Europa, met wat verbeelding
Kritiek
Wie
denkt gij dat we zijn?
Over
de genese van een Europese verbondenheid
De moeilijkheid, zo sprak Ferrie
Mingelen is dat er geen Europees volk bestond, bestaat en, kon ik vermoeden,
zal bestaan, omdat... Nu, dat is het hele eiereneten natuurlijk, want is Europa
alleen een staatkundige constructie, zonder dat er enige band zou zijn tussen
die institutie en de onderdanen, maar ook niet tussen burgers van de
verschillende naties die de institutie constitueren, dan is er van een
verbondenheid geen sprake. Hoe of dat zo is en of dat onwrikbaar wezen, zou,
blijft nog maar de vraag en geen kleintje ook, want die institutie moet dan wel
met een democratisch deficit worstelen. Het is daarom ook zaak aan de weet te
komen hoe individuele burgers een natie kunnen worden en wat dat impliceert,
maar ook of op dit continent een overkoepelend natiegevoel kan bestaan.
Men wrijft Europa vaak het
democratisch deficit aan, omdat de burgers er niet bij betrokken zijn en er zou
namens die burgers geen mogelijkheden zijn de leden van de Commissie te sanctioneren, het
parlement zou geen wetgevend initiatief kunnen nemen en per slot van rekening
zijn het de regeringsleiders die de zaak leiden. Maar zijn die niet democratisch
verkozen. Sommigen zeggen dat Mark Rutte in Brussel, rond de tafel met Angela
Merkel en Elio di Rupo inschikkelijker zou zijn dan op het Binnenhof. Misschien
speelt daar mee dat zij in Brussel echt wel hefbomen in handen hebben om iets
in beweging te zetten, die ze in de afzonderlijke hoofdsteden net niet (meer)
hebben. De dubbelzinnigheid komt evenwel noch het landsbestuur ten goede noch
de legitimiteit van Europa.
Pauw en Witteman hadden nog
eens de goedheid om aan te geven hoe in het Europese Parlement de leden soms
bijzonder grof gebekt uit de hoek kunnen komen, maar tegelijk was het goed nog
eens ene Nigel Farage te horen fulmineren tegen de pas aangestelde Herman van
Rompuy. Afgezien van de dedain van de Brit tegen de "kleine Belg" was
er het gegeven dat Farage bijzonder zelfvoldaan uit de hoek was gegeven dat hij
de Raadspresident laatdunkend als een bankbediende had afgedaan. Ik weet niet
waar Farage zijn brood verdiende voor hij de politiek inging, want dat staat
niet op de Wikipediapagina. Of hij is er niet fier over, of het getuigt van
zijn genetische dedain voor mensen die hun brood verdienen met hun werk, hoe
bescheiden dat ook mag lijken. De politiek in het UK is immers en dit kunnen we
zeggen dankzij David Cameron, zeer elitair, bevolkt door mensen die via private
scholen en enkele universiteiten hun weg hebben gemaakt. Deze vorming van een
elite via slechts enkele paden, ondergraaft de democratie. Overigens, ook in
Frankrijk blijkt die elitevorming zeer beperkend te werken en de dedain voor
buitenstaanders is er niet minder groot, ook bij mensen die zich nu net als de kwintessens
van democratie voorstellen. Zelfgenoegzaamheid, zelfbewustzijn, zelfoverschatting
zien we altijd weer opduiken, maar een gezond zelfbewustzijn, dat ook de eigen
beperkingen onderkent het minst.
Voor Europa is dat een
problematische situatie omdat politici op dat niveau over de gang van zaken
besluiten met een grote mate van abstractie en vooral een grote techniciteit,
zodat de gevolgen van het geleverde werk zelden herkenbaar wordt, maar soms
grote - en goede - gevolgen heeft. Want stellen dat de Europese regelgeving
enkel negatief geoordeeld kan worden, lijkt mij toch overtrokken. Sicco
Mansholt heeft een landbouwbeleid op poten gezet dat aan de ene kant veel van
budget opslorpte maar voor de boeren allerminst nadelig uit is gekomen en deels
ook mee het landschap in vele regio's heeft bewaard. Ook vogelrichtlijngebieden
kan men best waarderen, omdat ook hier een biotoop in stand wordt gehouden dat
voor mensen ademruimte kan scheppen. Het beleid van de Vlaamse regering rond
groene ruimte, rond waterkwaliteit voert is ook gebaseerd op Europese
regelgeving, waaruit laatst weer een nieuw besluit is gevolgd. Moet men daarom
Europa verketteren? Het is de vraag waar we belang aan hechten. Nu kan ik mij
wel indenken dat de stapeling van regelgeving voor burgers wel eens bijzonder
irritant kan werken en daar moet dan toch ook over nagedacht. Eenvoud en
soberheid in de regelgeving betrachten, zou dat niet een mooie uitkomst bieden,
ware het niet dat deze regelgeving blijkbaar niet kan zonder vele juridische
bepalingen, van definities tot uitvoeringsmodaliteiten en handhaving.
Als burger naar deze zaken
kijkend, moet ik vaststellen dat er mij vaak informatie ontbreekt om tot een
gedegen evaluatie over te gaan, al denken we vaak snel genoeg alles te weten om
ons een beeld te vormen. Vaak gaan we daarbij ook af op de toonzetting, zowel
van journalisten als van politici en commentatoren, waarbij de duiding er
sneller komt dan de informatie over de feiten. Het heeft voor een deel te maken
met de strijd onder politici die op het oog nooit meer ophoudt, maar ook
journalisten en commentatoren dienen zich te profileren
Europa evenwel is een verhaal van
middelen en (onderhandelings-)methodes, eerder dan van een doel, en dus moet
men vooral oog hebben voor de inzet van de middelen. Maar als er iets voor de
politici in dienst, met mandaat, heilig zou moeten zijn, dan niet het behagen
scheppen in de populariteit, maar vooral kunnen aangeven waar men de positie
van de burgers in de EU heeft versterkt, zodat zij hun pursuit of happiness
kunnen aanvatten en verder zetten. De vraag is of dit een kwestie is van een
minimaal bestuur, zoals libertairen volhouden, of dat de overheid hier niet
voortdurend tegen grenzen aanlopen van wat nodig en wat erover is. De vraag is
natuurlijk ruimer: wat zijn de taken van een overheid in een natiestaat en hoe
vertaalt zich dat als natiestaten zich steeds meer tot elkaar committeren om
samen een aantal gemeenschappelijke problemen aan te pakken? Voor sommigen,
zoals Verhofstadt is de Natiestaat iets van de oude tijd en toevallig ook zo
verbonden met het liberalisme van de negentiende eeuw, dat hij die problematiek
het behandelen niet waard acht. Door een overweldigend kosmopolitisme te
prediken, waar niemand nog ergens wortels zou hebben en alleen maar
wereldburger zou zijn, kan hij met gemak de natiestaat terzijde schuiven.
Alleen is het nog maar de vraag of wij, burgers dat zomaar aanvaarden, laat
staan welke voorwaarden er nodig zijn om de natiestaat inderdaad lichter te
laten wegen.
Het punt is dat de natiestaat
als oplossing voor de anonimiteit - tegenover elkaar en van overheid tegenover de burgers konden
oplossen door, zoals bepaalde republieken, de Venetiaanse Republiek of de
Republiek der Verenigde Provinciën het al hadden voorgedaan, maar ook de Romeinen en de Atheners, wellicht
ook de Perzen, hadden vormen van identificatie ontwikkeld. Het ging er, denk ik
niet om dat men een Romein, een Hollander moest zijn, maar of men zich met de
belangen van Holland of de Romeinse Republiek kon identificeren. Het verhaal
bij Livius van Publius Horatius die zijn zus dood omdat deze haar verloofde,
door Publius gedood in een duel, laat zien dat niet zozeer de verwantschap als
trouw aan Rome de hoofdrol speelde. Verliep toen alles nog vrij kleinschalig -
Livius schreef zijn ab urbe condita onder Augustus, toen de stad een Wereldrijk
had in elkaar gebokst -, dan veranderde dat uiteraard naarmate de Republiek
meer omvang kreeg en bekendheid met elkaar niet meer volstond om dat grote
gebied met relatief veel burgers te kennen en zo verbonden te creëren. Het is
een probleem waar men telkens op stuit als men in de discussie terecht komt van
wat Europa zou kunnen worden. Voor velen kan het geen natiestaat worden, of een
superstaat, voor anderen is dat de conditio sine qua non voor Europa.
Luc Devoldere, classicus en
een belangrijke stem in het debat volgt ook de mening dat men pas een echte
natie vormt als men dezelfde kranten zou lezen. Dat zou in Europa niet het
geval kunnen zijn, want er zijn 24 officiële talen en niemand kent er meer dan
zeven van, maar anderzijds kan men vaststellen dat de mediacultuur in Europa
enerzijds en anderzijds het aanbrengen van beelden door de gang van zaken meer
en meer zaak is van eenvormigheid. Bovendien kan men uiteraard nogal wat
reeksen volgen die in andere landen gemaakt zijn, waarbij de omstandigheden
waarin die zich dan afspelen zweven tussen (Scandinavisch) exotisme en directe
erkenning. We lezen ook vaak dezelfde spannende boeken, van Harry Potter tot vijftig
Tinten en wat populaire muziek aangaat is de verwevenheid nog veel groter. En
toch lijkt het alsof je met een Berlijner of een burger uit Mompelier niet zo
heel veel te vertellen zou hebben, met een Tsjech of Let overigens zou dat
probleem nog veel groter zijn. Zou, voorwaardelijke wijs, omdat er veel is dat
we delen op dat vlak van commercieel aanbod, ook al omdat de media
originaliteit graag claimen maar van conformisme en mimetisme aan elkaar
hangen. Bovendien zijn er de formats die voor bladen, radio en televisie bijna
dwingend zijn en verder kan men over inhoudelijke benaderingen ook niet zeggen
dat die zo ver van elkaar liggen.
Als er dus geen blad bestaat
dat de naam zou kunnen dragen Brussel's Post, dan is het omdat men Brussel nog
niet anders kan zien dat als een soort administratief centrum, wat het ook is,
maar niet als een hoofdstad van een Europese politieke entiteit. Mark Rutte kan
in Den Haag mooi beweren dat er meer terug moet naar het Binnenhof, in
werkelijkheid zal hij noch zullen zijn collegae ons uitleggen hoe die hoofdsteden
afzonderlijk de crisis van 2008 zonder nog meer kleerscheuren waren
doorgekomen. Maar ook, want dat mag evenmin niet ontgaan, valt er geen
politicus te vinden die over andere hoofdsteden, c.q. Athene geen onheuse
dingen heeft gezegd en dan vooral in Den Haag zal dat moeilijk vallen.
Ferry Mingelen vond het niet
doenbaar een goed antwoord te geven op de vraag waarom dat parlement altijd
weer zo raar functioneert. Het is een parlement van rechtstreeks verkozen leden
geworden, rechtstreeks door kiezers in elk land en met soms in eigen
modaliteiten, sinds 1979 en de reden was toen, denkend aan het gekende rapport
van Leo Tindemans dat het de EEG, toen nog, aan een publiek, laat staan een welwillend
publiek ontbrak Maar ik denk nu dat veel burgers toen geloofden dat dit een
nieuwe stap was in de democratisering van Europa, waarmee men bedoelde dat de
burgers meer betrokken zouden raken, maar sinds 1991 is er een haast permanent
gesteggel gekomen over de bestaansreden van de EU, waarbij men altijd weer
courant beleid verwarde met de instituties en de traagheid van besluitvorming
verweet terwijl men vaak vergeet hoe ook in Nationale staten grote dossiers
soms dertig, veertig jaar moeten wachten een oplossing voor soms prangend
genoemde problemen. Over die problematiek schreef Luuk van Middelaar een
onvoldoende essay, waarin onder meer de vraag naar de betrokkenheid van burgers
uitgebreid behandeld wordt.
De dramatisering van het
nieuws, een dramatisering die nu iedereen in de ban lijkt te hebben, omdat ook
de kwaliteitsmedia proberen de lezer/luisteraar/kijker aan zich te binden en
omdat nu eenmaal nagenoeg iedereen gealfabetiseerd is en zelfs hoog geschoold
mag heten, zorgt er tegelijk voor dat het debat zelf te vaak op bijzaken
gericht lijkt, waarbij men afhankelijk van de positie in het dossier spreekt
van symboolstrijd of principestrijd. De ongelijkheid bestrijden in het Vlaamse
onderwijs, dat lijkt steeds meer op het onmogelijk maken van kwaliteit, terwijl
onrechtvaardigheid er ook in kan bestaan dat men mensen niet alle kansen geeft
hun talent te ontwikkelen. Alleen, het begrip ongelijkheid wordt sociologisch
en niet cultureel opgevat. Hoe ver staat dan ook niet die Joodse cultuur van
ons, die in de Oekraïne bestond en bepaald armoedig lijkt, maar waaruit bijna
elke generatie mensen zijn voortgekomen, die uitblonken in kunsten en
wetenschappen. Aan de andere kant, de loopbaan van dr. Aleta Jacobs was echt
wel bijzonder, maar dat ze geneeskunde kon studeren hing af van een samenloop
van omstandigheden, waar zijzelf geen greep op had. De toegang tot de studie
geneeskunde kon haar niet verboden worden, maar na haar heeft men het verbod
wel geformuleerd. Oh ja, Verlichtingswaarden, gelijkheid van man en vrouw? Men
moet er toch maar eens beter naar kijken. Niet dat wij ons ertegen verzetten,
wel dat de realisatie van het ideaal behoorlijk wat tijd in beslag nam en vele
weerstanden had te trotseren en soms op nieuwe hinderpalen stootte.
En toch zijn het idealen die
in de Europese geschiedenis tot stand gekomen zijn, die tot sterkere
identificatie kunnen leiden dan nu het geval is, omdat nu de Europese gedachte
er los van blijkt te staan. De ontwikkeling van het recht, van instellingen die
geheel eigen zijn aan Europa en van daaruit werden uitgevoerd, naast een aantal
concepten die door filosofen zijn aangedragen, zoals de mogelijkheid zichzelf
te corrigeren of anderen via passende maatregelen de beste omstandigheden te
bieden en de samenleving gebeurlijk te beschermen tegen chaos en onveiligheid,
dat zijn alle vrij duidelijk op Europa terug te voeren inzichten. Uiteraard,
dat het doorheen de geschiedenis zo kon verlopen dat sommige idealen wel eens
tot een onevenwichtige uitvoering hebben geleid, mag ook duidelijk wezen.
Een van de specifieke
kenmerken van de Europese cultuur is dat al vrij vroeg goed ontwikkelde
onderwijsprogramma's werden uitgerold, via de kerk - maar welke instantie had
er de mogelijkheden toe ? - waardoor het systeem in plaats van verstarrend,
zoals men dat aan het Chinese examensysteem toeschreef net de mogelijkheid in
zich droeg tot het ontwikkelen van een kritische geest. Luther was lang niet de
eerste die op de kerk scherpe verwijten toestuurde, maar het was wel hij die
een klimaat vond dat voor zijn boodschap open stond, zoals ook Calvijn in
Genève een ideale republiek kon inrichten, maar vooral in de Republiek aardig
wat aanhang vond.
De kritische geest vormt wat
mij betreft dan ook de sterkste erfenis van de Verlichting en het zijn net
mensen die de Verlichting herleiden tot inhoudelijke winstpunten, die haar het
meeste onrecht doen. De politieke cultuur dezer dagen laat dan ook zien dat men
de geest van vruchtbare kritiek niet echt waardeert, want als "Politieke
correctheid" al iets betekent, dan is het dat men de andere verwijt op de
eigen morele hoogvlakten te vertoeven. De kritische geest van de Verlichting
overigens was behalve een persoonlijk engagement vooral een zaak van toewijding
aan het kennen, begrijpen en omvormen van de samenleving. Maar ik denk dat
Jonathan Israël zich vergist als hij de Verlichting herleid tot atheïsme, want
de grootste inbreng van Diderot, maar ook van Voltaire en de Schotse
Verlichting was niet het poneren van het atheïsme, want dat kon niemand toen
volhouden, maar het omvormen van het recht, van het bestuur van de samenleving
en van het bevorderen van persoonlijke vrijheid, gelijkheid en als het even kon
ook broederschap.
In de lopende discussies over
Europa ging die samenleving verloren, onder meer omdat men de verhouding tussen
individu en samenleving, maar vooral tussen individu en overheid in termen van
rechten ging gieten, waarbij andere consideraties verloren gingen. Zeker de
relatie tussen de instellingen van de EU en de burgers kan men maar moeilijk
uitgelegd krijgen, omdat de juridische formulering enerzijds complex werd en
omdat een samenleving van 500 miljoen mensen niet te overzien valt. De
verworvenheid van persoonlijke en onvervreemdbare rechten moeten we in stand
houden - want nu staan die al eens onder druk door de machtsmiddelen waarover
de overheid blijkt te beschikken - maar omdat men aan de formulering van
grondrechten de gedachte heeft toegevoegd, in een ander register, dat men die
rechten moet laten gelden, ze indien nodig afdwingen, zonder rekening te houden
met omstandigheden, verliest men uit het oog dat men finaal zichzelf schade kan
toebrengen. Het doel namelijk kan men mis lopen, omdat we met de uitkomst wel
eens aan de haal gaan. Heeft men het over gelijke onderwijskansen, dan ziet men
al eens dat het onderwijs er zelf aan ten onder gaat. Was dat
Europees onderwijs, zoals hoger aangegeven, er mee de voorwaarde toe was
dat er kritische geesten gevormd werden, mag men dus niet enkel aan dat
principe van gelijkheid denken, maar moet men andere consideraties mee laten
wegen.
Het probleem van de veeltalige
media, of liever dat in elke taalgemeenschap eigen moderne media bestaan die de
eigen taalgemeenschap versterken, zegt men, zal de vorming van een Europese
gemenebest onmogelijk maken. Dat er zich bij de Europese elite wel zoiets als
een eigen kring gevormd heeft, laten we nog terzijde, maar dat men op grond van
die vaststelling een verder samenkomen van die 24 taalgemeenschappen ten enen
male onmogelijk zou maken, blijft toch straf, want dan resten er ons twee
mogelijkheden, allemaal Engels leren, of gewoon elk onze eigen weg gaan.
Sommigen zeggen nu dat identiteit niets met taal te maken heeft, of waar men
woont, maar dat is de wereld op zijn kop. Alleen is het niet zo dat men
iedereen (binnen een taalgemeenschap) meteen van uniformiteit kan verdenken, of
er een homogen karakter aan geven dat ten enen male onmogelijk is, omdat binnen
de gemeenschappen de uniciteit van levenservaringen zelf tot een relatief grote
verscheidenheid aanleiding geeft. Menen dat we ons moeten schamen om onze
zogenaamde witte wereld? Shakespeare schreef al Othello en voor zover ik weet
zijn wel meer mensen naar zonovergoten stranden in Afrika of Thailand gegaan...
maar goed, ook dat zal wel niet moreel in orde zijn.
Maar identiteit? Ik vraag me
steeds meer af op grond van welke filosofisch of sociologisch concept men dat
denken over identiteit heeft verwrongen tot de gedachte dat wie een identiteit
aankleeft daardoor ook onveranderlijk in zal blijven. Identificatie? Waarom men
het Rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft
afgekraakt is welbekend: toen nog prinses Maxima stelde namelijk bij de
voorstelling vast dat er geen Nederlanders te vinden waren. Men vond dat uiteraard schandalig, maar zij had
gelijk., want ben ik een Bruggeling omdat ik al 20 jaar in de stad leef, maar
toch het dialect niet actief beheers? Als aanhanger van een vloeiende
standaardtaal, ben ik dat ook niet van plan. Maar de taal die ik spreek deel ik
wel met hen, met zes miljoen andere Vlamingen en als het even meezit, met
zestien miljoen Nederlanders. Volgens sommigen groeien de talen uit elkaar,
voor anderen is het een pot nat. Maar het is wel het Nederlands. Nu is het wel
zo dat niet iedereen de taal voor gelijke doeleinden aanwendt, maar laten we
zeggen dat de taal in een culturele context leven kan, zal dat wel mee bepalen
hoe men zich als Nederlander voelt.
Het probleem blijkt evenwel op
een ander terrein te vinden te zijn, dat van de gedachte dat men in principe
best maar een taal zou leren, het Engels voor courant gebruik, maar slechts
weinigen, heb ik altijd weer de indruk dat men de taal van Laurence Sterne of
Yeats echt vloeiend weet te gebruiken. Dat vergt veel oefening, maar ook en
vooral respect voor die taal en andere talen. Natuurlijk is het goed dat men
die taal leert in school maar ook later, maar tegelijk, voor zover ik het kan
overzien, belet dit niet dat we ook meerdere andere talen leren, niet enkel
omdat we het nodig hebben, uit nutsoverwegingen dus, maar vooral omdat elke taal die men leert
andere facetten van de wereld laat zien, maar al die talen hebben wel gemeen
dat ze toelaten die werkelijkheid ook vorm te geven op een wijze die voor
anderstaligen begrepen kan worden. De Europese talen hebben zich namelijk
ontwikkeld, zeker sinds de 9de eeuw en naarmate de contacten tussen Europa en
die nieuwe gebieden, Oostelijk Europa voorbij de Elbe en de Moldau,
Scandinavië, Hongarije, nu gedeeltelijk ook Roemenië en op de Balkan, op een
manier waar precies de culturele eigenheid zich ook ontplooide, van de Bijbel,
inclusief bijbelcommentaren, Latijnse en Griekse talen uit de oudheid en
filosofische teksten, zodat een Jan Hus in Constanz in het Latijn en het Duits
ondervraagd kon worden over zijn (vermeende?) ketterijen.
100 jaar na het begin van
Wereldoorlog I lijkt het nog steeds niet mogelijk begrijpelijk te maken hoe de
geschiedenis van de 28 lidstaten van de EU al heel vroeg met elkaar verweven is
en dat sommige verhalen elkaar spiegelbeeldig aanvullen of dat het ene land
iets graag in herinnering brengt en het andere er liefst als vermoord over
zwijgt. Die geschiedschrijvingen, deels mythes, deels annales of kronieken,
maar ook de verwerking door vakhistorici hebben met elkaar vaak ook methode,
benadering en zelfs doelstellingen gemeen, omdat de cultuur waarin de vroege
historieschrijvers maar ook historici vandaag werken door de academische
samenwerking en de media steeds meer naar elkaar toegroeit. Alleen lijkt het
voor vele Belgen, die de herinnering aan WO I tot walgen toe exploiteren en dat
met vooralsnog niet te overziene gevolgen, moeilijk om die geschiedenis in het
grotere verhaal van de landsgeschiedenis in te passen, maar al helemaal niet in
wat men een Europese geschiedenis zou kunnen noemen. Niet alleen de bereidheid
ontbreekt, voor sommigen, zij die de Vlaamse Beweging in de Belgische Nationale
geschiedenis hooguit een hinderlijk detail vinden, kan die Vlaamse Beweging
echt geen invloed gehad hebben op 's lands wedervaren, maar ook houdt men vast
aan de Franse onschuld in de aanloop naar 1914.
Als dit zo is, als ik dit
onderken betekent dat evenwel niet dat we ook zoveel in een Europees kunnen
vertellen dat die grotere eenheid ook aan de orde komt en dat het identificerend
kan werken. Waarom dat wenselijk zou zijn? Omdat dit in de grote veranderingen
die de verhoudingen in de wereld
kenmerken samenwerking wenselijk kan zijn. Men kan dan beweren dat dit een
Europees nationalisme zou opleveren, waarvoor het klassieke Eurocentrisme al
voldoende materiaal heeft aangedragen. Maar men ook de redenering voeren die
Herder voor ogen had staan en die Europese samenwerking een culturele en
symbolische ondergrond geven, die mensen ertoe beweging kan het
gemeenschappelijke lot onder handen te nemen. Want zelden nemen we de gedachte
mee dat anderen Europa wel als een eenheid zien en daarnaar ook handelen. Het
probleem is alleen dat handelsreizigers van koninklijke bloede vooral voor hun
eigen land op weg gaan, maar dat de gemeenschappelijke actie niet altijd in de
media de nodige aandacht krijgt.
Dat gezamenlijke en
samenhangende karakter van Europa lijkt voor ons zo bijzonder moeilijk te
bevatten, te meer omdat het meteen ook zou betekenen dat er dan niet meer
zoiets als Nederland zou bestaan of Vlaanderen. Hier speelt niet de vraag mee
naar subsidiariteit, maar het feit dat men zich geen Europese realiteit kan
verbeelden, waarin het regionale een plaats heeft naast het overkoepelende.
Toch kan men een Nederlander uit het Noorden horen zeggen dat een grote
provincie Noord-Holland, Utrect en Flevopolder wel kan, maar dat men Groningen
niet met Drenthe of met Friesland moet willen samenvoegen. De ene identiteit
weegt zwaarder dan de andere. Omdat men Noord-Holland ziet als een staatkundige
opdeling en Limburg of Groningen ook voor een verbeelde gemeenschap staan. Een
Europese verbeelde gemeenschap? No way. En dat is dan maar meteen een gemiste
kans, zoals, naar ik vrees Poetin ons nog wel zal laten begrijpen.
Maar angst alleen kan geen
goede motivatie zijn, wel de veelzijdigheid en toch gelijkaardigheid van die
Europese samenleving onderkenen, blijkt moeilijk. En dan heeft Ferry Mingelen
wel een goede grond de vraag te stellen wie dat Europese parlement vertegenwoordigt.
Het antwoord is eenvoudig: ons, maar die mogelijkheid blijkt vandaag moeilijk,
want een Europees volk is er niet te vinden. Moeten we het nastreven? Kunnen
intellectuelen, als ze dat al zouden willen er iets toe bijdragen? Misschien
geeft juist het gebrek aan interesse voor Esten en Letten, Roemenen en Finnen
ons het voorlopig vonnis: er is geen Europese gemeenschappelijke gedachte
samen, als burgers het goede leven te bestendigen. Er is alleen een constructie
die men de EU heeft gedoopt
Maar precies dat zou ons ertoe
moeten brengen te begrijpen dat die instituties geen betekenis hebben als wij
ze ons niet eigen maken. Misschien werpen de ambtenaren in Brussel graag wat
hindernissen op, maar het is niet hun Europa, wij zijn Europa, hoe moeilijk dat
altijd wel weer zal uitpakken. De crisis in Griekenland heeft op het oog de
tegenstellingen in de EU verscherpt, maar misschien heeft men begrepen, in
Athene of Thessaloniki dat men zelf ook niet teveel de kantjes eraf kan rijden,
zonder het vertrouwen te verliezen van de anderen. De woede tegen Merkel en de
Duitsers was duidelijk, maar hoe men uit de crisis komen zal zonder de
instellingen op orde te stellen en de verantwoordelijkheidszin bij de regering
en de bestuurlijke elite blijft een raadsel. De juridische aanpak alleen werkt
niet, maar is wel nodig.
Besluit: De Europese
verkiezingen van 2014 pogen de betrokkenheid bij het Europese bestuur te
versterken en men moet dan misschien wel de vraag stellen waarom de media het
Europese verhaal vooral negatief vertellen. Laat Geert Wilders of Nigel Farage
dat maar doen, maar zorg wel dat, zonder de werkelijkheid te verbloemen,
burgers inderdaad begrijpen dat Europa, niet enkel het courante beleid, maar de
instellingen ook onze zorg en verantwoordelijkheid zijn. Oh ja, Mingelen noemde
weinig goede Nederlandse EU-parlementsleden en vergat te zeggen dat ook de
Tweede Kamer inspraak heeft in het beleid van de EU. Dat zou wellicht te
verwarrend geweest zijn. Hoe men een volk wordt? Dat verschilt, maar dat er een
stuk verbeelding, wensdroom aan ten grondslag ligt, kan men maar beter te baat
nemen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten