Waar is de wijsheid heen gevloden?


Reflecties

Hoe het debat onmogelijk werd
Lisa Simpson, sta ons bij

Een voorbeeld van nationale identificatie?
Vooral uitgaand van de jonge Belgische
staat. 
Sommige discussies laten meer zien en opmerken dan sommige deelnemers menen. Zo is het debat op het DS-forum over een artikel van Gita Deneckere rond de identiteitskwestie, ontaardt in een ordinaire scheldpartij. Maar het ergste is dat alles wat naar enige culturele en intellectuele achtergrond verwijst, zoals August Vermeylen, Tony Judt of Jacques A.A. van Doorn niet aan de orde mag komen, noch wordt enige poging aanvaard om aan te geven dat identiteit en geschiedenis wel verweven zijn, maar verre van samenvallen. Geschiedenis biedt slechts een aspect van het fenomeen identiteit. Andere hebben te maken met wat er nu gaande is en hoe we nu naar onszelf en de wereld kijken. Cultuur en identiteit liggen in die zin ook dichter bij elkaar dan men pleegt aan te nemen. Het anti-elitisme speelt natuurlijk ook in deze mee. Maar, gesteld dat we een discussie over een Europese identiteit zouden aansnijden, dan zou de discussie niet zo erg verschillen, valt te vrezen. Bovendien is er ook nog eens de vraag of die discussie over identiteit wel zo veel verheldert, behalve politieke antagonismen en een blinde afkeer.

Het valt me op dat deze discussie perfect beperkt blijft tot het Vlaamse gewest en enkele groepen binnen die Vlaamse samenleving. Mensen die vinden dat je niets mag hebben met die Vlaamse identiteit, zullen anderen die niets hebben met Eddy Wally of Jo Vally verwijten maken over  volksvreemd gedrag. Wie de kampioenen niet kan pruimen moet goed uitkijken waar je dat zegt, want je riskeert een stevige terechtwijzing. Want miljoenen Vlamingen houden van het programma, waarom zou je er dan iets tegen hebben. Net het argument… dat men al te vaak bovenhaalt om iemand in het kamp van het elitaire te leggen. Maar toen Joachim Fest zijn boek publiceerde “Ich Nicht” was de interesse nogal beperkt. Ook het documentaire werk over Kurt von  Hammerstein-Equord van Hans Magnus Enzensberger, de eigenzinnigheid van Kurt Hammerstein, kreeg dan wel een recensie, er werd nauwelijks over gesproken. En toch, zoals al eens schreven, al die mensen die zich tegen het Nazisme verzetten, werden geen… helden. Maar goed, in gemoede willen we het allemaal niet weten, hoe het echt geweest zou kunnen zijn. Zo ook weten we eindelijk niet waarom de ouders van Marcel Minnaert zo Vlaamsgezind waren, zo rond 1891 en later, toen de kleine Marcel opgroeide en verrassend snel een doctoraat haalde in de biologie. We weten niet waarom hij koos voor de samenwerking met de bezetter toen, in 1916 en mee werkte aan de von Bissinguniversiteit, de Nederlandstalige universiteit in Gent die de koning niet had willen toezeggen.

Na de oorlog trok Minnaert naar Utrecht, werd er manusje van alles in de universiteit en slaagde erin in die discipline, de natuurkunde en dan vooral de astrofysica, toen nog zonnefysica, opnieuw te doctoreren en later onderzoek te doen. Tijdens het interbellum groeide zijn afkeer van zijn voormalige vrienden van het activisme en de Vlaamse beweging en wees hij het afdrijven naar het autoritarisme af. Hij werd tijdens WO II gijzelaar van de bezetter, de Nazi’s en hij steunde in het begin van de bezetting zijn Joodse collegae.

In een ander stuk schrijf ik over een dame uit Praag, nu 108 jaar oud, die Theresiënstadt overleefde, naar Israël en vervolgens naar Londen trok. Haar identiteit was drievoudig, Tsjechisch, Joods en Duits en die drie haalde je niet zomaar uit elkaar. Uiteindelijk kwam er nog die laag bij van de Israëlische samenleving en later een stevige Britse component. Een boeiende persoonlijkheid kan men zeggen. Maar deze dame wijst niet de Duitse cultuur af, maar beseft dat wat fout ging niet zomaar aan het gedrag van een persoon te wijten kan zijn. Fouten, over- en onderschatting… maar politiek is niet haar ding.

Men hecht, zegt de een niet ongestraft teveel belang aan identiteit, want voor je het weet gaat het functioneren als een superego. Maar vindt een ander het begrip totaal zinloos, gevaarlijk zelfs, dan werkt het superego niet meer natuurlijk, maar dan vraag ik me toch af of het aangenaam is zonder contacten, zonder samenleven in de samenleving te staan. De buren en de anderen, soms vallen ze tegen, maar ze zijn er wel, tegen heug en meug. Sommige mensen zeggen dat ze graag zeggen wat hen op de lever ligt. Maar uiteindelijk is het toch ook niet slecht er eens een nachtje over te slapen.

Het punt is dat men het handelen van mensen doorgaans zo simpel mogelijk wil verklaren. Zelden kijkt men dan naar context, niet om iets te relativeren… want dat betekent nog niet begrijpen. De houding van burgerlijke Vlamingen tijdens het Interbellum en dan, dertig jaar later, in de wederopbouw is voor zover we kunnen zien niet echt onderzocht. Jawel, er is onderzoek van Olivier Boehme over het conservatisme in België, maar kijk je dan een figuur als Marcel Minnaert die men op grond van zijn voorgeschiedenis aan de rechtse kant situeert, dan merk je dat hij in de loop van de jaren steeds verder af gaat staan van wat men zou verwachten. Hij pleit voor beter en meer democratischer onderwijs, maar ook voor meer wetenschappelijk onderzoek. Hij werkt verder aan de reeks “wetenschap in het vrije veld”. In de geest van de jaren zestig overigens, merkt men de inspiratie van de mensen die in de jaren twintig en dertig duidelijk positie hadden gekozen, zoals Herman Hesse en Huxley. Anderen, zoals Thomas Mann kon nog wel mensen aanspreken maar diens zoon Klaus en dochter Erica werden wellicht meer op handen gedragen door wie hen kende. Want natuurlijk keek men liever naar Brecht en Eiseler…

Maar die Vlaming, die keek ook naar wat er in Parijs gebeurde, had oog voor “les nouveautés” maar was ook wel sceptisch. De tijd dat mensen massaal naar de ORTF keken ligt heus nog niet zo ver achter ons. Maar ook het volgen van de politiek in Londen was niet zo verrassend. Journalisten en publiek, dat steeds beter geschoold was, hadden parallelle interesses en de vooruitgang in het wetenschappelijk onderzoek was vaker dan vandaag stof tot discussie. Nu pikken jongeren wel de kritiek op tegen de reizen naar de maan, maar dat de mensheid in die nacht van 20 juli 1969 gespannen keek naar de beelden die van de maan kwamen, dat lijkt men vergeten. De prijs was te hoog zeggen critici, misschien wel, maar de exploratie van de ruimte heeft wellicht ook mee de sfeer geschapen waarin een zekere ontspanning mogelijk werd tussen Oost en West. Er waren ook andere factoren, zoals de afnemende welvaart in de SU, terwijl begin jaren zestig het leven in Rusland beter was dan de Amerikanen hadden gedacht. De bureaucratie en besluiteloosheid van het Politbureau? Of gebrek aan interesse voor het land en het volk?

Belle van Zuylen schrijft over de Franse Revolutie en over de misplaatste hoop dat een president beter zou besturen dan een koning. Er is veel meer nodig, aldus deze dame opdat een democratie, een republiek goed zou werken en het bestuur de burgers ten goede zou komen. Het is dus van belang te begrijpen hoe bestuurders en bestuurden zich tot elkaar verhouden en mocht er geen enkele gedeelde achtergrond zijn, hoe zou de bestuurder dan naar behoren de zorg over het land kunnen waarmaken, ten gunste van het volk, van de samenleving? De Janitsaren waren niet enkel militairen, maar ook administrators omdat de Ottomanen het volk van het Turkse rijk volkomen ongeschikt voor bestuur vonden, wegens het risico op het ontnemen van macht aan de soeverein. Het risico dat de bestuurders hun macht zouden patrimonialiseren leidde ertoe dat de gouden Porte elk jaar jongens en meisjes uit de Balkan en andere gebieden haalde en hen opleidde tot uitvoerders van bevelen, militaire en burgerlijke. Maar na een hoogbloei stortte het systeem in elkaar omdat Janitsaren toch trouwden, kinderen kregen en hun gezag dat hen persoonlijk was toevertrouwd voor hun kinderen bewaarden en doorgaven. Men zal het ook in andere constellaties zien, de machtsuitoefening vervreemden van het volk houdt risico’s in, het volk zomaar alle macht geven, zonder verdere verantwoording, persoonlijke én collectieve, daarover moet nog maar eens gesproken worden.

Anders dan de gemeenschappen van het Ottomaanse rijk, zijn onze steden massasamenlevingen geworden waarin het individu wel eens verloren loopt. In de jaren twintig en dertig heeft dat geleid tot excessen. Stefan Zweig en ook wel Jacques Presser hebben dit proces doorzien, maar velen, vandaag menen dat we die demonen opnieuw moeten bevechten. Het punt is namelijk niet zozeer de grootrijken, zoals het Habsburgse, of de omvang het Britse Imperium, als wel dat mensen zich vervreemd wisten van de samenleving en van de gemeenschap niets meer voelde. Nochtans, stelt men dat dit tot een rechtse reactie moest leiden, dan kan Jacques Van Doorn niet onvermeld blijven die vaststelde dat het gedoe over de wereldgemeenschap en de Arbeiders aller landen voor de Duitse (werkloze) arbeiders van geen betekenis meer was. Sommigen hebben dit hiaat ook gevoeld en zijn er mee aan de slag gegaan. Ook een heropleving van de kerk kan in dit kader gezien worden.

Het gaat immers om de indruk dat het cement uit de samenleving verdwenen is. Wie meent dat alles puur rationeel beslist wordt, vergeet dat er bij besluitvorming vaak meerdere ratio’s aan de orde komen, zoals machtsbehoud, voordelen en eventueel het algemeen belang, zodat een rationele oplossing altijd een second best solution moet zijn. Maar we hebben te maken nog iets anders, want de politici beweren graag dat ze het doen voor de mensen, maar zijn zijzelf dan geen mensen (meer)? De politicus die zich boven de mensen stelt en daar rond voor uit komt, kan nog op enige sympathie rekenen, vele politici doen graag alsof ze midden de mensen staan, maar toch blijft het leeg rondom hen. Zij delen niet de zorgen noch de verwachtingen van de mensen namens wie ze zichzelf achten te spreken.

Waarom het cement, de kleefstof zo men wil zo belangrijk is, maar ook tot excessen kan leiden, blijft een vraag waar historici denk ik nog niet uit zijn. Wel is het zo dat de gedachte dat men niet moet hechten aan een identiteit want die identiteit zou toch alleen maar storend werken voor de persoonlijke ontwikkeling. Die identiteit zou mensen tot onverantwoord gedrag aanzetten. Identiteit zou mensen een vals gevoel van veiligheid en geborgenheid geven. Maar wat is er dan mis met een gevoel van geborgenheid.

Boris Cyrulnik, een Franse psychiater beschrijft in zijn boek over weerbaarheid hoe jonge kinderen, schoolkinderen moeilijkheden, psychische en andere kunnen overwinnen als er iemand is, een schoolmeester die hen terug op de been helpt en hen leert hun eigen weerbaarheid te hanteren. Het vormt denk ik de kern van het werk van Theo Gijzen, die met Kees de Jongen een prachtige roman schreef over die weerbaarheid. Ook “Ciske de rat” gaat hierover. Ach, we kennen de musical, maar toen ik het hele werk, delen 1 tot en met 3 gelezen had, wist ik dat Piet Bakker intuïtief had gerealiseerd wat Cyrulnik voor ogen staat.  Dit verhaal heeft overigens meer met identiteit te maken dan men zou denken, want het is juist het beschadigde zelfbeeld van de jonge Franciscus dat hem tot voorwerp van spot van schoolmeesters maakt, tot meester Bruis verschijnt. Die weet de jongen opnieuw met zichzelf te verzoenen en ondanks alle tragische omslagen van het lot, blijft de kiem die meester Bruis gezaaid had, groeien en wordt de jongeman iemand die met het leven om kan.

Het ligt niet voor de hand van het individuele naar het maatschappelijke te gaan en analogieën te ontwikkelen. Dat is ook niet de bedoeling. Het gaat om iets anders, namelijk dat het optreden, handelen, koesteren van meester Bruis meer effect heeft dan het straffen en hard aanpakken van de andere schoolfrikken. Het gaat erom dat die meester Bruis wellicht meer empathie heeft, maar misschien ook en dat is ons punt, die Bruis is ook iemand die zich verantwoordelijk weet en het toepassen van de regels toepast als een soort zending.

Het zijn finaal personen, individuen die in de samenleving handelen, zeker in een massasamenleving en dat impliceert dat hun houding bepalend is voor de resultaten. Maar als zij niet een begin van betrokkenheid ontwikkelen met hun omgeving, buiten de eigen familiale kring, zal hun optreden wel gunstig uitpakken voor henzelf, maar zal dat anderen wel eens veel kunnen kosten. Als mensen, in welke job dan ook alleen kijken naar hun eigen welbevinden, alleen daar oog voor hebben dus, dan kan hen dat op termijn batig voorkomen, maar niet zelden gaat de organisatie eraan ten onder. De ratio van de organisatie, voor een bedrijf of een instelling (in het middenveld) onderkennen betekent ook een vorm van identificatie en dat wordt sterk aangemoedigd. Maar identificatie met de gemeenschap waartoe men behoort, lijkt men minder aanvaardbaar te achten. Overigens, voor velen is zelfs de term samenleving al te veel, want de grenzen van die samenleving zijn immers zeer het gevolg van contingentie en dus kan men er geen belang aan hechten. Als samenleving niet kan, dan uiteraard ook niet gemeenschap, want dat zou verwijzen naar een abdij. Nu is dat ook zo, maar als we het hele concept van de liberale natiestaat goed bekijken, dan is een minimaal niveau van identificatie met het belang van de natiestaat waar men toe behoort, een conditio sine qua non.

In België drukte zich dat uit in het plaatsen van standbeelden, voor een aantal edelen en geleerden op de Kleine Zavel in Brussel, voor Jacob van Artevelde in Gent, voor Breydel en De Coninck in Brugge en ook voor Simon Stevin. Conscience kreeg nog in 1883 een standbeeld op het plein dat naar hem genoemd is. Men kan over de waarde van zijn werk discussiëren, maar dat hij in Vlaanderen grote betekenis heeft gehad bij de ontwikkeling van het zelfbeeld, de identiteit kan men niet ontkennen. Maar wel is het zo dat Conscience schreef voor de geschiedschrijving op wetenschappelijke basis tot stand kwam. De Kerels van Vlaanderen, waarin de moord op Karel de Goede op 2 maart 1127 en de gevolgen behandeld werden, kan de bal niet meer fout slaan, want de moord was het gevolg van een conflict tussen een familie die belangrijke functies in het graafschap wilde patrimonialiseren en de graaf die net een meer adequate en onpersoonlijker bestuursorganisatie wilde. Galbert, een klerk uit de administratie wellicht die het  verhaal notuleerde laat duidelijk zien dat de Erembalden, of ze nu vrij waren of halfhorigen is voor hem zelfs niet het punt, wel dat ze alle belangrijke posten in het graafschap hebben weten te veroveren en zo de graaf in hun macht hebben. Deze wilde er niet van weten, maar kon hen niet uit hun posten ontslaan. De graaf, zo lijkt het, koesterde het algemeen belang, ook in de feiten, want hij verordonneerde dat men meer bonen zou kweken om de dreigende hongersnood tegen te gaan. De Erembalden waren uit op hun eigen machtsuitbreiding, zonder oog te hebben, zo meen ik te lezen, voor het algemeen belang.

Vele observaties zijn er nodig om de betekenis van het begrip identiteit te kunnen vatten. Het kan geen kwaad ook te kijken naar wat critici menen over het begrip identiteit, want dat mensen te ver kunnen gaan, weten we intussen. De opstand van de Basken onder Franco valt nog wel te verantwoorden, maar de wijze hoe nadien in Baksenland een guerilla ontstond tegen een democratisch verkozen bestuur, blijft toch wel verbazen. Vooral valt het op dat weinig mensen problemen lijken te hebben met het exhibitionistische nationalisme dat tijdens de Ronde van Frankrijk telkenjare in de omgeving van de Pyreneeën tot een paroxisme leidt. Aan de andere kant lijkt het erop dat we de strijd van de Kosovaren tegen de Serviërs niet zo goed hebben begrepen. Het was Clinton die met bombardementen de Servische regering en vooral Slobodan Milosevic moest klein krijgen. Veel discussie was er niet, maar ook geen begin van interesse.

We menen dat men de identiteit op verschillende manieren kan bekijken. Menen dat men niet behoort tot de samenleving waarin men als journalist of kunstenaar iets te betekenen heeft, komt me nogal gewrongen over. Vergeleken met Thomas Mann die tussen 1918 en 1930 toen hij het opkomende nazisme en voor het excessieve nationalisme hekelde, als het tegendeel van wat hij in “Meinungen eines unpolitischen” had geschreven omdat de Nazi’s de cultuur, de hoogontwikkelde cultuur met namen als Heine, Goethe en Schiller, maar ook het meer actuele werk, van Heinrich Mann onder andere afwezen, was voor hem, Thomas Mann een ware ramp. Men zou kunnen denken dat het om een financiële, persoonlijke ramp ging, maar het ging om veel meer, want zijn engagement voor Duitsland, de Duitse cultuur tegen de nazi’s in was gericht tegen het autoritaire, maar ook het populistische promoten van een zogenaamde Duitse volkscultuur. Helaas moet ik vaststellen dat vandaag nogal wat heren en dames die de Vlaamse identiteit afwijzen graag dwepen met een zekere volkscultuur, zoals daar zijn “de kampioenen” of “The voice”. De Mattheuspassie? Veel te elitair en ook nog eens keertje christelijk. Dat geeft geen betekenis, maar wel voor mij en heel wat anderen.

Afrondend meen ik  dat deze observaties mij ertoe leiden dat een eerlijk en open debat over identiteit en de betekenis ervan in ons handelen, politiek en maatschappelijk handelen, onmogelijk maakt. Het gaat om de aanmatiging nergens toe te behoren aan de ene kant en de gedachte, dat men zonder die gemeenschappelijke identiteit als persoon niets zou zijn. Ik denk niet dat er in Vlaanderen veel mensen zijn die menen dat we, omdat we Vlamingen zijn, beter zijn dan de rest. We zijn namelijk niet enkel een volk zonder elite, we zijn ook een volk zonder een kritische, afstandelijke stem en dus ontstaat een dualisme dat steeds verder polariseert. De geboren critici van het gezag en de zittende elite is zelf die elite geworden, maar gedraagt zich alsof ze nog steeds kritisch het gezag bejegenen. Quod non, ze belagen de Vlaming, hardwerkend of niet, Nederlandstalig of niet, migrant of autochtoon die het best goed wonen vindt in deze stadstaat. En dat ook zo houden wil, ook voor hun kinderen.

Bart Haers 

Reacties

Populaire posts