Spinoza of een panoplie van inzichten
Recensie
Het verhaal van een filosofie
Spinoziana
en spinozisme in Nederland
Henri
Krop. Spinoza, een paradoxale icoon van Nederland. 2014 Prometheus Bert Bakker. 822 pp. prijs: 49.50 €
Nooit,
zo lijkt het, was Spinoza zo een inspiratie voor tal van mensen uit allerlei
kringen, die niet per se filosofisch geschoold zijn, maar net dat blijkt niets
nieuws in het nachleben van Baruch, Bento, Benedictus de Spinoza. Sommigen
blijken het over spinazi te hebben, maar ook spoorwegtechnici houden zich met
de filosofie van Spinoza bezig. Zoals ik al vertelde, was het duidelijk dat
Henri Krop een bijzondere aanpak had ontwikkeld, maar vooral de geschiedenis
van het spinozisme in de 19de en 20ste eeuw blijkt bijzonder verweven met de
ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving. Waarom de lenzenslijpende
filosoof bij momenten zelfs een inspiratiebron voor mystieke inzichten en een
nieuwe metafysica, vergt inderdaad een pak onderzoek en heel wat bladzijden die
zich vlot laten lezen, als men het onderwerp belangrijk genoeg vindt.
Tussen
1677 en vandaag is er vaak beroep gedaan op de inzichten van Spinoza, maar
zoals Henri Krop schrijft, moet men misschien accepteren dat men het werk van
Spinoza niet zomaar onder de knie kan hebben, laat staan beweren dat men
Spinoza geheel begrijpt. Hijzelf meent dat hij niet kan zeggen dat hij Spinoza
en vooral diens werken integraal begrepen heeft, dat hij een doxa over het werk
van Spinoza in enkele woorden of zinnen kan brengen. Het lijkt me geen valse
bescheidenheid, want het laat toe dat de auteur de verschillende auteurs die
vanaf het begin commentaren tegen en voor de filosoof zijn gaan schrijven en
zijn ethica vooral onder handen namen, alle met even grote aandacht aan de orde
te stellen. Die methode, waarbij de auteur een dubbele structuur hanteert: de
chronologische ontwikkeling van de omgang met Spinoza krijgt altijd eerst een
overzicht van feiten en poging tot synthese van de ontwikkelingen binnen een
bepaalde periode, waarna enkele opvallende vertegenwoordigers via hun werk,
maar ook in hun ruimere bezig zijn met filosofie en hun beroepsleven worden
belicht. Van Vloten die staat voor een liberale betrokkenheid bij Spinoza,
terwijl voor velen, dominees vooral de weg voorbij Spinoza uitmondde in een
religie zonder kerk. Ook het socialisme heeft zich met Spinoza ingelaten, maar
het lijkt erop dat die claim niet altijd breed gedragen wordt. Ook dat lijkt
een constante, terwijl men wel eens graag geuren mag met enige kennis van de
Ethica.
Zelf
ben ik geen Spinozist, zeker al niet academisch en hoewel ik zijn inzichten wel
probeer te begrijpen, heb ik vooral kennis gemaakt met Spinoza via het denken
van anderen. Wel heb ik met veel interesse "Door de Lens van Spinoza"
gelezen, een essay waarin Tinneke Beeckman op een geheel eigen wijze aspecten
van het denken, over democratie, over de conatus, zelfs over het lustleven van
Spinoza de revue laat passeren. Maar als we de laatste bladzijden van het boek,
dus het hele corpus alvorens Henri Krop zelf met een eigen visie op Spinoza
komt, of beter over aspecten van diens denken, vallen wel de bladzijden over de
enorme toename aan interesse voor de lenzenslijpende filosoof op en blijkt dat
academische filosofen, zoals Herman de Dijn en een onderzoeksgroepen aan universiteiten
-Rotterdam en ook wel Groningen - ver
overtroffen worden door leken,
autodidacten die zelf met de filosoof aan de slag gaan en met elkaar of op
eigen intuïtie met het werk van de filosoof aan de praat gaan. Het geeft een
wonderlijk cachet aan het beeld van Spinoza, omdat hij, die het Latijn verkoos
om onbevoegden niet de kans te geven zijn werk te eigengereid te recupereren, plots
voor tallozen in Nederland een baken van verlicht denken bleek.
Henri
Krop stelt vast, zonder al die verschillende spinozisten met sterren of punten
te bedenken, laat zien hoe van de culturele, wetenschappelijke en (machts-)politieke
verhoudingen afhankelijk lijkt of Spinoza in een bijzondere zin betekenis krijgt
dan wel in petto heeft. Blijkbaar was de eerste generatie vrienden en
tegenstanders nog vooral bezig de eigen positie in het toenmalige religieuze en
godsdienstpolitieke systeem te vrijwaren. Later werd het een zaak van
eerbiedwaardige denkers, maar toch niet altijd van academische filosofen.
In
een eerste fase, zo laat het boek zien, was men beducht zich te dicht aan te
schurken bij het denken van Spinoza of het publiek te ondersteunen, zodat, als
men er werkelijk over spreken wilde, uitkwam bij de uitvoerige kritiek. Naar de
vorm was het afbreken, naar inhoud en opzet vaak aandacht vragen voor precies
die nieuwe metafysica, of liever, de afwijzing van beginselen van het
christendom, zoals de persoonlijke God, de eeuwige ziel en de wonderen.
Aangezien nu sinds de middeleeuwen de hoofdstroom in de Europese samenleving
zich had gebaseerd op precies de Triniteit, de persoonlijke God en
onsterfelijkheid van de ziel, waren de vele critici, ook bijvoorbeeld de Socinianen
erop gebeten argumenten aan te dragen om wat voor elk van hen onhoudbaar was,
met woord en daad te bekampen. Wie dus, na 1677 op het oog een tegenstander was
van Spinoza, kon in feite druk doende zijn diens ideeën te presenteren.
Tegelijk laat Henri Krop ons zien hoe tumultueus het er in de zeventiende eeuw
aan toeging: elk streed voor een eigen gelijk, durfde niet altijd de brug over
te steken of hield goed bewaard de werkelijke voorkeuren voor zich omdat
overheden, ook in de republiek afwijkende inzichten die het vigerende
wereldbeeld ondergraven gewoon niet konden accepteren, ondanks de idee van
tolerantie en de praktijk van rekkelijkheid vanwege de overheden. Toch zou het
nuttig zijn een van de meest eigenzinnige filosofen in het nachleben van
Spinoza te betrekken, Bernard Mandeville. Men noemt hem wel een Cartesiaan maar
toen hij, net als zijn vader uit Rotterdam werd verjaagd door de schout, die
blijkbaar de partij van Oranje steunde en vooral de meer strikte obediëntie
volgde, was hij wel al gediplomeerd arts. In zijn later werken toonde hij aan
dat deugd om de deugd beoefenen misschien niet zo een goede idee is, want als
iedereen deugdzaam wordt, dan valt het hele bestel stil.
Doorheen
de vele commentaren bij en overdenkingen van Spinoza heeft men dat aspect van
Spinoza naar mijn inzicht vaker dan verwacht onderschat, terwijl Spinoza toch
wel betoogt dat mensen alles doen voor hun zelfbehoud en tegelijk proberen met
hun emoties in het reine te komen, als ze al zover komen. Het mensbeeld van
Spinoza, maar ook zijn politieke visie waarin hij niet gelooft dat de staat of
de vorst van god gewild zijn, maar voortkomen uit de aard van de mens als
wezen, maar ook en vooral omdat mensen, hun eigenbelang nastrevend toch ook
beseffen gemeenschappelijke belangen te hebben en te kunnen dienen, de
willekeur van bestuurders niet kon accepteren.
De
mens, aldus Henri Krop, zou voor Spinoza niet anders kunnen dan zijn
voorbestaan, in standhouding te verzekeren en dus is het van het allergrootste
belang dat hij dat kan doen naar best vermogen. Maar hier komen vragen op, die
voortvloeien uit het navlooien van de opeenvolgende generaties spinozisten, die
om de een of andere reden of blijken haken bij het vraagstuk van de godsidee
van Spinoza dan wel bij de antropologie die hij voorstelt. Sommigen zullen
later het debat aangaan over wat Spinoza zelf een op de geometrie gebaseerde
methode van denken, om finaal toch weer uit te komen bij de basiskwesties die
de lenzenslijper te berde had gebracht.
Doorheen
het werk ontdekken we verschillende weefdraden die de auteur opmerkte in het
nachleben van Spnoza, zoals de vraag naar de vrije wil, die dus gezien de
onmogelijkheid te ontkomen aan de conditie van (dierlijk) wezen, de
gedetermineerd vooral, die door vele navolgers en propagandisten van Spinoza
steevast onder de aandacht gebracht worden. Na lectuur van dit boek is me de
gedachte komen bezoeken dat Spinoza in zijn leer van de emoties wellicht de ware vrijheid heeft beschreven. De volgende argumenten van
contextuele aard brengen mij daartoe:
1°)
Spinoza - net als Descartes en later het genootschap van d'Holbach en Diderot -
stonden tegenover een visie op de mens die door kerk en staat gedragen en
gehandhaafd worden. Daarin speelt sinds Augustinus de vrije wil, de
keuzemogelijkheid een essentiële rol, wat overigens bij de praktijken van
sommige pasgedoopte barbaren een
probleem opleverde, want de gedoopten waren niet zozeer uit vrije wil christen
geworden en zeker niet echt door de inbreng van bevlogen missionarissen.
Spinoza, die toch wel het verhaal van de Marranen moet gekend hebben, de
gedwongen doop van joodse mensen in het door de reconquista geherkerstende
Spanje, zal daarin de bevestiging gezien hebben dat men met dat soort vrijheid
niet ver komt.
2°)
Spinoza kende in de Republiek de neiging van velen om zich achter de dominees
te scharen, die een predestinatieleer predikten, maar tegelijk ook de
verantwoordelijkheid van individuele mensen in het hier en nu dienden op te
nemen. De predestinatieleer liet weinig ruimte voor individuele vrijheid, maar
belangrijker nog is dat theologen als Voeth al te vaak voetstoots gevolgd
werden. Mensen zagen niet om naar andere mogelijkheden.
3°)
Spinoza vond dat Descartes met zijn dualisme tussen materie en lichaam een
moeilijkheid in het leven riep die nergens voor nodig is, omdat mensen de
scheiding van lichaam en ziel zagen als een redding van hun zelfbewustzijn,
maar tegelijk was het moeilijk te bepalen wat tot het leven van de ziel en dat
van de materie behoorde.
De
menselijke vrijheid werd of afgebroken, of als ze gestipuleerd werd, zoals in
de meeste christelijke obediënties, was die zo aan randvoorwaarden onderworpen
dat het wel een farce moest zijn. Doorheen dit werk zien we dat de meeste
auteurs de poltieke inzichten van Bento de Spinoza terzijde lieten en zich
vooral inlieten met de Ethica, waarbij men zich dan of op de afwijzing van de
metafysica richtte dan wel op het vermeende mystieke karakter van de laatste
delen van de Ethica. Dat Spinoza zelf er de aandacht op vestigde dat we moeten doen
wat moet en deels ligt dat vast omdat we nu eenmaal ons zelfbehoud nastreven,
maar tegelijk ook niet blind zijn voor onze emoties en daarmee te leren omgaan
maar vooral ook blij wezen. Mij dunkt dat Spinoza hierbij de ware Vrijheid van personen, individuen stipuleert in die zin
dat hij zowel met zijn oproep alert, oplettend te zijn - Caute! dus - ook de
aanwijzing gaf dat we blijmoedigheid zou betrachten.
Tolerantie
wordt dan iets anders dan men het vandaag wel eens poneert, want hoewel Krop in
het slotessay, waar hij meer zijn persoonlijke visie presenteert op dat
indrukwekkende nachleben, maar vooral op het werk van Spinoza zelf en dat we
later nader willen bespreken, spreekt over lijdzaamheid, dulden, was en is het
doorheen de gehele teksttraditie die rond de Ethica is ontstaan, van belang dat
men bij Spinoza blijkbaar vaak tegengestelde inzichten kon halen.
Het
blijft opvallend dat in de late 19de eeuw de dichters het voortouw namen in het
omgaan met het werk van de filosoof, zoals Verwey, Gorter en van Eden, elk op
een eigen wijze overigens en aan een eigen tempo. Ook de classicus Leopold
heeft hier - in het spoor van de Tachtigers - gedichten geschreven die
betrokken waren op het werk van de filosoof en dat is wellicht, wat mij betreft
de grootste verrassing die het boek laat zien. Natuurlijk ken ik dat gedicht
"Mei" (Een nieuwe lente, een nieuw geluid), maar de innerlijke
dynamiek van de dichters kregen we zelden aangedragen, namelijk de hele
discussie over "l'art pour l'art" die zij voerden en hoe dat erop
uitliep dat ze in de filosofie een eigen inspiratie zochten en zo vanzelf
afzagen van het kunst om de kunst. Zoals ook met de Romantiek in Duitsland het
geval was, kwamen levensbeschouwing en filosofische stelsels om de hoek kijken
en gingen de dichters nadenken. Gorter, Roland Holst ook hadden wel iets met
Spinoza, maar gingen vooral de weg op van het socialisme, terwijl Verwey - voor
zover ik het begrepen heb intenser met de filosofie is bezig gebleven.
Daarom
is het interessant te zien dat Henri Krop waar nodig het kader van de
Nederlandse cultuuromgeving losliet om de invloed van en omgang met Spinoza uit
de doeken te doen. Goethe krijgt dan een grotere betekenis, hoewel Krop zich er
wellicht om redenen van samenhang niet aan waagt de Spinozismusstreit
uitgebreid te behandelen. Maar dat hij het thema - dat in Nederland later in de
afgehandelde vorm aan bod is gekomen - wel voldoende aanstipt om ons ervan te
doordringen dat Spinoza in de late 18de eeuw in Nederland niet echt voor veel
reuring zorgde, maar ook dat de interpretatie zelf geen groot belang kreeg in
de Nederlandse filosofie. Pas toen een aantal mensen via Spinoza buiten het
kerkenlandschap gingen staan en al dan niet overtuigd atheïst werden, zou
Spinoza voor een blijvende inbreng zorgen en een stimulans de gebaande wegen te
verlaten, vaak van dominees die het lastig kregen met de hen voorgelegde
theologische uitgangspunten.
Maar
later bleek dat mensen zonder kerk in Spinoza een leraar gingen zien, soms
zelfs iemand die bij een profeet gelijk was en die hen inspireren kon in een
wereld te leven waar een aantal aspecten van Spinoza's denken wel en andere
niet een plaats kregen. Wie de opeenvolgende bewegingen leest zoals de auteur
de studax voorlegt, merkt dat hij aan het boek op een aantal terreinen de
cirkels gesloten liet worden, soms over twee, soms over drie eeuwen heen.
De
weg naar kennis was voor Spinoza zelf een wonderlijk parcours, want wie meent
dat het noodzakelijk was dat hij de banvloek over zich hoorde uitgesproken
worden, merkt dat hij die verstoting zelf voor lief moet hebben genomen, omdat
hij dan verlost zou zijn geweest van de beperkingen van de Joodse, Sefardische
gemeenschap waar de religieuze gebruiken vaak herontdekt werden, met hulp van
rabbijnen uit Venetië. Tot en met Ben Gurion waren er mensen binnen en buiten
de gemeenschap die meenden dat die banvloek uitgewist zou moeten worden, maar
binnen de Joodse gemeenschap in Nederland is daar nooit enige animo voor
geweest. Meer nog, Henri Krop toont hoe lang het duurde voor mensen met een
Joodse achtergrond zich met de filosoof en zijn werk gingen inlaten. Iemand als
Leo Polak ging met Spinoza aan de slag, maar leefde dan ook buiten elke
synagoge en kerk.
Mijn
beeld van Spinoza werd in eerste instantie geschapen door de lessen bij Ronald
Commers, maar het is pas later dat de interesse groeide, ook al omdat vele
filosofen zijn visie op bijvoorbeeld de monofysiche aard van het bestaande en
de idee van Deus sive Natura dwingend aan de orde stelden zodat ik mij niet
langer kon wijsmaken er niet voor te voelen en toen begon Spinoza te trekken.
Dit boek laat mij zien dat een eenduidige lectuur van Spinoza tot spijt van wie
het anders wil, niet echt te bespeuren valt. Elke generatie, elke lezer van het
werk ging er mee aan de slag en soms las men de tekst ad libitum, nogal vrij en
het blijft wel verwonderlijk dat in die omstandigheid mensen menen dat er maar
één lezing van het werk mogelijk is.
Maar
juist die doorwerking van het denken van Bento di Spinoza, zoals ook Herman de Dijn
en Tinneke Beeckman die presenteren, komt mij voor een bijkomende aansporing te
zijn om diens denken, zoals de tractatus de intellectus emendatione, het
tractaat over de verbetering van het begripsvermogen - mijn vertaling voor
intellectus, omdat het woord verstand misschien te zeer het algehele betreft,
terwijl begripsvermogen net verwijst naar het vermogen tot kennen én begrijpen
- toch op te nemen omdat juist dat onderzoek: hoe kunnen we beter met kennis
omspringen en ons verstand leren gebruiken, een ongebruikelijke vraagstelling
blijft, want we geloven toch wel dat we weten hoe het moet, lijken het vanzelf
te doen. Maar of het goed is? Net de vele interpretaties van de Ethica, het
feit dat nu eens de eerste boeken over de aard van de dingen en de mogelijkheid
van een aleenheid dan weer de ethische inzichten van de filosoof werd nagekeken,
vermogen, zoals Henri Krop metterdaad betoogt, aanleiding geven tot de gedachte
dat dit corpus van teksten uit de zeventiende eeuw een paradaoxale uitwerking
heeft gehad. Spinoza is niet verantwoordelijk voor het feit dat Johan Herman Carp,
een van de Spinozisten tijdens het interbellum - voor de Nederlanders dus
"voor de oorlog" - met grote renommee uiteindelijk de weg is opgegaan
van het nationaalsocialisme, maar intussen over de democratie nadacht, maar
uiteraard vergat dat Spinoza aanwijzingen gaf waarom men beter aan de
totalitaire verleiding kon weerstaan. Het verhaal van deze wending beklijft,
omdat het op zijn minst aantoont dat bezig met filosofie, ook dus die van
Spinoza niet verhinderen kan dat men onder de verleiding komt van visies en
utopieën. Vreemd is dat wel, maar wie de panoplie van inzichten en visies die
gefundeerd zijn geworden op het werk van Spinoza, van mystiek tot atheïsme en
van rationalisme tot gedachten over de mogelijkheid dat meerdere ratio's elkaar
tegenspreken in overweging neemt, moet begrijpen dat filosofie bedrijven wel
degelijk met passend gereedschap aangevat moet worden, maar toch, er blijft
ruimte voor denken, zonder autoriteit. Het is moeilijker hier van een scala te
spreken omdat het dan de idee impliceert dat er een opgaande dan wel neergaande
opeenvolging gaat en dat lijkt nog niet zo evident uit te maken, behalve voor
wie zich voor een doorgewinterd spinozist houdt.
Het
zal u opgevallen zijn dat we in deze recensie niet zo heel veel namen hebben
laten vallen, omdat die, op de grote filosofen van de Duitse Aufklärung na,
Kant, Fichte, en uiteraard Hegel, niet zomaar vermeld kunnen worden en Henri
Krop werkelijk veel elementen aan de lezer meegeeft, om zich een beeld te
kunnen vormen van het spinozisme. Bovendien blijkt ook, bij nader toezien dat
soms kleine luiden een grote gedrevenheid aan de dag leggen zich met Spinoza te
verstaan, doorheen de geschiedenis was het zelfs vaak zo dat mensen van buiten
de academische filosofie zich op Spinoza richtten. Toen Spinoza eenmaal een
icoon geworden was voor Nederland bleef het vaak stil aan de universiteiten
maar ambtenaren en artsen, juristen namen het wel ernstig.
Het
valt op dat in de post-postmoderne
tijd de zaak, het spinozisme een nieuwe dynamiek heeft gekregen, die vaak weer
aansluit bij oudere inzichten. De teksten van Spinoza leiden dus niet zomaar
ergens heen want altijd weer komt mij dezelfde inzichten uit. Betekent dit dat
de Ethica of de Tractatus Theologico-politicus dan wel niet zomaar voor vrije
interpretatie vatbaar zijn? Of dat de onderzoekers dezer dagen, wie ze ook
zijn, op dezelfde wijze met de teksten omgaan, of, dat wie zich met Spinoza
inlaat gelijkaardige kwesties genegen is te onderzoeken.
Misschien
lijkt dit u een atypische recensie, want het werk doorloopt een paar honderd
jaar, noemt vele auteurs en wij banjeren er doorheen zonder ons om de sprekende
details te bekommeren, maar het boek is denk ik vooral belangrijk voor wie zich
met het werk van Spinoza wil inlaten en het nachleben van de filosoof wil
begrijpen, omdat met alle respect voor Van Vloten, Sassen, Bierens de Haan of Carl
Gebhardt, telkens ziet men, om de een of andere reden hoe een omgang met
Spinoza een ontwaken lijkt, een helderheid van inzicht, maar ook, soms, een
kwestie van focus die het beeld op andere filosofen en andere stromingen
moeilijk maakt.
Een
cultuurfilosofische studie als deze biedt tot slot ook een beeld van Nederland
doorheen de tijd en dan valt op dat Henri Krop vele aspecten van het denken,
van de Collegianten in de tijd van de filosoof tot de leeskringen dezer dagen
elkaar ziet opvolgen. Bezig zijn met Spinoza was voor velen lange tijd een vorm
van stille oppositie tegen het bestel, tegen de aangenomen waarheden en machten
die zijn. Spinozisme als panoplie van wapens tegen de gevestigde macht, tegen
machtmisbruik en toch, vaak waren het bureaucraten die in Den Haag met het
Spinozahuis hun belangrijkste nevenactiviteit vonden. De commissie, voorgezeten
door Frits van Ostrum, die de canon voor Nederland presenteerde vond dat men
Spinoza niet over het hoofd mocht zien, maar misschien had de commissie ook
kunnen aangeven, zo interpreteer ik dit onderzoek, dat Spinozisme zelf ook wel
een venster verdiende: drie eeuwen lang hebben mensen, filosofen, lezers,
denkers zonder andere vorming dan hun eigen ijver, uit onvrede met het
gepredikte protestantse geloof in Spinoza een uitweg gevonden. Maar de
resultaten van hun onderzoek had meer betekenis dan zomaar wat gekriebel in de
marge. Alleen, de academische filosofie had er niet altijd oog voor en ook nu
weer, sinds 2000 ziet men dat leken zich met de filosoof inlaten en ook weer
uitdrukking geven aan een eigen tijd, onze tijd.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten