De zware last op de schouders van partijvoorzitters
Reflectie
Strategische zetten op alle fronten
Hoe de
politiek bewegingen inzet en de media
Volgen
of net niet
Soms vergt het enig nadenken
om te weten waar partijen mee bezig zijn. Vorig week-end hadden we een congres van de SP-a, later
een boekpresentatie van mevrouw Rutten en aan het einde van de week kwam er nog
een debat over het arbeidsmarktbeleid. Het probleem? Dat er veel voor de bühne
gedaan wordt, maar dat politici zelf lijken te vergeten dat hun woorden wel
niet altijd beklijven, maar wel blijven hangen.
De doelstellingen van Toback
en co zijn nobel, daarover kan geen twijfel bestaan, maar de uitwerking op het
terrein vergt geduld, vasthoudendheid en de moed de toorn van de kiezer te
doorstaan, wat doorgaans het verst te zoeken is. Nu we stilaan overtuigd zijn
geraakt van het feit dat de crisis niet vanzelf zal oplossen, mag men van de
verkozenen verwachten dat zij er hun schouders onder zullen zetten, maar
waaronder is dan helemaal niet duidelijk en waartoe heel vaag. Dus wordt het
politieke debat er een van opbieden, maar eindelijk moet men erkennen dat er
voor deze crisis geen wondermiddelen zijn.
Intussen is er in Nederland
een en ander te doen over de besparingsmodus en hoe men die aan het publiek
kond moet doen. Het mag duidelijk zijn, het besparingsregime zoals we het nu
kennen houdt zichzelf in stand. Er komt geen begin van een aanzet, als de
politici het al zouden kunnen tot meer enthousiasme te komen, al zegt Mark
Rutte dat nog zo graag – waarmee hij in dezelfde kramp zit als Guy Verhofstadt
maar ook als Balkenende. Want dat is mijn vaste overtuiging: de economische,
financiële modellen en zelfs politieke schema’s blijken nergens te sporen met
redelijk handelen van overheden of burgers, ondernemers. Het idee dat men de
toekomst kan voorspellen met een grote mate van zekerheid op basis van goed
doordachte modellen, blijkt als maar moeilijker te overtuigen, terwijl
econometrie nu net behalve een verhaal van grootheden en simulaties ook een
zaak van waarschijnlijkheid is. Falen de modellen niet in een wetenschappelijke
context, in het aanwenden om het handelen van een samenleving te vatten en te
sturen, kan men niet voorbij de stugge werkelijkheid dat mensen niet altijd
handelen naar de premissen van de vereenvoudigde modellen. Het is goed een worst case scenario te kunnen inschatten, maar men moet ook de
waarschijnlijkheid ervan voor ogen hebben.
Het functioneren van een
samenleving wordt zelden alleen top down aangestuurd, al wil men dat wel graag
geloven. Politici zoals Gwendolyn Rutten koesteren de idee dat mensen zomaar
afwillen van de staat, van de voorzieningen, maar begrijpen niet goed dat die
staat voor mensen inderdaad een zeker nut en vooral concreet mogelijkheden
schept. Iemand als Bruno Tobback gelooft dan weer dat de samenleving echt wel
van bovenaf geregeld kan worden, dat mensen verwachten dat de staat in alles
voorziet, terwijl mensen al eens vragen hebben bij voorzieningen die anderen
ten goede komen. Het gaat er dus om dat sommige politici teveel staat willen,
anderen, omfloerst de afbraak van de staat bepleiten, maar beseffen dat dit
niet zal aanslaan en daarom vragen om geëngageerde burgers.
Ik moet het boek van Rutten
nog lezen, maar wat ik deze week opving, stemt me niet bepaald gerust. Een
geëngageerde burger? Manu Claeys is een geëngageerde burger, net als die mensen
die niet willen weten van het kanaal van Zeebrugge naar het hinterland; andere
geëngageerde burgers zetten zich voor goede doelen of inderdaad, zijn actief in
een partij, hebben een lokaal mandaat. De geëngageerde burger is professioneel
bezig en besteedt een deel van zijn vrije tijd aan de publieke zaak. Maar als
we naar het verhaal rond Oosterweel terugkijken, dan merken we dat het project
dat in 2003 goedgekeurd werd door de Vlaamse regering het resultaat was van
jaren soebatten en dat men niet goed weet of die besluitvorming naar behoren
verlopen was. Ik weet het niet geheel zeker, maar ik denk dat er een aantal
vragen te stellen vallen bij de kwestie of mensen het belang van die derde
Scheldeoeververbinding inzagen. Nu wil men, om hommeles te vermijden bij het
begin van een project en voor de studies uitgevoerd worden mensen overtuigen.
We weten natuurlijk dat vage boodschappen de afkeer alleen maar voeden. Intussen
kan Karel De Gucht, EU-commissaris en destijds voorzitter van de Open VLD maar
ook minister van Buitenlandse zaken in de federale regering wel zeggen dat het
dossier hopeloos verward is geraakt, de problemen rond de afwikkeling dateren
niet 2009 maar van voor 2003.
Ook in verband met het kanaal
waren de coalities snel gesloten en niemand maakte zich bedenkingen bij de
argumentatie, zoals de gedachte dat de haven van Zeebrugge nauwelijks
meerwaarde zou opleveren, terwijl de werkgelegenheid in de regio Brugge echt
wel verbeterd is sinds de grote haven in gebruik is genomen. Dat die havenuitbreidingen
er gekomen zijn zonder groot protest dat in de media gehoord werd, mag een
wonder heten. Kritiek als zou het grondwater verzilten of dat er watertekort
zou zijn, om het nieuwe kanaal en het bestaande kanaal Gent-Terneuzen te
vullen, heeft men nooit goed hard kunnen maken. Maar ook hier blijkt hoezeer
voorstanders van zo een onderneming vooral particuliere belangen zouden
behartigen en wie tegen is, zou het algemeen belang voor ogen staan. Er waren
tijden dat zo een kanaal groot enthousiasme kon opwekken bij de burger, maar
vandaag lijkt alleen de last en blijkt alleen de hinder van doorslaggevend belang.
Met andere woorden, oplossingen verzinnen voor het mobiliteitsprobleem blijkt volstrekt
onmogelijk geworden, omdat net de telkens de door politici en de administratie
aangedragen oplossingen als vanzelfsprekend onvoldoende of ronduit fout worden
afgewezen. Zaak is dat deze projecten zelden door (een deel van) het publiek
gesteund worden, of beter dat dit deel van het publiek dat achter zo een
project staat zelden gehoord wordt. Men rekt daarmee wel de spanning tussen
publiek en overheid op, waardoor het debat er één wordt van wij, de experten en
de overheid versus zij, de niet goed geïnformeerde burgers. De vraag van mensen
naar betere wegen, kan men nog wel begrijpen, maar zo een grote
infrastructuurwerken? Ik denk dat hier een groot communicatieprobleem aan het
licht komt, dat telkens weer speelt. Mensen die een overheidsinitiatief gunstig
beoordelen, worden niet interessant geacht, waardoor het publieke debat
onmogelijk gemaakt wordt. Dat is e contrario gebleken toen het ging over de
afschaffing van het ASO en het afbreken van schotten tussen de bestaande onderwijsvormen.
Nu herinner ik mij dat verschillende organisaties van leerkrachten vonden en
vinden dat de leerlingen sowieso recht hebben op een dosis Algemeen vormend
onderwijs, maar voor de ministers en zijn experten is het vooral van belang dat
niemand nog frustraties oploopt in het onderwijs noch uitstroomt zonder
diploma. Hoe kan men de verdienste van het slagen in examens valoriseren als
het niet mogelijk zijn zou dat er ook zijn die niet slagen? Herexamens en
zittenblijven? Hoe kan men het gevoel van succes ervaren als men weet dat het
falen niet mogelijk is, waarom zou men zich dan nog inspannen? De hele
onderwijsfilosofie, inderdaad, ik heb die leren kennen bij de paters van de
Societas Jesu, werd omgedraaid, ondanks het feit dat juist iemand als Voltaire
laat zien hoe belangrijk die onderwijsfilosofie was en is om recalcitrante
geesten voort te brengen, enfin, mensen die het systeem niet als
alleenzaligmakend beschouwen.
Maar ik weet het wel, de
doelstelling van de onderwijsvervormers
is bruikbare mensen af te leveren, geen autonoom denkende mensen, al moet men
dat autonome vooral zien in relatie tot wat anderen voorkauwen, zoals
overheden, journalisten en experten allerhande. Aan de andere kant moet wel
aangegeven dat zo een recalcitrante geest niet zomaar alles afwijst wat wordt
aangedragen. Het punt is dat zo iemand vooral de aangedragen kennis, methodes,
informatie weet te hanteren zonder zich daarbij al te zeer door vooroordelen te
laten leiden. En hier is het dat politici als Tobback, Rutten en anderen zich
vergissen. Een deel van de burgers laat zich graag leiden door journalisten,
door de bladen en dan vooral De Morgen, De Standaard en Knack en inderdaad, er
staat veel in die bladen dat we ernstig nemen. Maar soms is de sturing te apert
om niet op te vallen en dat blijft voor de krantenlezer geen aangename zaak.
Sinds 14 jaar geleden, toen de
dioxinecrisis Verhofstadt in de 16 bracht, heeft een nieuwe generatie ervaren
dat de berichtgeving soms niet moet onderdoen voor stemmingmakerij. De hoeveelheid
kippen die besmet had kunnen zijn met dioxines was al bij al beperkt en
bovendien bleek dat de regering die boodschap niet goed had afgegeven, omdat we
nu eenmaal als de dood zijn voor vergiftiging. De hele crisis werd later in een
proces herleid tot minder dramatische proporties en toch blijf men ons
vertellen dat het mis had kunnen gaan. Voor wie ouder is 30 en dus de ramp in
Tsjernobyl beleefde, weet dat dit gebeuren genadeloos onderschat is geworden en
verder weten we dat Herman Pien, de toenmalige, bijna goddelijke weerman, op
last van de regering heeft moeten liegen over de overkomst van de wolk met nucleair
stof en al helemaal over de gevolgen voor de gezondheid en de risico’s op
ziekte van de mogelijke straling. Men heeft die leugen nooit ernstig genomen en
dus niet onderzocht, zodat toen men alarm sloeg over dioxine veel mensen het
wel geloofden. Pas later kwam die leugen van de weerman aan het licht. U
begrijpt, de communicatie tussen overheid, inbegrepen de rol van de media wordt
dan wel heel riskant, want de betrouwbaarheid in concrete momenten van gevaar
is dan wel altijd gekleurd. Nog een ander facet van de ramp in Tsjernobyl is de
verhoogde afhankelijkheid van Oekraïne van gas en petroleum uit Rusland door de
algehele sluiting van het nucleaire park. Toch werd daarvan tijdens de hoog
oplopende ruzies tussen Rusland en Oekraïne niet gesproken. Het vergt dus voor
de burger enig zoeken om zaken bij elkaar te brengen, zonder er zeker van te
kunnen zijn dat zo ook samen horen.
Daarom valt het des te sterker
op dat het engagement van een partijvoorzitter vaak herleid wordt tot behalen
van succes in de verkiezingen en de krantenjongens en –meisjes zullen dat niet
tegenspreken, behalve als het om de verkeerde partij gaat. Deze week werd
duidelijk dat we ons niet voldoende bewust kunnen zijn van deze fout gegroeide
idee van politiek engagement. Maar we weten dat niemand zal ontkennen dat een
partijleider m/v die de zaak niet naar eigen hand kan zetten vlug van het
schild tuimelt. Maar tegelijk, hoe snel de humeuren bij de bevolking evolueren
is zeker in Vlaanderen de afgelopen 25 jaar duidelijk geworden en nu kan men
die burgers wispelturigheid verwijten, maar het is nog maar de vraag of men
daarvoor de goede verklaringen heeft gevonden. Het bewijs? Men heeft van 1988 tot
2004 de opgang meegemaakt van het Vlaams Blok, later, het Vlaams Belang. Men
heeft de deïficatie van Robert Steve Stevaert meegemaakt, juist, de man die de
werken rond de Oosterweel wilde versnellen, men heeft Verhofstadt horen pleiten
voor een modelstaat België en men heeft vervolgens Yves Leterme zien optreden
als een succesvol minister-president, maar in moeilijkheden zien komen als
federaal premier, toen onmogelijke bankendossiers op tafel kwamen.
Soms vraag ik mij af hoe een
respectabele omroep als de VRT en een krant als De Standaard erbij komen een
valse noot in de opiniepeiling te stoppen. Toen Stevaert al weg was, bleef hij
nog even in de lijst van mogelijke voorkeurpolitici staan, vervolgens stopte
men er onlangs Elio di Rupo in, terwijl de kijkers van de VRT of de lezers van
DS niet voor de man kunnen stemmen. En wie zal dan zeggen dat hij of zij voor
Di Rupo zou stemmen… Dan zou men ook Reynders en nog een paar andere
Franstalige politici moeten inbrengen. Ook is het de vraag bij wie gepeild
wordt naar zijn of haar kiesintenties. Het kan dus nuttig zijn dat we voor
onszelf eens uitmaken voor men nu of de eerstkomende zondag zou stemmen.
Alleen, zoals Erdogan niet opmerkte, zal men dat verkiezingsproces best niet
zien als de enige manier van betrokkenheid bij het bestuur uit te drukken. De
verschuivingen bij opiniepeilingen kunnen op verkiezingsdag eigenaardig
uitpakken, soms gunstig, soms zeer ongunstig, zoals Guy Verhofstadt in 1991 en 1995
mocht ervaren.
De vraag is dan ook of grote
strategische bewegingen van partijen en partijvoorzitters in deze tijden wel
veel uithalen. Mevrouw Rutten vindt dat de Vlaamse overheid geen openbaar
(bus-)vervoer hoeft te organiseren en dat vrij kan laten aan de particuliere
sector. Voor een deel is dat overigens ook het geval. Maar los van het vervoer
van schoolkinderen is het aanbod van De Lijn ook voor het toerisme van groot
belang geworden, bijvoorbeeld voor toerisme. In die zin schiet het publieke
busbedrijf tekort omdat er bijvoorbeeld op zondag in landelijke gebieden geen
diensten meer aangeboden worden. Wegens te duur? Maar hoe kan men dan mensen
ontraden te gaan cruisen door landelijke gebieden, zoals de streek van
Sint-Margriete? Men begrijpt dat men niet echt een collectivist hoef te zijn om
de mogelijkheden van de Lijn voor het publieke belang, zoals
plattelandstoerisme te ondersteunen.
De pogingen van Bart Brinckman
om de positie van de N-VA tegenover de andere partijen helder te krijgen, iets
waar de journalist zich regelmatig aan waagt, waarbij het altijd de vraag is of
de partij van Bart de Wever nog zo kan surfen op golven van enthousiasme, ontbeert
een afweging van de publieke belangen en de antwoorden daarop vanwege politici.
Het kan zijn dat nu de partij moet besturen velen menen dat het wat minder is,
maar tegelijk krijg ik er alvast het heen-en-weer van als men nu bijna
wekelijks over de verkiezingen van 25 mei 2014 begint te spreken en vervolgens
van politici wil vernemen dat ze er echt niet mee bezig zijn. Die verkiezingen
komen er en men heeft gewild dat ze samenvallen, tot daar geen probleem. Men kan
evenwel niet roepen een democraat te zijn en vervolgens menen dat er teveel
verkiezingen georganiseerd wordt. En dan is er de vraag of men meer België wil
behouden dan wel Vlaanderen institutioneel sterker maken. De hele discussie
blijkt telkens weer vast te lopen in symbolen en invectieven. De problemen die
men te behandelen heeft, bijvoorbeeld over de rijksschuld, over de besteding
van gezamenlijke middelen en de verantwoordelijkheden van Wallonië als gewest
en Brussel… in het beperken van de overheidschuld, daar spreken liberalen en
socialisten niet over. Die vergissing is bedenkelijk, omdat we zo geen kijk
krijgen op de gedeelde belangen en wat we echt solidair willen oplossen.
Daarom vind ik de hele heisa
over het boek van mevrouw Rutten, of het congres van de SP-A waar men zegt een
meer linkse koers te willen varen veel geblaat om weinig wol. Echter, wie
herinnert zich nog het beleid van wijlen Pierre Mauroy, burgemeester van
Rijssel en premier onder Mitterand van 1981 tot 1983, de man dus die de
communisten meenam in de regering, waarna ze helemaal uitgemergeld
achterbleven? Maar ook de Franse middenklasse lag uitgeteld op het canvas,
terwijl de corruptie rond genationaliseerde bedrijven tot in de jaren 1990 voor
processen heeft gezorgd, zoals Roland Dumas mocht ervaren. Kortom, we zullen
het wel geloven dat Tobback jr. goede ideetjes heeft, dat hij het voor
tewerkstelling heeft en daarvoor met de werkgevers wil spreken…
Het past journalisten de
partijen tegen het licht te houden, maar de hele discussie over
(con-)frederalisme, over de bestaande constitutionele waarborgen, waar mevrouw
Rutten mee uitpakte, kwam alvast mij bevreemdend voor. Als een partij de
bestaande evenwichten in het geding brengt om meer soevereiniteit aan de regio’s
toe te schuiven, dan is het Warandepark te klein; wie dit doet om België te
versterken, krijgt schouderklopjes.
Besluit
Ik denk dat politici en
opiniemakers het publiek best niet te ontwetend benaderen, want dat publiek
weet nog wel foute grote beleidsdaden gesteld werden, zoals de invoering van
het VSO, zoals het langdurige getouwtrek rond een nieuwe oeververbinding in
Antwerpen, waarbij sommige politici op een paar jaar tijd helemaal hun kazak
hebben gedraaid. Het grote politieke verhaal drukt zich uit in vele kleine
dossiers en dat vergeet men te gemakkelijk. Maar goed, mevrouw Rutten vraagt
geëngageerde burgers? Die zijn er, alleen hebben ze vaak de indruk dat hun stem
maar gehoord wordt als ze tegen de schenen van journalisten en politici stampen.
En dat maakt constructieve omgang tussen burgers met en burgers zonder mandaat
bijzonder moeilijk. Burgers met een mandaat krijgen dus veel te verstouwen,
maar hebben ook mogelijkheden iets klaar te maken en soms lijken we dat van
elkaar te vergeten. Ook is het waar dat niemand gezegd heeft dat we het altijd
roerend met elkaar eens moeten zijn, maar toch, als we er geen van hebben wat
we samen met dit samenleven aan moeten vangen, als er dus geen minimum van
wij-gevoel aanwezig is, dan werkt een democratie ook moeilijk. Maar hierover
moeten we een volgende keer maar eens van gedachten wisselen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten