De wereld laat zich niet zomaar doorgronden
Kritiek
Over Ernst Jünger, een jonge filosofe
&
een eenzijdig journalist
![]() |
Auf den Marmorklippen van Ernst Junger? Nooit van gehoord. Maar we kijken dan ook niet meer nar literatuur als een mogelijkheid om iets over onze wereld te zeggen of te begrijpen. |
Ik
val van mijn stoel, als ik Knack lees en een artikel van Walter Pauli over de
aanvang van de oorlog doorworstel. Juist, hij spelt heel mooi uit wat we weten
over hoe het Duitse keizerrijk van 1871 af bezig zou geweest zijn met de
voorbereiding van een nieuwe oorlog, maar hij vergeet te kijken naar de
politiek in andere hoofdsteden en andere opperste legerleidingen in Europa,
want men kan toch niet beweren dat Duitsland alleen maar in het ijle vijanden
zocht. Over eenzijdige journalistiek gesproken. Mocht hij hebben geschreven dat hij
zich zou beperken tot het Duitse hoofdstuk, dan is het een bijzonder
interessant artikel, maar hij onderstreept nog maar eens hoe men met een
zorgvuldige selectie van de feiten een eenzijdig verhaal kan brengen. Dolce et
decorum veritatem memorandam examinare - Het
is zoet en eervol de te onthouden waarheid te onderzoeken.
In
Knack ook een gesprek met mevrouw Alicia Gescinska, over filosofie, over Gaza
en Karol Wojtila, ook bekend als paus Johannes Paulus II. Haar visie op de
waarheid die schadelijk kan zijn als ze onzorgvuldig gepresenteerd wordt, als
de waarheid vertellen leiden kan tot wreedheid, spreekt me wel aan. Het is een
merkwaardige gedachte die we vandaag niet aangedragen weten, want de waarheid
zegt men al tijden, sinds de Verlichting is het enige wat telt de waarheid vertellen. Sommige
waarheden blijken overigens al eens voorlopig, andere waarheden veranderen
weinig aan de menselijke aangelegenheden.
Vandaag
viel me ook een oud tijdschrift in handen, waarin ik een boeiend dossier
aantref over Ernst Jünger, de man die als auteur bekend werd met
"Oorlogsroes", in het Frans vertaald als "Orages d'acier"
en in het Duits Stahlgewitter. Een
ander werk, auf der Marmorklippen,
laat zich lezen als een felle kritiek op Hitler, maar ook op Stalin... want
enig moment verkeerde Jünger in de kringen van Bertold Brecht en andere linkse
intellectuelen. Ik leerde tussendoor ook nog eens dat Ernst Junger niet de zoon
is van een magnaat uit Oost-Pommeren, maar afkomstig is uit Baden-Wurtenberg en
dat zijn vader een farmaceutisch laboratorium bestierde. Ook was de jonge
Junger geen briljant student, noch voor wiskunde noch talen, maar hij zou zich
als autodidact alles eigen maken wat de school hem niet bieden kon, van Rimbaud
tot het onderzoek naar vlinders in allerlei formaten. Een paar exemplaren
zouden naar de gewoonte in de classificatie van de soorten ook zijn naam
krijgen.
Zelf
ben ik, zo is het nu eenmaal, nooit verder geraakt dat zijn Parijse dagboek -
toen Junger in Parijs gedetacheerd was tijdens WO II en uiteraard zijn
oorlogsdagboek over hoe hij de stormen van staal kon overleven, ondanks nogal
wat verwondingen. Het was voor zover ik kan zien het eerste boek dat de oorlog
als een ervaring beschreef die het grootste in de mens kon oproepen, maar ook
het laagste. Het staat tegenover "van het westelijk front geen
nieuws" zoals we de titel van de antioorlogsroman van Erich Maria
Remarque, ook oorlogsveteraan, kennen, omdat Jünger vond, aantekeningen van
zijn frontervaringen bij de hand, dat de jongeren die de oorlog gevoerd hadden,
niet mochten vergeten wat ze doorgemaakt hadden. De idee van Remarque was in
1928 minstens even opvallend: beschrijven hoe absurd en zinloos het
krijgsbedrijf wel niet was. Maar het valt op dat die visie het vandaag heeft
gehaald, die van een zinloze oorlog, terwijl de ratio van militairen, politici,
burgeractivisten dan ten onrechte verdwijnt. Ernst Jünger werd 103 jaar en hij
blijft voor mij een fascinerend figuur. Of hij door Hitler is beschermd
geworden, zoals in het Magazine Littéraire vermeld staat, valt niet echt na te
trekken, maar iemand als Alfred Rosenberg vond dat Jünger maar eens goed
gebruik moest maken van zijn dienstwapen. Jünger, de man die verscheen in dat
dossier bleek plots, hoewel, een heel wereldbeeld te vertegenwoordigen, lang
niet zo aristocratisch als links hem had voorgesteld, maar nog minder was hij
geneigd de redevoeringen van Hitler of Goebels te geloven. Maar tegelijk,
wonende in de buurt van Sigmaringen, waar ooit de Franse regering in ballingschap - een zootje ongeregeld dat uit Vichy was gevlucht en door de
nazi's in Baden-Würtemberg een verblijfplaats opgelegd had gekregen. waar hij de
journalist Walter ontvangt, komt deze er niet onderuit te denken aan Céline,
aan Pétain zelf en al het andere dat ermee gepaard gaat.
Jünger
was in een eerste beweging een soldaat die boeken ging schreven en toen hij
"op de marmerklippen" schreef was hij een schrijver geworden. Net als
Goethe ging hij later zijn schrijven minder belangrijk vinden, vond hij zijn
zoektocht naar vlinders belangrijker, net als zijn natuurobservaties. Het is de
moeite waard te bedenken dat de soldaat, jonge luitenant die bij Valenciennes
streed en in modderkuilen een plaats zocht om te schuilen en vervolgens met
zijn mannen toch het mitrailleursnest wist uit te schakelen, later een serene
onderzoeker van de natuur werd. In Vlaanderen valt het niet mee over Jünger te
praten, want men hanteert hier een variant van de doxografie, een manier om
doxai, (filosofische) inzichten in een overzichtelijk kader te plaatsen. Was
het Hermann Diels nog te doen om een methode om filosofische inzichten te
ordenen, soms lijkt het erop dat anderen van die methode gebruik maken om een
filosoof, Spinoza, of Camus te herleiden tot enkele gedachten. De methode werd
een doel op zich. Nu, als we het over de literatuur in verband met WO I hebben,
lijkt het ook mogelijk zo een doxografie te maken, waarbij storend genoeg ook
biografische fragmenten mee in rekening gebracht worden. Bovendien blijkt de
methode best geschikt om visies die men niet lust af te serveren. Jünger wordt
dan de auteur van de oorlogsroes en kan dus niet deugen. Bovendien sukkelt men
in een wel heel naar straatje als men hem een Pruisische afkomst toedicht,
terwijl de man behoort tot de Badense en Frankische middenklasse. En tijdens WO
II? Fout, zegt men, terwijl de man wellicht vooral afstand wilde houden van
Hitler en zijn bende.
Kan
men goede pennen inzetten voor een slechte zaak? Jünger meent van niet, omdat
een fusillade van gijzelaars zelfs met de beste stijl niet goed te praten valt.
Het esthetische betekent voor hem een morele inzet. Daarmee en met zijn dystopische
roman "Op de Marmerklippen" waarin hij een gemeenschap situeert
tussen een vruchtbare vlakte en een wild en woest woudgebied, vanwaar
onverlaten de beschaafde wereld komen teisteren. Ook Jean d'Ormesson en Dino
Buzatti hebben dit thema beproefd, maar voor Junger, die de roman schreef op
een ogenblik dat het ertoe deed, namelijk in 1938-1939 ging het erom aan te
tonen dat Hitler inderdaad een misdadiger was en alleen een misdadiger kon
zijn. Maar, vraag ik mij dan af, de woorden van Joachim Gauck indachtig, is
niet elke auteur, kunstenaar die in 1914 de pen opnam om het op te nemen voor
een strijdend Duitsland, voor de strijd ten behoeve van de Kultur, versus de
civilisatie, mede schuldig? Nu, Jünger schreef pas in 1920 en zou pas later
zijn inzichten uitwerken, waarin hij zijn Nietzscheaans nihilisme opgaf ten behoeve
van een eerder eclectische visie op mens en samenleving. Zijn beschrijvingen
van mensen in Nazi-uniform kan men dan ook niet negeren. Zijn vermeende
aristocratische visie beruste wellicht, zoals bij andere auteurs, als Hesse,
Mann op een zelfbeeld dat de vuile zaakjes niet aanvaarden kan. Toch denk ik
dat hij minder ver van de menselijke aangelegenheden staat dan auteurs dezer
dagen, die niet zijn absolute verhangen zijn aan de ideeën die ook het
futurisme, zoals Marinetti het beschreef, hebben ondergaan en die mij, die de
genade kent later te zijn geboren, ook wel bespaard is gebleven. Tegelijk kan
men de fascinerende en angstaanjagende stemming van het futuristisch manifest
moeilijk naast zich neerleggen, want het blijft een schreeuw die de moderne
tijd een nieuw, zelfs ontmenselijkende zweepslag geeft.
De
bedenkingen die Alicia Gescinska - via een interview in Knack - zich maakt over
deze, onze wereld en die ook op gespannen voet staat met de "menselijke
aangelegenheden", het dagelijkse en contingente, maar het niettemin ook
vooral het element vindt waarin de mens nu eenmaal leeft. Parafraserend wat
David Grossmann erover zegde in verband met Israël en de Palestijnse strijd
tegen dat Israël, zou men kunnen stellen dat we vandaag soms vergeten dat
inderdaad dit gebeuren, onvoorspelbaar, onbegrijpelijk soms ook, precies ons
element is. Tegelijk laat mevrouw Gescinska zien dat we inderdaad ook oog
moeten hebben voor positieve vrijheden, voor het scheppen van mogelijkheden
opdat we ons een opinie kunnen vormen. In die zin is Ernst Junger, zelf een autodidact,
misschien wel een uitstekend voorbeeld van iemand die de mogelijkheden een
eigen bestaan op te bouwen, wist aan te grijpen. Hij had kunnen zwelgen in een
nefast nationalisme, een zelfoverschatting en het brallen dat hij opgemerkt had
bij de nazi's om hem heen, maar deed het niet. Hij koesterde dus inderdaad een
zekere moraal, ethische regels voor zichzelf en zoals mevrouw Gescinska het
laat zien, is er niets kwaad mee dat we minstens voor onszelf regels
aanvaarden, niet omdat we dan minder vrij zouden wezen, maar net omdat dit het
goede leven mogelijk maken moet. Ja, we mogen, zegt zij, zelfs voor anderen
moraalridder spelen. Soms moet dat ook, waarbij ik spontaan denk aan mijn
stokpaardje: het bannen van geweld bij ons optreden in de publieke ruimte en
dus de afwijzing van wapendracht. Sinds de migratie onze samenleving
veranderde, blijkt dat geen thema meer, behalve ten aanzien van bepaalde
groepen in de samenleving, terwijl dat toch van den gekke is: iedereen verdient
het veilig en ongemoeid gelaten over straten en pleinen te flaneren.
Haar
onderzoek naar de filosofie van Karol Wojtila intrigeert me wel, omdat hij, de
latere paus Johannes-Paulus II toen vooral doende was, denk ik dan, binnen het
kader van een nogal warrig verlopend leven, iets wat velen onder ons niet
kunnen bevatten, een visie te ontwikkelen op mens en samenleving. Of hij
daarbij conservatief werd als gevolg van de onzekerheid, of neigde hij naar een
conservatieve visie, doxa, omdat hij op de een of andere manier de vele vormen
van moderniteit niet voldoende ernstig kon nemen, zal me benieuwen. Nog eens,
als men zich geen rekenschap geven kan van Marinetti en diens futuristisch
manifest, van de moderniteit van le Sacre du printemps en zovele andere
artistieke uitingen van moderniteit maar meer nog de politieke en
maatschappelijke vertalingen ervan, communisme en stalinisme, nazisme ook - al
blijft men ons voorhouden dat het net aan moderniteit zou ontbreken in het
nazisme - zal men de betekenis van het conservatieve denken niet echt kunnen
afwegen. Haar pleidooi de jaren 1930 ernstig te bekijken, kan ik ook wel
onderschrijven, want die jaren waren niet enkel de jaren van A.H., toch? Ook
was het de periode van de volksfrontregering in Frankrijk, van ontzagwekkende
ontdekkingen in de natuurkunde en van een literaire productie waar we heden
blind voor zijn. Wie de geschiedenis bekijkt met de kennis a posteriori - en we
kunnen niet anders dan zo naar het verleden kijken - mag niet vergeten dat
niemand op zijn twintigste,dertigste kan bevroeden hoe het met hem of haar
gesteld zal zijn, twintig, dertig jaar later. En over de evolutie van de
samenleving kunnen we dat nog veel minder. De jaren dertig bekijken vanuit de
vaststelling van wat later kwam, doet mensen van toen onrecht aan. Voor mij
betekent dat ook de jaren van het Plan de Man, van Hendrik de Man, de jaren van
politieke schandalen, inderdaad, van de scheiding der wegen in de Vlaamse
Beweging, waarbij een Herman Vos en aan de andere kant Marcel Minnaert de
extreme volgzaamheid aan autoriteit in de Vlaamse beweging afwijzen. De jaren
1930 is ook FDR en is tegelijk een periode waarin de kerk voelt, wellicht voor
het eerst dat haar kersteningsprogramma helemaal onderuit gaat. Want de jaren waarbij we automatisch lijken te
denken aan fakkeloptochten, aan Nürnberg, gaven ook andere evoluties te zien en
men vergeet dat juist die zaken blijk geven van een grote aandacht voor
moderniteit. Tegelijk was volgens Bernlef Albert Speer bezig met "Ruïnewaarde",
de toekomstige kijk op dat fameuze Derde Rijk.
De
visie die mevrouw Gescinska brengt, onder meer dat men zonder godsdienst geen
oorlog zou kennen of wreedheid, zal niet iedereen als muziek in de oren
klinken, maar weerspiegelt dan wel weer wat elke ernstige antropoloog kan
onderschrijven, namelijk de nood aan verhalen, aan beelden om de eigen
dagelijkse omstandigheden te kunnen doorstaan, verdragen, maar ook zin en vorm
geven. Dat religies wel eens het slechtste in de mens kunnen bovenhalen, zal
niemand ontkennen, maar of we zonder zoveel beter afzijn, valt nog te bezien.
In feite klinkt er een pleidooi voor humanisme in het interview door, dat niet
a priori voor of tegen religie is, maar dat het menselijke in het actuele
voorop stelt en toch, zoals het een filosoof past, probeert zij de aannames op
losse schroeven te zetten, zonder daarom aan te nemen dat we dan beter af
zouden zijn. De waarheid, zo lezen we, kunnen we wel willen kennen, maar als
het uitbrengen ervan schadelijke gevolgen heeft voor derden, moeten we het dan
ook vertellen? Velen zullen dit autocensuur noemen, maar altijd vertellen van
wat men voor waarheid houdt, kan sociale relaties op scherp zetten. Geloven dat
we de ultieme waarheid over alles kennen, die we dan ook nog eens in 15
seconden kunnen debiteren, blijft een wonderlijke illusie, temeer omdat zo die waarheid
omtrent alles niet veel om het lijf zou hebben. Zeggen dat God niet bestaat is
in onze contreien geen groot nieuws meer, maar ontkennen dat mensen hechten aan
vormen van transcendentie, mag men ook wel als moeilijk vol te houden inzicht
beschouwen.
Een
ander aspect sluit dan weer aan bij de actualiteit: als men inderdaad gelooft
dat er maar een manier is van goed leven, met name de onze, betekent dat dan
dat we anderen per se onze opinies moeten opdringen, dus niet overtuigen met
argumenten, maar gewoon opleggen? Alicia Gescinska legt uit dat er weinig zaken
zijn die men universeel kan noemen, omdat we bijvoorbeeld niet uit het oog
mogen verliezen dat de omstandigheden, klimaat, bereikbaarheid,
voedingsmiddelen al vaker dan we denken op ons handelen, maar ook op ons werken
en arbeiden invloed uitoefenen. De idee van de Verlichting was en dat kan men
onderschrijven, duidelijk te maken dat kerk en vorst in de 18de eeuw best eens
tegen het licht gehouden werden, maar dat de conclusies over vrijheid,
gelijkheid en broederschap nog altijd in het concrete leven vorm moeten krijgen,
lijkt men nogal eens te vergeten.
Daarom
ook kan het contrast niet groter zijn, want in hetzelfde nummer van Knack lezen
we een stuk over hoe Duitsland al vanaf 1871 bezig zou geweest zijn met de
nieuwe oorlog voor te bereiden. Intussen was Bismarck nog wel de mening
toegedaan dat Duitsland net toen best niet te hongerig naar land en kolonies op
het Europees toneel zou verschijnen. Dat Leopold II Kongo kon inpalmen, had te
maken met de geopolitieke berekeningen van juist Bismarck. Het verhaal over
Leopold II op bezoek in Berlijn van Keizer Willem II te horen kreeg dat België
haar neutraliteit niet meer zou kunnen handhaven in geval van oorlog en dus
partij zal moeten kiezen, zal wel kloppen, maar het blijft opvallend dat we
nergens verklaard vinden waarom de Keizer, die vaker dan nodig een avonturier
leek in zijn uitspraken, er vooral over waakte zijn goede contacten met de
"beschaafde" wereld, met voorsprong dus met het perfide Albion niet
in het gedrang te brengen, want Duitsland was tijdens de periode van
stormachtige technische en industriële vooruitgang bepaald
anglofiel.
Voor
het overige blijf ik mij afvragen waarom men alleen van Duitsland de
voorbereidingen tot de oorlog zou bekijken om dan te besluiten dat Christopher
Clark alleen maar ongelijk kan hebben als hij stelt dat de regeringen in
Berlijn, Wenen, Parijs, Londen en Moskou min of meer de oorlog in gesukkeld
zijn, slaapwandelend dus. Maar het is verre van zeker dat we met het stuk van
Walter Pauli echt de aanvang van de oorlog beter gaan begrijpen. Oorlog was in
de late 19de eeuw overigens al een issue voor een beweging die de vrede wil
bewaken, maar ook was het zo dat de andere landen hun eigen politiek voerden en
zo de vrede op het spel zetten. Er verschijnen vele boeken over WO I maar
slechts weinigen slagen er naar mijn mening in de verhoudingen tussen de
hoofdsteden goed weer te geven en hoe complex het allemaal wel niet was.
Duitsland en Engeland hadden hommeles over de aanleg door de Turken met behulp
van Duitsland van een spoorweg tussen Istanbul en Bagdad, maar Londen zat er ook mee dat
Rusland streefde naar gebiedsuitbreiding via Perzië naar de Indische Oceaan. De
verhoudingen in Afrika waren tussen de grootmachten niet per se veel serener en
dus moet men zich haast afvragen dat Londen, Parijs en Moskou op dezelfde
golflengte konden blijven.
Het
feit dat de stafchef Schlieffen zich uitgebreid inliet met een aanvalsplan voor
het Westen, met als kernpunt de opmars doorheen Nederland en België om
Frankrijk te kunnen aanvallen mag niet verbazen, want dat is toch wat
groothoofdkwartieren doen. Bovendien onderzocht de Duitse legerleiding
inderdaad alle mogelijkheden om haar positie te verzekeren, want men wist in
Berlijn maar al te goed dat in Parijs en Moskou ook plannen gemaakt werden. Er
waren ook al twee Balkanoorlogen geweest, kort en hevig, waarbij Duitsland
Wenen wenste in te tomen en daarbij met Londen overlegde over het vrijwaren van
de vrede. Kortom, het stuk van Walter Pauli was goed aangekomen als het tot
doel had de Duitse oorlogsinspanningen te beschrijven, niet als argument om aan
te geven waarom Duitsland als enige de ultieme morele schuld zou dragen. Het
ontbreken van elke aandacht voor de verhoudingen tussen de hoofdsteden van de
grootmachten, het blind blijven van de opiniemakers in Moskou, Parijs en
Servië, het zijn minstens even gewichtige elementen in het beschrijven van de
aanzet tot de oorlog. Nog eens, Duitsland kon immers ook inroepen dat het een
verdedigingsoorlog voerde, geprangd als het zat tussen Tsaristisch Rusland en
Frankrijk, met de gedachte van Teddy Roosevelt er bovenop dat de eerste klap
een daalder waard kan blijken. Dat Duitsland echt wel wist hoe lastig de oorlog
zou worden, maar niet dat het een eeuwigheid zou duren, want dat moet het voor
de tijdgenoten geweest zijn, had niemand kunnen vermoeden. En de houthakker van
huize Doorn? De Keizer bleek aan het eind van de maand juli 1914 zeer bezorgd
om de risico's die het land zou kunnen lopen. En ja, er was dus wel degelijk
bij de militairen, vooral de soldaten op het terrein goed diets gemaakt dat
Duitsland elke verzetshaard in België zo snel als mogelijk moest uitschakelen.
Hoe men soldaten zover kreeg, dat heb ik nog steeds niet begrepen. Misschien
moet men daarvoor beter de opiniepers in Duitsland lezen. Want toen al, dus tot
in de zomer van 1914 kwamen de industriëlen uit het Rijnland graag naar Den
Haan en Oostende, om er vakantie te vieren. Aan de andere kant, de merkwaardige
reis van Poincaré naar Petersburg, dat komt in onze nationale
geschiedschrijving nooit aan de orde. De conclusie dat Duitsland oorlog wilde,
lijkt mij overdreven, dat het klaar was voor oorlog, of klaar dacht te zijn,
kan men wel onderschrijven.
Gelukkig
zijn er dus filosofen die begrijpen dat men de geschiedenis echt moet
onderzoeken, dat men denkbeelden van mensen, het weze de Paus in spe - hoewel,
wie zou er nu paus in hope zijn, welke dertigjarige? - niet moet onderzoeken
omdat men die onderschrijft, maar omdat ze behalve intrigeren ook nog eens iets
uitleggen over hoe we in het leven kunnen staan. En dan komt men ook bij dat
bijzondere geval, Ernst Jünger, die in de heersende gesprekken over WO I nooit
of bijna niet aan bod komt. Daarom kwijten we ons graag van die taak, al weten
we dat onze bijdrage verder onderzoek zal verdragen. Maar is niet net dat we
ons niet mogen laten ontzeggen: de onzekerheid over wat we menen te weten als
motor voor onze overpeinzingen?
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten