Vrouwe Justitia in het beklaagdenbankje

Kritiek

Recht, rechtvaardigheid en justitie
Hooggeschoold Vlaanderen begrijpt Justitie niet (meer)

Hugo de Groot, oftewel Grotius was in de Repbuliek
een aanstormend talent naast Oldenbarnevelt, maar
in 1618 -1619 was zag hun lot er ongusntig uit slecht uit.
Oldenbarnevelt werd terecht geseld en de Groot in
Loevestein vastgezet. Maar hij kon ontnsappen
en vervolgens in Parijs over volkerenrecht oftewel
internationaal recht schrijven? 
Burgers maken zich zorgen over het gerecht, de balies van advocaten over die minder goed ingelichte burgers en de nalatigheid van de media. En de media? Die berichten hierover en zoeken niet uit wat er gaande is. Wat zal de politieke wereld doen?

Men organisere een grootschalige bevraging, men bekijkt de resultaten en haalt er de top drie van zorgen/prioriteiten uit en men heeft een portret van de Vlaming. Zou het echt? Hoe is de enquête opgebouwd en hoe worden onbetrouwbare antwoorden uitgefilterd? Wat zegt het dat bijvoorbeeld onderwijs pas op nummer tien komt inzake prioriteiten? En wat dan? Gaat het over het gebrek aan gelijke kansen? Of een tekortkoming inzake het aanleren van de bloedjes? Laten we wel wezen, het onderwijsbeleid verdraagt kritiek en roept enige bezorgdheid op, maar tegelijk kan men dat ook zonder enquête onderkennen. Zoals ook de korte reportage over het falen van justitie ons erop kan attenderen dat men van het apparaat van justitie een zeer beperkte visie heeft, doorgaans met criminaliteit en fraude verbonden, dus per afgeleide met onveiligheid. Er zijn ook zaken van familierecht, verbintenissen en zakenrecht. Wie naar justitie kijkt, ziet vaak alleen de harde zaken, maar misschien, bedenk ik mij telkens weer, zijn al die andere domeinen minstens zo belangrijk.

Werkt justitie traag? Ongetwijfeld en soms tergend traag, maar daar spelen zowel formele aspecten in mee als het spel zelf van de pleitbezorgers, die elkaar omwille van hun cliënten het leven zuur maken, maar die ook anderszins met elkaar in competitie zijn, met name omwille van de roem en dus de grotere zaken. Een aantal jaren geleden was het bon ton de kleine zelfstandige advocaat met hoogstens een bediende en misschien een stagiaire als losers voor te stellen. Alleen het topje van de piramide was interessant, de zakenkantoren, met dertig, veertig advocaten en een hoop ondersteunend personeel – sommige topkantoren waren bij momenten ook groter, maar gingen dan weer (na een minder geslaagde fusie) weer hun eigen gang. Het gevolg was dat justitie vereenzelvigd werd met de blitse namen, niet zozeer meer van advocaten, maar van kantoren, met meerdere vennoten, een soort firma dus. Waar de advocaat in den beginne een zelfstandig opererend geschoold pleitbezorger was, die kwam waar hij, later ook zij geroepen werd, voor allerlei zaken, begon in elk geval aan de balies de dynamiek van de meritocratie zo te functioneren, dat de vergelijking tussen de advocaat als beoefenaar van een intellectueel beroep en de advocaat als een man of vrouw met blitse allures die alleen maar successen kent en de grootste zaken mag begeleiden, niet meer gemaakt kon worden. Op enig moment leek het erop dat de advocaat cliënten vooraf, voor het nemen van een bepaalde beslissing op de juridische consequenties en vervolgens de juridische mogelijkheden ging wijzen. Uiteraard, want men moet toch weten wat men doet? Of gaat het om het aftasten van de bestaande wet en hoever kan men daarin gaan als burger en ethisch handelend persoon. Let wel, men moet niet enkel denken aan de grote bedrijven, ook overheden gingen daar soms in mee en zelfs organisaties in de non-profit, of is het nu socio-profit?

Rationeel valt daar ook al weinig tegen in te brengen, ook al niet omdat we onder stortvlagen van niet altijd even transparante regelgeving bedolven worden. De VRT maakte een portret van de Vlaming – o horror – die zich steeds minder op justitie wenst te vertrouwen. Maar waarom zelfs geschoolde Vlamingen al eens problemen hebben met de werking van justitie blijft mij verwonderen. Niet dat ik zomaar artikelen uit het wetboek van strafvordering kan opdreunen, maar in principe kan ik het voorlopig zonder kennis daarvan af. Mocht het nodig zijn, dan zien we wel. Alleen, in de media wordt zelden aandacht besteedt aan de opbouw van het justitieel apparaat en zowel de Standaard als de VRT hebben ooit wel inspanningen gedaan, maar de boekjes die men maakte, vielen niet echt in de smaak… bij justitiemensen, rechters, parketmagistraten en advocaten. En uiteindelijk bleven de boekjes zelfs bijna onbesproken, zodat de kans gemist werd mensen min of meer vertrouwd te maken met de complexiteit van het recht, c.q. de vele filters en veiligheden die er middels procedures in verweven zitten om rechtspleging ook zo rechtvaardig te laten verlopen en besluiten.

Natuurlijk, als je volgt wat Luc Alloo met zijn bezoeken aan de vrouwengevangenis teweeg heeft gebracht, dan merk je dat het niet moeilijk is de zwakke plekken van het gevangeniswezen te vinden. Ook het verhaal van Jonathan Jacobs, waar wellicht een stapeling van routines en half begrepen berichten tot een tragische vergissing heeft geleid, kan het gevoel van onzekerheid over Justitie en belendende percelen zeker versterken. Het zou maar een van ons moeten overkomen. Aan de andere kant kijken we dan weer op van de daden van Hans Vantemsche of wat in Dendermonde is voorgevallen en waar een dader vrij snel gevat kon worden. Of moeten we Loksbergen in herinnering brengen? Dutroux? Ze komen vaak voor, die onvoorstelbaar wrede zaken, zal de ene zeggen, de ander zal, statistieken bij de hand beweren dat er niet veel aan de hand is en beide zullen ongetwijfeld goede argumenten hebben. Maar justitie en zeker gevangenisstraffen zijn het ultimum remedium om erger te voorkomen en de slachtoffers veilig te stellen, als er al geen doden zijn gevallen. Maar het geheel van regels die het onderzoek, de strafvordering en het proces bepalen zijn in de loop van decennia steeds verder aangescherpt, maar ook vaak verzacht, om inhumaan optreden te bemoeilijken. Inhumane behandeling kunnen we ons als samenleving niet veroorloven, zo gold decennia lang het devies, vandaag lijkt het vooral op aanscherpen uit te lopen. Moeten we dat goed vinden, accepteren? Soms denk ik dat er weinig empathie is, naar de slachtoffers, maar nog minder naar de daders toe. Dat laatste ligt vandaag zeer moeilijk en dat kan men begrijpen. Maar hebben we nu niet net een vrij objectief handelende rechter ingevoerd, objectief wat de persoon betreft maar wat de handelingen betreft rekening houdend met precies die persoon en zijn omgeving. Dat blijkt men niet altijd meer te vatten.

Maar nog eens, het recht dat onze verhoudingen als burgers onderling en burgers ten aanzien van marktactoren en ten aanzien van de overheid bepaalt, omvat veel meer en ook daar kan gemakkelijk besluiten dat het recht te complex geworden is. In feite is ook dat het gevolg van even zoveel pogingen de rechtsposities van klagers en verweerders meer in evenwicht te brengen. Maar waar dit in principe ten voordele zou moeten zijn van de objectief zwakste partij, zien we dat sterke partijen van die schitterende principes handig gebruik weten te maken. Het argument van discriminatie wordt immers ook wel eens gebruikt in de handel, waar grote bedrijven de kleintjes van de markt willen drijven. Maar het zijn de grote spelers die dan discriminatie inroepen.

Voor de toeschouwer, maar dat zijn we geenszins, lijkt dat een spel van kat en muis, maar veeleer, moet men vaststellen, zijn het advocaten die met flair de passende rechtsprincipes weten aan te halen of het juiste precedent op te spitten. Daarvoor laten advocaten zich dan ook betalen en in die zin ontstaat de indruk dat de ene advocaat tot meer bereid lijkt en/of beter weet met interpretaties te goochelen. Maar is de rechter altijd gevoelig voor die fijnzinnige interpretaties? Daarover doen onderzoeksjournalisten maar zelden degelijk onderzoek. En dat valt te betreuren, want de wijze waarop justitie de afgelopen decennia steeds meer in het nieuws gekomen is, terecht vaak, maar niet altijd, dan zat vrouwe justitie vaker in het strafbankje dan men zou denken en kon ze zelfs geen behoorlijke advocaat vinden.

Weliswaar zullen magistraten hun ambt verdedigen en zullen advocaten hun spitsvondigheid of emotionele bewogenheid met goede argumenten weten te verantwoorden, maar geen van hen, noch politici nemen het goede functioneren van justitie zo ter harte dat wij, de betrokkenen, niet als rechtsonderhorigen maar als burgers in wier naam het Openbaar Ministerie telkens weer optreedt, begrijpen dat we zegeningen te tellen hebben. Vrouwe justitie moet ook in ons pleitbezorgers vinden, maar ook critici ten aanzien van het gerecht én van de wetgever. Maar we maken zelf ook mee wetgeving en eisen dat de Raad van State op onze individuele wensen ingaat, als het om aanleg van bedrijventerreinen gaat of grote infrastructuurwerken, waarna we boos zijn dat er weer een bedrijf naar Oekraïne of China vertrekt, dan wel de weg naar het vakantieplekje verstopt blijkt.

Natuurlijk is er sinds de twaalfde eeuw in Europa een langdurig en volgehouden project op gang gekomen waarbij recht werd gecodificeerd en waarbij ook over recht, rechtvaardigheid en rechtsbedeling werd nagedacht. Rechtsgeleerden zoals Jean Bodin en uiteraard Hugo de Groot scoren niet hoog in lijsten van bekende Europeanen, al lagen ze aan de grondslag van belangrijke inzichten over staatsrecht en internationaal recht. Hugo de Groot is in quizzen vooral bekend als de man die vluchtte uit Loevenstein in een boekenkist. Maar ’s mans bijdrage aan het juridische denken blijft doorgaans onbesproken en zo kunnen we wel verder gaan.

Wellicht ligt het ook aan het feit dat sinds de zeventiende eeuw ons denken over recht anders is georiënteerd geraakt, want kan men de verdiensten van de “Déclaration des droits de l’homme et du citoyen” (1789) nog zonder voorbehoud prijzen, dan blijkt dat we vandaag met het oplijsten van vooral positieve rechten zeer ver gegaan zijn. Rik Torfs, toch ook een rechtsgeleerde heeft er in zijn columns op gewezen dat men in het formuleren van rechtsregels best niet te ver gaat, opdat een evenwichtige afweging van argumenten in het licht van die specifieke casus en de vigerende wetgeving anders ernstig bemoeilijkt wordt. Met andere woorden, het formuleren van teveel wet- en regelgeving kan het laten zegevieren van het recht zelf in de weg staan. Maar soms houdt men de huidige rector der Universitas catholica te graag voor een zotskap dan wel voor een katholiek.

Het ongenoegen over de rechtsbedeling situeert men doorgaans op het aanvoelen dat strafrechters te lankmoedig zouden oordelen in opzienbarende zaken. Toen kort geleden de discussie begon over de vrijlating onder voorwaarden van de moordenaar van Pim Fortuyn, kwamen mensen uit de kring van de vermoorde politicus (in 2002 nota bene) nog maar eens aan herinneren hoe groot hun leed was en bleek men in wezen de rechtspleging zelf in vraag te stellen. De dader had immers 18 jaar gekregen en zou na 2/3 vrijkomen, iets wat ook in België via de vroegere wet Lejeune is geregeld. Maar men wil niet meer weten van vervroegde vrijlating. Nu, de rechter kent de wetgeving over de strafuitvoering natuurlijk ook en kan dus rekening houden met de mogelijkheden van vervroegde in vrijheidstelling. Kritiek op het vonnis, zeker vanwege journalisten, zonder deze randgegevens in herinnering te brengen, laat de slordige lezer toe te geloven dat zijn of haar rechtsgevoel geschonden is. Mij dunkt dat als iemand schuldig is bevonden, een strafmaat opgelegd heeft gekregen waartegen geen beroep is aangetekend of waarbij het beroep door de rechter in beroep is afgewezen, dan wel in beroep dus bekrachtigd of zelfs werd verzwaard – de mogelijkheden zijn dus talrijk - en die straf heeft uitgezeten, dat wij als burgers dan niet meer hoeven tussen te komen. Slachtoffers kunnen desgevallend bezwaren tegen vervroegde in vrijheidstelling laten gelden, maar ook zij moeten begrijpen dat het samenspel van Openbaar Ministerie, de verdediging en de zetelende rechter, eventueel in een college, eventueel als volksjury na rijp beraad tot een oordeel is gekomen het recht haar beslag heeft gekregen. Ook dan nog kunnen, zoals telkens weer blijkt onschuldigen in de cel terecht komen, maar dat lijkt men niet graag te horen. Maar ook hier blijken mogelijkheden tot herziening voorzien: zelfs als het definitief lijkt kan men argumenten nog altijd nieuw onderzoek aangedragen worden en dat lijkt mij een wijze benadering. Maar eens houdt het helaas op of gelukkig want oude zaken meeslepen kan ook voor betrokkenen zwaar wegen.

De vraag tot slot is of het gerecht de veiligheid kan versterken of door laksheid er afbreuk aan kan doen. Als men al eens een voormiddag in een politierechtbank heeft doorgebracht dan merkt men dat bij sommige verkeersdelicten de verdediging er best in slaagt de verantwoordelijkheid van de betrokken chauffeur weet te minimaliseren, terwijl soms ook wel eens (in eerste aanleg) een rechter besluit tot gedeelde verantwoordelijkheid voor een ongeval. Maar naderhand, in beroep werd alles beter bekeken en bleek de verantwoordelijkheid duidelijk bij een partij te liggen. De verkeerde advocaat, of lankmoedigheid van de politierechter in eerste aanleg kan mensen geld en tijd kosten, maar ook hier laat het systeem zien dat wie zich niet zo heel veel te verwijten heeft er bij het gerecht goed vanaf kan komen. Men kan op televisie wel eens volgen hoe allerlei mensen voor de rechter verschijnen, waarbij die al dan niet paternalistisch probeert tot een leefbare oplossing te komen. Men kan zich afvragen of die uitzendingen de beeldvorming wezenlijk beïnvloeden, want als men ziet hoe de openbare omroep, twee of drie gespecialiseerde journalisten heeft die zich haast uitsluitend met rechtszaken inlaten, dan denk ik dat men die al eens kan inzetten om op regelmatige tijdstippen een uitzetting te maken over rechtspleging en rechtsbedeling in het algemeen. Want zonder die kennis, waarbij ook aandacht moet opgebracht worden voor de vraag hoe en waarom sommige principes tot stand kwamen en best in ere worden gehouden, zal men zich inderdaad niet zo gauw een overzicht verwerven in de werking van het gerecht in onze samenleving, dus in onze cultuur sensu lato. Laat nu net dat het grote probleem wezen in de discussie over het vertrouwen, c.q. wantrouwen  ten aanzien van het gerecht.

En ja, veiligheid is een collectief goed, maar als men ziet dat iedereen een flitspaal voor zijn deur wil, maar geen bushalte, dan moet men zich toch afvragen of we zelf voor de deur van een ander zo veel consideratie hebben met spelende kinderen, fietsende moeders en een oudje met een rollator of een winkelwagentje. Neen, veiligheid maken we zelf, voor anderen en voor onszelf. Maar als men alles wil flitsen, laat men dan nog wel ruimte voor het eigen oordeel in de situatie? 180 km/h willen rijden op de R4 of de N33? Een beetje overdreven toch? Straatracen valt af te raden om redenen van veiligheid. Maar tegelijk moet men vaststellen dat jongeren wel eens het gevaar opzoeken. Het is van belang, denk ik, dat we daarvoor toch ruimte voorzien waar zij wel kunnen racen, in voor henzelf en vooral voor buitenstaanders veilige omstandigheden. Wanneer werd “Rebel without a cause” nu weer gedraaid? 1955. Vandaag, kan men vaststellen, zijn er jongeren die wel willen rebelleren, maar doorgaans geen gevoel voor richting hebben. Voor de goede orde, ik verwijs hier naar het feit dat ondanks het besluit, goedgekeurd door het Vlaams Parlement dat elke provincie zegge en schrijve één crossterrein voor motercross, het voor de provincies en andere organisaties moeilijk is zo een terrein te vinden, want altijd komt de raad van State ertussen door het bezwaar van een omwonende in te willigen. Wellicht volgens de regels der wet, maar in maatschappelijk opzicht misschien toch niet zo goed gedacht. Zelf hou ik niet zo van motorcross, maar ik vind wel dat jongeren die de sport willen beoefenen dit ook op een eigen circuit moeten kunnen doen. Daar moet wetgeving voor voorhanden zijn en handhaving. Maar de sport onmogelijk maken op de manier zoals het nu gebeurt, kan voor erger ongerief zorgen. Oh ja, we zijn tegen onrechtvaardigheid, alleen als we die zien.

Het recht begrijpen en de werking van justitie beter uitleggen in een hoog geschoold Vlaanderen kan toch geen probleem wezen? Maar goed, men heeft van de media de vierde macht gemaakt, zonder haar nog verder enige verantwoordelijkheid te geven over meer het brengen van meer inzichten, onder meer in de werking van justitie. Meesurfen, wat zeg ik, de golven op gang brengen waarop we emotioneel of sentimenteel kunnen meesurven, dat gaat lekkerder. 28 bladzijden na de doortocht van Kim de Gelder in Dendermonde, was dat echt nodig? En de pagina’s in de kranten tijdens het proces? Wat leverde dat op? Discussies tussen psychiaters, maar inzicht in wat de rechterlijke macht vermag, die los hoort te staan van het parlement en de regering wanneer een rechter vonnis velt in concrete gevallen, maar die met die andere machten wel deel is van dezelfde, onze samenleving. Hoe moeten we dat opvatten?

Lex, dura lex, sed lex? Of nog: Summum ius, summa iniuria? Beide adagia geven aan dat wetgeving onverbiddelijk kan zijn, maar ook dat wie het recht zo fijnzinnig heeft uitgewerkt als maar mogelijk uiteindelijk toch het grootste onrecht kan bedrijven. Het valt me op dat deze wijze van de ouden niet altijd meer gelden als toetsstenen voor onze eigen inzichten. Moet men niet consideratie hebben met iemand die hier zes, zeven jaar min of meer rechtmatig verbleef, school liep en vervolgens weet dat hij of zij nergens terecht kan in het land van herkomst? Lex, dura lex, sed lex zegt de staatssecretaris? Ik zou het echt niet weten, zonder het dossier goed te kennen. Maar helaas gaat onze onvrede met vrouwe Justitia daar niet over.

Bart Haers  

  

Reacties

Populaire posts