Glimlach van een paus
Brief
Aan paus
Franciscus
Over het
omhelzen van de wereld en mensen die erin leven
Brugge,2
april 2014
Zijne
Heiligheid
Een jaar
geleden verraste u Rome en de wereld door uw verschijning, maar vooral door uw
woorden: “zusters en broeders, goede avond”. Maar nadien werd het nog anders,
want u liet zien dat u zich zorgen maakt over enkele obsessies van de kerk. Maar
wat ons vooral interesseert is het feit dat u, meer dan uw voorgangers wel
gelooft in mensen en hen hun onvolmaaktheid niet kwalijk neemt. Nu, de invloed
en impact van wat u, uw voorgangers maar ook andere morele leiders, of mensen
die dat pak aangemeten krijgen, is veel groter dan ooit voordien omdat veel
uitspraken, helaas wel eens veel te beknopt, door de media worden opgepikt,
waarbij niet zelden de eigenlijke opzet van zo een uitspraak verloren kan gaan.
Aan de andere kant hebben de kerken en vooral de RK zich wel eens bezondigd aan
een obsessie met sex, want dat het sowieso zondig zou zijn, daar moesten wij
als leken niet aan twijfelen. Aan de andere kant was het ook klaar als
pompwater dat we ons moeten vermenigvuldigen en dat we aan mensen niet mogen
raken, tenzij ze al te zeer zouden dwalen of mits het de bescherming van de
kudde ten goede zou komen.
Nu behoor
ik niet tot die ex-katholieken die menen dat de kerk ons van alles zou hebben
op de mouw gespeld, ons zou hebben gemanipuleerd en geïndoctrineerd, want hoewel
zeker vanaf de negentiende eeuw de kerk daar wonderwel vergaand in geslaagd
was, waren de leken lang niet altijd
bereid zomaar het spel mee te spelen. En er was het sacrament van de biecht,
dat vele gelovigen zagen als een soms lastig moment, maar ook voor priesters
moet het niet altijd duidelijk geweest zijn wanneer een biechteling oprecht
was. Aan beide zijden was er ruimte voor (zelf-)bedrog, al is dat natuurlijk
ook weer een zonde, maar tegelijk was het inderdaad een disciplinerend
instrument, dat soms leiden kon tot verregaande scrupuleusheid, waardoor mensen
het dagelijkse leven niet meer aankonden. In die zin zal de kerk, of liever zullen soms weinig
zachtzinnige priesters hun boekje te buiten gaand wel mensen diep gekwetst
hebben. Maar goed, de ontkerkelijking ging en gaat veel verder en toch, de
plaats van de kerk in de geschiedenis is daarmee niet zo best geduid.
Men hoort
doorgaans dat de kerk staat voor inquisitie, onverdraagzaamheid, morele
superioriteit en uiteraard hypocrisie, maar de rol van machthebbers daarbij mag
men niet ontkennen en soms waren er gelovige priesters of zusters die net
weigerden mee te gaan in die verhalen van machtswellust of diepe angst voor de
eigen positie. Maar hoort men wel eens over de beschavende rol van de kerk
spreken? Werkelijk, dit is ernstig want de kerk was voor het jaar 1100 nog niet
echt bij machte veel invloed te hebben op plaatsen waar het wereldlijk gezag
niet echt uitblonk. Maar net door de inbreng van de kerk, met “vredes” die werden ingesteld om
plaatsen en momenten van vrede te scheppen, waar of wanneer geen wapens
gedragen, laat staan gehanteerd mochten worden, is minstens zo een belangrijke
bijdrage van die kerk tussen ongeveer het jaar 1000 en 1200, waardoor markten
bijvoorbeeld veilig voor goederen en
voor mensen konden verlopen. In Vlaanderen is er zelfs een graaf voor uit zijn
ambt gezet, met name Willem Clito die in 1128 in Torhout de marktvrede had
geschonden. Enfin, Willem verloor kort nadien een veldslag tegen Diederik van
den Elzas, die de rest van de eeuw, met zijn zoon Filip Vlaanderen zou mogen
besturen. De klerk Galbert van Brugge vroeg zich af hoe of dat te begrijpen
viel en legde daarmee ook een begin van een fundament voor het nieuwe denken
over macht en machthebbers.
Uiteraard,
als Bruggeling kan ik ook verwijzen naar de rol van religieuzen in de
ziekenzorg want in Brugge, met het oude Sint-Jan, werd al vroeg een institutie
ontwikkeld waar zusters de verpleging op zich namen. Men zal ook opmerken dat
de stedelijke magistraat en de kerk hier de handen in elkaar hebben geslagen om
het project te laten slagen en 800 jaar later genieten we nog altijd van de
goede zorgen, maar het zijn niet meer de oorspronkelijke Augustinessen die de
zorg op zich nemen, maar vooral leken. De samenleving is immers behoorlijk
veranderd.
Het
onderwijs veranderde ook en men wilde – zoals in Frankrijk in 1905 het geval
was – het onderwijs helemaal laïciseren, wat gezien de tijdsgeest nog niet zo
onbegrijpelijk zou zijn, maar wel blijkt te botsen op de vragen en
verwachtingen van ouders. Maar waar gaat het vandaag om in het onderwijs?
Inzetbare mensen maken? Of mensen die als erom spant neen durven zeggen, maar
ook ja. Het gaat immers om wat men doorgaans autonomie noemt, maar het gaat, zo
mogen we vermoeden, om meer dan alleen moeten beslissen, want we leven niet
alleen. In het onderwijs leven oude vormen verder en ouders hebben er wel
vertrouwen in, terwijl ze de onderwijshervormers verdenken van overdreven
dienstijver, waarbij ze de vorming van mensen vergeten. Merkwaardig is het vast
te stellen dat in de hervormingsprojecten het persoonlijke vormingsproces
onderuit is gegaan.
Dat maar
om vast te stellen dat uw aantreden de klassieke twistpunten tussen behoudsgezinde
en hervormers op een zijspoor lijken te raken. Omdat u, van begin af aan, een
andere invalshoek hebt gekozen, waarbij u de dogmatiek met enige soepelheid
hanteerde, kon u bij Vaticaanschouwers en anderen een gunstige indruk geven.
Het gaat immers om de mogelijkheid, kan men vaststellen over het overdenken van
de menselijke conditie in een nieuwe context. U riep dat de doden die op de zee
rond Lampedusa gevallen waren een schande genoemd moest worden, waarbij u zich
afvroeg hoe we die mobiliteit van mensen beter kunnen sturen om dergelijke rampen
te voorkomen. Maar ik had de indruk dat ook u begreep, zoon van Italiaanse
emigranten, dat migratie op de schaal die we nu kennen niet zo gemakkelijk te sturen valt. Er zaten, voor wie oplette,
heel wat schakels in het verhaal van de scheepseigenaren over de passeurs
tussen, maar ook veile ambtenaren in Lybië en andere Afrikaanse landen waardoor
die overtocht mogelijk werd gemaakt en zelfs voorgespiegeld aan mensen die een
beter leven willen.
Maar
“Schande” roepen, volstaat dat? U en ik en vele anderen weten dat dit niet eenvoudig
was en ik had de gedachte dat u met die schreeuw de gevoelens van velen
uitriep, maar dat het vooral een wanhoopskreet was: zelfs als iedereen zou
meewerken de overtochten tegen te gaan, zou
men toch nog met zware problemen af te rekenen hebben, want de snelle
bevolkingsgroei in Afrika zorgt voor nogal wat ongerief en vooral conflicten,
die vaker dan verwacht religieuze tintjes krijgen, zoals in de
Centraal-Afrikaanse Republiek het geval bleek. In oorsprong waren de
ongeregeldheden het werk van losse groepen die pas naderhand een religie
opgekleefd kregen: eerst werd een groep moslim en vervolgens begonnen ook de
christenen hun belangen te behartigen met machetes in de hand.
Nu zijn
net dat soort voorvallen en ernstige conflicten er mee oorzaak van dat een
aantal opiniemakers menen te mogen stellen dat de betekenis van religies en
religieuze instituties voor de samenleving eerder negatief is, zoniet nefast.
En daar valt echt wel over te redetwisten. We moeten het ook niet beter willen
maken dan het is, maar tegelijk kan men maar moeilijk volgen als men de
verwijten ten aanzien van religies blijft opstapelen en bovendien oude
verwijten zonder kennis van de context blijft herkauwen.
Het is zo
dat de kerk bij momenten een monopolie had op de levensbeschouwingen, maar
zowel tijdens de eerste Middeleeuwen als tijdens de hoge Middeleeuwen en later waren er altijd
stromingen die zich nog niet met de kerk vertrouwd hadden gemaakt of er afstand
van namen. Goethe en Schiller noemden zich Heidenen en waren er trots op,
Voltaire beschreef hoe Engeland de religie van minder gewicht was omdat het een
nationale kwestie was en omdat – abstractie gemaakt wellicht van de hardliners
onder de dissenters – de meeste mensen zich pro forma bekenden tot de
Anglicaanse kerk en verder filosofisch hun eigen wegen volgden. Dat was de
situatie die Thomas More had beschreven in Utopia. Nu, in de negentiende eeuw
slaagde de kerk erin grote massa’s te
bereiken met een sterk uitgebreid heir aan priesters, want hier bleek het Gentse model van volkskerstening,
als deel van een katholieke restauratie in Europa na de revolutionaire tijd
(1789 – 1815) wel geslaagd mag heten. Er was overigens volk beschikbaar dat
graag sociale promotie wilde maken en via studie omhoog kon komen. Ik sprak van
het Gentse model zoals Prof. Jan Art dat beschreef, maar ook Stendhal geeft er
kennis van, want in “Le Rouge et le Noir” komt Julien in een seminarie in
Besanςon terecht, waar hij zich ergerde aan een bende lompe boerenknechten, die
via de kerk aan het zware labeur poogden te ontsnappen. U zal begrijpen dat men
niet altijd echt geloofde, ook al moest men wel heel wat opgeven.
En toch
mag men niet blind zijn voor de gunstige en beschavende werking van de kerk. Weet
u, ik kan dit nu zonder meer schrijven
omdat ik de mening ben toegedaan dat de tijd van strijden tegen de kerk
wellicht niet veel zal opleveren aan inzichten. Bovendien strijdt het met de
idee van tolerantie als men de ander steeds weer blijft verketteren. Enige
reflectie heeft me geleerd dat de kerk sinds Vaticanum II op een aantal punten
de stap naar de twintigste eeuw wel had gezet, maar dat het punt was dat enkele
dogma’s niet mochten sneuvelen, zoals de moeilijke kwestie van leven en dood.
In Vlaanderen is er een facebook-groep actief die de oude Mechelse Catechismus
opnieuw in ere wil herstellen, maar het lijkt me een weinig aantrekkelijke en
vooral van creativiteit gespeende oefening te zijn. De vraag hoe we ouder
worden mensen een waardig levenseinde bezorgen reikt veel verder dan de vraag
om euthanasie of de weigering euthanasie
toe te laten.
Patrick
Lateur sprak onlangs in Brugge over zijn vertaling van de Ilias naar het
Nederlands en liet ons weten dat hij zich er wel eens over verwonderde hoe
gemakkelijk men zaken van geloof terzijde schuift en nauwelijks wenst of durft
te accepteren dat men nog een geloof kan aanhangen. Is het Hegels Tijdgeest? Of
speelt mee dat we zo gewoon zijn de nadelen van een lidmaatschap bij een kerk
te overschatten en de betekenis die mensen eraan kunnen hechten te
onderschatten. Sociologisch onderzoek lijkt nu wel voortdurend aan te duiden
dat mensen met een uitgesproken levensbeschouwing, meestal een religie ook op
andere vlakken nauwer betrokken zijn bij het maatschappelijk leven en zich meer
inzetten voor vrijwilligerswerk. Ook zouden gelovige mensen minder vatbaar zijn
voor populisme en extremisme dan mensen die er geen uitgesproken opinies of
religieuze inzichten op na houden. Klopt dat werkelijk? Dat valt moeilijk
zonder verder onderzoek te betogen?
Het is
wel zo dat sinds de jaren van het concilie de kerk er niet meer in geslaagd is
te communiceren met de steeds hoger geschoolde leken. Goed, over de wondere
verhalen in de Bijbel kan men inderdaad niet veel zeggen, maar dat geloof wel voor
redelijk denken vatbaar is, ontgaat velen, ook zeer erudiete mensen, want zij
gaan voorbij aan de traditie van enkele eeuwen van het schrijven van
commentaren bij de bijbel en commentaren bij commentaren en soms keerde men nog
eens verbaasd terug naar de eerste teksten, vaker ging er een nieuwe laag
commentarenijver overheen. Was het resultaat niet overdonderend en ook wel eens
onthutsend – ik denk aan de interpretatie van het hooglied, dan zijn die nu zo
goed als uit het geheugen verdwenen, wat ook de classicus Patrick Lateur leek
te betreuren.
Voor sommigen,
zoals Erasmus en Thomas More drong een hervorming zich op, maar niet op de
wijze die eerst Luther en later, in een nog scherpere zin Calvijn in de zin
hadden. Maar deze heren waren misschien min of meer uniek, de traditie waarin
zij stonden en waaraan zij nieuwe impulsen gaven laat toe vast te stellen dat
de zogenaamde almacht van pausen en kerk ook toen best gerelativeerd wordt.
Maar er waren er nog anderen, zoals Ignatius van Loyola of kannunik Triest die
andere invullingen gaven aan een christelijk leven dan de seculiere kerk
presenteerde. Ook de protestanten overigens kenden hun richtingenstrijd, zodat
wie zich over de godsdienstgeschiedenis van Europa, al was het maar tot 1648
wil uitlaten, zal zich best hoeden voor het afsnijden van de bochten, want het
meanderen van de stromen van ideeën zelf maakt er allicht de kern van uit.
Wat weten
we nog van Augustinus, Abelardus of Thomas van Aquino? Wat te denken van die
talloze tussenstations, zoals Beda, Alquin, Burchard van Worms, Rupert von
Deutz? En dan kwamen er ook wel eens zijscheuten, zoals Marsilio Ficino en
Giordano Bruno, die in het Neoplatonisme gingen grasduinen en uiteindelijk
verwijderd geraakten van de rechte leer door zich abusievelijk te beroepen op
pre-Mozaïsche teksten, c.q. het Corpus Hermeticum, dat mee de basis zou leggen
voor nieuwe, esoterische stromingen in het westerse denken. Frances Yates heeft
over deze stroming een paar boeiende werken geschreven, maar journalisten en
commentatoren dezer dagen vinden het niet nodig er aandacht aan te besteden.
Uiteindelijk, zeggen zij met grote zelfvoldaanheid, blijken die zaken de tand
des tijds niet te doorstaan. Maar als Jacques Le Goff een zaak duidelijk
gemaakt heeft, voor mij althans, dan is het dat de historicus en vooral de
ideeënhistoricus zich niet alleen met een geschiedschrijving kan tevreden
stellen waarin de zaken als evident in een richting zouden evolueren en dus wat
nergens toe zou leiden ook geen plaats zou hebben in de officiële geschiedenis.
Maar goed, nadat de stervende kerk – in Europa - de triomfalistische toon en zelfzekerheid
heeft afgelegd, zijn er anderen die zich beroepen op het rationalisme, maar
vergeten hoe innig verweven Descartes altijd nog was met de oude christelijke
antropologie en tegelijk hoe vijandig hij in werkelijkheid stond tegen meer
empirische vormen van onderzoek, net omdat hij zijn eigen observaties meende te
moeten wantrouwen.
Want als
de Verlichting iets betekent voor Europa, dan is dat alweer min of meer haars
ondanks aan de kerk toe te schrijven. De Verlichting was in eerste instantie
een zaak van mensen uit de elite en de bourgeoisie, want hoewel men graag
vertelt dat Denis Diderot arm was, was zijn familie behoorlijk welgesteld en
dreef zijn vader een smidse voor het betere werk, messen en
chirurgijnsinstrumenten. Maar net als Voltaire een generatie vroeger kreeg ook
Diderot zijn vorming bij de Jezuïeten en werd hij er gevormd tot een autonoom
denkend man. Maar wie hem onderbrengt bij de zogenaamde radicale Verlichting,
moet zich wel afvragen wat dat kan betekenen, want zelfs zijn atheïsme was
vooral gericht tegen de machtsaanspraken van de kerk en van de vorst – die nog
putte uit het zonnestaat-idee dat Tommaso Campanella had aangedragen bij het
Franse Hof en door Louis XIV voor eigen gebruik werd aangewend.
Natuurlijk
draait het vanaf Abelardus over Thomas van Aquino tot Einstein om de ratio,
natuurlijk kunnen we als mensen maar beter proberen een goed inzicht te
verwerven in de aard der dingen – inderdaad, de rerum
natura – maar evengoed is het wenselijk er rekening mee te houden dat men de
emotionele kant van mensen niet kan ontkennen noch zomaar kan gaan sturen.
Onder meer Rudiger Safranski heeft er in zijn essays op gewezen dat mensen
ervoor beducht moeten zijn te vergeten dat de ratio geen slaaf kan zijn van de
emotie, want dan gebeuren er nare dingen. Maar de emotie verdrukken of
wegdrukken, zal altijd weer blijken, kan evenmin veel heil brengen.
Sinds ik
kennis maakte met de Stoa stond me erbij tegen dat die filosofie, hoe
heldhaftig men ook het aardse leed en de verleidingen weerstond – juist aan het
vermogen voorbij ging van mensen om zich met andere mensen te verhouden. Hannah
Arendt schreef over Amor Mundi, maar nog altijd zijn veel filosofen vandaag
behept met een onmiskenbare afkeer van de wereld. Zoals Plato al leerde – maar zo
niet de oude Socrates – moet men deze wereld niet te ernstig nemen. Maar goed,
binnen en buiten de kerk blijft men zitten met een onstilbaar verlangen naar zekerheid,
duidelijkheid en sluitende richtlijnen. De kerk heeft zich, sinds de
moderniteit de hele samenleving veranderde - vaker ten goede dan anderszins –
en de technische en technologische vooruitgang onze levensomstandigheden
grondig hebben gewijzigd, we denken aan de introductie van contraceptiva, aan
ivf maar ook aan talloze mogelijkheden om het leven van personen te redden en
in redelijke kwaliteit te verlengen, te vaak restrictief zo niet verbiedend
opgesteld omdat men een mens- en wereldbeeld bleef hanteren dat uitging van de
zwakheid van de mens en ook wel vanwege een onmiskenbare angst mensen hun
vrijheid en verantwoordelijkheid en dus een eigen oordeelsvermogen te gunnen.
Maar, bekeken anno 2014 moet ik vaststellen dat het paternalisme vanwege
kerkelijke autoriteiten weliswaar blijk gaf van eng denken, maar ook dat de hiërarchieën
niet alleen stonden in die houding.
Nu u een
jaar de titel van bisschop van Rome en Paus van de Roomsche Kerk draagt, moet
ik vaststellen dat u veler hart heeft veroverd, maar dat van uw exhortatio
enkel onthouden werd dat u de vrouw niet tot het priesterambt wil toelaten,
terwijl u toch wel meer te vertellen had. Natuurlijk, zoals elke machthebber
bent u gebonden aan de traditie en aan wat uw pairs u toelaten te zeggen of te
veranderen. Toch meen ik mij te herinneren uit mijn studie middeleeuwse
geschiedenis dat lange tijd de gedachte gold dat elke paus eerder de opvolger
was van Petrus en net zoals de rotssteen de eerste stedehouder van christus op
aarde mocht heten dan opvolger te zijn van de directe voorganger. In theorie
liet dat pausen toe zonder omzien naar het werk van de voorganger de eigen prioriteiten
uit te voeren. Maar een instituut verdraagt geen echte breuken en dus kon
Johannes XXIII wel een concilie op stapel zetten maar eens het concilie achter
de rug was, kon niemand verhinderen dat behoudende krachten een deel van zijn
intenties vergaten en vele stukken van het concilie liever onbesproken lieten.
Het is Paus Paulus VI gelukt zowel voortgang te geven aan inzichten van het
concilie als aspecten ervan in vergetelheid te laten verzinken. Ook Johannes
Paulus II was niet bij machte de opzet van het concilie recht te doen, deels
omdat hij bepaalde vernieuwingen in liturgie en theologie liever niet zag
doordringen tot de dagelijkse praktijk, deels ook omdat een steeds sterker
wordend heir van mensen met een hang naar het verleden greep kregen op de
communicatie omtrent kerkelijke zaken. Want mensen als Hans Kung of
Schillebeeckx werden in Rome met de vinger gewezen, omdat ze de kerk te zeer
zouden ondergraven en vooral – uiteraard – de dogma’s zouden afwijzen. Ook de
bevrijdingstheologie kon niet op veel steun rekenen en hoewel de link met het
marxisme evident was, ook voor Leonardo Boff en anderen, was het zo dat hun
theologie in andere delen van de wereld misschien invloed had kunnen uitoefenen
en zelfs voor een burgerlijk sujet als ik staat niet vast of de uitwerking
daarvan a priori op een eenduidige marxistische benadering zou uitgelopen zijn.
Want er zaten bij het denken van Boff ook andere consideraties in de weg opdat
dit het geval was geweest.
Maar u
hebt zelf in Argentinië een en ander meegemaakt, waar wij West-Europeanen ons
niet altijd voldoende rekenschap van geven, de dictatuur van 1976 tot 1983, de
grote monetaire crisis goed tien jaar geleden (1998 – 2002). Wellicht moeten we
ook daar de aspiraties van de burgers naar een beter leven aan toevoegen en de
ontreddering die dat met zich kan brengen als die alleen vertaald wordt in
streven naar overvloed en overvloedige consumptie. Overvloedig betekent dan
inderdaad dat men meer tot zich neemt dan goed en wenselijk is. Misschien is
het dat wat u met zich draagt net als stille verwijten aan uw adres dat u
tijdens de jaren van Videla en Viola niet oplettend genoeg zou zijn geweest en
eventueel zelfs medeverantwoordelijk voor de dood van twee confraters zou zijn
geweest. Men heeft dat al te ras willen toedekken, al denk ik dat de aantijging
vooral geuit is geworden om uw gezag al van begin af te ondergraven. Want hoe
kunnen wij, in Europa en nog enigszins verblind door de verhalen over Juan en
Isabella (Martinez de) Perron de gebeurtenissen van 1976 en later inschatten.
Goed, er zijn goede werken over verschenen, maar het is nog altijd iets anders
in het systeem te leven dan wel vanuit een redelijk democratisch bestel ernaar
toe te kijken.
Ik
bedoel, hier spelen inderdaad oordeelsvermogen en verantwoordelijkheid een
cruciale rol en dan nog iets, wat wij in het politieke niet vanzelfsprekend
opnemen, amor mundi. Men stelt dat burgerschap, ook in de civitas Dei, te maken
heeft met rechten en plichten, maar dat lijkt mij, met een atheïst als Fernando
Savater in steun een te beperkte en bekrompen benadering: goed samenleven vergt
meer dan het naleven van de geboden en verboden, maar tegelijk ook moet men
zelf aan dat samenleven een eigen bijdrage willen leveren, maar dus ook kunnen
en mogen betrouwen op het eigen oordeelsvermogen. En dan blijft de vraag die in
deze tekst altijd meezoemt: kunnen we van deze wereld voldoende houden opdat ze
voor ons en de samenlevingen waarin we leven iets goeds betekenen kan en opdat
wij ervoor zorg zouden dragen. En wat onze relatie met medemensen betreft, die
is afhankelijk van concrete omstandigheden, maar kunnen we ervan uitgaan dat we
onze eigen belangen of rechten niet laten gelden zonder ook met die van anderen
begaan te zijn?
Het komt
mij voor, zoals bijvoorbeeld Lieve Joris stelde, maar ook een Chantal Mouffe
laat verstaan dat onze democratieën met zichzelf in de knoop liggen, maar
anders dan mevrouw Mouffe ben ik de mening toegedaan dat de eigen inbreng van
mensen, aan te top én aan de basis wezenlijk is voor het revitaliseren van zo
een burgerlijk democratisch bestel. Lieve Joris meent dat we in Europa de zin
voor omgang met anderen verloren zijn en tegelijk de moed om zelf iets in te
brengen. Hoewel zij die opmerking maakte in een gesprek/lezing over haar boek,
op de vleugels van de draak, lijkt het me belangrijk er hier naar te verwijzen.
Want als we terugdenken aan mensen als Diderot en Voltaire, Spinoza en
Wittgenstein, maar ook aan Emilie de Chatelêt of in onze tijd Tomas Sedlacek, dan weten we dat
er een zekere rigueur in de opvattingen van doen is. Tegelijk kan men ook
denken aan het werk van Huizinga, waarmee meteen ook weer die andere vraag op
de voorgrond komt: kunnen we alleen maar pessimistisch naar de samenleving
kijken, zonder onszelf tekort te doen en vooral medemensen?
Als kerkvader
lijkt u die kant ook op te kijken, weg van een onbetwistbare afwijzing van de
mens, omdat u weet dat De mens nu eenmaal niet bestaan kan. Elk specimen heeft
eigen mogelijkheden en ook wel gebreken, maar wat is een gebrek? Laten we die
discussie nu niet openen, want het zou ons brengen tot inzichten die in deze
tijden, waar men het heeft over de maakbare mens tot praktijken die misschien
niet zo mensvriendelijk zijn als ze lijken. Maar het was nu net Arendt die vond
dat men mensen omwille van hun gebreken niet kon afwijzen. Maar als ze na de
oorlog wel contact zoekt met Heidegger, is het niet om hem te vergeven.
Heidegger, zo viel onlangs te lezen zou meer antisemitisme aan de dag gelegd
hebben dan hij lange tijd zijn omgeving heeft voorgehouden. Arendt heeft zich
met aspecten van Heidegger ook nooit kunnen verzoenen en dan al zeker niet diens
idee dat we niet aan onze existentie kunnen ontkomen en die is niet bepaald
positief. Net daartegen zou Arendt zich vanaf haar doctoraal proefschrift met
de titel “het liefdesbegrip bij Augustinus” verzetten. Maar toch wordt die discussie
vandaag niet meer gevoerd: kan men deze wereld en de mensen die erin leven wel
in het hart sluiten. U lijkt daar toe bereid het te beproeven en dat lijkt me
in deze tijd van fobietjes wel een pro.
Vale,
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten