderworpen of geassocieerde volkeren beantwoordde dan het bestuur vanuit de senaat.
Zijn propaganda werkte goed en nog Mussolini besteedde aandacht aan de
nagedachtenis van de eerste Caesar. zoals ook verschillende vorsten en prinsen
zich hun beeld vormen en lieten vormen van de succesvolle keizer.
Eerder
dit jaar werd met minder bombarie de 1200ste sterfdag van Karel de Grote
herdacht, behalve dan dat dit verscheiden nauwelijks opgemerkt werd. Nu, de
betekenis van vorsten actueel inschatten blijft altijd een heikele zaak: ofwel
voldoen ze niet aan onze normen, ofwel krijgen en behouden ze renommee omdat ze
uitzonderlijk wreed of net bijzonder kunstzinnig waren. Figuren als Augustus en
Karel de Grote, maar ook ander, zoals Keizer Karel en Napoleon vallen doorgaans
zo moeilijk in een beeld te vatten, dat we niet kunnen beweren dat ze voor dit
of dat stonden en hun invloed, nachleben
had en heeft zoveel met zich te dragen dat men er wel eens in een paar zinnen
iets zinvols kunnen zeggen, maar echt waarderen blijft hoe dan ook een kwestie
van langdurig onderzoek. Augustus heeft in de wording van Europa, met zijn
tegenspelers en voorgangers, maar ook opvolgers een grote blijvende invloed
gehad, net zoals Hadrianus of Constantijn, maar dat vergt dan weer een groot
aantal indicaties die men niet in een artikel van twee blaadjes A4 verkocht
krijgt.
De
haast iets te zeggen over bijvoorbeeld Filips IV de Schone brengt meestal met
zich mee, dat men zijn politieke rol vergeet en hoewel er een stevige oorlog
van 100 jaar overging, kan men zijn beleid verder terugvinden in het modernere
Frankrijk. Het zijn dat soort elementen die het debat over het thema
"politieke macht" en "uitoefening van politieke macht"
bijzonder relevant maakt. Ook speelt mee dat we ons dan toch weer over het
bestaan van de vrije wil, de uniciteit van het individu en daarom ook over de
(gedeeltelijke) onbepaaldheid van het individu moeten buigen, waaruit dan toch
blijkt dat een deterministisch mensbeeld best vatbaar is voor kritiek.
Overigens het deterministische wereldbeeld, het wereldbeeld van de
wetenschappen, moet men ook altijd weer goed omschrijven. Een appel valt van de
boom door de zwaartekracht maar ook omdat de boom, de twijg de appel niet meer
torst of omdat de vrucht rijp is. Maar goed, de ene kant is fysica, de andere
biologie en afhankelijk van de observatie zal een ander verhaal volgen.
De
vorst spreekt en alles gaat naar zijn wens? Dat valt te bezien, maar in een
democratie hebben andere instanties soms het laatste of beslissende woord, de
macht het machtswoord uit te spreken. Maar dat blijkt zelden uit de
uiteenzettingen van onze Wetsstraatspecialisten en het commentariaat. Of zijn
zij het, die dat machtswoord uitspreken? Daarover moet nu maar eens openlijk
gesproken, want transparantie gaat er net over: wie mag en kan de noodtoestand
uitroepen en hoe zal men dat verantwoorden? De democratie verdraagt het niet
zomaar, dat machtswoord, maar kan er niet onderuit en dat zou men toch eens
(opnieuw) moeten overwegen. Maar macht, helaas, blijft vooral taboe, ook als het om ontwikkelingen gaat die we gunstig vinden of misschien net dan....
Bart
Haers
Lees eens op dewereldmorgen het artikel van Loonis Logghe . Gelukkig zijn er nog heldere geesten die niet alles wat de Grote Leider uitkraamt slikken als zoete koek. De beelden waarbij de Grote Leider met quasi militaire stap marcheerde naar het stadhuis van Antwerpen blijft in mijn geheugen geprent. Onwelvoeglijk gedrag voor een politieke overwinnaar mijns inziens.
BeantwoordenVerwijderenMijn beste, over Octavianus Julius Caesar Augustus schrijf ik hier zaken, die ik bij een roddeltante heb gehaald, Suetonius en over Karel de Grote, las ik de afgelopen jaren om er ook iets over te piepen. Bovendien, over Little Rock of Filips IV, Lincoln en FDR heb ik enkele dingen ingebracht waar ik de heer Bart de Wever nog niet zo heel over heb horen melden.
BeantwoordenVerwijderenEn wat u schrijft: De beelden waarbij de Grote Leider met quasi militaire stap marcheerde naar het stadhuis van Antwerpen blijft in mijn geheugen geprent", zou u moeten weten dat ook Christophe de Borsu die voorstelling van zaken niet ervaren heeft op die avond in oktober 2012. Maar goed, als u dan toch over de jaren dertig wil zeuren, dan moet ook eens kijken hoe Links in Frankrijk het Front Populaire onder leiding van Leon Blum met veel bombarie presenteerde. Ik heb geen probleem als een politieke triomf gevierd wordt, zoals Steve Stevaert deed in 2003 en Yves Leterme in 2007. Politieke rituelen kunnen zeer indrukwekkend zijn, maar de suggestie dat een partij ook maar in de nabijheid komt van de presentaties van Albert Speer en Leni Riefensthahl, getugt van kwade wil. En wees gerust, voor alsnog vinden genoeg mensen dat Bart de Wever het goed weet te zeggen en de dingen zegt die hen op de maag liggen. Dat het kan verkeren, vergeleken met 2003; toen N-VA een zetel haalde, mag men wel op rekening schrijven van de partij, maar niet a priori alleen op die van de "grote leider". Want dat zou willen zeggen dat al die andere kandidaten alleen maar handpoppen zijn en dat blijkt lang niet altijd het geval. Nu ja, zo kan men de zaak gemakkelijk demoniseren.
En ja, De Wever verwijst graag naar het antieke Rome, maar anderen verwijzen naar de Franse Revolutie, naar Napoleon of naar Churchill. Zonder referenties overigens dreigt men de fouten van het verleden over te doen. En ja, soms betoont een winnaar een Clementia caesaris, soms zijn de omstandigheden er niet naar. Opportunisme, schreven Machiavelli en Spinoza, behoort tot de gereedschapskist van de politieke chef. En ik herinner me nog levendig dat Johan van de Lanotte vond dat een beetje Stalinisme in de SP-a best wenselijk was. Om nog te zwijgen van Dimitri Verhulst en Peter Mertens die op de buis komen vertellen dat de Russische revolutie zo een schitterend succes is geweest, vooral voor de hooggeschoolden die het kanaal naar de Witte Zee mochten gaan graven of in de buurt van Kolyma - in het Oosten van Siberië, waar de goelag een enorme industrie uit de grond stampten, als slaven, al vonden ze naar verloop van tijd in hun rol en vervulling ervan enige waardigheid, aldus Orlando Figes.