Met eurorenegaten in de clinch
Kritiek
Over
patriottisme en
natievorming
waarom
emoties in het politieke tellen
Martha Nussbaum, Politieke emoties. Waarom een rechtvaardige samenleving niet zonder liefde kan. Uitgeverij AMBO 2014. 430 pp. prijs: 29,30 €
Deze reflectie op het boek is vooral een poging de visie van mevrouw Nussbaum in de Europese context te bekijken. Het ligt in onze aard er verder nog aandacht aan te besteden. Toch denk ik dat het als een recensie mag gelden. Feit is dat het boek zeker meer aandacht verdient, want men kan pas na inzage tot de conclusie komen dat het niet deugt. In dit geval zou dat een vreemd besluit zijn.
Nu de zenuwen gieren in alle
mogelijke hoofdkwartieren van politieke partijen, provinciale, nationale en dan
zijn er nog de Europese, terwijl het publiek, de mensen, burgers van alle
politieke gezindten er wat verbaasd naar kijken, want iedereen wordt
aangesproken, met veel gedoe over wat men allemaal niet zal doen. Verkiezingstijd
natuurlijk, maar toch, misschien ook wel een moment van sereen gesprek, liever
dat dan hectische verslagen van partijbijeenkomsten.
Dit is een eerste poging om
iets over het boek van Martha Nussbaum iets mee te delen, want behalve een
artikel van Alicia Gescinska in de Morgen en overgenomen door Liberales is er
nog niet veel gerucht geweest over deze ongewone benadering van het politieke.
Het centrale probleem is dat politiek bedreven wordt op grond van een zo
rationeel mogelijk discours en wie te veel met emoties speelt, kan zich al snel
op populisme laten betrappen. Maar er zijn dus auteurs, denkers die menen dat
de gevestigde politieke elite zich beter ook van wat "populisme"
zou bedienen en ik kan het discours van David van Reybrouck wel begrijpen en
zelfs gedeeltelijk onderschrijven, maar dat is het toch niet wat Martha
Nussbaum voor ogen heeft staan.
Martha Nussbaum borduurt naar
mijn inzicht verder op een idee van Hannah Arendt, met name het gegeven dat men
niet hoeft te vertrekken vanuit de idee dat wereld noch mensen deugen, dat men
er alleen maar verachting voor kan opbrengen. Het tegendeel is bij Arendt en
nog meer uitgesproken bij Martha Nussbaum het geval, namelijk een bewogenheid
die naar liefde neigt voor mensen en voor de wereld. Haar werk
"Mogelijkheden scheppen" liet dat in hoge mate zien, maar in dit werk
blijkt dat nog sterker, onder meer door aandacht te besteden aan enkele al te
bekende redevoeringen, zoals die van Winston Churchill in mei 1940, Abraham
Lincoln in 1865 en diens inaugurale rede bij zijn tweede ambtstermijn.
In gesprekken de laatste tijd
werd gezegd dat de film Lincoln, die het verhaal vertelt over de invoering van
het XIIIde amendement bij de constitutie nogal flauw was en melig... en wat al
niet meer, maar hoewel ik naderhand ook wel vond dat de film mij op een vreemde
manier niet meevoeren kon, moet ik ook erkennen dat de inzet van het gevecht
dat Lincoln leverde wel degelijk belangrijk genoeg is om het te vertellen en
derhalve kon de film mij dan wel overtuigen. Want het amendement zou de
slavernij verbieden en, dat was het probleem, het Noorden wilde vrede, die het
Zuiden wel aanvaarden kon, als er verder over de slavernij gezwegen werd.
600.000 doden, het is niet niks en ook Lincoln wilde vrede, maar zo te zien niet
tot elke prijs omdat zonder het vastleggen dat slavernij verboden was, de vrede
gehypothekeerd zou blijven en een nieuw conflict zo mogelijk nog verwoestender.
Hoe stemmen geronseld werden in het Congres wordt wel zeer ironisch.
Pas toen ik me ervan bewust
was dat voor Lincoln de poltieke berekening die hij in deze episode tentoon
spreidde en waarbij hij alle middelen inzette, ook al waren ze niet altijd even
fraai, werd duidelijk dat de man zijn reputatie van onomkoopbare liever te
grabbel gooide, dan een vrede zonder regeling van de kwestie zelf die tot de
Secessieoorlog had geleid, op te lossen. In die zin ging deze president dus
voor een zaak die hem als persoon had kunnen beschadigen, maar die uiteindelijk
een nieuwe start kon betekenen voor de VSA al bleef de wonde van de oorlog en
de nederlaag in het Zuiden lang woekeren. Abraham Lincoln werd vermoord, in
1865, maar belangrijker dus, ook voor de VSA was dat amendement een doorbraak,
al zou het nagenoeg 100 jaar duren voor in het zuiden wetten de segregatie
konden afbouwen, afbreken. Het probleem is natuurlijk of mensen echt bereid
zijn hun fanatieke gevoelens ten aanzien van hun zaak, ten aanzien van anderen
- en dus ook het eigen zelfbeeld - vanuit andere invalshoeken te bekijken.
Hier komt het werk van
Nussbaum tot de kern van het probleem, want de visie op de relatie tussen
individu en samenleving is sterk gekleurd door wat sinds de Verlichting over
dat individu is gezegd en een van de lijnen is die van het nutsdenken, waarbij
het individu er dus alleen naar zou streven zijn of haar nut te maximaliseren.
Het economisch liberalisme dat zich op Adam Smith beroept, lijkt ook die piste
te volgen, maar Adam Smith schreef ook zijn essay "Enquiry on moral
sentiments" waarbij hij zich verzette tegen de visie uitgedrukt in "the
fable of the bees", van Bernard Mandeville, waarin deze uitlegt dat een
samenleving aan deugd ten onder gaat. Adam Smith schrijft dus zowel over de
onzichtbare hand als tegen Mandeville die meent dat ook onnuttige praktijken,
zoals bandeloos leven, nuttig kunnen zijn voor de economie. De
Mandevilleparadox lijkt in het actuele politieke debat vergeten, maar de
uitgebreide gezondheidzorg wordt geacht alleen een kostenfactor te vormen voor
de samenleving, maar men zou het ook als een accelerator kunnen voorstellen.
Alleen als we allen gaan stilzitten, zou het wel eens gedaan kunnen zijn met de
feestvreugde. Helaas, velen begrijpen deze tijd als een tijd bezwaard door
ernstige problemen en dat roept vragen op.
Precies de kritiek omtrent de
Euro, de steeds sterker wordende samenwerking tussen de lidstaten van de EU
zorgen ervoor dat mensen blijven zeuren over het falen van de Euro en over een
potverterend Europa. Men heeft mij wel eens verweten dat ik de EU te gunstig
gezind ben en dat het mij zou ontbreken aan kritische zin, maar door een scherp
onderscheid te maken tussen de EU als een project, als een aangelegenheid van
publiek belang is het mogelijk ernstig over de uitvoeringsmodaliteiten van
gedachten te wisselen; onder meer de onophoudelijke regen van richtlijnen over
soms onmogelijke details geven de indruk dat de EU vooral een technocratische
ambtenarenstaat is geworden en dat kan wel voorwerp van discussie zijn zonder
de existentie ervan opnieuw ter discussie te stellen. Dat er ambtenaren nodig
zijn om het regeringswerk uitvoering te geven zal niemand ontkennen, dat de
omvang van het Europese ambtenarenapparaat eerder slank mag heten zal voor meer
discussie zorgen, maar dat Europa zozeer een politieke gemeenschap worden kon,
vormt voor velen in de hoofdsteden en bij Eurorenegaten - lui dus die van hun
Europese overtuiging zijn afgevallen, wat m.i. een betere term is dan
Eurosceptici - een doorn in het oog. Waar men dertig jaar geleden - toen
Jacques Delors met grote flair de Eenheidsacte door de instituties joeg -
Europa voor maar weinig politici een probleem vormde, lijkt dat dezer dagen een
steen des aanstoots. Velen keren liever terug naar de toestand van
finlandisatie, naar een toestand van het Duitsland voor 1806, met
kleinstaaterei en verbrokkeling, dan na te gaan hoe dit Europa voor burgers,
wat hun omstandigheden ook zijn, gunstig kan uitwerken.
Europa zou in die zin voor
Martha Nussbaum een interessante toetssteen kunnen vormen, omdat hier de vraag
naar patriottisme gewoon als een onmogelijkheid wordt voorgesteld. Het verhaal
dat Nussbaum doet over het werk van Tagore en John Stuart Mill, waarbij ze
Rousseau en Comte ter discussie stelt, zou in het debat wel sterker aan de orde
mogen komen, want het gaat over de mogelijkheid in een verdeeld land, zoals
India, maar ook de VSA waren en zijn intens verdeeld, opnieuw een grotere
betrokkenheid en zelfs - God beware ons, hoor ik al verzuchten - liefde op te
wekken. Europa zelf heeft de verdeling ten tijde van de Koude Oorlog
institutioneel opgelost, maar er zijn slechts weinig intellectuelen die bereid
zijn erover na te denken hoe we de kloof tussen mensen die toen geslagen is,
alleen al door de uitermate verschillende ervaringen met democratie,
respectievelijk totalitarisme eventueel gedicht zou kunnen worden en vooral niet over de vraag
waarom dit noodwendig zou kunnen zijn.
De redenen beschrijft Martha
Nussbaum dus en die hebben nu net te maken met het feit dat het liberale
denken, het denken dat uit de verlichting zou zijn voortgekomen maar dat zich expliciet
inspireert door de inzichten over vrijheid, gelijkheid en broederschap, toch
wel vooral een rationeel denken over de samenleving is gebleken, terwijl het
inderdaad totalitaire figuren waren die ongestoord met emoties uitpakten, al
moet men het linkse, liberale politieke heir ook niet onderschatten, als het
erop aankomt de emoties te bespelen, maar daar gaat het Nussbaum noch mij om.
De zaak is dat mensen niet enkel in formele zin met de staat, de overheid in
contact treden voor specifieke doeleinden, ligt voor de hand, maar betekent
niet dat burgers en staat, overheid een bijzondere band zouden onderkennen en
daar gaat het bij de Amerikaanse filosofe om.
In de relatie tot Europa zijn
er meerdere hinderpalen, met name de gedachte dat de Europese cultuur voor veel
bloedvergieten heeft gezorgd sinds Colombus de Nieuwe Wereld ontdekte en de
Portugezen naar India voeren. Een andere hinderpaal is dat Europeanen zich
schuldig voelen voor de staat waarin de planeet zich bevindt, onder meer de
uitputting van de grondstoffen en de luchtvervuiling met daar nog eens de
klimaatveranderingen bovenop en tot slot denken nogal wat mensen dat de band
tussen de gedachte aan Europese Eenmaking en de ellende van de Dertigjarige
Oorlog (1914 - 1945) ons het recht zou ontzeggen opnieuw een deuntje mee te
zingen in het nieuwe Concert der Naties. Voorheen had Europa in een of andere
vorm heel veel te zeggen, na 1945 dankte het westen de vrijheid en welvaart aan
de VS, het Oosten de vrede aan de USSR.
Europa heeft inderdaad na 1500
en dat tot 1914 een enorme invloed gehad op wat er wereldwijd gebeurde en dat
was lang niet altijd fraai of humaan. Maar het was ook niet per definitie
inhumaan of een zaak van brute exploitatie. De balans van de geschiedenis giet
men dezer dagen graag in morele termen, maar die balans schrijven we dan
meestal af, merkwaardig genoeg met rode inkt. De materiële balans voor Europa
was gunstig, daar gaat het dan niet om, de morele balans valt niet op te maken,
zoveel onschuldig bloed is er gevloeid, maar goed, dat was al langer duidelijk.
Of toch niet, want ook het verhaal van de kolonisatie was voorwerp van debat -
gelukkig maar - en van politieke propaganda. De opstand in India, van de Sepoys
tegen de Britten is bijvoorbeeld minder diep in het collectieve geheugen
gegrift dan de politiek van de Belgische koning in zijn Kroondomein. Dat het UK
het hele Afrikaanse continent wilde veroveren, was noch is een zaak waar men
vaak over spreekt. Dat Bismark om die reden Leopold II Kongo gunde, om
Frankrijk en het UK een pad in de korf te zetten, maar net ook omdat hij
begreep dat hij de aandacht niet te zeer op Duitse ambities hoorde te richten. Kolonisatie
heeft exploitatie voortgebracht, daarover kan geen twijfel gezaaid worden, maar
of de kolonisatie niet ook gunstige effecten heeft gehad voor Afrika, Azië,
Latijns-Amerika, wordt nog nauwelijks ernstig genomen. Dat het na de
kolonisatie met die landen ook lang niet naar wens verliep, mogen we natuurlijk
ook niet ontkennen, maar de fout lag misschien wel bij de bouwers van witte
olifanten, maar zeer zeker ook bij de regionale politici.
Maar Europa ontwikkelde sinds
het begin van het vorige millennium, maar zich baserend op erfstukken van de
Griekse en Romeinse oudheid, zowel theoretische concepten als praktijken die de
publieke veiligheid, de rechten van personen, de gelijkheid en de vrijheid vorm
gaven. Maar ook commerciële praktijken ontwikkelden zich, zoals de wissel- en
schuldbrieven, termijnrekeningen en andere manieren om te vermijden dat men te
zwaar met goud beladen over 's heren wegen moest trekken.
Europa is als bakermat van het
recht, dat in twee inrichtingen functioneerde, namelijk dat de overheid, zegge
vorsten hun rechten vanaf de 11de eeuw gingen claimen, maar evenzeer werden
persoonlijke rechten toegekend, verdween, ondanks de idee dat de middeleeuwen
een tijd van feodaliteit waren, de horigheid en de slavernij in ergste vorm in
Europa. Natuurlijk was er ongelijkheid, maar als men de groei van steden, in de
Nederlanden, de Rijnvallei en Noord-Italië waar persoonlijke rechten het gevolg
bleken van stadsrechten - hoewel de gedachte dat stadslucht vrij zou maken met
enige omzichtigheid gehanteerd moet worden - door vorsten toegekend. Maar de
belangrijkste grond voor de ontwikkeling van de overheid en de juridische
concepten moet men tot in de veertiende eeuw bij de kerk situeren. Men
onderschat maar al te vaak hoezeer tot in de zestiende eeuw vorsten beroep
deden op bisschoppen, vooral op hoog opgeleide clerici, zoals de man die maar
even paus, Hadrianus VI zou zijn, maar voor Karel V in Spanje het bestuur
verzekerde, eerst als bisschop van Tortosa en vervolgens als regent. Over
kardinaal Richelieu heeft iedereen wel al gehoord. Nu kan men natuurlijk
besluiten dat er bij de kerk nogal wat lui zaten die weinig scrupuleus uit de
hoek kwamen, maar wellicht is het duidelijk dat als Europa, als in Europa
instellingen konden ontstaan die burgers zou voortbrengen, omdat er nu eenmaal
een administratie kon ontstaan die niet enkel de rechten en belangen van de
heerser had te behartigen, maar ook altijd weer rekening had te houden met de
mondigheid van de standen, de adel, de clerus, maar vooral de derde stand. Dat
was dus niet het volk, zoals men het nu graag presenteert, maar wel de
vertegenwoordigers van steden, maar in de Nederlanden doorgaans ook van
plattelandsdistricten.
Wanneer men de rol van de
overheid als objectieve is gaan beschouwen, hangt van de benadering, want de
overheid hoeft te mengen in handelen van
en tussen burgers, tenzij die de overheid te hulp roept. De rechtbank werd naar
Romeins voorbeeld geacht beide partijen gelijk te behandelen, maar of dat te
reduceren valt tot neutraliteit, valt moeilijker vast te stellen. Toch vindt
men daarin wellicht het aanknopingspunt voor de visie van Nussbaum, die
vaststelt dat men zich kan verliezen in theoretische discussies over
rechtvaardigheid, over wereldbroederschap en kosmopolitisme, maar dat het
misschien wenselijker zou zijn dat burgers zich echt betrokken weten bij de
natie. Burgers met mandaat en burgers zonder mandaat hebben er volgens haar
belang bij te begrijpen dat zijzelf en de anderen een gemeenschappelijk doel
omhelzen. Nu ontkent zij niet dat het eenvoudig is de valkuilen van het
nationalisme te omzeilen, want ze noemt ze op, met name het ontwikkelen van een
superioriteitsgevoel en aan de andere kant afgunst ten aanzien van andere
naties. Een Herderiaanse opvatting blijkt moeilijk te bereiken en nog
moeilijker in theoretische concepten te gieten. Toch legt Nussbaum dat uit en laat zij zien
dat als men tegelijk toewijding aan de gemeenschap waartoe men behoort aan de
dag kan leggen, waarbij men als persoon anoniem blijft en de eigen belangen
voor ogen heeft staan, maar die wel gemeenschappelijke belangen onderkent, en
tegelijk ook kritisch kan blijven tegenover concreet beleid, tegenover plannen
van de overheid.
De zaak was, is en blijft of
we die gemeenschappelijke zaak enig belang kunnen toekennen, terwijl we
voortdurend van het nutsprincipe doordrongen worden en van de gedachte dat we
het nut dienen te maximaliseren. Bij Pauw en Witteman had er maandag een
debatje plaats tussen Maarten van Rossum en nog iemand van Artikel 50, dat de soevereiniteit van
Olland wil herstellen, die de Euro noch de Europese Unie genegen is. Dat is
zijn goed recht, maar van Rossum, die we anders kennen als een ongegeneerde
zeurkous kwam deze keer verrassend optimistisch voor de pinnen, althans over
Europa. Maar terecht wees hij die Eurorenegaat terecht dat men de logica niet
moet inzetten tegen Europa. De logica die sinds 1951 Europa's eenmaking heeft
gestuurd, kan men ook maar moeilijk onderuit halen, maar bovendien is de
economische of monetaire logica niet geheel vrij van zwakke plekken. Maar
tegelijk is er weinig ruimte om een debat over Europa aan te gaan als wie waar
we ons aan kunnen wijden. Dat immers gaat de emoties te boven, terwijl geen
enkel politieke entiteit kan overleven als mensen er niet in kunnen geloven.
Het probleem dat zij dus
verder heeft uitgewerkt is hoe men aan de ene kant wel negatieve emoties als
angst, afgunst, schaamte weet op te wekken, maar een nieuwe bevlogenheid, ja
zelfs zoiets als vaderlandsliefde niet weet aan te spreken. Omdat het niet
passen zou of tot (verondersteld gekende) negatieve gevoelens zou leiden. Maar
voorlopig mag men met Martha Nussbaum toch al vaststellen dat er figuren
geweest zijn, zoals Abraham Lincoln, Martin Luther King jr, Mahatma Ghandi,
Nehru of Tagore die niet enkel charisma toegeschreven kregen, maar daar ook met
veel overleg mee omgingen, omdat ze begrepen dat plat populisme de hel zou doen
losbarsten en hun project schaden. Maar ook de populist, zo blijkt werkt berekenend,
weet precies die emoties op te wekken die hem of soms haar te stade komen, maar
de gemene zaak ernstig kunnen schaden. Mensen mogen dus best kritisch tegenover
het beleid te staan, ze hoeven daarom die gemeenschap of natie niet af te
breken en nog minder, lijkt mij, de anderen, zeker de minderheden of
meerderheden niet met dedain te bejegenen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten