Spinoza en de vreugdevolle onderdaan
Reflectie
De samenleving en het leven in
staatsverband
Inzichten
van Henri Krop en een moeilijk te beheersen
crisis
van het vreugdeloze burgerschap
![]() |
Standbeeld Bento de Spinoza aan de Paviljoensgracht te den Haag, vlak bij zijn woning toen Spinoza daar woonde. Het beeld van Fréderic Haxamer dat in 1880 onthuld. |
"In
Spinoza's politieke theorie kan dus niemand een excuus vinden om aan de
totalitaire verleiding toe te geven, omdat geen filosoof, partij of ideoloog
kan claimen het beter te weten wie dan ook van de burgers. De rede is geen
instantie die we eigenlijk met een hoofdletter zouden moeten spellen om dat zij
ons iets zou opleggen los van de toevallige uitkomst van het krachtenspel van
de individuele strevingen".
(Henri
Krop, p. 754)
De
democratie bestond nog niet in de vorm die we vandaag kennen en die we bij hoog
en laag beweren voor de enige mogelijke vorm van democratie te houden. Het
parlementair stelsel, het belang van de rechtsstaat en scheiding van de
machten, de door Spinoza bepleitte scheiding tussen kerkelijke overheden en de
regering houden we voor grondslagen en niemand moet vermoeden dat ik daar iets
tegen in zou willen brengen. Maar toch, het stuk van Henri Krop, aan het einde
van diens lijvige studie, laat zien dat we met Spinoza als gids - die we dus
altijd weer kunnen achterlaten en dat in alle vriendschap - wel kanttekeningen
kunnen plaatsen bij aannames. Het begrip tolerantie, godsdiensttolerantie is
een basis voor verstandhouding, maar met Krop en Spinoza mogen we de vraag wel
onderzoeken of dit zo is en waarom het zo is.
Vandaag
overheerst in een democratie een dubbele benadering: aan de ene kant moet men
de wil aanvaarden van de helft plus een der vertegenwoordigers van de burgers,
ook al wordt die wil tot uitdrukking gebracht in een soms besloten gemeenschap
die de parlementaire bijenkorf mag heten. Hier brengen we te berde dat de vorm
en de idee van de parlementaire democratie niet ter discussie staan, maar wel
de vaststelling dat de rituelen en omgang van parlementairen onder elkaar wel
eens tot een zekere verblinding kan leiden en zelfs een grote afstandelijkheid
ten aanzien van vermeende niet ingewijden.
Maar
als we Spinoza begrijpen in zijn visie op macht en het recht van de machthebber
te handelen, dan blijkt, aldus Krop, dat de grenzen van die macht nauw
omschreven zijn, allerminst ruimte laten voor willekeur, want het volk, de
burgers kunnen ten allen tijde tegen een despotisch geachte overheid in het
geweer komen. Al kan ik deze benadering van Krop begrijpen, zal ik niet de
grote punten die hij ter illustratie aanstipt, aangrijpen, want het ligt voor
de hand dat ons eigenbelang de verleiding groot maakt die komende generaties en
hun belangen niet in rekening te brengen, maar de visie van Spinoza op
democratie laat zien dat als we zouden menen dat er één zaligmakende oplossing
bestaat voor de klimaatverandering, we het risico lopen alle andere afwegingen
uit het oog te verliezen. Hoe gedetermineerd we ook zijn door onze natuur, dus
ook ons brein, het betekent nog niet dat er één ratio zou zijn, die ons zou
leiden. In zijn antropologie laat de filosoof ook zien dat de conatus, de
aandrift tot zelfbehoud en wat we moeten doen om onszelf in stand te houden,
ons hoe dan ook niet a priori antwoorden geeft over hoe we dit moeten doen. Nog
eens, de idee gedetermineerd te zijn sluit niet uit dat we zelf wegen moeten zoeken.
De filosoof die eerst in Rijnsburg en later in den Haag leefde en werkte werkt
dan wel een omvattend en uit vele elementen van de bestaande - en soms vergeten
filosofieën - benadering uit, zijn filosofie laat minder toe zomaar blind op de
Ethica te koersen. Deze kwestie heeft me
altijd op een afstand gehouden, omdat net als bij Hegel en Kant een
indrukwekkend aura van zekerheid en duidelijkheid om Spinoza en diens werken
heen hing, dat versterkt werd door filosofen hier te lande, die vonden dat de
Ethica onweerlegbare zekerheden zou bieden, waar Henri Krop dus duidelijk
afstand van neemt: Spinoza biedt een weg aan, die ons doorheen het leven kan loodsen, maar we zullen dan zelf nog wel het
kompas moeten leren te hanteren en ook enigszins overweg kunnen met
stafkaarten, zal ook helpen.
De
visie van Krop blijkt ook hierom van belang dat hij de idee van de door de
natuur gedetermineerde mens niet hoeft te weerleggen om aan te geven dat mensen
altijd weer in hun streven door die natuur aangedreven worden, dat wil zeggen,
de conatus. Er zijn vele modi om aan die conatus vorm te geven, men kan
blijkbaar ook afwachtend blijven, maar dan blijkt, als we het goed begrijpen,
dat we dan vooral naar de hoofdstromen in de Europese filosofische traditie
kijken: de Stoa, Realisme, maar ook transcendentaal idealisme, die elkaar
blijken uit te sluiten, zoals Bierens de Haan en met hem andere spinozisten die
Kant dan wel Hegel wilden verzoenen met het denken van Spinoza. Het punt is volgens
Krop, in navolging van H.J. Betz dat de filosofische benadering die we kiezen,
de idealistische of de dogmatische niet alleen te maken heeft met de
filosofische uiteenzetting zelf, maar ook van de persoon die naar de filosofie
kijkt. Ook kan niemand de vraag naar het waarheidsgehalte van wetenschappelijke
inzichten niet zomaar beantwoorden: bestaan de natuurwetten buiten ons en
moeten we die alleen ontdekken, ontrafelen? Of zijn de natuurwetten die we formuleren
alleen ideeën van de mensen. Het vormt natuurlijk de kern van onze levensleer want
hoe we zelf tegen de wereld om ons heen aankijken, bepaalt ook mee hoe we tegen
het samenleven aankijken.
Zelf
hang ik de voorstelling van zaken aan dat de natuur, inclusief de biologie
inderdaad aan mechanismen onderhevig zijn, die onder meer in de Newtoniaanse
natuurkunde hun neerslag hebben gevonden en voor de biologie kan men niet om de
inzichten van Darwin heen -maar er is meer dan Darwin alleen, want er zijn de
biologische functies van levende wezens, van fotosynthese tot het
stofwisselingssysteem. De realiteit is dan wat ze is, maar de mens kan wel
inzicht krijgen in de natuurwetten en systemen. De vraag is dan waar die
inzichten in de natuurwetten een idealistisch karakter krijgen, dat wil zeggen
dat mensen gaan bedenken hoe de realiteit eruit ziet. In die zin denk ik dat
men met prof. em. dr. Etienne Vermeersch kan vaststellen dat naarmate we ons meer
met de menselijke aangelegenheden inlaten, zowel wetenschappelijk als
filosofisch, we de vaste grond onder de voeten verliezen die de newtoniaanse
natuurkunde wel in de aanbieding heeft. Toch is het enigszins aan uitlatingen
van prof. em. dr. Etienne Vermeersch te danken dat ik lange tijd van Spinoza
een nogal sterk gereduceerd beeld had, tot precies de filosoof van de grote
zekerheden, terwijl het onderzoek van Henri Krop nog maar eens laat zien dat
Spinoza op een aantal punten vigerende waarheden - in zijn tijd - zoals over de
wonderen in de bijbel en over het bestaan van een persoonlijke god inderdaad
rigoureus afwees, maar zijn antropologie, zijn levensleer is er niet minder pregnanter op omdat het meer
een weg, een leerproces voorstelt dan een zaligmakend resultaat voorspiegelt.
Wellicht daarom dat Krop ons onderhoudt over de visie van Foucault, namelijk de
idee van de "souci de soi" waarmee hij weliswaar ook, zoals anderen
voor hem in Spinoza een stoïcijn zagen, maar, bedenk ik me dan, meteen toch de
idee van de levensblijheid van Spinoza als een alternatief kon zien voor de
onroerbaarheid van het stoïcijnse gemoed.
De
amor
intellectualis dei, bij
Hannah Arendt de amor mundi verdient dan ook wel aandacht, zoals sommigen
overigens hebben benadrukt maar in het gesprek over Spinoza in Vlaanderen niet
zo vaak aan de orde komend, want die gedachte, de amor intellectualis dei, gaat
uiteraard - Deus sive natura, God of nog de natuur - gaat
dus in tegen de gedachte alleen maar een bron van ellende is: door God dan wel
de Natuur beter te vatten kan men er ook een begrijpende liefde voor opbrengen.
De discussie over het concept amor intellectualis dei treft des te meer omdat
het zowel invloed heeft op de persoonlijke ontwikkelingsgang zoals Spinoza die
zich kan hebben voorgesteld en op de visie over samenleven en politiek.
Dat
laatste is dezer dagen van bijzonder belang, omdat we in de verhoudingen tussen
het politieke en de handelingen van politici, maar ook het circuit van mensen
en inzichten die zich rond het politieke bedrijf bewegen, een grote afwezigheid
kunnen bespeuren van achting voor onderdanen, als individuen en als leden van
de samenleving. We hanteren het begrip onderdanen
naar het voorbeeld van Spinoza, maar menen toch dat hij niemand het euvel
duiden zal als die het woord burger toch hanteert, met dien verstande dat in
diens voorstelling van zaken nu net iets bijzonders kan aangeven als de
"rule of law", want dat impliceert zo te zien voor hem dat ook de
vorst, of de Raadspensionaris van de Staten-Generaal, c.q. Johan de Witt wel
degelijk ook onderdaan is, maar dan belast met het bestuur van de gemenebest.
Anders dan men het voorstelt was in de zeventiende eeuw de klasse van de
regenten nog niet geheel gesloten, maar was er nog ruimte voor sociale
mobiliteit. Men kon in de republiek ook failliet gaan, zoals Rembrandt moest
ondervinden. De samenleving stelde toen ook vele eisen van mensen, maar er was
een groot verhaal: de ware vrijheid. Ik denk - zoals ik in mijn recensie al
aangaf - dat we die specifieke omstandigheden waarin Bento de Spinoza leefde
niet mogen onderschatten. Men zal zich ook herinneren dat voor de Republiek het
jaar 1672 een rampjaar was, met de oorlogen door Louis XIV ondernomen om
Frankrijk, zoals dat heet zijn natuurlijke grenzen te geven, zodat voor Spinoza
wellicht de verderfelijke willekeur van vorsten mogelijk meer in de figuur van
Louis XIV kon zien dan in toen al vervagende herinnering aan Filips II.
Nu,
zoals Henri Krop aangeeft, laat Spinoza toe enig zakelijk optimisme te
onderhouden, dat alles altijd wel op de pootjes terecht komt, als men maar doet
wat nodig is en verder... blij is. De uitwerking van het zeer sombere rapport
van de club van Rome, een wake up call die in de vroege jaren zeventig en zelfs
nog een decennium later vaak besproken werd, heeft ertoe bijgedragen dat de
industrie in Europa minder vervuilend werd, dat de voeding intrinsiek gezonder
werd - maar dat zegt niets over overconsumptie - en dat we misschien enige tijd
een subliminaal vertrouwen van de overheden konden ervaren. Vanaf de late jaren
zeventig kwam er iets anders op gang: Maggy Tatcher vertelde dat er niet zoiets
bestaat als een samenleving, laat staan een leefgemeenschap, maar, zoals Krop
aangeeft, zou Spinoza hier wellicht in een brief tegen te keer gegaan zijn.
Vandaag
beleven we de groei van een organisatie, de Islamitische staat, die op cruciale
punten afwijkt van het klassieke terrorisme in naam van de Islam: het pas
opgerichte kalifaat blinkt uit in organisatietalent en de terreur die men
aanwent valt functioneel te noemen. Maar de hele aanpak van IS (= Islamitische
Staat) zou onze interesse moeten wekken, zonder dat dit ook maar een begin van
goedkeuring of zelfs maar aanvaarding moet impliceren, want die beweging slaagt
waar Al Quaida en andere ten onder gingen, omdat ze zich bedient van de
mogelijkheid van een creatieve destructie. Nog eens, de Jezidi's zijn er alleen
maar erger aan toe en het organisatietalent maakt veel mogelijk voor hen, maar
waar vroegere aanslagen nog leken te passen in het verhaal van de oude man op
de berg, over Saladin dus en zijn gedrogeerde krijgers, hanteren deze milities
wel de wreedheid van Saladin, maar ze vernietigen geen bruikbare installaties.
Mensen die zich niet in- of aanpassen maken geen kans, maar ook al vinden we
dat vreemd en vooral wreed, we vergeten dat de IS wellicht ook de demografische
rekening gemaakt heeft: de Arabische wereld kent een relatief jonge bevolking,
minder vergrijsd dan de onze en dus zijn individuele mensen vanzelf al
makkelijker vervangbaar. Nog eens, dat hoeft men, kan men niet accepteren, maar
het is wel hypocriet want net dezer dagen herdenken we een oorlog die net zo
modern gevoerd werd en ten aanzien van de troepen, de eigen troepen nota bene,
wreder was dan enige oorlog voordien.
Spinoza
blijkt en daar moeten we echt meer van maken dan tot nu toe in de discussies
het geval was, een fel opposant tegen de Leviathan, de alles en iedereen
controlerende en sanctionerende staat die Hobbes uittekende. Eerlijk is
eerlijk, die visie die Henri Krop aan het einde uitwerkt, kan van mij nog een
spinozist in de knop maken, want waarom zou ik anders aandacht hebben willen
besteden aan het werk van Paul Frissen, "de fatale staat" terwijl ik van die slotopmerkingen, het
slotessay in de media nog maar weinig had gehoord. Nu er een nieuwe regering
gevormd wordt in dit land en er in Vlaanderen al een coalitie bestuurt zonder
de linkse partijen, die niet geheel ongewild altijd weer een beleid en
regeringsstijl ontwikkelen die lijkt te sporen met de idee van de Leviathan,
met de controlerende en alles bestierende staat, waarbij de burgers en te dom
en te kwaadwillig van aard zijn, om het juiste te doen, zodat regeringsmacht
vanzelf tendeert naar uitzonderingstoestanden en wreedheid vanwege de overheid,
kan ik dit boek en het slotessay van Krop alleen maar instemmend ter kennis
nemen.
De
ware vrijheid dus, die Spinoza gekend moet hebben, die de slagkracht van de
dominees onder de duim trachtte te houden en die aan burgers de ruimte gaf het
beste van zichzelf te geven, ten bate van zichzelf en van het algemeen belang,
moet men ook zien in het licht van de betekenis die Spinoza hechtte aan de
emoties. Ook dit was een slotsom die ik wel kan waarderen, maar die ik niet had
verwacht en die ik uit gesprekken met Spinozakenners zelden had vernomen.
Caute! Zeer zeker, maar waarom ontgaat het velen altijd weer dat Spinoza
ondanks zijn ascetische levenshouding er toch op aandrong dat we blijde wezen
zullen. Blijheid? Het staat niet in onze door kommer en kwel beheerste publieke
debat. Vrouwen moeten aan het werk
maar of het altijd hun ontvoogding ten goede komt, blijft maar de vraag. De
status van (betaalde) arbeid versus, tja, bezigheden thuis, ligt er dezer dagen
wat scheefgetrokken bij. Dat vrouwen decennialang dan weer opgeroepen werden
deel te nemen aan het productieproces, tijdens de oorlogen om vervolgens, in
vredestijd weer naar de haard verwezen te worden, kan niemand ontkennen. Maar
dat men de discussie over de kinderbijslag, het ondersteunen van gezinnen met
een vast bedrag per kind gedurende de jaren van opvoeding en vorming, terwijl
men anderzijds de voorwaarden voor kinderopvang duurder maakt, draagt ertoe bij
dat het hebben van kinderen vooral een nog lastiger taak wordt, die nergens mis
mag gaan. Blij zijn om het kind, het spelende kind, het opgroeiende kind, toch
gewoon een natuurwet, zit er niet meer in. Overigens, dat kinderen groeien als
kool, dat is een natuurwet, hoe ze opgroeien is een zaak van goed overleg en
het dunkt me dat Spinoza zich daar wel bewust van moet zijn geweest. Hij
schreef in het Latijn, omdat men niet zonder hinderpalen tot zijn inzichten zou
kunnen doordringen. Maar zelfs wie het Latijn beheerste had het - zeker in
latere tijden toen men de nadruk ging leggen op de kennis van het Klassiek
Latijn en het humanistenlatijn terzijde had gelaten - kon zich nog altijd vast rijden
in de voorstelling van zaken die de Ethica geeft. Men kan, met andere woorden
bij het overdenken van de Ethica en de tractatus Theologico-politicus niet
genoeg vergewissen van het detail en van de grotere samenhang.
De
emoties tot slot, waar ik gedurende mijn studietijd alleen maar kwalijke dingen
over gehoord heb, zijn des mensen en ze zijn, schrijft Henri Krop, voor Spinoza
ook geen last, maar juist een kracht, die ten goede of ten kwade kan uitwerken.
Spinoza die ons wil bijstaan om aan de hand van het verstand onze emotionele
huishouding wil helpen saneren? Staan we dan ook niet ergens opnieuw te
luisteren naar Socrates die met generaals over moed spreekt en met Alcibiades
over de schoonheid en de deugd?
Met
dat alles komen we toch terug bij het politieke denken van Spinoza en dan
ontkomt men niet aan de vaststelling dat burgerschap wel degelijk niet alleen
een zaak is van een contract, maar van een inzien dat het algemeen belang
ondersteunen ook het eigen belang kan dienen, zal dienen, als men daartoe het
nodige doet. In deze tijd van afwijzing van het burgerschap als niet meer dan
een bureaucratische noodwendigheid, of als een zaak van rechten op subsidies en
ondersteuning, laat de auteur zien dat voor Spinoza het burger, onderdaan zijn in de orde der dingen ligt, wat er in
zekere mate ook een banaal iets van kan maken, maar vooral dat het samen
werken, in discussie gaan over het algemeen belang en hoe al die individuele
belangen te verzoenen vallen ook iets is dat gedaan moet worden. In die zin
brengt Henri Krop dus een belangwekkende bijdrage aan het publieke debat, omdat
hij de ruimte schept om aannemelijk concept van samenleven. Maar hier zal men dus
nog eens enig licht op werpen.
De
Spinoza als emotieloze en als exclusieve rationalist blijkt voor Henri Krop een
misvatting en dat komt me voor niet voor iedereen een aangenaam inzicht te
zijn. Maar het feit dat we in werk tot het inzicht komen dat Spinoza de ratio
niet in kapitaal wil zetten, laat staan de Rede beaat wil vereren, draagt ertoe
bij dat ik ten halve bekeerd ben geraakt en mij dus nu wel eens intenser met
deze filosoof zal inlaten. Alleen hoop ik nog ergens eens een bilingue te
vinden, een uitgave met de Latijnse geschriften en daarnaast de vertaling in
een modern Nederlands. Het denken zelf blijft hoe dan altijd een persoonlijke
zaak, maar ook een die men op de agora moet betrachten te delen met anderen: de
tegenspraak is niet het probleem, wel de gedachte dat het misschien een
vergissing kan blijken. Maar kunnen we wel verder met zoveel onzekerheid? Een
onzekerheid die ons tot foute ethische keuzes kan verleiden? Of is net dat
laatste pas goed mogelijk als we weigeren zo illusieloos als mogelijk onze
mogelijkheden onderzoeken en ons in het "verband des geheels" in te voegen.
Zoals bij sommige klassieke werken ontstaat nu de verleiding een nieuwe
uitwerking van het thema aan te snijden, want er zijn nog thema's in het
slotessay van Krop, in het werk van Spinoza vooral die onze aandacht vragen.
Maar zoals de kleine Johannes eindigt en beloof ik nog wel eens op dit alles
terug te komen, "maar op een sprookje zal het niet meer lijken".
Wellicht heeft Spinoza de arts Van Eden ervan kunnen overtuigen dat de mensheid
niet enkel verdriet en weedom is, maar ook een bron van blijdschap.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten