Vrijheid en persoonlijke levenssfeer
Brief
Over het
belang van privacy
Brugge,
12 juni 2013
Aan
president Obama, de mensen van NSA en de boekskes
Johhn Adams was een van die politici die begrepen dat de overheid wel degelijk niet zomaar burgers kan verontrusten. |
Wat niet
geweten is, bestaat ook niet. Zo eenvoudig is het natuurlijk niet, want we
weten dat er allerlei omstandigheden zijn waar men veel wil weten over wat
mensen denken en doen. Maar nog eens, wie mag weten als iemand
staatsgevaarlijke taal uitslaat? Wanneer moet de staatsveiligheid dit weten en
wat moet die ermee aanvangen? Het valt me op dat de generatie die in 1968 plots
naar buiten trad, maar al langer bezig was met marxisme, leninisme, maoïsme en
Trotzkisme, en als volleerde neofieten hun zaak gingen uitdragen, met groot
animo en veel gedruis, tot in de burgerlijke families toe, waar ze uit
voortkwamen, vandaag vaak zeer gezagsgetrouw optreden. Zo leerde ik het
allemaal ook wel kennen en de oplopende discussies evenzeer. Maar ergens bleek
ook iets anders, hoezeer mijn ouders er huiverig voor waren, de zus van mijn ma
bleef altijd de zus. Later werd het ideologische vuur minder, omdat vele
elementen ervan de toets der kritiek niet echt konden doorstaan.
Tijdens
mijn studiejaren aan de universiteit merkte ik dan weer dat er een soort
gauchisme tierde, dat ik alles behalve interessant vond, maar ook het
liberalisme of de tsjeven konden mij maar matig bekoren. Beter was het rustig
te studeren, tot er in de restaurant van de Heuvelpoort een aantal jongeren een
standje van de NSV of zoiets hadden opgesteld en er een nogal bitse discussie
ontstond over de erfenis van de sinistere jaren. De hele zaak was en is of men
een regime kan verdedigen dat zo apert de mensenrechten heeft geschonden, maar
veel concreter, mensen heeft laten oppakken en zonder meer doden. Geleidelijk
werd ik mij al studerende bewust van de vele moeilijkheden die er met dat
proces van begrijpelijk maken verbonden zijn. Onder meer de gedachte van
Jacques Presser dat wie al te scherp tegen het nazisme ijvert zelf ook wel eens
totalitaire trekjes kan vertonen, iets wat ook Peter Sloterdijk onder de
aandacht bracht, vind ik wel inspirerend. Het alternatief is niet het nazisme
niet meer zien als een barbaarse rotzooi, maar wel de eigen positie ten aanzien
van democratie en individuele waardigheid opnieuw centraal stellen.
Vanuit
die vaststelling kwamen andere problemen aan de orde die te maken hebben met de
samenleving die we nu kennen, zowel rond 1985 als later, tot de dag van vandaag
toe. Het gaat dus niet enkel over dat ene verderfelijke regime, maar ook om wat
we als normaal beschouwen, de democratie dus. Maar dan wordt het pas heel
moeilijk om de vraag helder te formuleren, laat staan er een oplossing voor te
vinden. De neiging is groot aan te nemen dat de democratie alleen op principes
zou gebaseerd zijn, zoals sommige filosofen het graag voorstellen, maar de
democratie als het geheel van instellingen werkt ook op grond van wat men goede
praktijken is gaan beschouwen. Immers, voor de Amerikaanse en Franse Revolutie
eraan kwamen, ziet men gedurende bijna 6 eeuwen een aantal instellingen
ontstaan en visies die dicht bij de democratie staan of er zelfs mee vorm aan
gegeven hebben. De Britten zweren bij de Magna Charta en die is uitermate
belangrijk gebleken, al was de concessie vanwege John I niet echt gericht op
het gehele Britse volk, maar wel op de betere boeren en handelslui. In de
Nederlanden, Vlaanderen in het bijzonder was er intussen al een nieuwe
structuur geschapen, met grote onafhankelijkheid ten aanzien van vorst en adel,
de steden, die daarmee buiten het feodale systeem konden staan – al is dat nu
net ook weer genuanceerder, naarmate de steden grotere belangen opnamen in het
ommeland en patriciërs grondbezit verwierven, soms zelfs titels.
Ten tijde
van Karel V ontstond in de Nederlanden een nieuwe constellatie die na de
opstand tegen Filips II een eigen bestaan zou gaan leiden; toen werd de Bourgondische
Kreits opgericht krachtens de pragmatieke Sanctie in 1549, waardoor de
Nederlanden niet meer in een persoonlijke unie verbonden waren, maar als een
geheel werden beschouwd. De opstand zou er anders over beslissen, maar toch is
dat bestuurlijke kader best wel interessant om in gedachten te houden. Men kan
het zien als een bestuurlijke oplossing maar ook als een verregaande aanzet tot
natievorming. Het beleid van Filips II leidde tot de tachtigjarige Oorlog,
waaruit de Verenigde Repuliek voortkwam, waar enkele inzichten, over
tolerantie, over verantwoordelijk bestuur vorm kregen. Maar ook het absolutisme,
waarover men verder veel zeggen kan, was bestuurlijk een vorm van
rationaliseren, waar de hoge en lagere adel in de Nederlanden niet echt van
hielden.
Men kan
in Europa in de zeventiende eeuw wel meer evoluties opmerken, ook in
Centraal-Europa die de democratie vorm hebben gegeven. Maar wat minstens zo
opvallend is: men heeft in het geschiedenisonderwijs vaak de nadruk gelegd op
de negatieve aspecten van het vorstelijk absolutisme, maar de
bestuurspraktijken die daaruit voortkwamen, alsook de legitimatie die het
vergde, heeft het politieke denken sterk beïnvloed. Men komt dan vanzelf bij de
strijd tussen Willem II, Willem III enerzijds en de regenten van de republiek,
onder wie we ook Johan de Witt opmerken anderzijds. Willem III zal overigens
later als koning van Engeland onder een nieuw regime veel bijdragen tot de
modernisering van de bestuurspraktijken aldaar, onder meer de leningcapaciteit
van het koninkrijk vergroten naar het model van de Republiek.
Het
moeilijkste probleem waar Europa mee te maken had, als het om de ontwikkeling
van het moderne democratische bestel gaat is de kwestie van de persoonlijke
vrijheid. Men zag dat expliciet in de strijd tegen de slavernij en de
slavenhandel, maar meer nog zag men dat in de disputen over de tolerantie, die
afwezig was in Frankrijk ten tijde van Louis XIV en Louis XV, maar wellicht had
het te maken met het onvermogen om afstand te nemen van oude gebruiken.
Tegelijk ziet men dat tijdens die periode de individuele persoon aan belang
wint en dat individuele personen hun rechten opeisen. De machtsstrijd om het
behoud versus de strijd om vernieuwing heeft Frankrijk veel gekost, ook tijd,
maar het komt mij voor dat de praktijken in Frankrijk en Spanje, die we als
Rente gedreven kunnen voorstellen, waarbij de overheid aan personen bepaalde
inkomsten doorschuift tegen betaling. De pogingen van Turgot, Necker en anderen
om dat systeem af te bouwen kwam dus niet van Jacobijnen, integendeel, men zal
vaststellen dat onder Napoleon voor een deel moderne praktijken hun weg vonden,
maar ook en tegelijk bleek het moeilijk oude gebruiken helemaal ongedaan te
maken.
Wat
intussen wel duidelijk werd, voor mij althans, klinkt sommigen wellicht niet
als muziek in de oren, maar heeft precies te maken met de dubbele ontwikkeling,
waarbij aan de ene kant de staat steeds beter uitgebouwd wordt en anderzijds de
individuele persoon een steeds groter belang krijgt, ten koste van de oude
instellingen, zoals de gilden, ambachten, maar ook andere, tot en met de kerk.
Het is van belang die evolutie te zien en te begrijpen dat personen, ook gewone
mensen, in de geschiedenis een steeds groter belang kregen.
Het zijn
beide evoluties die hand over hand elkaar beïnvloed hebben en zo mee de
moderniteit vorm hebben gegeven. Aan de ene kant een overheid die steeds meer
middelen krijgt om de individuen te controleren en te beheersen, terwijl die
als personen nu net minder controle en vooral veel minder beheersing wensen. Men
kan er bovendien niet omheen dat de middelen van bureaucraten om de beheersing
verder door te drijven, omdat men gelooft zo de rust beter te kunnen bewaren,
steeds groter werden en worden. Het moet gezegd dat de vrijheid ook toegenomen
is gaande de technologische evolutie. Bovendien stelt men vast dat de overheid
niet eens denkt aan censuur, althans, dat beweert men, want in de praktijk zijn
er vormen van (zelf-)censuur werkzaam, terwijl anderzijds in het
maatschappelijke debat de hufterigheid zelden ver weg is. Die hufterigheid komt
soms subtiel aan het licht, terwijl er anderzijds verwijten van populisme over
en weer rondwaaien. De betekenis van wat populisme heet is immers afhankelijk
van wie de zender is en wie erover oordeelt of iets als populisme of bestempeld
dient te worden. Het verhaal is namelijk altijd weer dat men de ander simplisme
verwijt…
De
situatie blijft wat ze altijd weer geweest is, zo te zien en de discussie over
privacy raakt niet waar het echt om te doen is: dat we over allerlei zaken
kunnen spreken zonder dat anderen er per se kennis van hoeven te hebben. Mag
men daarvoor de nieuwe platformen gebruiken? Uiteraard en dus zou de overheid
die platformen moeten vrijwaren voor ongewenst meekijken, in plaats van er
gebruik van te maken om de geesten te volgen. Wie dus, zoals Tom Naeghels en
andere commentatoren menen dat de privacy enkel als het concreet wordt ook de
schending van de persoonlijke levenssfeer aangevoeld wordt, terwijl privacy een
geheel van benaderingen over het persoonlijke impliceert. Ik denk dat het
gegeven van privacy niet los gezien kan worden van de rechten van de mens en
van de burger – waarmee we helaas minder een deur intrappen dan sommigen denken
- en dat er meerdere mogelijkheden zijn om de privacy vorm te geven. Maar de
kern is dat de overheid zich niet met burgers hoeft in te laten als er geen
reden toe is, maar dat geldt in wezen ook voor banken, verzekeringen en andere
bedrijven ten aanzien van consumenten. Het feit dat burgers in het verborgene
mogen leven en er zeker van mogen zijn dat uitlatingen aan de borreltafel niet
onmiddellijk bij de overheid terecht komen, vormt de grondslag van wat we het
private leven noemen. Hannah Arendt heeft er heel veel belang aan gehecht de
scheiding tussen het private leven en het publieke leven in het oog te houden.
Maar we
weten het, er zijn journalisten, paparazzi die erop uit zijn particuliere
levens binnen te dringen met het argument dat het publieke figuren zijn. Er is
ook nog iets anders, dat te maken heeft met wat we creativiteit, auteursrechten
te maken heeft en waar we weten dat er zeker inzake technologie heel wat
pogingen worden ondernomen vanuit het buitenland om dergelijke projecten tijdig
te detecteren en met de resultaten ervan aan de haal te gaan. Het is wel nodig
en nuttig hieraan aandacht te besteden. Dan wordt de discussie over privacy
iets meer dan het navlooien of iemand staatsgevaarlijke ideeën verkondigt,
terwijl het recht op vrije mening toch gevrijwaard moet worden.
De
persoonlijke levenssfeer kan men niet zomaar eenduidig benaderen omdat er
vanuit de grondwet en de wetshandhaving veel aspecten en regels aan verbonden
zijn. Het gevaar is als we de persoonlijke levenssfeer die gewaarborgd dient te
worden te eenvoudig opvatten en bovendien het recht van de overheid elke burger
te wantrouwen, niet inperken, zal de overheid inderdaad heel veel macht
ontwikkelen. Maar hier is het vreemd dat bedrijven als Google zo gemakkelijk
meegaan in de logica van de overheid en niet meegaan met de belangen van de
stilzwijgende klanten, maar we mogen vrezen dat hier bureaucratische en andere
middelen zijn ingezet. Alleen, het opvallende is dat er niet zo heel veel
andere platformen blijken te zijn die de gebruiker een zeker gemak van gebruik
kunnen verzekeren.
Maar
wanneer wordt een gevaarlijke uitspraak of mail een staatsgevaarlijke mail of
uitspraak? Het valt me op dat we daarover geen verder zicht krijgen, maar we
weten wel dat veel uitspraken die de maatschappelijke orde onderuit zouden
kunnen halen net niet veel uithalen, omdat ze nergens op slaan of de
toehoorders wel leuk in de oren klinken, zonder verder meer bij te brengen.
Bovendien is het gevaarlijk en bedenkelijk als men de gekende criticasters
alleen in het vizier zou houden, want meestal spelen zij niet meer mee als het
ernstig worden kan, omdat dit vaak niet meer dan pose heten mag.
Toch
merkt men dat de verstoring van de openbare orde niet het grote probleem is
voor burgers, wel de intrusie van allerlei instellingen die zich met hen gaan
bemoeien, zoals in verband met bemoeizorg of afwijzing van zogenaamd ongenaamd
ongezond gedrag. Het gaat er natuurlijk om dat we in onze contacten met
onderwijs, met sociale zekerheid en verzekeringen wel aspecten van onze
persoonlijke levenssfeer moeten opgeven, om op bepaalde voorzieningen aanspraak
te kunnen maken. Men zal begrijpen dat de contacten doorgaans in de grootst
mogelijke discretie verlopen, maar toch merkt men ook dat de discretie vooral
in opvallende omstandigheden doorbroken kan worden.
En dan is
er nog het meldpunt voor sociale fraude, alsof er een meldpunt zou zijn voor
fiscale fraude – blijkbaar dus toch. Misbruiken moet men tegengaan maar mensen
aanzetten tot klikken is het oproepen zich met het persoonlijke leven van buren
of vijanden te moeien. Het komt mij voor dat deze benadering voor weinig mensen
problematisch is. Men kan mensen er wel toe aansporen de afgesproken regels, al
had men zelf geen deel aan het formuleren ervan te respecteren, omdat de
instellingen en voorzieningen inderdaad beter niet geplunderd worden. Maar kan
men mensen aandragen? Hoe zal dat de samenleving ten goede komen? Aan de andere
kant is het aan ambtenaren om het misbruik te voorkomen en op te sporen.
Gegeven het bekende systeem van de kruispuntdatabank kan dat perfect. Maar
misbruiken opsporen is een spel van stroper en boswachter.
Kortom,
als we gaan nadenken over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, dan
blijkt er meer dan het bewaken van de veiligheid in het geding en komen er meer
instellingen in het vizier dan alleen maar de staatsveiligheid of de NSA. Het
valt me op dat dit debat niet gevoerd wordt. Ook het feit dat bureaucratische
regels tot het overleggen van gegevens uit de persoonlijke levenssfeer
aanleiding geeft, komt niet voldoende aan bod. Het gaat om een zoeken naar het
evenwicht tussen het rechtmatig toekennen van voorzieningen en het vrijwaren
van de persoonlijke levenssfeer. De bureaucratie is een zaak, welzijnswerkers
hebben nog veel meer kennis over personen en dat moet men in het debat ook ter
harte nemen.
Eens te
meer zal men oog moeten hebben voor een wederzijds en multilateraal vertrouwen,
kortom, een maatschappelijk vertrouwen. Dat kan ik nu wel bepleiten, maar als
het slechts gaat om eigen belangen te dienen, zoals paternalisten wel eens
doen, verliest het pleidooi elk belang. Het gaat om het leven en laten leven.
Men merkt dat in het debat over de NSA en het PRISM-programma vooral de gevaren
van extremistisch geweld aan de orde is en men kan niet ontkennen dat er sinds
de jaren 1970 wel een heel pak aanslagen geweest zijn – maar ook op 28 juni
1914 was er sprake van een aanslag en ook de moord op Lincoln, Willem de
Zwijger waren aanslagen… alleen beschikt men nu over middelen waarmee men hoopt
aanslagen te voorkomen. Maar geeft men niet toe aan het terrorisme als men de
veiligheid als argument hanteert om mensen in hun persoonlijke levenssfeer te
raken? We zijn tegen terrorisme, basta! Ik mag het hopen dat u die visie deelt.
Maar het gevaar van een bewapeningswedloop mag men niet negeren, waarbij de
argumenten van verzetstrijders niet altijd de toets der kritiek kunnen
doorstaan. Recht op verzet? Jazeker, maar het is geen wandeling door het park,
maar als men onmiddellijk naar wapens moet grijpen, ontstaat het wezenlijke
probleem waaruit terrorisme groeit: het geloof dat men wapens nodig heeft om
het regime tot andere gedachten te dwingen. Dat was ook wat John Adams voor
ogen stond en we zien geen reden om hem tegen te spreken. Als voormalige
president van de VSA zou men best wat meer bij hem te rade gaan. Want ook toen
waren er scherpe discussies over hoe de politie de burgers moet bejegenen, over
het feit dat er gerede gronden van node zijn om burgers aan te spreken. Maar
ook waren er discussies over de toekomst van het Amerikaanse leger, waarbij de
meningen zeer uiteen liepen.
Ik
besluit deze brief dan ook met de gedachte dat we begrip kunnen hebben voor de
vraag van burgers de samenleving tegen geweld te beschermen, maar niemand kan
zeggen dat dit zomaar kan ten koste van vrijheid, ten koste ook van het
vrijwaren van de persoonlijke levenssfeer. Want de burger wil niet die onzin
dat allen, de anderen – tja – de hel zijn.
Vale
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten