Over evaluatie en beoordeling van den schoolmeester
Kritiek
Onderwijs en kwaliteitsbewaking
over
het lager onderwijs
![]() |
Boekomslag Ciske de Rat, het werk van een onderwijzers die zo een jongen uit de achterstand een eerlijke kans wilde geven. |
Het
blijft opvallend hoe men in verband met onderwijs de bureaucratische regelingen
verkiest boven het onderwijs zelf, want het kan toch niet ontkend worden dat de
invoering van een centrale proef voor het lager onderwijs lijkt op het spannen
van het paard achter de wagen. Als het secundair onderwijs klaagt over de
kwaliteit van lager onderwijs, dan merkt men dat in dat lager onderwijs,
basisonderwijs niet voldoende de basis werd gelegd voor het proces van
kennisverwerving.
Wat moet een kind van twaalf kennen dat naar
het secundair onderwijs overstapt? Het blijft markant dat men gedurende enkele
decennia enkele goede aspecten van het basisonderwijs in naam van de
vernieuwing heeft afgebouwd, omdat het zogenaamd niet meer paste bij het
moderne leven. Allereerst heeft men in de opleiding van de toekomstige leraren,
schoolmeesters en juffen de focus te zeer op direct nuttige kennis gelegd, waar
voorheen schoolmeesters tot veelweters werden opgeleid. Natuurlijk, die
schoolmeesters kwamen vervolgens ook in een omgeving terecht waar ze ook als
geleerd werden beschouwd. Voor iemand mij komt zeggen als een laudator temporis
acti op te treden, ik ben er mij van bewust dat niet elke schoolmeester
evenveel pedagogisch inzicht had, laat staan even goed wist hoe met moeilijke
leerlingen om te springen. Maar zoals het een generalisatie zou wezen elke
schoolmeester af te schilderen als een liefdeloze drilmeester, zo kan men niet
beweren dat elke schoolmeester een gemankeerd genie was. Misschien waren er die
zich zo voelden en soms was het ook wel eens een keertje zo, omdat
schoolmeester voor hen het hoogst haalbare diploma was.
Maar
men kan niet voorbij aan het feit dat sinds het einde van de negentiende eeuw
tot ongeveer de jaren 1975 - 1980 het basisonderwijs tot in kleine dorpen van
een redelijk tot uitstekend niveau was. En voor wie niet vanzelfsprekend kon
doorleren, waren er instellingen zoals het fonds van de meestbegaafden, die
kinderen uit achtergestelde gezinnen de kans gaven toch te studeren. Clerici en
vrijzinnigen vochten daarbij om de ziel van het kind, maar het moet gezegd dat
die competitie voor kinderen wellicht een gelukkige zaak is geweest. August van
Istendael, vader van de gekende dichter, journalist, Geert van Istendael is er
een mooi voorbeeld van. Ernest Claes laat zien dat een snugger jongentje toch
iets heeft opgestoken van de school en de pastoor, maar via het werk in de
abdij een kans kreeg die hij van huis uit niet kreeg. En de relatie tussen
Ciske en zijn schoolmeester eindigt als de jongen een man wordt en in het leger
dient, tijdens de oorlogsdagen van mei '40, waar hij naar het model van de
meester gevormd lijkt.
De
kwaliteit van het onderwijs meten, kan natuurlijk altijd wel, maar vandaag
ontstaat er toch een problematische situatie, omdat de kinderen die men testen
wil of beter, die men denkt te moeten testen het product zijn, gedeeltelijk dan
toch, van het onderwijs dat ze al dan niet gekregen hebben. Want nog eens,
waarom zou men een kind geen gedichten van Annie M.G. Schmidt laten memoriseren
en vooral voordragen. Maar ook: waarom zou men een kind van 10 niet vertellen
over de wijze waarop zo rond 1900 kinderen op school zaten en dingen leerden,
die ze nog moeten kennen: rekenen en schrijven, maar ook een begin van
aardrijkskunde of geschiedenis? En vooral, waarom zou men niet hun
nieuwsgierigheid proberen op te wekken?
Sommige
kennis lijkt niet meer van node, in tijden dat we met apps, met zoekmachines denken
te weten waar we alles kunnen terugvinden, maar het leren zoeken en weten of
iets correct is, vergt ook een zekere voorafgaande kennis. Ik weet het wel,
ooit was de schoolmeester het evangelie en god de vader in een persoon, maar
vandaag lijkt men, ook met het voorstel van een centraal examen, die autoriteit
ten onrechte helemaal af te breken. Michel Foucault heeft in de jaren zestig de
autoriteiten in de samenleving verdacht gemaakt, maar later heeft hij zich
terug over zijn conclusies gebogen; overigens was het wel duidelijk dat in die
tijd autoriteiten inderdaad wel eens een trap onder de kont verdienden en daar
ontbrak het ook niet aan. Mogen we zeggen dat het systeem uit het lood is
gegaan, dan kan men zich nog wel afvragen hoe dat zo gekomen is. De kritiek van
het gezag tijdens de jaren van de economische
opbloei heeft ertoe geleid dat men terecht oude gebruiken anders ging bekijken,
maar tegelijk was men er zich blijkbaar niet van bewust dat men een aantal
elementen uit het oog kon verliezen. Vorming van jongeren kan volgens de
idealistische manier die Jean-Jacques Rousseau presenteerde, maar die vertelde
niet het gehele verhaal, want alles goed voorbereiden en dan doen alsof de
jongeheer of het jonge meisje het zelf ontdekken mogen, kan men niet blijven
volhouden. Bovendien, heb ik gedurende mijn school- en latere jaren ontdekt,
kan men best ook maar leren welke leraren betrouwbaar zijn en welke best niet
gevolgd worden. Men begrijpt, denk ik, dat onderwijs van leerlingen ook iets
verwachten mag, dat zelfs een zekere competitiviteit geen kwaad kan, maar de
afgelopen veertig jaar is men het traumatische van falen overdreven belang gaan
toekennen, maar ook heeft men de succeservaring meteen weggegomd. Dan zou men
denken dat ik zo een centrale proef wel een goede vorm van kennis peilen zou
vinden, maar dat is niet zo, omdat die kennis die men in nationale proeven wil
testen, zoals uit de geschiedenis van de CITO-toetsen blijkt, waarbij scholen
naar de toets toe gaan onderwijzen, in plaats van een brede en goed opgebouwde
kennis mee te geven, te zeer wil verengen.
Nog
eens, in Vlaanderen heeft men, omwille van de sterkte van het Vrij Onderwijs
dat soorten toetsing niet echt aangenaam bevonden, omdat onder meer de scholen
van het gemeenschapsonderwijs het risico liepen het onderspit te delven. Toch
kon men lange tijd ervan uitgaan dat wie de lagere school in Waarschoot, Zichem
of Wuustwezel, maar ook in Lo-Reninghe verliet wel degelijk kansen had in een
sterk college. Vandaag lijkt men vooral aandacht te besteden aan het niet falen
en wil men ook nog eens het verdere schoolplan uitstippelen aan de hand van een
centraal georganiseerde proef. Nu, ouders zullen dat misschien toejuichen,
omdat ouders, zelfs grootouders vandaag de neiging niet kunnen onderdrukken
zoon- en dochterlief tot op de collegebanken te volgen. Het succes kan
verbeterd worden als ouders hun kinderen steunen, maar als ze geen afstand
houden, kan dat de persoonlijke ontwikkeling van jongeren verstoren. De tijd
van de opstandige puber lijkt voorbij, maar of dat een goede zaak is? Aan de
andere kant, ouders vandaag hebben minder autoriteit en zoeken via een
intiemere band dat op te lossen. Maar de balans lijkt onder de ontplooiing
weggeslagen, omdat leerkrachten op school voortdurend aan de ouders
verantwoording moeten afleggen. Men neemt niet de tijd de kinderen de kans te
geven zelf te ontdekken hoe het moet.
De
weg naar een goede opvoeding zal altijd wel een pad vol voetklemmen en
schietgeweren blijven, maar het centraal examen kan nooit de betekenis van de
lokale toetsing vervangen. Misschien is het naïef, misschien is de oproep de
mensen in het lager of basisonderwijs vooral te vertrouwen, in plaats van
bovenaf steeds maar meer maatstaven en met meetinstrumenten te bekogelen en via
steeds verdere vormen van controle steeds meer het gezag en een gezonde
autoriteit te ontnemen, maar het zijn wel ongewenste neveneffecten. Prof. dr.
Roger Standaert meent dat leerkrachten minder met punten moeten goochelen, Dirk
van Damme voert dan weer aan dat de rode balpen ook betekenis en nut heeft,
maar in feite blijft de vraag wat de meester of juf vooraan in de klas
representeren en aandragen: een boeiende wereld waaraan men deel wil hebben, of
een bron van stress, van succes en van schijn, zoals het er nu op lijkt aan te
komen? De schoolmeester, aldus Boris Cyrulnik, ook uit eigen ervaring als wees
uit een Joods gezin dat ternauwernood aan de razzia's in Bordeaux en vervolgens
de uitroeiingskampen kon ontkomen, met de hulp van welwillende mensen, geeft
meer dan alleen les, maar is een voorbeeld, geeft steun, spreekt, wanneer
kinderen door moeilijkheden gaan als ziekte van een ouder, de veerkracht aan.
Maar helaas is die holistische benadering voor experten van geen tel. Bovendien
laat de observatie toe de vraag te stellen of kinderen halfweg hun schoolse
loopbaan wel altijd de ernst van zo een toets inzien. En het belang van de
waardering van de schoolmeester is ook meestal eerlijker dan die van een koude
corrector die het kind niet kent.
Laten
we dus bench marken niet zomaar blind doorvoeren en niet blind zijn voor de
gebreken van zo een toetsen in het Britse onderwijs, want de kans is groot dat
men ten onrechte mensen kansen ontneemt. Beter kan men bepaalde beroepen, van
bakker tot plaatslager of technicus opnieuw gaan waarderen. Daarom was het zo
verfrissend dat Jean-Paul van Bendegem ervoor ging aan te geven dat
alfawetenschappers, zeker ook pedagogen ten onrechte schrik hebben voor
wiskunde en daarmee gepaard gaande noodzaak van ernstige toewijding. De
schoolmeester kan een kind immers de kans geven tijdens het werk in de klas in
een flow te brengen, laten zien hoe goed en deugd doende het kan zijn intens
met taal, met rekenen en vraagstukken bezig te zijn. Niet alle kinderen zijn er
even goed in, wat zelfs met bijlessen niet te verhelpen valt. Maar het
onderwijs heeft gedurende decennia bewezen dat toegewijde en enthousiasmerende
leerkrachten in het basisonderwijs en het secundair onderwijs meer vermogen dan
een bureaucratisch-Jacobijns centralisme. In Frankrijk is het onderwijs meer
gesegregeerd dan men zou denken, al is de rekrutering van de school niet vrij,
maar gebonden aan de woonplaats En de leerkrachten lijken al lang niet meer op
de schoolmeesters die in 1905 enthousiast de school zonder god of pastoor
daadwerkelijk vorm gaven.
Neen,
het centrale examen en varianten op de Cito-toets zijn geen goede zaak, niet
voor de onderwijzenden en niet voor de onderwezen personen, want beide gaan
accenten verkeerd leggen. Maar ouders moeten begrijpen dat hun kind niet altijd
beantwoorden kan aan hun maatstaven, want ook opvoeden is een ambacht: juist
dan aanraken wanneer nodig en loslaten op het goede moment. Dat kan men niet
centraal organiseren. Onderwijsexperten zijn wellicht goed op het theoretische
vlak, maar weten ze hoe een kind op het schoolplein en in de klas evolueert?
Daarmee wijzen we niet dé pedagogie af, maar wel de pogingen om het onderwijs
te laten functioneren als een kweekmodel voor vleesvarkens. En dan hebben we
niet over de varkens die nog buiten op de bleek mogen rondlopen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten