Waar zijn de Helden gebleven?
Relfectie
Burgers zijn geen helden
Wat een mens vermag?
Gerard Holmens. Liggend naakt zonder centraal middenpunt. |
Het
valt op dat we vandaag in Europa in de aanloop van verkiezingen partijen van
alles horen verklaren, maar er zit weinig visie achter, want men wil niemand
verontrusten, niemand vertellen hoe het wel zou kunnen. En een van de elementen
in het verhaal is dat we ons als burger noch erkend weten of aangesproken, maar
zo veel en zo vaak gehoord hebben dat burgers minkukels zijn, egocentrische en
zelfingenomen wezens. Zeker in de jaren vijftig en zestig hebben zangers,
dichters en schrijvers niet nagelaten ons met die waarheid te doordringen.
Brel, zelf zoon van zo een bourgeois, was dan nog het eerlijkst, want hij wist
dat je wel met de bourgeois de spot kon drijven, finaal wordt iedereen die het
enigszins maakt toch zelf ook zo een burger.
Het
is al jaren dat het mij opvalt dat over het persoonlijke handelen van burgers
in de samenleving, geen ernstig gesprek gevoerd wordt. Terwijl BV’s van
allerlei pluimage zich beijveren als ambassadeur voor allerlei goede doelen,
vergeten we dat in de werkelijke samenleving mannen en vrouwen kleine en
grotere maatschappelijke diensten verrichten. Het bestuur van een home voor
gerechtskinderen? Een instelling voor gehandicapte volwassenen, de
professionelen werken samen met welwillende burgers die sine pecunia van alles
doen om het gewone functioneren te ondersteunen en ook nog eens voor
fondsenwerving zorgen.
De
burger is niet afwezig, laat staan verdwenen. Maar omdat we een karrenvracht
belastende aantijgingen aan het adres van de citoyen, de bourgeois hebben
meegekregen, maar nooit de keerzijde van de medaille ernstig hebben genomen,
hebben we, vrees ik, niet gezien dat een goed werkende maatschappij wel
degelijk niet zonder bezorgde, toegewijde burgers kan. Het is eenvoudig aan te
tonen dat dynamische samenlevingen, zoals Europa in de negentiende eeuw, noch België,
Vlaanderen niet denkbaar is zonder de
individuele betrokkenheid van de burgers. Zowel in Nevele als in Lier, maar ook
in Brugge of Brussel waren het burgers die voor een levendig cultureel leven
zorgden. Als je ziet wie de nijverheidsscholen heeft opgericht, hoe een sociaal
middenveld tot stand gekomen is, hoe in de loop van de negentiende eeuw
gelovige en vrijzinnige burgers, ook in een onmiskenbare concurrentie maar
altijd met een zekere idee van burgerschap voor ogen, dan kon of kan men de
burger niet negeren. .
Nog
eens, het was in de afgelopen jaren niet evident om over burgerschap te spreken
en als burgerschapsvorming al aan bod kwam, dan leek het op teveel op lessen in
onderwerping aan regels, waarden en normen, nergens was het de intentie te
laten zien dat een samenleving niet kan zonder een intense betrokkenheid van
burgers, lokaal, provinciaal en nationaal.
Als
je nagaat hoe in de jaren zestig, zeventig nog op lokaal vlak de inbreng in het
verenigingsleven berustte bij welwillende mensen die er zelfs ook en bijna
altijd hun eigen financiële bijdrage toe leverden, bedenkt hoe zo een Willemsfonds,
Vermeylenfonds, Rotary of Lions en al die andere verenigingen en organisaties beloftevolle
kunstenaars steunden, zonder winstoogmerken, dan wordt duidelijk dat de
samenleving gebaat is bij mensen die zich met die samenleving en het welzijn
van anderen willen inlaten. Waarom was er in Waarschoot een bloeiende academie
voor Schone kunsten, een muziekacademie, waar toch enkele professionele musici
uit voortgekomen zijn? En bovendien, de mengeling van kinderen uit
verschillende sociale milieus was er minstens een van de opvallende kenmerken
van. Als ik vandaag dertigers en veertigers hoor vertellen dat ze thuis weinig
boeken zagen of niets van klassieke muziek hoorden, dat ze het allemaal zelf
moesten ontdekken, dan vraag ik mij of hoe waarachtig zo een getuigenis was en
is.
Maar
goed, als mevrouw Schauvliege minister van cultuur wordt, dan kan men niet snel
genoeg vernietigend uithalen. Het feit dat ze naar amateurtoneel verwees als
een culturele prestatie – of dat werd zo voorgesteld, want dat was wat men uit
een interview wilde doen onthouden – dan kon ik niet anders dan verbaasd het
boek van Tom Lanoye bekijken, Sprakeloos, waarin zijn moeder, actief in het
amateurtheater, op een voetstuk wordt geplaatst. Amateurtheater,
amateurensembles voor kamermuziek? Als het niet om topprestaties gaat, stelt
het, zegt men, niets voor. In de jaren zeventig en tachtig werd vervolgens ook
in het bestuur en een tiental jaren geleden ook in de politiek de ode van het
professionalisme aangegeven. De vraag is of die professionele bestuurders nog
wel een persoonlijke zorg voor het algemeen belang voor ogen hebben staan.
Voor
zover ik weet zijn de grote musea in Vlaanderen en Nederland, maar ook in
Frankrijk - naast de politiek van de
Revolutionairen, die een hoop kunstschatten uit kerken en kastelen haalden en
die in departementale depots onderbrachten - vaak het product van particulier initiatief en
zeer lang waren er mensen die hun kunstverzameling na overlijden geheel of
gedeeltelijk legateerden aan een groot museum. Soms kochten enkele vrienden van
het museum samen een belangrijk werk, waardoor de gemeenschap zich verheugen
kon in een nieuw juweel. De omslag naar een enigszins suspect professionalisme
maakte Jan Hoet in het Smak, waar de interessante oefening hedendaagse kunst
onder de aandacht te brengen tot een soort sacrosancte dictatuur van de
kunstpaus leidde. Was het project “Chambre d’amis” best boeiend en “Over the
Edges” best de moeite waard, dan verdween de goede dilettant uit beeld. En
toch, zij zijn er nog, de mensen die zich te buiten gaan aan hun
liefhebberijen. Zij zijn het die de (jonge) kunstenaars de kans geven hun
mogelijkheden verder uit te breiden. Bij Clem Schouwenaars vindt de lezer de
afkeer voor de bekrompenheid van de kleinburger en het begrip voor de burger
die de kunstenaar ademruimte geeft. In een van zijn werken spreekt hij over de
beeldhouwer Gerard Holmens die groot werk beeldhouwde van een corbillard,
getrokken door paarden. Zelf kende ik Gerard Holmens vanwege contacten met een
Oostendse familie. De kinderen speelden muziek zoals mijn oudere broer en zus
en hadden piano bij dezelfde lerares, die behalve in Eeklo ook in Oostende les
gaf. U begrijpt dat het dit soort contacten zijn die ogen openen. Muziek,
beeldende kunst, woord en theater, het kwam allemaal samen en vormde
geleidelijke het decor van het leven van mijzelf en mijn broers en zus, later
ook van de volgende generatie.
Vandaag
zien we dat burgerschap, van betrokken bezig zijn bij het welzijn en
welbevinden van anderen nog wel aanwezig, maar het wordt wel eens als iets
bijzonders en niet altijd positief voorgesteld. Vooral, nog eens,
burgerschapsvorming ging over fatsoen, moet je doen en goed gedrag en onderworpenheid,
terwijl burgerschap net veel meer te maken heeft met het leven in de
samenleving, zorgen dat dingen gebeuren die de overheid niet altijd kan doen of
oppikken. Lidmaatschappen van verenigingen, van Davidsfonds of Vermeylenfonds,
waarom zou dat suf moeten zijn?. Meewerken aan het Lokale Rode Kruis of
meewerken aan goede doelen als Vredeseilanden. En nog eens, de brouwer die
talentvolle jongeren opvist en hen naar het atheneum of het college stuurt, het
zijn zaken die uit de overvloed des harten opwellen en gebeurden, nog steeds,
alleen, nu we de indruk hebben dat sociaal-cultureel werk in decreten is
gegoten en gesubsidieerd wordt, zien we de brouwer afhaken, de dokter zal nog
wel het Rode Kruis bijstaan, maar ook daar zijn professionele circuits ontwikkeld
en dat is heus wel de moeite waard.
Maar
toch denk ik dat we opnieuw de rol van de burger als actieve deelnemer uit het
verdomhoekje dienen te halen. Ze zijn er heus wel. “Jardindesvoix” is een koor
in het Gentse met behoorlijke amateurs die muziek uit de barok brengen. Het is
echt wel de moeite waard te zien hoe artsen, bedrijfsleiders en anderen hier
elkaar vinden. Het blijft onder de radar van de brede media, maar het is wel
belangrijk. Een echtpaar in De Hoorn, Moerkerke organiseert gedichtenavonden,
muzikale avondjes en nog zoveel meer. Maar, zo heet het, dat blijft iets waar
men het niet over hebben moet, terwijl het de samenleving kleur, smaak en kraak
heeft. Ach, men kan kritiek hebben, maar ik herinner mij een discussie in het
Salon, een koffiehuis in Gent, waar de zaakvoerder al vroeg regelmatig
kunstenaars liet exposeren. Ik herinner me dat sommigen aan tafel vonden dat je
met kunstwerken niet mocht speculeren, maar ik vroeg wat er op tegen was
kunstenaars te steunen door hun werken te kopen. Maar dat moest de overheid
maar doen. Naderhand, toen ik nog wat zat te lezen, kwam Geert erbij en hij
legde me uit hoe hij werkte en kunstenaars de kans bood in zijn toen nog kleine
uitspanning te exposeren. Er kwamen proffen, studenten en ander schoon volk dat
het wel waarderen kon die kunst te zien.
Met
andere woorden, zonder ons te fixeren op de kunst als zodanig, denk ik dat de
samenleving er baat bij heeft als burgers zich engageren en finaal dus ook in
de politiek, niet om “dé politicus m/v” te worden, wel, denk ik, om juist als
burger, bourgeois, de publieke zaak ter harte te nemen.
Dus,
als men het heeft over burgerschapsvorming, dan is het nuttig en nodig, denk ik
daarbij juist die gunstige effecten van actief burgerschap onder de aandacht te
brengen. Vrijzinnig, mannenbroeders of devoot katholiek, de samenleving voer
wel bij die bemoeienis van burgers. Het valt mij nog steeds op dat men van een
schrijver als Elsschot veel weet te vertellen maar dat hij bij uitstek burger,
bourgeois was, wordt zelden onder de aandacht gebracht. Ook andere kunstenaars
zien we vaak niet als burgers, maar de bohemien en de bourgeois, daar kan men
laatdunkend over doen, maar zo een mijnheer Fernand Kessels, die aan de ene
kant Eddy Merckx steunde en aan de andere kant een kunstenaar als Gerard
Holmens, tja, dan denk ik dat het burgerschap iets moois is. Of ik denk aan een
café chantant of zelfs een aantal recitals in huis van mijn ouders en het is
duidelijk dat de wereld buiten de culturele centra, waarvan we het belang niet
in twijfel trekken, best boeiend is. Laten we het erop houden dat de
kunstwereld, maar ook het welzijn van de zwakkere medemensen en nog zoveel meer
gebaat is bij actief burgerschap. En ja, vanzelfsprekend is dat niet de
calculerende burger, maar de gulle, milddadige burger. Vandaag zien we burgers
vaak optreden als lui die jaloers hun eigen rechten verdedigen, of het nu om de
kraaiende haan van de buren gaat, om het tegengaan van de bouw van een nieuwe
brouwerij of om het graven van een nieuw kanaal. Het is belangrijk de eigen
rechten veilig te stellen. Het is anders wel zeer beperkt en leidt tot
verkramping. Dus, dames en heren, laten we opnieuw ons burgerschap vieren.
Bart
Haers
22
april 2012
Dat is treffend gezegd:
BeantwoordenVerwijderen'Vandaag zien we burgers vaak optreden als lui die jaloers hun eigen rechten verdedigen, of het nu om de kraaiende haan van de buren gaat, om het tegengaan van de bouw van een nieuwe brouwerij of om het graven van een nieuw kanaal. Het is belangrijk de eigen rechten veilig te stellen. Het is anders wel zeer beperkt en leidt tot verkramping'.
Ja hè, Bart heeft in heldere, treffende metaforen geschreven... Hij treft de snaar die hij wil beroeren op goede wijze met dit stukje...
VerwijderenJa, ik hou van geslaagde beeldspraak, die in een korte zin een heel treffend plaatje kan bezorgen....
VerwijderenEen heel mooi standpunt, Bart. Ik ben het er volmondig mee eens (whole heartedly, zoals mijn Engelse vrienden zouden kunnen zeggen). Betrokkenheid is een mooi en waardevol goed. "Maatschappelijke dienstverlening", is de term die onze vriend Rik Torfs in de mond nam na een lang gesprek met mij, waarbij ik veel over mijn persoonlijke levensstijl en engagementen had los gelaten. Kleinschaligheid is op het gebied van cultuur, van het middenveld, nog onvoldoende "in". (In de ecologische sfeer heeft het de laatste jaren puik gescoord met de democratisering van afvalselectie en zonnepanelen op het eigen huis). Zelf heb ik de afgelopen week nog een heel mooie, krachtige roman gelezen, waarin het nobele van de burger, de bourgeois, en van het burgerschap fijntjes naar voor komt: de figuur van Peter de bescheiden en authentieke, integere fabriekseigenaar in de roman "Kentering van een huwelijk" van de grote Sandor Marai. Ik maakte mij bij het lezen, dat ik over een dag of vier heb gespreid, al bedenkingen pro bourgeois-schap zoals jij die hier nu helder uiteenzet. Het zal ook wel de leeftijd zijn, na een verlengde en nogal activistische jeugd als vrijwilliger en publicist, wordt ik dit jaar vijftig! Maar ik meen het dus ook: een betrokken bourgeois, dat is een ideaal dat er mag zijn, ook in de ogen van jonge mensen.
BeantwoordenVerwijderenSteven, ik las enkele jaren geleden kentering van een huwelijk ook en inderdaad, dat zijn werken die mij ook inspireerden, maar zoals je merkt, ook mensen van vlees en bloed hebben in deze mijn inzichten gevormd.
BeantwoordenVerwijderen