De cynische rede van Brice De Ruyver
Reflectie
Drank,
drugs en het goede leven
Waarom de overheid
problematisch wordt
Naar Michelangelo, Dronken Noach |
Toen ik
het nieuws hoorde op de radio kwam er een storm van gevoelens op gang, die ik
hoe dan ook begrijpelijk diende te maken, ook voor mezelf. Een van de eerste
reacties betrof de gedachte van Martha Nussbaum, die tegen de
consequentionalisten inbrengt dat een goed doel niet met om het even welke
middelen nagestreefd kan worden. Mensen die hun drankgebruik niet in de hand
hebben moeten van zeer nabij gevolgd worden, niet door een verre wetgever. Maar
ook was er de gedachte dat we recht hebben ons geluk, of welbevinden, na te
streven en dan kan er ruimte, zal er ruimte zijn voor het genieten van de goede
dingen des levens zonder voortdurend in angst te verkeren dat het fout zou
zijn. Ach, waar zijn de biechtvaders van weleer?
Men kan in de krant lezen dat een commissie –
of beter, een expertgroep – in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid
een aantal voorstellen doet om het drankgebruik, vooral het drankmisbruik terug
te dringen. Eén, wat de oude Romeinen al wisten, is elke alcoholische drank
inderdaad een drug en dus potentieel gevaarlijk. Twee, het valt moeilijk te
ontkennen dat men van de goede dingen des levens met overleg moet genieten, als
men dat wil. Het probleem is natuurlijk dat we niet goed weten hoe dat precies
past, maar wat overdaad is, kan men dan wel berekenen, men kan het verhaal niet
helemaal overzien, natuurlijk. Ten derde is het maar de vraag of de overheid
echt zo een rol te spelen heeft. En als dat zo is, hoever men daarin kan gaan?
We hebben in elk geval de indruk dat geest van vrijheid en zelfbeschikking die
de afgelopen decennia eerst met grote windvlagen, later met afzwakkende
briesjes Natuurlijk, over de vrijheid spreken we nog graag en over
zelfbeschikkingsrecht kunnen we niet zwijgen als het om de zelfgekozen dood
gaat. Maar over hoe we zelfbeschikkend leven? Dan kunnen we niet goed genoeg
luisteren naar wat experten te vertellen hebben. Gezondheid is een groot goed,
maar als we ons er voortdurend zorgen om maken, dan brengt het weinig genoegen.
Laatst mocht ik iemand ontmoeten die na een
lang en werkzaam leven het verdict te horen had gekregen en zoals hij zelf
zegde, terminaal was. Toch zat hij rustig mee aan de koffietafel. In zijn
bitterheid, op zeker moment, kwam de gedachte dat er nog weinig te genieten
valt, wat met zijn rustige resigneerdheid voor het overige tot een zekere
spanning leidde, een spanning die men niet zo gemakkelijk kan plaatsen, maar de
betrokkene ook niet hoeft te
verdoezelen. Nu weet ik niet zeker of de man alle voorzorgsmaatregelen
heeft nageleefd, wel dat hij een verwoed tennisser is geweest en ook wel een
levensgenieter. Maar vergissen we ons niet, de man vierde onlangs zijn 78ste
verjaardag.
De idee dat we moeten werken voor een lang
leven, dat we daarbij alles moeten laten dat schadelijk is, van teveel rood
vlees tot te veel aangebrand bbq-gedoe, van tabak en drank en ook wel veel fijn
stof, nucleaire straling en chemische vervuiling, waarbij we over het ene wel
en het andere geen greep hebben, want wie kon in 1986 de straling vanuit
Oekraïne voorzien? Of wat vroeger, hoe zat het met de centrale in Three Mile
Island in 1979? Het is duidelijk, denk ik, dat we in de loop van die lange
jaren aan de ene kant de roetvervuiling hebben zien verdwijnen, maar dat er bij
rampen en ander onheil altijd wel veel over ons heen is gekomen, brengt men
zelden in rekening. De gezondheid van een persoon is bovendien ook nog eens
bepaald door allerlei persoonlijke kenmerken.
Men heeft gedurende decennia verteld dat niet
meer roken of niet meer drinken een kenmerk van karaktersterkte zijn zou.
Misschien is het ook zo, maar waar wijlen
mijn vader rond de leeftijd van 43 jaar vond dat het genoeg geweest was, met
roken, was dat lang niet zo algemeen verspreid. Gezondheid een groot goed zijnde,
stelde hij zich bij tijd en wijlen tevreden met een goede trappist en een glas
wijn. Het onbekommerde genieten is er natuurlijk niet meer bij als men kinderen
heeft, maar toch viel hem dat – weliswaar niet zo vaak – niet zo hard, om te
genieten.
De overheid zal nog meer accijnzen heffen op
tabak en op drank. De gezondheidsdienst zal drankmisbruik verder beteugelen. De
accijnzen worden gelegitimeerd door het feit dat wie drinkt een
maatschappelijke kost veroorzaakt. Ik vraag mij af, met permissie om mij heen
kijkend hoe zwaar dat probleem werkelijk is. Maar er is meer, deze berekeningen
maken deel uit van een economische en ongetwijfeld ook gezondheidssociologische
observatiemethode, waarbij men vooral cijfertjes afvinkt, formulieren invult en
rekenmodellen hanteert.
Peter Sloterdijk, jawel, die Duitse
mistspuiende filosoof, schreef in zijn “Kritiek van de cynische rede” al dat
gezondheidspreventie gemakkelijk kan leiden tot een inkokeren van mensen in een
dwangbuis, waarbij mensen ook nog eens denken dat ze er zelf voor gekozen
hebben. Hoe wetenschappelijk correct het allemaal ook kan wezen, aldus
Sloterdijk, het is een benadering van mensen die alles behalve emanciperend
werkt, maar vooral voor de overheid lastig te verantwoorden blijkt. Al zal men
ook hier zeggen dat men er geen zaken mee heeft want ons, weldenkende en
correct handelende mensen valt niet te verwijten. Zou dat een voldoende reden
zijn om de overheid haar gangen te laten gaan, tot meerdere eer en glorie van
de directeur-generaal Volksgezondheid. Beroepseer en allicht ook arbeidsvreugde,
toch? Natuurlijk kan men, naar het woord van Aristoteles proberen een zekere
maat te houden bij wat men doet. Maar als we sinds het verschijnen van dat boek
van Sloterdijk om ons heen kijken, dan moeten we wel tot de conclusie komen dat
het boek niet gelezen is door mensen die aan de knoppen zitten.
Zelfbeschikkingsrecht is het hoogste goed, maar bij leven en welzijn, heet het, moet men zich hoeden voor schadelijk gedrag. Wanneer iet schadelijk wordt voor zichzelf of voor derden, moet men inderdaad voor ogen houden. Maar zelfbeschikking betekent ook dat men keuzes kan maken. Juist, zeggen de rationalisten onder u met luide stem, dat betekent dat men rationele keuzes afweegt en goed geïnformeerd voor de dag komt. Maar wat zullen de criteria zijn, dames en heren voor een juist besluit? Als men deze opvatting over rationalisme deelt, dan komt men op Utopia terecht, waar mensen nooit fout oordelen, nooit verkeerde impulsen kennen en elkaar in vrede laten. Misschien, maar dat leek Thomas More niet voor ogen te hebben, maken die mensen alleen maar kinderen om de soort in stand te houden, niet omdat ze plots in de greep komen van een groot doch irrationeel verlangen.
De mens is inderdaad in staat tot rationeel
gefundeerd gedrag, alleen, dé mens is een abstractie. Mensen in het dagelijkse
leven en in hun bestaan kennen ook emoties en verlangen is er een belangrijke
van. De zorg voor het eigen welbevinden gebeurt niet in een klinisch lab, maar
in het volle leven en hier geldt dat bepaalde gebeurtenissen niet gelijkmatig
verspreid verlopen, maar integendeel, eerder dissipatief en dan is het vooraf
bepalen wat de invloed zal zijn van iets, maar ook vallen de mogelijkheden
ervan moeilijk te voorzien.
De zin van het beperken van mogelijke
schadelijke gevolgen van individueel gedrag, als het niet om misdaden gaat die
in de wet beschreven staan, moet de overheid toch zeer terughoudend optreden.
In feite ontbreekt het de overheid aan legitimiteit om op grond van mogelijke
gezondheidsrisico’s mensen aan te spreken. Ongezond leven wordt
gecriminaliseerd. Sommigen zullen dit vergaand vinden, maar het is duidelijk
dat hier de gezondheidsexperten de zelfbeschikking van personen doorkruisen en
moet toch wel eens onderzocht worden. Doch, men gaat ervan uit dat die ambtenaren
en wetenschappers gelijk hebben. Echter, was het niet Ignaas Devisch die
schreef dat men de onderliggende van al die bovenpersoonlijke en niet zelden
onpersoonlijke analyses moet bekijken. Artsen kijken naar een patiënt, helaas
soms wat laattijdig, nemen besluiten in functie van die gevallen. Sociale
wetenschappers in alle maten en gewichten laten zien dat men wel degelijk als
god kan optreden, op alles een antwoord weten en toch geen enkele van de
betrokkenen voor wie men maatregelen in de aanbieding heeft, te kennen. Ook de
politici kennen die niet. Wat is de zin van die cijfermagie?
Het geeft aanleiding tot een moeilijke
situatie, want we weten dat in totalitaire regimes wel eens mensen buiten de
orde en gemeenschap van de juiste mensen werden geplaatst om allerlei redenen.
Is dit een reductio ad hitlerum? Of Stalin? Laat men toch eens de vrijheid
opnieuw centraal stellen en dat betekent niet enkel de rationele overwegingen
als zaligmakend naar voor schuiven, maar ook de emotionele inbreng niet
vergeten. Kan dat tot fouten en falen leiden? Soms wel, soms helaas ook
onherstelbare fouten maar ook, wat velen in deze samenleving vergeten tot de
mooiste kunstwerken en voor personen de meest intense ervaringen. Wat drugs
betreft, cocaïne of heroïne betreft heb ik er nooit grote aantrekkingskracht
toe gevonden. Maar een goed glas whisky kan geen kwaad en al eens een keer een
goede zomeravond met een paar glazen pastis op een terras verwijlen, kan dat
echt kwaad? Of is het goed voor het zielenleven eens de zinnen te laten spreken
en verdoven? En vergeten we dan echt telkens weer hoe desastreus de droglegging
in de VS is geweest. En ook het zelfstoken van kwalijke alkohol kon tot veel
leed leiden. De repressief optreden zorgt dus ook voor problemen.
De organisatie van ons leven, eens we er zelf
enige greep op krijgen, gaat over zaken als beheersing en onderdrukken van
impulsen. Tegelijk leren we hoe belangrijk het is en kan zijn dat we ons goed
voelen. Soms zoekt men daartoe hulp in gewone dingen, waarbij we van zoet naar
bitter evolueren, maar op enig moment willen we wel eens verder gaan. Genot
zoeken werd de afgelopen dertig, veertig jaar via de media rond geschreeuwd,
maar ook werd erop gewezen dat we matig moeten zijn, met de goede dingen des levens.
Het valt ook op dat er een behoorlijk aantal mensen inderdaad met eten en
andere zaken zo overweg kunnen dat het inderdaad hun leven aangenaam maakt
zonder dat er noemenswaardige schade uit voorkomt. Anderen verliezen het
noorden en zichzelf. Maar heel vaak slaagt de omgeving erin daar iets aan te
verhelpen. De vraag is overigens of de overheid middels wetgeving die
ontsporingen kan verhinderen. Wie immers algemene richtlijnen wil uitvaardigen
is altijd blind voor de probleemgevallen. Maar omgekeerd, kan een overheid de
eigen burgers zomaar handelingsonbekwaam noemen. Als dan nog eens blijken zou
dat de premisse dat ongeveer 8 % van de bevolking lijdt onder het eigen
drankgebruik en dus ook, helaas nog wat omstanders, naasten mee betrekt in dat
leed, dan valt er veel voor te zeggen dat die mensen in hun omgeving benaderd
worden, maar niet via een algemene wetgeving. Overigens, dan treft men de goede
gebruikers… als die al bestaan vanuit het oogpunt van de experten
volksgezondheid. En toch, wie kan bepalen, aan de hand van onbetwistbare
parameters, of men kerngezond is? En wat doet men met mensen die niet geheel
gezond zouden zijn, al dan niet door ziekte of ongeval? Of fout gedrag dus?
De regelgeving die men nu wil voorstellen komt
draconisch over, misplaatst ten aanzien van de meeste burgers en zal wellicht
ook niet zo gauw de mensen bereiken die men wil helpen, ook al omdat er
uiteindelijk weer eens een amalgaam gemaakt wordt van occasioneel en tijdelijk
probleemgedrag en een aandrang die blijvend voor problemen zorgt. Maar ja, het
leven is lang en dus evolueren mensen. Aan de andere kant, als men in 1983 de
wetgeving op de beteugeling van het drankmisbruik – in beginsel de wet van 1919
en de besluitwet van 1939 – afgeschaft heeft, stelde men bij mijn weten geen
opmerkelijke stijging van het drankgebruik vast. En mede door de
verkeerswetgeving is dat ook niet bevorderd. Aan het einde van de rit is het
ook zo dat dronkenschap sociaal minder geaccepteerd wordt.
De overheid heeft hier mensen aan het werk
gezet aan een oefening die stuitend voorkomt bij het publiek, die de burgers
raakt in hun onmiddellijk navoelbare zelfbeschikking en heeft uiteindelijk voor
gevolg dat mensen die overheid niet geloven. Men kan namelijk niet zeuren over
PRISM en dit project van Volksgezondheid goedkeuren. Beide hebben te maken met
de ruimte die mensen nodig hebben om te ademen en dus ook om eens over de
schreef te gaan.
Overheidsdiensten, zoals de politie, maar
blijkbaar ook volksgezondheid, treden repressief op en willen
efficiëntiewinsten boeken – hoe meer boetes hoe beter? – en dat kan logisch
lijken, maar wat is het nut van dit alles. Hoeveel vrije ruimte kan de overheid
op die manier inpikken, zonder zichzelf ongeloofwaardig te maken? En wat is het
nut van stoere wetgeving, als op het einde van de rit alles lijkt vast te
zitten en de slachtoffers van de
drankduivel nog eens gestraft worden zonder dat die begrijpen waarom: geen
televisieprogramma die niet uitpakt met bubbels, bubbels en nog eens bubbels.
De gedachte tot slot dat we komen uit een tijd – meestal gekenmerkt als Mei ’68,
maar dat is niet terecht – waarin mensen veel meer vrije ruimte hadden om te
handelen, om zichzelf uit te leven en zonder daarbij anderen te schaden, maakt
de houding van de heer Brice De Ruyver en zijn collegae hoogst hypocriet.
Bart Haers
Ach ja, Brice De Ruyver is geen NVA’er nietwaar, vandaar ….afschieten, maar! Dat heeft met allerlei bespiegelingen over drank drugs en het goede leven niets te maken.
BeantwoordenVerwijderenOver dit laatste kan een kort citaat van Epicurus volstaan. Citaat dat meer beknopt maar toch veel meer zeggend en helder is dan de nauwelijks ter zake zijnde commentaar hierboven.
“Het hoogste goed is praktisch verstand. Daarom is praktisch verstand zelfs waardevoller dan de filosofie. Uit dit verstand vloeien de andere deugden van nature voort, en het leert ons dat het niet mogelijk is om aangenaam te leven zonder verstandig en goed en rechtvaardig te leven, en evenmin om verstandig en goed en rechtvaardig te leven zonder aangenaam te leven. De deugden horen immers van nature bij het aangename leven en het aangename leven is met de deugden onlosmakelijk verbonden.”
Dus? u bent grappig, want mij staat het voor dat Louis Ide van N-VA wellicht weinig kritiek zal hebben op wat de heer De Ruyver presenteert. En Epicurus heeft inderdaad een punt, daar kan gaat mij niet nu om. Maar practisch verstand, een goede afweging van omstandigheden en zo, van de gelegenheid en nog wat meer, bepalen hoe men met (onversneden) wijn omspringt, niet een minister of een hoge Raad voor de volksgezondheid, dan wel een commissie. Dus, bedankt voor uw opmerking.
BeantwoordenVerwijderen