Verscheurende tijd, expertencultus en levensvreugde
Brief
aan Philipp Blom
over turbulente jaren
en moderniteit
Brugge, 29 augustus 2014
Geachte heer Blom,
![]() |
Philipp Blom, Die zerrissenen Jahre 19181938. Hanser Verlag 2014 |
uw werken over het verborgen
genootschap en dat over de jaren 1890-1914 heb ik met grote interesse gelezen,
omdat daarin de geschiedenis niet als een zaak van noodzakelijke ketens van
actie en reactie uit de verf kwam. Vandaag las ik een intervview met u in de
Vlaamse krant De Standaard. Maar ook blijkt er in letterenland een en ander te
roeren en verder, ja, beleven we een soort omkering van de waarden. Het zal u
net als mij ontgaan dat men niet goed raad weet met die gebeurtenissen, laat
staan, denk ik, dat overheden een goed zicht hebben op wat er moet gebeuren.
Een wetenschapper schrijft in
de krant dat Europa boter op het hoofd heeft als het over de oorlogssituatie in
Oekraïne heeft. Hij meent dat Europa de Russische gevoelens heeft geraakt en
bovendien blijkt Victor Orban, die ooit nog liberaal was, het Russische model
te willen volgen. Aan de ander kant meent Polen dat haar belangen door de
crisis in Oekraïne geschaad worden en verder valt de economie overal stil.
Miserie, miserie, miserie, zo
zou het dus zijn. Maar moeten we dan niet meteen ook vaststellen dat we alles
doen om de crisis die zich op verschillende terreinen en in verschillende
regio's voordoen te negeren en te doen alsof wat was altijd zal zijn? Ik ben
soms verbaasd over de wijze waarop intellectuelen naar de wereld kijken en zal
dus uw nieuwe boek met plezier en vooral interesse lezen; verscheurde of
verscheurende tijden, daar weten we stilaan ook iets van. Want wat opvalt bij
de visies op het verleden, ook vanwege de man die aan wie u een interview
toestond, is dat ze van het verleden een plaatje maken dat perfect past in een
overheersend beeld van de geschiedenis. Dat u over Versailles spreekt, blijkt
uit het artikel, maar wat u ervan denkt, zal ik dus moeten lezen.
Want het gaat er dus om dat
men kan proberen na te gaan wat mensen bewoog, tijdens het interbellum. Elke
tijd heeft eigen zorgen en we kijken soms verrast op als we zien hoe in een
bepaalde periode, de jaren '20 zo een explosie van creativiteit mogelijk is
gebleken. Zoals voor de periode voor de oorlog, heb ik ook voor het interbellum
een bijzondere aandacht, omdat het nu eenmaal telkens veel meer is dan de
aangenomen opinie ons laat vermoeden. Men lijkt, anders dan u het presenteert,
de rijdom, verscheidenheid en inconsistentie van die periodes niet goed te
kunnen verwerken, laat staan accepteren. De strijd tussen liberalen,
socialisten en katholieken vindt men nog wel begrijpelijk, voor zover aan het
einde links zou winnen, maar de praktijk is weerbarstiger gebleken. De
intellectuele debatten over vooruitgang, de vragen over wat wetenschappelijk
mogelijk zou zijn en vervolgens hoe dat voor ons zal uitpakken, blijft een
opmerkelijk interessant vacuüm, omdat de vraag naar autonomie van de persoon tegen het geweld van
de experten niet opgewassen blijkt. In wezen, als ik eraan denk, ziet men in
het UK voortdurend vormen van seksueel machtsmisbruik opduiken die de
verbeelding tarten, maar die het gevolg blijken van losgeslagen normbesef, al
zou het kunnen dat deze mensen van zichzelf menen dat ze anderen wel de les
mogen spellen.
Het ene heeft weinig met het
andere te maken, maar dat lijkt me een vergissing, want het probleem is dat men
dan wel herkenbare autoriteiten de wacht heeft aangezegd, er wel nieuwe kwamen, die zich beriepen en
beroepen op exclusieve kennis, waar leken niet bij kunnen, maar zich ook niet
tegen verzetten kunnen. Vroeger had de arts een autoriteit en gezag, maar niet
de precieze informatie waarover artsen vandaag beschikken. Meer nog, het grote
avontuur van de geneeskunde is een succesverhaal, zoals ik niet zal ophouden te
bevestigen, maar het heeft wel aan de eindigheid van het menselijke bestaan een
andere dimensie gegeven, die tot een nieuwe situatie heeft geleid: men kan nu
ziekten voorkomen en ook daar is men vrij goed in geslaagd. Alleen, de
geneeskunde evolueert niet in een vacuum maar behandelt mensen die leven in een
complexe wereld met een groot scala aan mogelijke verwachtingen, van dronken
makende overvloed tot al even dronken makende ascese. Dat lijkt sommige artsen
en vooral mensen die zich met preventieve geneeskunde inlaten te ontgaan.
Ongewild en zeker onzichtbaar komen we daarom opnieuw in Oud-testamentische
verhoudingen: de zieke, blinde, verlamde heeft de aandoening voor een groot
deel aan zichzelf te danken en moet dus daarop aangesproken, soms is het
inderdaad zelfs de schuld van ouders die een diagnose van syndroom van Down in
de wind hebben geslagen. Onnodig leed voorkomen krijgt zo een dermate groot
gewicht, dat we er eindelijk geen uitweg meer voor hebben. Meer nog, men lijkt
niet meer te kunnen veronderstellen dat men niet zou willen weten. Iedereen is
volgens sommige specialisten patiënt, ook al weten we het niet, maar misschien
weten mensen het wel, maar hebben ze er vrede mee.
De moderne geneeskunde bracht
vele mogelijkheden, we zijn woest als ze voor de ziekte van Pompe of ALS geen
medicijnen hebben, maar tegelijk menen we dat ziekten altijd ook wel een
oorzaak moeten hebben in het eigen gedrag. Maar er is meer, soms stelt men vast
dat we onze leefomgeving niet enkel met fijn stof belasten, maar ook met
allerlei andere stoffen, in de lucht, het water, het voedsel, dat het gevolg is
van een sterk gestandaardiseerde productieproces. Dat brengt met zich dat we
als samenleving schuld te dragen hebben voor leed van mensen onder ons. De eis
van professor Pedro Brugada dat mensen niet langer het uiterste van hun leven
hebben te eisen, dat, als er zich moeilijk te herstellen defecten voordoen zelf
afzien van verdere therapeutische ingrepen vormt een ethisch probleem waarvoor
niet meteen een oplossing voor handen is, al kan het voor mij niet dat artsen
niet ook proberen waar mogelijk minstens de kwaliteit van leven te vrijwaren en
eventueel op te krikken. Ik noem het een eis, maar het is uiteraard slechts een
wens, maar wie mensen al te jong heeft zien lijden aan kanker en andere
ziekten, beseft dat de randvoorwaarden die zo een praktijk moeten behoeden voor
vroegtijdig uitstappen in de gedachte dat leed onnodig moet heten, moeilijk
vast te leggen zijn.
Ignaas Devisch is omzichtig in
zijn wederwoord, maar is het er wel duidelijk niet mee eens. De wens lijden te
voorkomen kan men onderschrijven, in deze tijd lijkt het erop, zoals Frank
Furedi stelt dat elk pijntje ongedaan gemaakt moet worden. Denkend aan het
verhaal van de Nederlandse filosoof René Gude, zou men die aanpak wel
betreuren. Tenzij men natuurlijk vindt dat de man inderdaad als kankerpatiënt
alleen nog met zijn aandoening te vereenzelvigen zou vallen, maar hij zegt en
schrijft toch wel opmerkelijke en te overdenken inzichten.
De ouderdom komt niet alleen,
maar er komen ook kwalen mee, maar gaan die kwalen alles overheersen, is er
geen mogelijkheid meer om het leven zelf te leven. Reeds Thomas Mann voorzag in
zijn roman De Toverberg hoe ziekte en gezondheid ons al te zeer kunnen bepalen,
want Hans Castorp kan de gedachte aan ziekte niet goed verdragen, in zijn
eerste dagen van verblijf op Berghof. We moeten dus de gedachte van ons
afzetten dat het leven over is, als ziekte ons bezoekt. Eenvoudig is dat niet
altijd en het hangt ook af van de veerkracht van de patiënt. Zoals Frank Furedi
het beschrijft, zijn we die ergens onderweg kwijt geraakt, want we hebben bij
elk ongemak de indruk zwaar getraumatiseerd te zijn. Hinderpalen waren vroeger
dingen die men kon proberen te overwinnen, vandaag is het bron van zorg en
voorwerp van inzet van professionelen. Maar is het altijd wel nodig? Soms
blijken mensen inderdaad bij machte voldoende veerkracht te vinden, vinden ze
in omgeving voldoende ondersteuning om hun weerbaarheid in te zetten.
Wat we dus missen in het
gesprek tussen professor Brugada en Ignaas Devisch is niet zozeer het geloof in
de wetenschap, maar in de weerslag op het menselijke leven van aandoeningen en
rampspoed. Misschien is het niet toevallig dat Michel Foucault in zijn latere
leven, net voor hij stierf over zelfzorg begon, "le souci de soi",
waarmee hij aan autonomie van de persoon een steviger fundament gaf dan we
vandaag lijken aan te nemen. Zelfzorg staat niet tegenover betrokkenheid van
derden, zorg van ouders, leerkrachten, verpleegkundigen, maar vormt de
persoonlijke inbreng. Die inbreng kan erin bestaan gezond te leven, of proberen
de kerk in het midden te houden: genieten van het goede eten dat ons dagelijks
via kranten en bladen, radio en televisie voor de neus wordt gehouden, maar
waar we maar beter omzichtig mee omspringen.
Het heeft te maken met de
moderniteit en hoe we daar soms een eerder eenduidig verhaal van maken, terwijl
vooruit gaan, nieuwe inzichten ontwikkelen vaker dan we denken een beredeneerde
gok blijkt, waarvan we de uitkomst niet altijd overzien. Bovendien, beschreef u
hoe mensen op hun eigen domein de vooruitgang opmerkelijk doorstastend vorm
gaven en tegelijk op andere terreinen eerder conservatief bleken of soms zelfs
reactionair. Reactionairen kunnen met genoegen gebruik maken van de modernste
inzichten, zoals al vaker is gebleken en we nu op televisie en in de bladen dag
na dag vernemen, als we de gebeurtenissen in Irak en Syrië volgen. Moderniteit
is een ruwe, ongeslepen diamant, maar het lukt blijkbaar niet altijd goed die
vakkundig te kloven en gepast te slijpen. Moderniteit is niet onproblematisch
en dat lijkt professor Brugada te ontgaan, wanneer hij meent dat mensen liever
uit het leven stappen dan de dure realisaties van de actuele geneeskunde te
gebruiken.
Bovendien, komen we opnieuw
uit bij Frank Furedi en het beheersen door af te zien van het disciplineren van
de angst, want dat lijkt vandaag een onuitgesproken probleem, dat we
voortdurend met onze angsten geconfronteerd worden en er bovendien nog een pak
aangepraat worden, op grond van weloverwogen argumenten, in naam van de
wetenschap, de Rede. Maar kunnen we wel de rede met een hoofdletter schrijven
en aannemelijk maken dat er maar een wetenschappelijke waarheid zou wezen? Of
is het zo dat inderdaad de benadering van een fenomeen, de ratio en methode het
probleem zelf omschrijven. De economie? Ah, dat is Piketty, die stelt dat de
economische politiek van de afgelopen decennia de rijken er alleen maar rijker
op heeft gemaakt en dus de armen armer, maar staat dat onomstotelijk vast? De
inkomenskloof nam toe, werd groter, maar is de arme in onze contreien echt
slechter af? Inzake statusverlies misschien wel, maar in het leven zoals het
is, valt dat nog te bezien. Het lijkt verleidelijk die benadering voor bewezen
te achten, maar het blijft zo, denk ik, dat wetenschappelijke praktijk nu net
discussie veronderstelt, zeker als het verder af komt te staan van de exacte
wetenschappen. De sociale wetenschappen hebben aardig wat inzichten
aangedragen, maar tegelijk merkt men dat een bepaalde visie altijd weer
positief ingeschat worden, omdat ze ideologisch beter zou uitkomen. Het valt
ook op dat men voortdurend nog wel de grondrechten in verband met informatie en
vrijheid van meningsuiting in het veld brengt, maar tegelijk zonder schroom
vaststelt dat mensen, leken in hoge mate onoordeelkundig met voedsel en
denkbeelden omspringen.
Frank Furedi laat zien dat de
afgelopen decennia het aanjagen van de angst een onmiskenbaar deel van de
moderniteit is geworden. Dat men oog moet en kan hebben voor bedreigingen die
onze samenleving en cultuur in het gedrang brengen, ligt voor de hand, maar of
men van alles een angstaanjagend verhaal moet maken, van fout rijgedrag tot
verkeerde seksuele voorkeuren, om van de fobietjes zelf nog te zwijgen, zal men
niet zo gemakkelijk met goede argumenten onderbouwen. En angst voor trauma's en
de onoverkomelijkheid ervan blijft men zonder schroom rondstrooien, ondanks de
visie van Boris Cyrulnik maar hij staat niet alleen -, die aangeeft dat men
juist de weerbaarheid en veerkracht van mensen kan aanspreken om trauma's te
boven te komen. Nou moe, dat past dus geenszins in deze tijd. Telkens men
spreekt over een geval van suïcide zal men meteen aangeven dat mensen zich tot
een gespecialiseerde website of telefooncentrale kunnen richten, maar in het
dagelijkse gesprek komt het niet aan de orde en dat is bedroevend.
Bento de Spinoza hield en
houdt zijn lezers voor goed op te letten, alert te zijn, maar tegelijk, meen
ik, kan niemand ontkennen dat hij ook zijn lezers aanried blij te zijn, of beter:
doe wat moet, waarvan men vindt dat het gedaan moet worden, het overleven,
werken, autonoom zijn en wees verder blij. Die gedachte was voor mij niet
zozeer een schok, maar het valt me wel op, dat men aan dat aspect van de
filosofie van Spinoza lang niet altijd evenveel aandacht heeft besteed. Wellicht bedoelde Spinoza niet
dat we dwaas met een Colgate smile rond moeten lopen, maar vooral dat we, tja,
blij moeten zijn dat we er zijn en iets kunnen realiseren. In de negentiende
eeuw zouden sommige filosofen wel echt gaan somberen, want ons bestaan is niet
enkel een tranendal, we zorgen er ook nog eens een keertje voor dat het echt
wel niet opschieten kan met de levensvreugde.
De angst als wapen in het
publieke gesprek zorgt er mee voor dat we moeilijk anders kunnen dan somberen
en nu we weten dat we onszelf voortdurend ziekten op de hals halen, terwijl de
demografische evolutie net van het tegendeel getuigt, althans, de klassieke
oorzaken van kindersterfte, van sterven tout court worden steeds verder terug
gedrongen, maar dat gaat ten koste van autonomie. Men vertelt ons wel dat we
autonoom moeten handelen, maar alleen als we dan handelen zoals de rede ons
opdraagt. Maar Henri Krop gaf al aan dat Spinoza wellicht niet overtuigt was
van de gedachte dat de Rede zou bestaan: we kunnen aan de hand van goede
informatie wel degelijk goede keuzes maken. Maar tegelijk kan de rede, sorry,
de Rede evengoed een externe autoriteit worden, waardoor autonomie tot
slavernij verkeert.
De houding van professor
Brugada legt de verantwoordelijkheid voor allerlei hartkwalen bij de patiënt en
ongetwijfeld gaat dat ook wel op, maar
tegelijk moet men vaststellen dat we daarmee een deel van onze autonomie
opgeven, waarbij we het immers moeten hebben over hoe we zelfstandig tot
oordelen komen. Het onderwijs is een weg, maar bij nader toezien neemt men daar
een deel van de pedagogische dynamiek weg, door kinderen en jongeren
onvoldoende uitdagingen voor te houden. Dat geldt zeer zeker als het om het
onderwijs op zich gaat in ons tijdgewricht, waar men trauma's wil vermijden.
Gelukkig doen kinderen en jongeren aan sport of zetten zij zich in voor scouts,
sport of muziek en daar, zo blijkt, vallen hinderpalen en moeilijkheden niet
zomaar weg te nemen.
U heeft het over moderniteit,
Philipp Blom en ik kan u daarbij volgen, maar we zien vandaag dat experten van
allerlei allooi ons dag na dag met angst opzadelen, terwijl de moderniteit nu
net de belofte voor hield en voorhoudt van een groots en meeslepend leven.
Moderniteit betekende bravoure, betekende het overwinnen van hinderpalen, het
nemen van hindernissen. Het futuristisch manifest? Daar spreekt men nog
nauwelijks van, net zo min als van de ideologische bevlogenheid van
revolutionairen. Niet dat ik mij direct aangesproken voel door Lenin of Lev
Trotsky, maar toch, als zij maar, zoals Vasili Grosman heeft geschreven, de
vrijheid intact hadden gehouden, inderdaad ook de vrijheid te dwalen en de redelijke
argumenten te negeren, dan was het misschien wel goed gekomen. Maar zoals de
expertencultus vandaag, zoals onze smaak dag na dag door cultuur- en andere
pausen wordt gestroomlijnd, is er voor werkelijke autonomie minder ruimte dan
men ons voorwendt te doen geloven, want als we niet leven volgens het evangelie
van Pedro Brugada, dan kan men geen aanspraak meer maken op solidariteit.
Daarmee zij we terug naar af, want juist tijdens WO I, aldus Giselle Nath,
ontdekte men dat men mensen hulp in nood diende te bieden, wat ze verder ook
dachten en deden. Kortom, zelfs de modernen dezer dagen gedragen zich als
paternaliste despoten zonder voorgaande. Alleen beroepen zij zich op hun kennis
en daaraan mag of kan niet getwijfeld worden: als er discussie over is ontsnapt
die aan onze blik, want die speelt zich af in de gekende A1-journals, waar de
kranten en bladen weinig controversiële bevindingen uit overnemen of
controversiële die het officiële beleid niet tegenspreken. In die zin lijkt ook
deze tijd in aan aantal opzichten verscheurd, maar dat zou al te negatief
uitpakken en is dus taboe.
vale en ik kijk uit naar uw
nieuwe boek over het interbellum,
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten