Onder een beuk bij Vincennes kwam het licht
Recensie
Hoe echt we niet (meer)
kunnen zijn
Maarten Doorman, Rousseau en ik. Over de erfzonde van de authenticiteit. Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam, 2012: 140 pp: Prijs: 15,- €
Jean-Jacques Rousseau leerde ik kennen toen ik me met het boek “Du contrat social” inliet, naast de politeia van Plato en Aristoteles inzichten over de staat. Een vriend, die Romaanse studeerde vertelde me over de hoogmoed van de man en diens zelfingenomenheid, wat me nog meer voor hem innam, maar dat duurde niet lang. Want die idee van het sociaal contract, gekoppeld aan andere ideeën van Rousseau over de betere samenleving, mocht op velen grote aantrekkingskracht uitoefenen, het daagde me dat dit ook wel voor enige wreedheid kon staan. Het verhaal is namelijk niet zo eenvoudig en Maarten Doorman legt ons in een lezenswaardig en beknopt essay uit waar volgens hem het denken van Rousseau wel vragen op moet roepen, maar het misschien minder doet dan men zou wensen.
Jean-Jacques Rousseau leerde ik kennen toen ik me met het boek “Du contrat social” inliet, naast de politeia van Plato en Aristoteles inzichten over de staat. Een vriend, die Romaanse studeerde vertelde me over de hoogmoed van de man en diens zelfingenomenheid, wat me nog meer voor hem innam, maar dat duurde niet lang. Want die idee van het sociaal contract, gekoppeld aan andere ideeën van Rousseau over de betere samenleving, mocht op velen grote aantrekkingskracht uitoefenen, het daagde me dat dit ook wel voor enige wreedheid kon staan. Het verhaal is namelijk niet zo eenvoudig en Maarten Doorman legt ons in een lezenswaardig en beknopt essay uit waar volgens hem het denken van Rousseau wel vragen op moet roepen, maar het misschien minder doet dan men zou wensen.
Authenticiteit
Wie
Rousseau zegt, spreekt over de goede wilde, de mens, het kind eventueel dat
niet behept is met alle kwalen van de samenleving, kunstmatigheid, gemaaktheid,
geaffecteerd spreken en gestes maken, kortom, net dat wat hij lange tijd als
zijn hoogste doel had gezien, behoren tot de hoogste kringen in het Frankrijk
van Lodewijk XV. Dat het mis zou lopen lag aan de houding van Jean-Jacques
Rousseau zelf, die er plots toe kwam de gemaaktheid, het artificiële van het
hofleven af te wijzen, maar met zijn zucht naar het natuurlijke leven ook wel
heel ver moest gaan zoeken. Terecht wijst Doorman erop dat Marie-Antoinette er
in het park van Versailles een authentiek dorpje op na hield, waar ze met haar
hofdames het natuurlijke leven van herderinnetjes kon naspelen.
Het
punt is dat het niet om boerenmensen gaat, in de Corrèze of in Artois, in
Chambon-sur-Lignon, maar om hofdames, terwijl die boerenmensen uit de Corrèze
of de provinciale nobilion Maximilien de Robbespierre uit Arras er alles aan
deden om in het centrum van macht en aanzien te komen, toch minstens uit het
arme gebied dat de Corrèze wel was, weg te geraken. En velen slaagden daar ook
in, door zich op een eigen manier de vereiste kennis en vaardigheden eigen te
maken. Maar goed, voor Jean-Jacques was het alles niet goed genoeg. Dat hij ook
met d’Alembert, d’Holbach en Diderot, met Voltaire uiteraard in onmin zou
geraken, net als met Hume, dat alles zegt veel over deze man. Over de kwestie
van het ten vondeling leggen van zijn kinderen, waarover hij zich nauwelijks
zorgen maakte en er zich vanaf maakte met de idee dat hij als een goede burger
van de polis zou gedragen, moeten we verder geen aandacht besteden. Volgens
Doorman tekent het hele verhaal de man volkomen.
Maar
het belangrijkste thema van dit boek is ons zwoegen met authenticiteit, vanwege
politici, artiesten en sporthelden en al die bekende Vlamingen, Nederlandsers
etc, die zich uit de naad werken om gewoon bevonden te worden. Vergeten we
vooral niet Andy Warhol in deze en de fameuse vijf minuten of fame. We willen tegelijk de zwier van de edelman en
de eenvoud van de dorpsarts, terwijl sommige edellieden plomp uit de hoek
kunnen komen en een dorpsarts een heel gedistingeerd heerschap kan blijken,
denken we dan. Daarom is de zoektocht van Doorman belangrijk, want die
discussie over authenticiteit en (vermeende) integriteit van politici en
anderen mag ons niet ontgaan.
Progressief
en reactionair tegelijk
Opmerkelijk
is wel dat nogal wat mensen die zich progressief noemen net bij Jean-Jacques
Rousseau de mosterd halen. Het komt erop
aan, valt te vrezen, na te gaan hoe we vooruitgang en authenticiteit koppelen,
aldus Maarten Doorman, maar het lukt niet als we authenticiteit en vooruitgang
als tegengestelden zien. De opvoeding van Emile verloopt niet zonder listen en
lagen, maar vooral niet zonder een zware administratieve last voor de
volgelingen van Rousseau in de pedagogie van deze tijd, terwijl het onderwijs,
waarvan Voltaire hoog opgaf en waar hij zijn snelle verwerving van de nodige
kennis van het Engels aan dankte, door Jean-Jacques Rousseau en zijn
volgelingen vandaag wordt afgewezen wegens onnatuurlijk.
Hier
kunnen we er niet omheen te verwijzen naar de uitgebreide reflectie van de filosoof
Peter Sloterdijk over wat goed onderwijs vermag. De methode die de leerling
zogezegd vrij laten zoeken hoe het zit, leidt volgens hem niet per se naar een
kritische en doordachte houding, terwijl zeer gedegen en disciplinerend
onderwijs, waarin de oefening centraal staat, net wel de alumnus in staat stelt
zelf uit te zoeken hoe het staat.
Maar
bekijken we de heisa rond de film “De helaasheid der dingen” of het boekje “Godverdomsche
dagen op een godverdomsche bol” dan ademen die boekjes uitgesproken de geest
van de heer Jean-Jacques Rousseau. Overigens valt het op dat de heer Verhulst
de stadstaat Vlaanderen ontvlucht is om in een boerderij ergens in de Ardennen
een teruggetrokken leven te leiden, hautain afwijzend het culturele leven in
Vlaanderen. Mij valt op dat men het boek “de helaasheid der dingen” met veel
plezier in de etalage gezet heeft, want ja, wat voor goeds kan er uit dat
geborneerde volkje dat de Vlamingen nu eenmaal zijn, wel komen? Niets dus. En
toch, de realiteit is weerbarstiger dan Verhulst en Rousseau lief is, want wie
het over de kunstmarkt heeft, weet dat die Vlaming echt wel op zoek is naar
mooi hedendaags werk. Wie de emigratie van jong en ouder talent goed bekijkt,
merkt dat Vlamingen overal in de wereld te vinden zijn, vaak in toonaangevende
posities, en dat tot wederzijdse tevredenheid.
Men
verwijt Vlamingen, maar doorgaans komt het verwijt van de mainstream-intellectuelen,
conservatief te zijn, hun hang naar folklore en banaliteit, maar de
progressieve elite die zich daar tegen verzetten wil, kan niet anders dan het
ware zelf te zoeken door wat mensen van wezenlijk belang lijkt, uit handen te
slaan wegens waardeloos.
De
misleiding van de authenticiteit
Maarten
Doorman legt in zijn essay uit dat om de authenticiteit te bereiken Rousseau en
dus ook zijn adepten heel wat kunstgrepen nodig hebben. Hij verwijst onder meer
naar Andrew Potter om aan te geven hoezeer authenticiteit aanprijzen en
nastreven een misleidend iets kan zijn. In het onderwijsbeleid heeft het voor
nogal wat onheil gezorgd. Toch denk ik
dat De benadering van de auteur hier pas interessant wordt, want de reactie van
Andrew Potter om dan maar al het gedoe over authenticiteit aan de kant te schuiven,
brengt ons andere problemen. Want als we niets uitstaans zouden hebben met
authenticiteit, zou het wellicht ook op een grote deceptie kunnen uitlopen,
maar misschien kan cynisme geen deceptie brengen.
Authenticiteit
ontwikkelen
De
andere benadering? Men telt de zegeningen en baten van de gecompliceerde en
complexe samenleving, waarbij men zowel cultuurpessimisme als uitgesproken
vooruitgangsdenken terzijde schuift.
Helaas bieden beide benaderingen het voordeel van de duidelijkheid en kunnen ze
gemakkelijk verleiden tot gemakzucht. Want als je vindt dat alles naar de
knoppen gaat, dan hoef je al de mogelijkheden die het geciviliseerde samenleven
biedt niet af te toetsen. Zo vraag ik me af of het echt wel de moeite loont
altijd te doen alsof men het hart op de tong heeft. Doorman meent dat het niet altijd
zo spontaan blijkt, bij nader toezien, als men de kwestie onderzoekt en merkt
hoe goed gericht die zogenaamd spontane uitspraken wel zijn.
Authenticiteit
ontwikkelen, zoals Maarten Doorman ook wel over ogen staat, veronderstelt dat
we eerst onszelf als menselijk wezen onderzoeken en ook de beschaving, dat wil
zeggen de omgangsvormen en facetten zoals de geweldloosheid en veiligheid die
door die beschaving mogelijk geworden zijn, waarbij machtsverhoudingen wel
degelijk getemperd werden en niet zomaar onaantastbaar blijven. Maar de machtsstrijd verloopt in principe
vreedzaam, zonder bloed of doden. Of vinden we dat de natuurlijke strijd van
zilverruggen opnieuw ingevoerd moet worden? Of van twee elanden op de toendra?
Authenticiteit
kan men dus inderdaad niet zomaar in het vermeend ongekunstelde zoeken, want de
kans is groot dat men dan beroep moet doen op een leger spindokters en andere
lui, dan wel dat men tot conflicten komt die niet op een propere manier
opgelost worden. Bovendien kan men er toch maar moeilijk onderuit na te denken
over het verschil tussen de publieke ruimte en de private levenssfeer. Precies
de cultuur van het particuliere, buiten het zicht van de andere, de
buitenstaander laat toe dat het maatschappelijke en het individuele elkaar niet
volkomen doorkruisen. Met Doorman ben ik het er dan ook over eens dat de
virtuele contacten via Facebook en zo best oppervlakkig kunnen zijn en dat dit
uiteindelijk uitloopt op een deceptie. Maar tegelijk, denk ik, kan elkeen van
die ruimte naar gebruik maken naar believen en dan zou het wel eens kunnen dat
het geklaag over myspace en zo maar ten dele opgaat. Je kan email en facebook
berichten ook hanteren voor een boeiend gesprek, komt het mij voor.
Authenticiteit
ontwikkelen impliceert meer dan alleen een formele ongedwongenheid. Want
ongedwongenheid kan ook gekunsteld blijken, maar kan bovendien het goede onderlinge
contact onderuit halen. In die zin vormt de kritiek op het promoten van de
standaardtaal, zeker in Vlaanderen en Nederland, waarbij men het publiek
voorhoudt dat het allemaal niet hoeft, het Algemeen Nederlands, dat het
authentieker zou zijn in het Brugs of Gents te zeveren en te zeuren, een
hinderpaal voor wie zijn of haar talenten naar behoren wil ontwikkelen. Het
pedant hanteren van een taal, die zo artificieel klinkt en bovendien nog eens
blijk lijkt te geven van een volslagen onbegrip, ook wel stadhuistaal genoemd,
kan ook niet door de beugel. Via het voorbeeld van de taal zijn we uitgekomen bij
de kern van het betoog van Doorman en de kritiek van Rousseau’s zucht naar het
authentieke, namelijk dat men niet zomaar het authentieke kan ontwikkelen door
zich af te keren van de beschaving.
De
weg naar de natuurstaat…
Wie
de ontwikkelingen in de grote samenlevingen en beschavingen goed bekijkt, merkt
dat overal de mens onzeker is geweest is over hoe men het als groep en als
individu diende aan te leggen om het overleven te verzekeren en de kwaliteit
van leven zo mogelijk te verbeteren. In China leidde dat tot een hoge cultuur,
maar velen bleven verstoken van toegang tot die hoge levensvormen, ondanks
pogingen de examens tot de rangen van de administratie zo open mogelijk te
maken. In Europa was er altijd een mengeling van machtsverwerving van onderuit
enerzijds en machtsaanspraken van bovenaf, omdat de landbouweconomie op een andere
manier voor demografische overschotten aanleiding gaf dan in de rijstcultuur
van China en Japan het geval was. Ook in India zag men andere cultuurvormen
verschijnen, waarbij men kan vaststellen dat het authentieke in Europa een
andere betekenis had. Was niet het humanisme een paradoxale vorm van zoeken
naar het authentieke, door de terugkeer naar de oude Latijnse en Griekse
cultuur terug te keren, terwijl niet weinigen de decadentie en dus
onnatuurlijkheid van die cultuur hadden betreurd, door Tacitus in de “Germania”
voor de latere eeuwen vastgelegd. Het mag geen wonder heten dat net op teksten
als die van Tacitus de Duitse groepen, zoals de Alldeutsche Verband die terugkeer bepleiten naar oude zuiverheid,
juist het weinig flatterende beeld van de Germanen als een spiegel aanvaardden
voor wat de Duitsers opnieuw moesten worden. Men moet die beweging al voor 1933
situeren, voor de Grote oorlog zelfs. En ook in die sfeer zie je dan de Wandervögel
opduiken die in de natuur naar hun ware zelf gaan zoeken. Dat deze beweging ook
de Freikorperbeweging, het naturisme aanhing mag niet verbazen. De zoektocht
naar zuiverheid, verbonden aan eenheid met de natuur geacht, maakte mensen
blind voor het oppervlakkige en volgens sommigen kwamen deze jongeren ook wel
eens terecht tussen de raderen, zoals Hesse schreef. De reis naar het Morgenland,
is wat de jongeren aanspreekt, maar ze lijken verblind door de belofte van het
natuurlijke leven.
…
is afgesloten
Want
die deur die ons terug naar het natuurlijke leven zou kunnen voeren is sowieso
gesloten en wie er even over doordenkt, zal wel gauw genoeg merken dat het ook
niet alles moet zijn zonder goede voeding, huizen, medicijnen en al evenzeer
zonder goede manieren. Want hoewel men graag voorwendt dat behoorlijk gedrag
voor mietjes is, zal men toch wel moeilijk Theodore Dalrymple tegenspreken dat
het zogenaamde afzien van de noodzaak van goede manieren voor de onderklasse in
de samenleving een hinderpaal is geworden om zich te ontvoogden en uit de
armoede omhoog te klimmen. Bijna geen enkele stand up comedian laat de kans
voorbij gaan om het wauwelen van mannen en vrouwen uit die onderklasse aan de
kaak te stellen, door zelf te wauwelen.
Maar
tegelijk zegt men ook weinig ten gunste van een gepast taalgebruik, het
hanteren van het passende taalregister ook. Het gevolg is dat jongeren zich wel
eens verweesd voelen, want noch het een noch het ander lijkt passend. En ja, de
afgelegen dorpen van weleer, waar dialecten vanzelf in stand gehouden bleven
omdat de contacten met de buitenwereld niet evident waren, werden al gauw deel
van die grotere samenleving toen scholing en handel, en verder doordringend
bestuur toenamen. We spreken over de tijd toen uit het Zuiden de Occitaanse cultuur
zich verbreidde en uit het Noorden de Franse koningen hun invloed lieten gelden
en ook de paus en de clerus hun werk wilden doen. Nu lopen de dorpen leeg en
sommige zijn al integraal opgekocht door welstellende mensen die terug naar de
gecultiveerde natuur willen.
Nieuwe
paden, met oog voor het goede
Het
valt op dat Maarten Doorman aangeeft dat men de traditie en de cultuur niet
moet afschrijven, maar dat ook het ontwikkelen van een nieuwe authenticiteit
nog zo gek niet is als oplossing voor de misleiding die lang van de
authenticiteit naar de inzichten van Jean-Jacques Rousseau gemodelleerd, is
uitgegaan. Dan kom je vanzelf bij de “seconde Naïvité” die mogelijk wordt als
men van de kritische afstandelijkheid, zelf het gevolg van het verliezen van
een oorspronkelijke naïviteit of onbevangenheid uitkomt bij het andere, het opnieuw
aannemen van de mogelijkheid onbevangen tegen de dingen aan te kijken. Het
ontwikkelingsproces komt wel niet helemaal overeen met wat Maarten Doorman
voorop stelt, maar toch lijkt het nuttig te onderzoeken hoe we opnieuw
onbevangen naar de mens, de wereld kunnen kijken, wetende dat er ook heel wat
kritiek mogelijk en zelfs nodig is.
Zou
het mogelijk zijn aan te nemen dat we opnieuw authentiek kunnen aankijken tegen
de dingen en daar ook naar handelen. In duistere tijden begon men opnieuw
voorop te stellen dat de Germaanse runen en levensvormen authentieker waren dan
het verziekte estheticisme van door vreemde elementen geïnfecteerde kunstenaars
en burgers. De misleiding in het debat is dat Rousseau niet enkel linkse
krachten heeft beïnvloed, maar ook vermeende extreem-rechtse, terwijl men het
nazisme alleen maar als een stroming sui generis kan zien dat trouwens een
aantal trekken deelde met wat de SPD voorstond – wijlen de Nederlandse
socioloog Jacques van Doorn, heeft hierover duidelijk tevergeefs zijn laatste
essay geschreven.
Daarom
blijkt het bedenkelijk, ook in politiek opzicht de cultuur voortdurend als een
hinderpaal te zien voor de authenticiteit. Ook de vooruitgangsutopieën
overigens namen afstand van zogenaamd verzwakte culturen. In die zin blijft het
merkwaardig dat men de roman de Buddenbrooks als een monument voor het
ondergaande Duitsland blijft zien. Thomas Mann was veeleer door Darwin
geïnspireerd, want hij liet zien hoe een familie die eerst met authentieke
energie een hoge positie kon bereiken in een stadsrepubliek – Lübeck - , finaal
niet bij machte was de veranderende eisen van de tijd en de samenleving, c.q.
de handel te onderkennen en er adequaat op te reageren. En net die roman gaat
ook over authenticiteit.
Willen
we dus opnieuw een authentieker leven leiden, dan ligt het voor de hand dat we
de cultuur, de beschaving niet terzijde schuiven, maar dat we tegelijk ook met
een zeker gerustheid van gemoed de toekomst onderzoeken. In het particuliere
leven en in het publieke optreden gaat het er dan om kansen waar te nemen om met
de verworven kennis en inzichten, met de nodige intuïtie ook het goede te gaan
zoeken, het waarachtige, niet buiten de beschaving of het welgemanierde, maar
net daarbinnen. De kritiek op het gekunstelde van stadhuistaal en andere onzin
moet ons niet in het kielzog brengen van Jean-Jacques Rousseau en het geloof
dat alleen wij het weten en de anderen helaas niet. Die hoogmoed zien we echter
maar al te vaak opduiken. Natuurlijk hoeven zelfbewustzijn en hoogmoed niet
samen te gaan. De kwestie zal dus zijn het pad dat Maarten
Doorman ons voorhoudt, verder te bewandelen en te zien wat dit kan betekenen.
Bart
Haers
2
april 2012
Reacties
Een reactie posten