Vrouwe Justitia in het beklaagdenbankje
Kritiek
Recht, rechtvaardigheid en justitie
Hooggeschoold
Vlaanderen begrijpt Justitie niet (meer)
Burgers maken zich zorgen over
het gerecht, de balies van advocaten over die minder goed ingelichte burgers en
de nalatigheid van de media. En de media? Die berichten hierover en zoeken niet
uit wat er gaande is. Wat zal de politieke wereld doen?
Men organisere een
grootschalige bevraging, men bekijkt de resultaten en haalt er de top drie van
zorgen/prioriteiten uit en men heeft een portret van de Vlaming. Zou het echt?
Hoe is de enquête opgebouwd en hoe worden onbetrouwbare antwoorden
uitgefilterd? Wat zegt het dat bijvoorbeeld onderwijs pas op nummer tien komt
inzake prioriteiten? En wat dan? Gaat het over het gebrek aan gelijke kansen?
Of een tekortkoming inzake het aanleren van de bloedjes? Laten we wel wezen,
het onderwijsbeleid verdraagt kritiek en roept enige bezorgdheid op, maar
tegelijk kan men dat ook zonder enquête onderkennen. Zoals ook de korte
reportage over het falen van justitie
ons erop kan attenderen dat men van het apparaat van justitie een zeer beperkte
visie heeft, doorgaans met criminaliteit en fraude verbonden, dus per afgeleide
met onveiligheid. Er zijn ook zaken van familierecht, verbintenissen en
zakenrecht. Wie naar justitie kijkt, ziet vaak alleen de harde zaken, maar
misschien, bedenk ik mij telkens weer, zijn al die andere domeinen minstens zo
belangrijk.
Werkt justitie traag?
Ongetwijfeld en soms tergend traag, maar daar spelen zowel formele aspecten in
mee als het spel zelf van de pleitbezorgers, die elkaar omwille van hun
cliënten het leven zuur maken, maar die ook anderszins met elkaar in competitie
zijn, met name omwille van de roem en dus de grotere zaken. Een aantal jaren
geleden was het bon ton de kleine zelfstandige advocaat met hoogstens een
bediende en misschien een stagiaire als losers voor te stellen. Alleen het topje
van de piramide was interessant, de zakenkantoren, met dertig, veertig
advocaten en een hoop ondersteunend personeel – sommige topkantoren waren bij
momenten ook groter, maar gingen dan weer (na een minder geslaagde fusie) weer
hun eigen gang. Het gevolg was dat justitie vereenzelvigd werd met de blitse
namen, niet zozeer meer van advocaten, maar van kantoren, met meerdere
vennoten, een soort firma dus. Waar de advocaat in den beginne een zelfstandig
opererend geschoold pleitbezorger was, die kwam waar hij, later ook zij
geroepen werd, voor allerlei zaken, begon in elk geval aan de balies de dynamiek
van de meritocratie zo te functioneren, dat de vergelijking tussen de advocaat
als beoefenaar van een intellectueel beroep en de advocaat als een man of vrouw
met blitse allures die alleen maar successen kent en de grootste zaken mag
begeleiden, niet meer gemaakt kon worden. Op enig moment leek het erop dat de
advocaat cliënten vooraf, voor het nemen van een bepaalde beslissing op de
juridische consequenties en vervolgens de juridische mogelijkheden ging wijzen.
Uiteraard, want men moet toch weten wat men doet? Of gaat het om het aftasten
van de bestaande wet en hoever kan men daarin gaan als burger en ethisch
handelend persoon. Let wel, men moet niet enkel denken aan de grote bedrijven,
ook overheden gingen daar soms in mee en zelfs organisaties in de non-profit, of
is het nu socio-profit?
Rationeel valt daar ook al weinig
tegen in te brengen, ook al niet omdat we onder stortvlagen van niet altijd
even transparante regelgeving bedolven worden. De VRT maakte een portret van de
Vlaming – o horror – die zich steeds minder op justitie wenst te vertrouwen.
Maar waarom zelfs geschoolde Vlamingen al eens problemen hebben met de werking
van justitie blijft mij verwonderen. Niet dat ik zomaar artikelen uit het
wetboek van strafvordering kan opdreunen, maar in principe kan ik het voorlopig
zonder kennis daarvan af. Mocht het nodig zijn, dan zien we wel. Alleen, in de
media wordt zelden aandacht besteedt aan de opbouw van het justitieel apparaat
en zowel de Standaard als de VRT hebben ooit wel inspanningen gedaan, maar de
boekjes die men maakte, vielen niet echt in de smaak… bij justitiemensen,
rechters, parketmagistraten en advocaten. En uiteindelijk bleven de boekjes
zelfs bijna onbesproken, zodat de kans gemist werd mensen min of meer vertrouwd
te maken met de complexiteit van het recht, c.q. de vele filters en veiligheden
die er middels procedures in verweven zitten om rechtspleging ook zo
rechtvaardig te laten verlopen en besluiten.
Natuurlijk, als je volgt wat
Luc Alloo met zijn bezoeken aan de vrouwengevangenis teweeg heeft gebracht, dan
merk je dat het niet moeilijk is de zwakke plekken van het gevangeniswezen te
vinden. Ook het verhaal van Jonathan Jacobs, waar wellicht een stapeling van
routines en half begrepen berichten tot een tragische vergissing heeft geleid,
kan het gevoel van onzekerheid over Justitie
en belendende percelen zeker versterken. Het zou maar een van ons moeten
overkomen. Aan de andere kant kijken we dan weer op van de daden van Hans
Vantemsche of wat in Dendermonde is voorgevallen en waar een dader vrij snel
gevat kon worden. Of moeten we Loksbergen in herinnering brengen? Dutroux? Ze
komen vaak voor, die onvoorstelbaar wrede zaken, zal de ene zeggen, de ander
zal, statistieken bij de hand beweren dat er niet veel aan de hand is en beide
zullen ongetwijfeld goede argumenten hebben. Maar justitie en zeker
gevangenisstraffen zijn het ultimum remedium om erger te voorkomen en de
slachtoffers veilig te stellen, als er al geen doden zijn gevallen. Maar het
geheel van regels die het onderzoek, de strafvordering en het proces bepalen
zijn in de loop van decennia steeds verder aangescherpt, maar ook vaak
verzacht, om inhumaan optreden te bemoeilijken. Inhumane behandeling kunnen we
ons als samenleving niet veroorloven, zo gold decennia lang het devies, vandaag
lijkt het vooral op aanscherpen uit te lopen. Moeten we dat goed vinden,
accepteren? Soms denk ik dat er weinig empathie is, naar de slachtoffers, maar
nog minder naar de daders toe. Dat laatste ligt vandaag zeer moeilijk en dat
kan men begrijpen. Maar hebben we nu niet net een vrij objectief handelende
rechter ingevoerd, objectief wat de persoon betreft maar wat de handelingen
betreft rekening houdend met precies die persoon en zijn omgeving. Dat blijkt
men niet altijd meer te vatten.
Maar nog eens, het recht dat
onze verhoudingen als burgers onderling en burgers ten aanzien van marktactoren
en ten aanzien van de overheid bepaalt, omvat veel meer en ook daar kan
gemakkelijk besluiten dat het recht te complex geworden is. In feite is ook dat
het gevolg van even zoveel pogingen de rechtsposities van klagers en
verweerders meer in evenwicht te brengen. Maar waar dit in principe ten
voordele zou moeten zijn van de objectief zwakste partij, zien we dat sterke
partijen van die schitterende principes handig gebruik weten te maken. Het
argument van discriminatie wordt immers ook wel eens gebruikt in de handel,
waar grote bedrijven de kleintjes van de markt willen drijven. Maar het zijn de
grote spelers die dan discriminatie inroepen.
Voor de toeschouwer, maar dat
zijn we geenszins, lijkt dat een spel van kat en muis, maar veeleer, moet men
vaststellen, zijn het advocaten die met flair de passende rechtsprincipes weten
aan te halen of het juiste precedent op te spitten. Daarvoor laten advocaten
zich dan ook betalen en in die zin ontstaat de indruk dat de ene advocaat tot
meer bereid lijkt en/of beter weet met interpretaties te goochelen. Maar is de
rechter altijd gevoelig voor die fijnzinnige interpretaties? Daarover doen
onderzoeksjournalisten maar zelden degelijk onderzoek. En dat valt te
betreuren, want de wijze waarop justitie de afgelopen decennia steeds meer in
het nieuws gekomen is, terecht vaak, maar niet altijd, dan zat vrouwe justitie
vaker in het strafbankje dan men zou denken en kon ze zelfs geen behoorlijke
advocaat vinden.
Weliswaar zullen magistraten
hun ambt verdedigen en zullen advocaten hun spitsvondigheid of emotionele
bewogenheid met goede argumenten weten te verantwoorden, maar geen van hen,
noch politici nemen het goede functioneren van justitie zo ter harte dat wij,
de betrokkenen, niet als rechtsonderhorigen maar als burgers in wier naam het
Openbaar Ministerie telkens weer optreedt, begrijpen dat we zegeningen te
tellen hebben. Vrouwe justitie moet ook in ons pleitbezorgers vinden, maar ook
critici ten aanzien van het gerecht én van de wetgever. Maar we maken zelf ook
mee wetgeving en eisen dat de Raad van State op onze individuele wensen ingaat,
als het om aanleg van bedrijventerreinen gaat of grote infrastructuurwerken,
waarna we boos zijn dat er weer een bedrijf naar Oekraïne of China vertrekt,
dan wel de weg naar het vakantieplekje verstopt blijkt.
Natuurlijk is er sinds de
twaalfde eeuw in Europa een langdurig en volgehouden project op gang gekomen
waarbij recht werd gecodificeerd en waarbij ook over recht, rechtvaardigheid en
rechtsbedeling werd nagedacht. Rechtsgeleerden zoals Jean Bodin en uiteraard
Hugo de Groot scoren niet hoog in lijsten van bekende Europeanen, al lagen ze
aan de grondslag van belangrijke inzichten over staatsrecht en internationaal
recht. Hugo de Groot is in quizzen vooral bekend als de man die vluchtte uit
Loevenstein in een boekenkist. Maar ’s mans bijdrage aan het juridische denken
blijft doorgaans onbesproken en zo kunnen we wel verder gaan.
Wellicht ligt het ook aan het
feit dat sinds de zeventiende eeuw ons denken over recht anders is georiënteerd
geraakt, want kan men de verdiensten van de “Déclaration des droits de l’homme
et du citoyen” (1789) nog zonder voorbehoud prijzen, dan blijkt dat we vandaag
met het oplijsten van vooral positieve rechten zeer ver gegaan zijn. Rik Torfs,
toch ook een rechtsgeleerde heeft er in zijn columns op gewezen dat men in het
formuleren van rechtsregels best niet te ver gaat, opdat een evenwichtige
afweging van argumenten in het licht van die specifieke casus en de vigerende
wetgeving anders ernstig bemoeilijkt wordt. Met andere woorden, het formuleren
van teveel wet- en regelgeving kan het laten zegevieren van het recht zelf in
de weg staan. Maar soms houdt men de huidige rector der Universitas catholica
te graag voor een zotskap dan wel voor een katholiek.
Het ongenoegen over de
rechtsbedeling situeert men doorgaans op het aanvoelen dat strafrechters te
lankmoedig zouden oordelen in opzienbarende zaken. Toen kort geleden de
discussie begon over de vrijlating onder voorwaarden van de moordenaar van Pim
Fortuyn, kwamen mensen uit de kring van de vermoorde politicus (in 2002 nota
bene) nog maar eens aan herinneren hoe groot hun leed was en bleek men in wezen
de rechtspleging zelf in vraag te stellen. De dader had immers 18 jaar gekregen
en zou na 2/3 vrijkomen, iets wat ook in België via de vroegere wet Lejeune is
geregeld. Maar men wil niet meer weten van vervroegde vrijlating. Nu, de
rechter kent de wetgeving over de strafuitvoering natuurlijk ook en kan dus
rekening houden met de mogelijkheden van vervroegde in vrijheidstelling.
Kritiek op het vonnis, zeker vanwege journalisten, zonder deze randgegevens in
herinnering te brengen, laat de slordige lezer toe te geloven dat zijn of haar
rechtsgevoel geschonden is. Mij dunkt dat als iemand schuldig is bevonden, een
strafmaat opgelegd heeft gekregen waartegen geen beroep is aangetekend of
waarbij het beroep door de rechter in beroep is afgewezen, dan wel in beroep
dus bekrachtigd of zelfs werd verzwaard – de mogelijkheden zijn dus talrijk - en
die straf heeft uitgezeten, dat wij als burgers dan niet meer hoeven tussen te
komen. Slachtoffers kunnen desgevallend bezwaren tegen vervroegde in
vrijheidstelling laten gelden, maar ook zij moeten begrijpen dat het samenspel
van Openbaar Ministerie, de verdediging en de zetelende rechter, eventueel in
een college, eventueel als volksjury na rijp beraad tot een oordeel is gekomen
het recht haar beslag heeft gekregen. Ook dan nog kunnen, zoals telkens weer
blijkt onschuldigen in de cel terecht komen, maar dat lijkt men niet graag te
horen. Maar ook hier blijken mogelijkheden tot herziening voorzien: zelfs als
het definitief lijkt kan men argumenten nog altijd nieuw onderzoek aangedragen
worden en dat lijkt mij een wijze benadering. Maar eens houdt het helaas op of
gelukkig want oude zaken meeslepen kan ook voor betrokkenen zwaar wegen.
De vraag tot slot is of het
gerecht de veiligheid kan versterken of door laksheid er afbreuk aan kan doen.
Als men al eens een voormiddag in een politierechtbank heeft doorgebracht dan
merkt men dat bij sommige verkeersdelicten de verdediging er best in slaagt de
verantwoordelijkheid van de betrokken chauffeur weet te minimaliseren, terwijl
soms ook wel eens (in eerste aanleg) een rechter besluit tot gedeelde
verantwoordelijkheid voor een ongeval. Maar naderhand, in beroep werd alles
beter bekeken en bleek de verantwoordelijkheid duidelijk bij een partij te
liggen. De verkeerde advocaat, of lankmoedigheid van de politierechter in
eerste aanleg kan mensen geld en tijd kosten, maar ook hier laat het systeem
zien dat wie zich niet zo heel veel te verwijten heeft er bij het gerecht goed
vanaf kan komen. Men kan op televisie wel eens volgen hoe allerlei mensen voor
de rechter verschijnen, waarbij die al dan niet paternalistisch probeert tot
een leefbare oplossing te komen. Men kan zich afvragen of die uitzendingen de
beeldvorming wezenlijk beïnvloeden, want als men ziet hoe de openbare omroep,
twee of drie gespecialiseerde journalisten heeft die zich haast uitsluitend met
rechtszaken inlaten, dan denk ik dat men die al eens kan inzetten om op
regelmatige tijdstippen een uitzetting te maken over rechtspleging en
rechtsbedeling in het algemeen. Want zonder die kennis, waarbij ook aandacht
moet opgebracht worden voor de vraag hoe en waarom sommige principes tot stand
kwamen en best in ere worden gehouden, zal men zich inderdaad niet zo gauw een
overzicht verwerven in de werking van het gerecht in onze samenleving, dus in
onze cultuur sensu lato. Laat nu net dat het grote probleem wezen in de
discussie over het vertrouwen, c.q. wantrouwen ten aanzien van het gerecht.
En ja, veiligheid is een
collectief goed, maar als men ziet dat iedereen een flitspaal voor zijn deur
wil, maar geen bushalte, dan moet men zich toch afvragen of we zelf voor de
deur van een ander zo veel consideratie hebben met spelende kinderen, fietsende
moeders en een oudje met een rollator of een winkelwagentje. Neen, veiligheid
maken we zelf, voor anderen en voor onszelf. Maar als men alles wil flitsen,
laat men dan nog wel ruimte voor het eigen oordeel in de situatie? 180 km/h
willen rijden op de R4 of de N33? Een beetje overdreven toch? Straatracen valt
af te raden om redenen van veiligheid. Maar tegelijk moet men vaststellen dat
jongeren wel eens het gevaar opzoeken. Het is van belang, denk ik, dat we
daarvoor toch ruimte voorzien waar zij wel kunnen racen, in voor henzelf en
vooral voor buitenstaanders veilige omstandigheden. Wanneer werd “Rebel without
a cause” nu weer gedraaid? 1955. Vandaag, kan men vaststellen, zijn er jongeren
die wel willen rebelleren, maar doorgaans geen gevoel voor richting hebben. Voor
de goede orde, ik verwijs hier naar het feit dat ondanks het besluit,
goedgekeurd door het Vlaams Parlement dat elke provincie zegge en schrijve één
crossterrein voor motercross, het voor de provincies en andere organisaties
moeilijk is zo een terrein te vinden, want altijd komt de raad van State
ertussen door het bezwaar van een omwonende in te willigen. Wellicht volgens de
regels der wet, maar in maatschappelijk opzicht misschien toch niet zo goed
gedacht. Zelf hou ik niet zo van motorcross, maar ik vind wel dat jongeren die
de sport willen beoefenen dit ook op een eigen circuit moeten kunnen doen. Daar
moet wetgeving voor voorhanden zijn en handhaving. Maar de sport onmogelijk
maken op de manier zoals het nu gebeurt, kan voor erger ongerief zorgen. Oh ja,
we zijn tegen onrechtvaardigheid, alleen als we die zien.
Het recht begrijpen en de
werking van justitie beter uitleggen in een hoog geschoold Vlaanderen kan toch
geen probleem wezen? Maar goed, men heeft van de media de vierde macht gemaakt,
zonder haar nog verder enige verantwoordelijkheid te geven over meer het
brengen van meer inzichten, onder meer in de werking van justitie. Meesurfen,
wat zeg ik, de golven op gang brengen waarop we emotioneel of sentimenteel
kunnen meesurven, dat gaat lekkerder. 28 bladzijden na de doortocht van Kim de
Gelder in Dendermonde, was dat echt nodig? En de pagina’s in de kranten tijdens
het proces? Wat leverde dat op? Discussies tussen psychiaters, maar inzicht in
wat de rechterlijke macht vermag, die los hoort te staan van het parlement en
de regering wanneer een rechter vonnis velt in concrete gevallen, maar die met
die andere machten wel deel is van dezelfde, onze samenleving. Hoe moeten we
dat opvatten?
Lex, dura lex, sed lex? Of
nog: Summum ius, summa iniuria? Beide adagia geven aan dat wetgeving
onverbiddelijk kan zijn, maar ook dat wie het recht zo fijnzinnig heeft
uitgewerkt als maar mogelijk uiteindelijk toch het grootste onrecht kan
bedrijven. Het valt me op dat deze wijze van de ouden niet altijd meer gelden
als toetsstenen voor onze eigen inzichten. Moet men niet consideratie hebben
met iemand die hier zes, zeven jaar min of meer rechtmatig verbleef, school
liep en vervolgens weet dat hij of zij nergens terecht kan in het land van
herkomst? Lex, dura lex, sed lex zegt de staatssecretaris? Ik zou het echt niet
weten, zonder het dossier goed te kennen. Maar helaas gaat onze onvrede met
vrouwe Justitia daar niet over.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten