Fictie? Bestaat niet, wel lectuur of literatuur


Boeken

Fictie of literatuur

Boekentoren Gent, bewaart
boeken, handschriften,
beeldmateriaal, wetenschap
natuurlijk en nog meer
Boeken lezen? Wie doet het nog? En vooral, waarom? Veel vragen en gelukkig zijn er af en toe onderzoeken, zoals de krant de Standaard er een presenteert waaruit moet blijken dat slechts 40 % van de mannen en 60 % van de vrouwen boeken zouden lezen. Mannen lezen dan meer non-fictie en vrouwen fictie. Wat betekent dat dan?

We hebben er al vaker vragen over gesteld, die tweedeling tussen fictie en non-fictie, omdat zelfs binnen die twee categorieën de werelden zeer verscheiden zijn. Een zelfhulpboek voor betere sex of een onderzoek naar de betekenis van liefde, eros en agape, dat is niet hetzelfde. Goed, je kan ook mooie publicaties van tantrische sex vinden, zeer bibliofiel en er bestaan wel enkele romans waarin sex de kern vormt. En dat is uiteraard een understatement.

Een boek(je) lezen doe je om de tijd door te komen, wat betekent dat het naast andere bezigheden staat en meer dan voordien inderdaad moet concurreren met televisie en andere media, met het bezoek aan de sportzaal of een goed restaurant en wat al niet meer. Daar valt niets tegen te beginnen en we zouden het allicht betreuren als er geen (goede) films waren of interessante televisie was. Natuurlijk, je hebt al die mogelijkheden, maar het gaat er toch om dat geschreven tekst een andere betekenis heeft dan het gesproken woord of het beeld.

Jawel, soms zeggen beelden meer dan woorden, maar ook het omgekeerde kan het geval zijn, zeker als het om meer complexe zaken gaat, die precieze bewoordingen vergen. Dat beelden zeer wel ook de impressie van een subtiele gedachte kunnen weergeven en dat de kijker het ook zo vat is even waar en belangrijk als het feit dat een gedachte in woorden gevat overtuigender kan blijken. Het punt is dat we dan niet alles wat geschreven wordt even belangrijk moeten achten. Toch lijkt het erop dat het anti-intellectualisme voor ravage zorgt in de boekenwereld. De biografieën van sporthelden, van filmsterren of van lui die zich op televisie interessant gemaakt hebben sieren de hitlijsten van de non-fictie boeken, maar hebben niet echt betekenis voor wie niet van dat soort dingen houdt.

En dan de massa spannende lectuur, politie- en detectiveromans,  hebben die een bijzondere betekenis? Het leest vlot weg en soms heb je literaire versies. Fjodor Dostojewski schreef een wonderlijk boek, de gebroeders Karamazow en ook Schuld en boete, men vergeve mij de niet aangepaste titels, maar ik heb die boeken zo leren kennen, vandaar. Het waren dus ook spannende verhalen, zegt men, maar de opzet, de opbouw, overstijgt dus in hoge mate de normen van het genre. En Eco, in de roman “de naam van de Roos”, presteert het evenzeer een roman te schrijven, waarin de detective de hoofdrol speelt, de moordenaar gezocht wordt en gevonden, maar, dat zo opbouwt dat wij, de lezers meer dan alleen maar een thriller te lezen krijgen. Het gaat om een wereld en een wereldbeeld, waarvan we veel niet (meer) weten dat we hier gepresenteerd krijgen. Ook de kritiek op de inquisitie komt in deze roman scherp aan bod. Het element van macht, van een donkere zuiverheid komt aan de orde en het grote leven in zo een uitgebreid bedrijf als een abdij, het laat de lezer toe vast te stellen dat een eenvoudig verhaaltje over de middeleeuwen best wel wat versiering en vooral diepgang kan verdragen. En dan kijk je naar de film, waarover de auteur, Umberto Eco, best te spreken was en ja, als film vond ik het goed gemaakt, maar wat het boek zo aangenaam te lezen maakte, was de humor.

Het meest wonderlijk vind ik nog steeds de strijd die zich telkens weer afspeelt als het om de vraag gaat of J.R.R. Tolkien fantasy geschreven zou hebben, want de meeste mensen vinden de Hobbit, de Ban van de Ring, The lord of the Rings dus, echt wel een pure fantasie. Dat klopt wel, maar de basis voor de fantasie van Tolkien is aan de ene kant op zijn kennis als Anglist en zijn vertrouwdheid met de oude talen van de Indo-Germaanse stam. Zo kon hij teksten schrijven waarin die oude talen opnieuw een eigen betekenis kregen. Maar de andere inspiratiebron was voor Tolkien was wel de eigen tijd, met de draak, die in de Hobbit opdoemt herinneringen zou oproepen aan zijn eigen tijd in de loopgraven of toch minstens aan het front. Het verhaal dat hij situeert in Middenaarde, is nog iets anders dan fantasie om de fantasie, want hij wil een  verhaal  vertellen, om  een eigen mens- en wereldbeeld uit de doeken te doen.   

Tolkien, zegt men is een verstokte conservatief, maar de vraag is of men daarmee wel zijn hele wezen kan vatten en vervolgens, of vooraf, wat men met conservatief wil aangeven en of dat dan ook nog eens een keertje negatief moet geduid worden. Wil de wees Tolkien, die veel te danken had aan de moderne voorzieningen om te kunnen studeren en dan ook nog eens een keertje professor te worden, zou die echt zomaar reactionair wezen? En zijn beeld van de Shire? Ach, willen we niet allemaal een heerlijk rustig leven, maar toch ook niet te rustig?

Het punt is dat we de inzichten die Tolkien brengt, niet enkel zomaar aangereikt krijgen, want hij vraagt, zeker in de Lord of the rings heel wat van de lezer, want wie aan het einde van het verhaal is, moet nog een hele hoop bijlagen en appendixen doorworstelen, waarin de vele facetten van het boek uitgelicht worden. Het is ook geen gesloten einde, want wat er verder met de mens gebeurt, daar blijft de auteur vaag over, alleen dat de tijd van de mens aangebroken is, van de handelende en de zelf de dingen en de wereld bestierende mens. Het is met andere woorden een mythologisch verhaal, dat veel over goed en kwaad zegt maar ook dat men soms moeilijk aan foute ideeën kan weerstaan.
We hechten hier het nodige belang aan omdat we merken dat men sinds een paar decennia verordonneert heeft, per oekaze dan nog dat we alleen nog fictie en non-fictie hebben en dat de verschillen, wat bijvoorbeeld pure ontspanning is en wat andere doelen nastreeft, dingen geschreven ter lering en tijdkorting. Met andere woorden, als we eens van die oekaze af konden komen en terug het verschil aanvaarden tussen het grote werk en wat gewoon voor het vlotte weglezen werd en wordt geschreven.

Maar ook in de non-fictie kan men toch maar beter de nodige distincties aanbrengen. Een essay is iets anders dan een wetenschappelijk werk. Een doordachte biografie, zoals die over Cyriel Buysse dan wel van Louis Couperus, van Bastet als ik het wel heb, zijn best het lezen waard en dan zijn er al die andere… Het kan ook een rustig historisch werk zijn, niet? Of een filosofisch onderzoek. Men noemde Peter Sloterdijk eerst mistig en vervolgens te populair. Of Martha Nussbaum, die plots niet veel goeds meer kan doen volgens de literaire bijlagen… al heeft men die titel al bijna in de vergetelheid weten op te bergen. Sommige mensen stellen met veel aplomb en luidt dat zij geen fictie lezen, maar juist bij Tolkien vindt de lezer hoe iemand volkomen willoos en weerloos kan worden door een vorm van kennis die men als realisme zou kunnen bestempelen. Zowel de stadhouder, Denethor als Theoden, de koning van het volk van Rohan hebben last van influisteringen die hen verlammen en hen ertoe brengen zichzelf en de mensen over wie ze zijn aangesteld, in gevaar te brengen, erger nog, gewoon aan de destructie over te laten.

De lezer kan ook denken aan de roman Hersenschimmen, van Bernlef, waarin hij het opkomen van Alzheimer laat zien. Of er is Constance van der Welcke bij Couperus… Er zijn zeer goede romans, waarin een grootse visie op de mens wordt ontwikkeld, ook als het om kleine mensen gaat. Richard Powers schreef met “Generosity. An Enhancement” een roman over kwesties van deze tijd, over onze obsessie de verklaringen voor ons bestaan en voorkomen helemaal in genen te zoeken en zo de gelukkige mens te maken, terwijl hij een volmaakt gelukkige mens laat optreden, al begrijpt niemand waarom zij gelukkig is.

Laten we de dingen ernstig nemen en onderscheiden aanhouden waar die er evident zijn. Het boek bestaat dus alleen als het voorwerp met bedrukt papier en een band erom heen. Verder zijn er vrolijke boeken, dwaze boeken en intelligente boeken. Maar vooral is er literatuur en er is lectuur, er is het wetenschappelijke werk en er zijn documentaire boeken. Maar vooral, er is meer onderscheid tussen een kookboek en een roman, neem het misprijzen van Alberto Moravia, dan tussen een schaap en een hangbuikzwijn.     

De markt, de vrije markt en de ideologie, die van de grote nivellering hebben elkaar gevonden. Er is reden om aan te nemen dat een biografie van Mitt Romney de moeite waard zou zijn, maar als die biografie een politieke marketingtruuk is, dan komen we niet verder. En toch, de boeken van de senator en de kandidaat Barack Obama hadden ook wel die functie, maar ze gingen over meer en dat werd niet afdoende onderkend. Laat de media nu eens vertellen welke boeken ze de aandacht waard achten, dan hoeven wij, die van de schone letteren houden, niet meer te zeuren. Maar dat zo de discussie over literatuur ook wel sterft, weten we intussen ook wel. Dus, ophouden met zeuren zit er niet in. Laat het dan een zoetgevooisd zeuren wezen, over de mooie letteren, die we toch altijd verkiezen boven al dat pseudo-politie gedoe. Nu de media dagelijks wel een drama of weemakend verhaal te melden hebben, kunnen we misschien inderdaad de betere boeken zoeken. Waarom niet nog eens “de nacht voor de Scheiding” geprobeerd of “de Gravin van Parma”? Beide boeken van Sandor Marai. Of, ja, waarom niet, de autobiografie van Joachim Gauck. Over de wijze waarop hij zijn leven in het Duitsland van Hitler en nadien, als dominee in de DDR hebben we niet zo heel veel gelezen. En wat nog meer opvalt, zijn reflecties over de vrijheid, het bleek van ondergeschikt belang. Dat nu blijkt wat mij betreft de belangrijkste tekortkoming van de hedendaagse literaire kritiek.

Bart Haers
5 april 2012



Reacties

Populaire posts