Over August van Istendael
Recensie
Hoe we uit de goot ontsnappen,
Sommigen toch
Geert van Istendael. Gesprekken met mijn dode god. Uitgeverij Atlas 2009. 240 blz. 19,95 € (momenteel niet leverbaar).
Het
valt op dat we vandaag de overtuiging als een hinderlijk iets zijn gaan
beschouwen, eerder een risico voor het juiste dan een garantie voor het goede
en het wenselijke. Onlangs viel me het boek van Geert van Istendael over zijn
vader in handen en dan ga ik lezen natuurlijk, waarna onvermijdelijk volgt een
poging tot begrijpen.
Dat
de vader een overtuigd katholiek was, met ernstige twijfels over de Curie en
het instituut, lijkt een evidentie, maar is al een heel pak om over na te
denken. Dat de zoon vervolgens de kerkpoort met veel gedruis achter zich dicht
liet vallen, ligt in de lijn van de verwachtingen, maar toch, hoe de zoon, en
auteur, de vader eer wil doen door diens overtuiging te willen begrijpen, komt
me wel hartverwarmend voor.
Ach,
soms moet men echt ver zoeken om in de familie armoede en zo te vinden, maar in
het leven van August van Istendael was school lopen al veel problematischer en
dat hij een voorgekauwde roeping afwees? Dat vormt wellicht de krachtlijn van
menig jongensleven in die tijden, die nu, niet zonder inspanningen van velen,
achter ons liggen.
Geert
van Istendael vertelt over zijn grootouders, die behoorden tot de cohorten
rondtrekkende lieden uit Duitsland, Nederland en dit land. Mensen die met
kleine en grotere vaardigheden door het leven gingen, zonder echt vaste voet
aan de grond te krijgen. In Sint-Truiden kwamen dan twee mensen samen, of was
het in Brussel, de Marollen. Feit is dat de ouders van Geert van Istendael niet
zo goed gesitueerd waren, maar toch, toen de oorlog in 1914 uitbrak en den
Pruis op Sint-Truiden afging, toen vertrokken Pierre en zijn Pruis naar Brussel
en vervolgens naar de kust om in Engeland uit te komen. August werd in Birtley
(UK, bij Newcastle) geboren maar de familie verhuisde dan naar een wapenfabriek
met bijhorende nieuwbouwwijk in Cornwall want Pierre was gehuwd met kinderen en
kon geen soldaat zijn, maar wel werken in de Oorlogsindustrie. De Belgen zetten
aan de rand van Cornwall een cité op die er veel beter uitzag dan de Britse
arbeiders gewoon waren. Feit is dat wie hierover op het net informatie zoekt,
van een kale kermis thuis komt.
Eens
terug in België, Sint-Truiden, lijkt het jongentje Gust, Gustke, niet veel
kansen te krijgen, maar een kapelaan beslist er anders over. Volgt de poging
van de deze zwartrok om de jongen naar het seminarie te loodsen. Maar de slimme
jongen wilde niet veinzen een roeping te hebben en moest de school van de
Salesianen verlaten, net voor hij eindexamen kon doen. Niemand zal ontkennen
dat dit wreed mag heten, maar de jonge August lijkt al vlug nieuwe wegen te
vinden. De vraag is, denk ik of de bedrijfslogica van die kapelaans en andere
priesters, die nauwelijks verholen dwang ook, niet net ook de weerbaarheid van
jongeren kon versterken. Vandaag menen we uit de goedheid des harten dat
jongeren zelf de weg kunnen en mogen zoeken. Maar niemand legt hen iets in de
weg, behalve gemeentelijke administratieve sancties dan. Jongeren die al vlug
via sport of een andere disciplinerende activiteit, muziek, dans of woord betrokken
raken in een werkelijke bezigheid, zo merkt men, zullen inderdaad beter in
staat zijn hun leven vorm te geven. Ongetwijfeld waren de gevoelens van August
van Istendael zeer gemengd, maar in zijn latere leven heeft hij de kerk zelf
nooit afgezworen, wel de curiekardinalen en anderen vervloekt.
Als
men niet begrijpen kan dat voor deze jongen, August van Istendael de kerk zijn
werkelijke, zeer concrete redding is geweest, mist men iets essentieel in de
geschiedenis van dit land, want die kapelaan zorgde ervoor dat hij thuis zijn
huiswerk kon maken, proper leerde te schrijven, zonder hanenpoten of
inktvlekken, dan begrijpt men al een begin van die loyauteit. De jongen werd
ook msidienaar en de schoolmeester kon zijn schoolprestaties alleen maar loven.
Het gevolg was een beurs, na een diocesaan examen voor de meest begaafden. Slechts
voor vier jaar kreeg Gust een beurs. En de kapelaan vond in Hechtel een
geschikte school, ver van het ouderlijke nest. Zo moest en kon hij het parcours
in ietwat versneld tempo afwerken. De breuk kwam er toen de jongeman aan de
directeur liet weten niet een begin van een roeping te voelen.
Voor
ons is dat uiteraard abracadabra, dat verhaal van de roeping, want tja, als God
niet kan bestaan, hoe zou men dan over roepingen kunnen spreken. Maar ook
begrijpen we niet dat de kerk in die jaren van het Interbellum bezig was de
troepen maximaal uit te bouwen om de kerk in België nog meer macht te geven.
Het aantal seminaristen tijdens het Interbellum was hoog, al begon het aantal
roepingen in de colleges al te dalen, maar steeds meer jongens konden naar
college. Velen evenwel kozen voor een wereldlijker studie aan de
universiteiten, maar bleven wel, heb ik de indruk lang trouw aan de kerk en het
geloof. Levensfeiten zouden in de jaren zestig de vlucht uit de kerk aandrijven.
De kerk had geen antwoord op de loyauteit van goed opgeleide leken.
Maar
August van Istendael zou – zoals ook met Gerard Walschap, die al seminarist was
toen hij een andere koers verkoos –
binnen de sfeer van de kerk blijven. Via de Kajotters, de christelijke
arbeidersjeugd van Joseph Cardijn zou de jongeman de mogelijkheden vinden om
zijn leven verder uit te bouwen. Eindelijk kan men niet anders of zich afvragen
wat er van die man zou geworden zijn als hij niet was gefnuikt door die
Salesiaan en de kapelaan, maar had mogen kiezen voor een studie van eigen
keuze. Hij bleek zijn leven lang bijzonder goed in het leren van talen en kon
gemakkelijk met mensen overweg…. Wat als? Daar schrijft men uiteraard geen
geschiedenis mee, maar in deze moet ik toch kwijt dat Gust van Istendael
inderdaad een weg heeft gevonden ondanks de houding van priesters. Die roeping
was zo heilig, maar wat zullen ze raar hebben opgekeken als ze vernomen hadden
dat Gustke bij Vaticanum II lekenauditeur was en over de sociale leer van de
kerk mee een grote bijdrage heeft geleverd.
Inzet,
inzet en nog eens inzet, laat Geert van Istendael blijken was de taakopvatting
van de vader, die gedurende jaren in Utrecht woonde; Dat wil zeggen, de moeder
woonde daar met de kinderen en de vader vloog van Azië naar Afrika en zo nog
eens naar Chili of Peru. Hij werkte voor de internationale van de christelijke
vakbonden en probeerde die open te gooien naar de anders gelovigen. Hoe zal men
begrijpen, vandaag de dag, dat die colpoteur met zijn kleine equipe zoveel los
kon maken in delen van de wereld waar de industriële revolutie nog moest
beginnen.
Sommigen
zeggen dat Geert van Istendael helemaal geen gesprekken voert met een dode god,
maar devoot acte neemt van de “faicts et gestes” van Don Augusto. Wat kan een
man, die zelf grootvader is nu eenmaal aanvangen met de biografie van zijn
vader? Of de man verguizen? Weinig aantrekkelijk en wellicht moeilijk te
staven. Of verheerlijken? Dat is al evenmin echt volwassen en al helemaal
moeilijk met feiten te staven. Het hele verhaal van de samenwerking met Roger
Vekemans s.j. die in Santiago de Chle een indrukwekkende activiteit rond
christendemocratische volksontwikkeling had opgezet en tegelijk economisch en
sociologisch onderzoek deed, neemt in dit boek een belangwekkende plaats in,
maar blijkt verder nauwelijks van enig belang, voor de lezer, althans in hoofde
van de heren en dames recensenten. Maar het gaat over de gebeurtenissen in
Chili, het land waarvandaan Dirk van Esbroeck kwam en wier ouders vandaag
gevlucht waren. Het gaat om Ellende en Eduardo Frey… het gaat om de
geschiedenis van dat land.
Want
hoeveel weten we af van de geschiedenis van Latijns-Amerika, Chili, Peru,
Columbia? We spreken wel over Videla en de vader van prinses Maxima, maar wat
kunnen we, willen we weten? Als je googlet naar Roger Vekemans ontdek je weinig
over de inbreng van Vekemans in de Chileense politieke geschiedenis, terwijl
Geert van Istendael laat zien, op een merkwaardige manier, hoe de welwillende
ontwikkelingshulp, wat in het geval van Chili niet de juiste term is, tot grote
ontwikkelingen leidt op het vlak van sociale vooruitgang, maar politiek uitloopt
op een patstelling. Met de steun van de CIA pleegt Pinochet een coup A.d. 1973 en
veel van wat in de steigers stond, verdwijnt. De strijd tussen Frei en Allende
heeft verhindert dat er een sociaal draagvlak voor een burgerlijke republiek in
Chili ontstond. Er zijn ook andere factoren, maar dit element komt uit de deze
gesprekken met een dode god naar voor en wekt onze belangstelling.
Sociale
ontwikkeling bevorderen, zoals Vekemans en August van Istendael voor ogen stond
bleef ook altijd nog gelinkt aan een strijd tegen het communisme en links, wat
voor de Chilenen niet goed heeft uitgepakt. De vraag die van Geert van
Istendael zich stelt zou de kern van elke recensie hebben kunnen uitmaken, want
hij komt niet tot een bevredigend antwoord. Zijn vader wist ongetwijfeld veel,
maar wilde zijn handelen door dat weten niet laten bezoedelen. Als het zo is
dat Vekemans inderdaad met de CIA heeft samengewerkt tegen de communisten
betekent dit dan ook dat hij direct of indirect voor de aanpak van Pinochet
heeft gekozen? Dat valt te betwijfelen. Maar wel is het zo dat sommige
hoofdrolspelers in deze tragedie, zoals die andere pater Josse van der Rest
s.j. over Vekemans gemengde gevoelens
koesteren. Geert van Istendael kan alleen maar besluiten, lijkt me, dat zijn
vader ook niet was opgezet met de gebeurtenissen Maar zijn loyauteit
verhinderde hem de complexiteit van de gebeurtenissen te onderkennen, of
omgekeerd, de complexiteit bood hem de kans de zaak niet verder tot zich te trekken.
Over
het huwelijk van August van Istendael en diens vrouw, moeder van de auteur valt
ook wel iets te zeggen, maar ik denk dat de zoon vooral met het monument in de
maag zat en het conflict over de verschillende sporen die ze gevolgd hebben
misschien niet afdoende gediscussieerd hebben, laat staan een consensus gezocht
hebben. Het kan zijn dat dit boek August
van Istendael nog groter maakt, maar voor zo een Don Augusto kan men wel
bewondering hebben. En waarom zou de zestigjarge zoon niet de waardering
opbrengen die de puber en adolescent Geert van Istendael niet opbrengen kon.
Het
komt me voor dat in dit boek de verwevenheid van het persoonlijke leven en het
maatschappelijke handelen mooi onder de aandacht komt. Men hoeft het niet eens
te zijn met Jozef Cardijn, zijn slagzin: “Zien, denken, doen!” blijft toch wel
nazinderen. Officieel is het “Zien, oordelen, handelen” maar denken is toch
oordelen? En wat is het verschil tussen handelen en doen? Net wat u zegt, een
kwestie van taalregister. Maar ook toch deze gedachte,: wat betekent dat
“Oordelen”? Oordelen over een situatie waarin men zichzelf vindt of waarin
anderen zich bevinden, wordt al een heel
ander verhaal. Maar het is een zeer boeiend verhaal daar naar te kijken.
Want men beseft blijkbaar niet dat mensen als Cardijn mee het Vlaanderen
gemaakt hebben dat we kennen en dat nu voor sommigen zo ergerniswekkend kan
zijn. Of die ergernis en soms zelfs schaamte nu terecht is, daar valt wel over te
discussiëren. Net als over de rol van de kerk in de Vlaamse samenleving? Het is
zeer moeilijk, denk ik, daarover in een zin iets te vertellen. De
emancipatorische rol van de kerk en het paternalistische optreden spreken elkaar
niet tegen…
In
wat Geert van Istendael weet te vertellen, komen die aspecten, de
tegenstellingen en gevoeligheden haarscherp aan het licht, zonder dat het beeld
van de vader glashelder wordt, laat staan eenduidig. En de achtergrond? Ondanks
zijn internationale activiteit, ondanks de familiale achtergronden, of net
daarom kan je het leven van August van Istendael niet in een kader vatten, maar
dat hij van hier is, misschien net wel. Van hier? Brussel, Sint-Truiden,
Vlaanderen. Levend en werkend, in Utrecht, Afrika, Azië, Chili… gaat hij eigen
wegen en brengt hij tot stand wat Cardijn hem aangaf, zonder in een karkan te
zitten. Misschien is het dat wat velen in die generatie, die van het
Interbellum, zo heeft getekend. De tijden waren moeilijk, mevrouw, mijnheer,
maar men had een idee, een weg, niet uitgestippeld, wel voor ogen.
Bart
Haers
Zo heb ik voor het eerst kennis gemaakt met zowel de vader als de zoon.)
BeantwoordenVerwijderenEen interessante aanvulling op het onderwerp:
http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=KI2F1V58
Interview met Geert V.
'Zonen plegen eerst een vadermoord en richten dan een monumentje voor hun verwekker op, bijvoorbeeld met een boek. Een dubbelgesprek met Geert van Istendael en Marcel Vanthilt'.
Het punt is dat in zijn bejegening van de vader de zoon de vadermoord niet hoefde te plegen, denk ik. Zowel Van Istendael als Vanthilt hadden een gelukkige jeugd, maar konden natuurlijk niet bevroeden hoe het anders had gekund. Van Istendael, denk ik, heeft wellicht wel puberale discussies gehad, maar of dat nu echt een vadermoord mag heten?
Verwijderen