Recensie
Ik ben
niets zonder mijn brein,
Mijn
brein vermag weinig zonder mij
Bert Keizer. Waar blijft de ziel? Uitgeverij Lemniscaat: essay Maand van de filosofie 2012. pp. 144; prijs: 4,95€
Bert
Keizer heeft nog eens de snaar aangespannen en speelt een moeilijk lied over
het brein. In filosofiemagazine dat deze maand van de filosofie aan de ziel
wijdde, staat evenzeer een artikel over de vraag of we echt ons brein zijn,
zoals Dick Swaab meent, dan wel of, zoals Bert Keizer de kwestie toch een ietsje
minder eenvoudiger te behandelen valt. Het gaat dan om fMRI-scans en de vraag
of we het bewustzijn kunnen herleiden tot het werkende brein.
Het
boek dat als essay bij deze maand van de filosofie wordt uitgegeven, “Waar
blijft de ziel” van Bert Keizer laat zien hoe moeilijk die vraag wel niet is en
kijkt na waarom een scan misschien niet alles vertelt over wie we zijn en hoe
we denken. Natuurlijk ontkent hij het belang van neurologisch onderzoek niet, maar
hij vraagt zich af, Bert Keizer, of de resultaten van het lopende onderzoek
niet tot al te voortvarende conclusies
aanleiding geven. De vraag die Swaab en met hem anderen van de visie die de arts Bert Keizer of men
bij het onderzoek van het brein kan uitkomen op de vraag hoe het brein ons
handelen bepaalt. Voor Keizer is het niet zo dat het buigen van een vinger nu
echt iets is waaruit men zou kunnen besluiten dat het brein bepaalt dat we de
vinger zullen buigen, of opsteken… De onderzoeksmethodes dienen volgens Keizer
toch goed onderzocht. Zowel op wat ze beogen als hoe ze geacht worden iets aan te
tonen. Het gaat dus om een kritische reflectie over hoe we meer inzicht kunnen
verwerven in de werking van ons brein, maar ook, andermaal of men daar
verstrekkende conclusies uit kan halen over wie we nu helemaal zijn.
Men
stelt wel eens dat wie de resultaten van Dick Swaab en andere neurosofen, de
term gebruikt Keizer, bekijkt, zelfs gaat geloven dat de scans van de hersenen
van een sollicitant de HRM-verantwoordelijken vrij zou stellen van elk verder onderzoek
naar diens gedrag en kennis, want de scans liegen niet. Wie al eens een
uitzending van een of ander horoscoopprogramma weet dat daar ook onfeilbare en
beproefde methodes werden en worden gebruikt. Maar die geloven de neurosofen
dus terecht niet. Alleen, kan men werkelijk zoveel aflezen? We lezen over de
voormalige minister van cultuur en onderwijs, Ronald Plastrek wier hersenen in
beeld gebracht werden via fRMI-scan en waaruit men kon afleiden dat hij,
Plastrek niet hoog opliep met voormalig premier Wim Kock. Blijkt dat men dit
niet kon weten zonder omstandige kennis van de context, die zelfs niet met het
breinonderzoek te maken had, maar wel gehanteerd bleek bij het onderzoeken waar
Plastrek een afkeer van had. Het was niet zo, vindt Keizer dat daaruit afgeleid
kon hebben dat iemand in de hersenen van een ander kan kijken. Want dat is wel
wat men ons wil vertellen.
En
toch, alleen al de voorstelling over hoe we kijken, dat wil zeggen de vraag of
we in ons brein de voorbereidende auto ergens vastleggen dan wel of de
verwerking van de voorbereidende in het brein geen feitelijk beeld laat of
achterlaat blijft moeilijk te achterhalen. Men kan, aldus Keizer, in navolging
van ander onderzoek moeilijk hard maken dat het brein zo functioneren zou dat
een ander, zelfs middels een fRMI-scan kan zien wat er aan gedachten ontstaat
in het brein, alleen, sputterende neuronen, zones waar meer bloed zich
samentrekt en verder… ? Weinig.
Hoe
Keizer ons meeneemt op zijn zoektocht naar de ziel, waarom hij het nodig vindt
die zoektocht te maken, blijft wat mij betreft het belangrijkste in dit boek en
zal tegelijk de lezer die meent dat Wij ons brein zijn, u bent dus uw brein, ik
ben mijn brein, laat daar geen misverstand over bestaan, omdat de aanpak van de
filosofen en later de theologen om te eindigen bij de neurosofen ons wel
dwingen tot die zoektocht. Of liever, de neurosofen menen het oude vraagstuk
van de ziel, die reeds Homeros en later bij Plato aan het licht kwam, eindelijk
te kunnen oplossen. Niet door aan te geven waar die ziel nu precies in het
brein zou te vinden zijn, wel door aan te geven dat er niets is te vinden en
het brein dus geen metafysische inhoud heeft, zeker geen ziel. Probleem
opgelost?
Voor
Bert Keizer alleszins niet, maar zelfs als men het heeft over het bewustzijn,
dan nog is het zo dat neurologisch onderzoek er niet toe komt aan te geven waar
men het zoeken moet. Het heeft, zo blijkt in dit boek, dat men de werking van
het brein niet los kan zien van zintuiglijke indrukken, waarneming en dat het
brein daar dan mee aan de slag kan gaan. Nu, voor de auteur staat als een paal
boven water dat het actuele neurologisch onderzoek vooral reductionistisch
werkt en elke handeling of gedachte, ervaring wil herleiden tot specifieke
hersenactiviteit, om dan te besluiten dat onze lustbeleving hier en onze afkeer
daar zit, terwijl de oorzaken van de lustbeleving gebonden kunnen zijn aan
bepaalde prikkels, van smaak, tastzin of nog iets anders… zodat de plaatsen wel
aangegeven zouden kunnen worden, maar de ervaring voor de hersenonderzoeker
volkomen onduidelijk blijkt, dat wil zeggen, zo lees ik, dat de
neurowetenschapper te werk gaat als de klassieke psychiater, die eerst heel
goed analyseren moet voor hij iets zinnigs kan vertellen over de analysant.
Maar
er is meer, Bert Keizer vraagt zich af of die reductie van het bewustzijn tot
het brein, tot de sputterende neuronen, tot de pruttelende synapsen wel zo goed
de werkelijkheid weergeeft en men de mens niet reduceert tot een
chemisch-mechanisch proces. In zijn analyse schrijft Bert Keizer over de
gevolgen van een falend brein, door hersendood of vegatatieve toestand, coma en
komt hij tot de vaststelling dat een falend brein wel grote gevolgen heeft voor
de mens, omdat in die gevallen een patiënt een falend of afwezig bewustzijn ten
toon spreidt.
In
een volgende fase komt Keizer ertoe ons te leggen dat we zouden kunnen stellen
dat de hersenen, het brein voor het ik van belang is, maar noch het ik, als
bewustzijn, noch het brein an sich, afdoende zijn. Er is ook een wereld nodig
om de het functioneren van een persoonlijkheid te kunnen vatten. Maar ook hier,
aldus Keizer schiet de man die deze constructie opzette misschien tekort, omdat
ook die relatie tussen ik, brein en wereld, wel veel vertelt over de
uitwisseling van brein en wereld heel wat verduidelijkt, doch het bewustzijn,
of moeten we zeggen, de mens, de persoon net niet.
Merken
we op dat Bert Keizer zich niet waagt aan definitieve uitspraken over de aard
of de werking van het brein, dan komt hij er als filosoof en als arts wel toe
vast te stellen dat het om iets heel specifieks gaat, de mens, heel de mens. Ik
weet het, dit klinkt holistisch en veel mensen houden daar niet van. Dick Swaab
meent dat hij perfect past in de wetenschappelijke benadering, waarbij men het
geheel tot een oneindig aantal behapbare brokken reduceert om vervolgens die
goed te onderzoeken. Volkomen cartesiaans natuurlijk, maar de laatste fase, om
terug te keren naar een synthese ontbreekt doorgaans. Als Bert Keizer vertelt
over zijn praktijk in het verpleeghuis, waar hij patiënten in vegetatieve
toestand heeft of anderen die de een falend brein en derhalve falend bewustzijn
te lijden hebben, dan merkt hij op dat hij als arts vaak zo weinig kan doen
voor die patiënten. Ligt daar niet de kern van het probleem dat Swaab en
anderen niet wensen te zien, namelijk dat ze wel kunnen zien als hersenweefsel
defect geraakt, als bloeduitstortingen zich voordoen of als dementie toeslaat,
dat verliest de persoon met die schade ook aan bewustzijn, aan de mogelijkheid
om indrukken op te doen en redelijk te communiceren, met zichzelf en met de
anderen…
Het
zijn deze overwegingen die het debat over het brein opnieuw in een humanistisch
kader moeten brengen. Kan men over de Matthaeuspassie van Bach en over de
beluistering iets zeggen dat louter te verklaren is uit de werking van het
brein? Er is inderdaad een zekere kennis nodig, van de verhaalstof, van de
muzikale traditie en misschien ook wel, uiteraard zelfs, van de eigen houding
tegenover de werkelijkheid waar de Passie over gaat, de plaats in een religieuze
traditie – en dus niet de werkelijkheid van het verhaal.
De
filosoof die zegt dat de materie volledig gedetermineerd is, omdat anders geen
wetenschap mogelijk zou zijn, vergeet dat die wetenschap er kwam omdat mensen
op onderzoek uitgingen. Dat onderzoek was eerst een kwestie van proeven, zien,
horen en wat al niet meer. Het donderjagen van Zeus werd de Grieken al gauw een
beetje te simpel, maar Archimedes moest eerst nog in bad gaan liggen om de
kwestie op te lossen van de relatie tussen gewicht van een massa en de
waterverplaatsing. Einstein zat al een heel eind verder en kon louter via
theoretisch onderzoek de relatie tussen massa en energie beschrijven als e=
mc². Maar Martin Veltman liet zien hoeveel verder de theoretische natuurkunde ons
nog kon brengen, waarbij men toch nog kon aangeven dat die theoretische
constructies geen reducties waren/zijn van de bestudeerde werkelijkheid. De
vraag die Dick Swaab in het interview-debat met Keizer niet kan beantwoorden is
of zijn benadering van het brein niet net wel een reductie kan zijn, niet van
het brein, uiteraard niet, maar van de mens tot het brein.
Met
andere woorden, net zomin als dokter Keizer ben ik geneigd het belang van
neurologisch onderzoek te onderschatten, te miskennen of gewoon en domweg af te
wijzen. Maar Swaab c.s. moeten dan wel aangeven dat ze binnen de onderzochte,
behapbare brok blijven, namelijk onderzoek van het brein en dat is niet een
onderzoek naar de hele mens. Het bewustzijn wegredeneren, aldus Keizer kan
bemakkelijk genoeg door te redeneren dat als men het brein onderzoekend het
bewustzijn niet vindt, het er ook niet kan zijn, zegt wel iets over het brein,
maar niet over de aard van het bewustzijn.
Er
werden de afgelopen jaren al veel discussies gevoerd over het determinisme dat
niet enkel de materie zou treffen maar elk levend wezen en zeker de mensapen, a
fortiori de mens. De redenen voor die obsessie met een volledig door de materie
bepaalde mens, waarbij men ontkent dat juist de specifieke aard van het
menselijke zenuwstelsel, de mens net in staat kan stellen niet enkel bij
praktische handelingen aan de bepaling door de materie te ontsnappen, maar ook
en nog meer als het over het theoretische onderzoeken der materie gaat.
We
weten het wel, de visie op de mens als een onvrij wezen, waarbij we stellen dat
alles wat kenbaar redelijk is en alles wat redelijk is moet ook verklaard
kunnen worden – vrij naar Hegel – kan ertoe leiden, zoals in de
geschiedschrijving wel eens is gebeurd, maar ook in de antropologie, tot een
omkering van verklaring en observatie. Ik denk dat iedereen hoopt dat de
neurologie voor ingrijpende aandoeningen, ALS en MS, dementie, Parkinson… verklaringen
en remedies zal vinden. Maar of men zover kan gaan, moet gaan, uit de werking
van het brein en het zenuwstelsel de gehele mens te verklaren, blijft nog maar
de vraag. En goed, gesteld dat we nog lang met die vraag blijven sukkelen? Tja,
dan houden we toch minstens eens
mysterie over, onszelf en een tweede groot mysterie blijft dan ook overeind,
namelijk de ander, de anderen. Voor de beheersing van het zelf en de ander,
vooral de ander is dat niet alles. Maar willen we wel een wetenschap die ertoe
zou leiden dat we onszelf zo aan banden zouden laten leggen of de ander? Die kwestie
suggereert Keizer nu net. Maar wat blijkt uit het debat met Swaab? Die voelt
zich niet geroepen daarop in te gaan. En toch denken we nu net, dat Swaab hier
niet meer als de zo geprezen neutrale wetenschapper aan de slag is. Wel
integendeel, hier komt de visie voor de waarneming, terwijl de bewijsvoering
nog niet op punt staat. Niemand duidt Swaab en de anderen hun onderzoek euvel,
wel hun aanspraken op onweerlegbare inzichten. Dan komen we weer bij de
recensie van Gilbert Roox over Lisa Appignasesi’s boek “Alles over de liefde”,
waarin hij spreekt over de veronderstelling dat zij kiest voor de illusieloze
liefde, want zij heeft er toch niets meer aan, wegens vrouw van 65, terwijl hij
er allicht aan voorbij gaat dat zij nog altijd volkomen over haar zintuigen
beschikt en dat – nu ja, sorry voor de indiscretie – de zenuweinden nog altijd
niet afgestorven zijn. Maar daarmee gaat Roox, gaan anderen voorbij aan het
bezwaar dat ook Keizer maakt aan het adres van neurologen als zouden zij
eindelijk de volledige imprint van de mens hebben gevonden. Een imprint wel,
maar niet de mens, want de variaties op thema zijn te talrijk opdat men het allemaal
kan behappen. Leve de neurologie die onderzoekt, waarneemt en syntheses
brengt. Maar goed, men wil de mens
gelukkig maken en de wetenschap moet daartoe doenen. En dus gaat men voorbij
aan de opmerking van Lisa Appignanesi dat een neurologie die de mens herleiden
wil tot het brein de emoties en intermenselijke interactie uit het oog
verliest.
Meteen
is het dat waar hij ons van overtuigen wil, Bert Keizer, niet van een
alternatief voor de visie van deze neurologie, wel voor de noodzaak dat we als
persoon een complex geheel zijn en dat de mens niet voor een gat te vangen is. Artsen,
meent hij moeten steeds weer naar de mens blijven kijken. Net op dat punt
vreest Keizer overigens dat psychiaters wel eens in de verleiding kunnen komen,
dat een goede medicijn alles oplost. Voor zover ik kan zien, is het kunst de
patiënt als mens te zien en de dosering heel fijn af te stellen, zodat de
medicatie inderdaad de ondersteuning geeft opdat de patiënt opnieuw leven kan,
in de volle betekenis van het woord en ja, dat omvat veel. Het brein is
inderdaad geen dodeneiland. En Homeros mocht Odysseus naar de Hades sturen, de
ziel vond hij er niet, wel dolende geesten. Toch denk ik dat die intuïtie dat
de mens net meer is dan het (goed) functionerende lichaam, ook inbegrepen het
brein, de beschrijving mag heten van de bewustwording dat we iemand zijn, met
vele kenmerken. En het brein maakt er deel van uit. Maar het blijft om de hele
mens gaan in optima forma of net niet. Neen, dit is geen holisme, maar al
helemaal geen kwestie van solipsisme, want we worden ons pas bewust van onszelf…
als we de anderen leren kennen. Maar dan betreden we weer andere paden. De zoektocht
naar hoe we zijn wie we zijn blijft dan ook bijzonder boeiend.
Bart
Haers
Iemand schreef weer eens een anoniem bericht. Men kan het raden dat ik die verwijder, want men kan in geen geval debateren met iemand die anoniem blijft. Een van de cruciale elementen van een debat is dat mensen zich met open vizier in het strijdperk begeven. Men moet mij dan niet komen vertellen dat ik het debat niet zoek.
BeantwoordenVerwijderenJammer, want de reactie had het over het feit dat ik geen idee heb van wat wetenschap nu eindelijk is. Maar ik zou dus in de woede van Donar geloven. Prachtig, ik denk graag terug aan de scène uit de Ilias, waarin de woede van Zeus beschreven wordt. Maar ook de homerische lach is mij niet onbekend.
Wetenschap kan niet, zoals al enkele malen is gebleken, zonder ernstige kritiek. Dr. Bert Keizer zegt niet, net zo min als ik daartoe zou neigen dat men geen neurologisch onderzoek behoeft. Maar iets anders is het te discussiëren over het mensbeeld dat eruit voort kan komen. En ja, Aldous Huxley schreef tot vermaak van de massa's over de mogelijkheden van drugs, moderne voortplantingstechnieken en radiofonische studie. Ook de gentechnologie speelt er een rol. Dat alles heeft me er al dertig jaar geleden van overtuigd, zonder op dat moment veel te weten over het eugenetische project van de Nazi's, maar ook in de VSA en Zweden werd zo een onderzoek verricht. Als het doel de middelen niet heiligt, tja, dan moet men over de modaliteiten en de resultaten nadenken.
Tot slot, men moet mij niet verwijten het debat niet aan te willen gaan. Alleen, niemand laat toe dat de gasten, zeker als ze anoniem zijn, de gastheer uitlachen. Dat is de enige reden waarom ik de anonieme berichten weg gooi. Iemand anders aanwrijven niets van wetenschappen of van het belang van wetenschappen te begrijpen, schrijft gemakkelijk weg.
Ach als de identiteit van de boodschapper belangrijker is dan de inhoud van de boodschap, dan haak ik af. Ik zal uw blog van mijn favorieten verwijderen en in mijn vuilnisbak gooien.
BeantwoordenVerwijderenIntellectuele eerlijkheid is u blijkbaar totaal vreemd. Ach het zij zo.
Kijk, als u mij intellectuele eerlijkheid ontzegt, dan is dat maar zo. Ik zou niet weten hoe dat het geval is. In een gesprek stellen mensen zich voor, minstens bij naam. Wie een mening heeft kan die verkondigen, maar met open vizier. Haakt u af? Dat is uw keuze.
BeantwoordenVerwijderenCitaat: “Het opwerpen van de vraag "Waar blijft de ziel?", zoals gebeurt in het Maand van de Filosofie essay van Bert Keizer, leidt ook niet tot enig inzicht in het al dan niet bestaan van de ziel. Er valt weinig over te zeggen is de conclusie. Het blijkt vooral een uitdaging te zijn aan de neurowetenschappen. Die worden ervan beticht alle interessante menselijke eigenschappen te reduceren tot de werking van neuronen. Nu heb ik vrij veel breinwetenschappelijke literatuur gelezen maar dit simpele reductionisme is daarin nauwelijks te vinden.
BeantwoordenVerwijderenHet is wel zo dat sommige wetenschappers in de publiciteit provocerende stellingen poneren. Anders hadden zij waarschijnlijk ook geen media-aandacht gekregen. Vaak wordt daarbij verwezen naar Dick Swaab 'Wij zijn ons brein' en Victor Lamme over het ontbreken van de vrije wil. Wie echter de boeken leest treft een veel genuanceerder beeld aan. Keizer past een beproefde retorische methode toe. Hij vat de opvattingen van zijn tegenstanders onjuist samen en veegt er vervolgens de vloer mee aan. Centraal daarbij staat de stelling dat de neurowetenschappers beweren dat een hersenscan kan laten zien wat een mens denkt. Niemand die ooit een hersenscan heeft gezien zal echter die bewering doen en de bekritiseerde wetenschappers zeker niet. In het debat tussen Keizer en Swaab tijdens de Nacht van de Ziel zal dat ook snel blijken, maar intussen staan de kranten vol met dit misverstand.”
Rein Zunderdorp . Humanistisch verbond Nederland.
Geachte, wat uw commentaar betreft kan ik u volgen tot op zekere hoogte, maar in het Filosofie Magazine voor april herhaalt Dick Swaab enkele van zijn vaststellingen. Het punt voor mij als humanistisch, met een christelijke inslag, bestaat hierin dat de vraag is hoe de hersenen functioneren en hoe de wisselwerking met het lichaam in elkaar zit. Men kan dus alleen maar geloven, denk ik, dat het onderzoek naar de hersenen, het brein, tot misschien onwelgevallige resultaten kan leiden. Maar wat me het meeste stoort in de uitspraken die u nuttige provocatie noemt, liggen erin dat het probleem van de vrije wil niet uitgeschakeld wordt, want dan blijft wat David Bennett het Cartesiaanse theater noemt in een andere vorm over. Dat is denk ik, de kritiek van Bert Keizer. Maar goed, ik denk dat die discussie niet op stel en sprong zal opgelost zijn. Want de vraag die volgt is zo mogelijk nog interessanter: Wat als we het brein kunnen beheersen, niet om te genezen wat er aan ziektes kan voorkomen, Parkinson of depressie, wel om mensen te beheersen, hoe verhoudt zich dat tot de idee van Diderot en na hem van het verlichte humanisme dat niemand ten dienste van anderen kan gesteld worden of van een idee...
BeantwoordenVerwijderen